Historisch Archief 1877-1940
DE AMiTERD AM1IEB, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.
f
te willen steunen. De dringende uitvoering
zoude zooveel te eer bespaedigd wordjn,
meent h\j, indien de gelden aoodig voor de
gtichüng, vóór zyn vertrek'naar Zuid-A'rika,
begin September, waren gevonden.
Reeds ie de grond voor^de eerste school
ten geschenke aangeboden doof den heer
Wolmarans, ons alien zoo bekend en is ook
door dien heer dekking van de exploitatie
kosten door deelneming van gezeten burgers
toegezegd..
- Rest aan Nederland het kapitaal voor de
stichting en inrichting van het gebouw te
complet eeren.
Het is een maatregel van dringende zorg,
vooral sedert den invoer der Chineezen, dat
het armste deel van het Afrikaanscheevolk
in elk geval n aanzien blijft staan boven de
minste uitlan Iers. Dat zou de ondergang
zijn -:-VRn het Afrikaansche volk als z'gne
zonen, op eigen bodem, uit armoede zouden
wor.len tot het ondergeschikte ras.
Een van de middelen om dit te verhoeden
ia het stichten van arabachtsscholen, door
de voormapnen van Zuid-Afrika dan ook op
het dringendst aanbevolen.
Ten bew\jze heeft de directeur der voor
noemde Maatschappij) ons de volgende ver
klaringen voorgelegd: 27 Oct. 1902, schreef
de h -er A. D. W. Wolmarans, o. m.: Ten
Tervolge.. op mgn schrijven van 29-9 jl. en
naar aanlgding van ons onderhoud omtrent
het bedrijfs ^kapitaal voor een op terigten
ambagtschool, wensen ik hier te herhalen
. Tp»t Ik ?vroeger z^de, dat tic het grond voor
zodanige ? school gratis xulten afstaan aan
zodanige school. En «Is 11 «n ons andere
vriend*» <er in kunnen slagen om «en goed
. kapitaal voor het op en inrigtiBg van zodanige
school te 'vinden, wy ?zuilen trachten OTxler
ons ttAven in het bedrsjfkapïtaal te voorzien
de»r «chod-, kas-, en l ogieeg* W," vrij willige
bydrageü«nu. -ent. en>eoo mogelijk door een
subsidie van omen .emrtueel op te rigten
gchec-h-aad, etc., ?want aan bedoelde school
zal o»k -moeten -verbonden worden «en klasse
«f getesenfeead TOOT gewoon lager zoo noodig
mMdfHwrar onderwijs, opdat zulke kinderen
niet frMieel «ngeieetd of Hefe dat zij een goed
6-pvee*Bg tevens krijgen.
Ook als uw plan slagen dat aan wees
kinderen een voorschot gegeven worden zal
d»t -veel helpen."
In lat«re correspondentie schreef de heer
A. D. W. W. 17 Oet. 1903 o.m.:
OnderrietmÏBgen in den vorm van gewone uitdee
ling troost wel voor eeuige dagen, doch is
spoedig verdwenen en men kan zelfs niet
zi«n waar geholpen werd, daarom kan onze
vrienden, d=j armen onder ons volk niet beter
helpen dan door 'tstig'en vaneen
ambachtsschool -waarin de arm« kinderen en weezen
onder ens volk een ambacht kan leeren,"
??89 Juli 1-904 wordt na een onderhoud met
Ond-'Preaident Steyn namens Z.H.Ed. door
den waarneraenden secretaris gestfcreven:
Z.Ï. Edele de heer M. T. Steyn heeft ing
opgedragen U in antwoord op a w tot hem
gericht yerzoek, mede te deeten dat het
stichten van Ambachtscholen in Zuid-Afrika
naar ssijtie meerling m de gegeven omstan
digheden voorziet in eene der meest drin
gende -behoeften vnn het Afrikaansche Volk.
Z.'H.'Edeie''kan dan ook het tot stand komen
Tsn dergerjfke stichtingen rck't anders dan
van'harte toejuichen"
15et komt ons voor na dese ni tspra ven dat
meerdere aanbeveling onnoodig is. Er is-wel
TBE/1 gegeven, maar ook dit geld zal als de
rechte personen worden bereikt, wel w<jrden
gevonden. Wij steFlen ons gaarne beschikbaar
toezeggingen van giften in ontvangst te nemen
en die den Directeur van voornoemde Maat
schappij tot Handhaving van Stamverwante
Belangen in Zuid-Afrika den heer O.
Kamerlingh Onnes, ter nadere verantwoording te
djen toegaan.
IIIIMimilNIIHIHIIMIItMHIIIIMIIIIIII
Een WjnBHi-onterzoek te Rottertoi.
II. (Slot).
'De Botterdamsohe Gezondheids-commissie,
nit wier dezer dagen gepubliceerd
woninganderzoek ik in het voorlaatste no. enkele
TANTE RHABARBER.
Vertelling van
6ERTRUD FRAXKE SCHIEVELBEIN.
I.
Tante" noemde ik ze alledrie. Niet, omdat
het werkelijk tantes van mij waren, doch
alleen met het recht van de nog uit den
goeden, ouden tijd dagteekenende gewoonte,
dat alle mogelijke mannelijke wezens ooms"
en alle vrouwelijke tantes" waren.
Toen ik -zoowat een jaar of zes was, zag
ik ze voor het eerst en wel bij gelegenheid
van een visite, die ik er maakte met mijn
ouders. Die visite I... ik vergeet haar m'n
heele leven niet.
Mijn vader was schilder en leeraar aan de
teeken-akadernie. In de zomervacantie gingen
we .altijd naar bniten, want papa had het
meestal verbazend druk en zocht in het stille,
rustige buitecleven, ver van alle steedsche
beslommeringen, verademing voor de door
gestane vermoeienissen en nieuwe levens
kracht voor de toekomst.
't Liefst koos hij zi'-.h een verblijf dicht bij,
of in een bosch uit. Dikwijls was er sprake
geweest van een reisje naar Berlijn, maar
't was altijd bij het enkele voornemen ge
bleven, tot op zekeren dag het plan tot rijp
heid kwam en we werkelijk met ons drieën
naar Berlijn trokken.
Ik, voor mij, vond de stad met die bijna
tot aan den hemel reikende huizen in n
woord verschrikkelijk. En als er niet zoo'n
legio ooms" en tantes^ geweest waren, die
bij onze verschijning allen zonder uitzonde
ring zoo'n uitbundige vreugde aan den dag
gelegd hadden en mij behandelden alsof ik
een wereldwonder was, dan zou ik zeker
dien akeligen indruk van mijn vader's ge
boorteplaats mee naar huis genomen hebben.
Op zekeren dag kreeg ik een prachtige
crème-jurk, lange zwarte zijden handschoe
nen aan *n een enorm grooten Fl oren tij
nsehen hoed op mijn lange blonde krullen.
Toen ik in den spiegel keek, vond ik me zelf
gegevens mededeelde, heeft inderdaad de
kwestie van alle zijde bekeken. Niet alleen
de vraag hoe zijn de woningen, maar ook:
wie wonen er in, en hoeveel huur betalen
de bewoners voor hun krotwoningen, wordt
uitvoerig in'hare tabellen beantwoord, waar
mee de sociale zijde van het vraagstuk bij
uitstek goed belicht wordt.
Ik kom daarop straks nog terug. Behalve
de zeer ongunstige cijfers over de n
kamer-woningen, " en het aantal bedsteden,
zijn nog typisch voor den treurigen
woningtoestand der armere klasse: de
gegevens omtrent de verdiepinghoogte
der onderzochte woningen. Noemt men
eene verdiepinghoogte van 3 M. eii meer
goed, van 2.76?3 M. voldoende, van 2.51
tot 2.75 M. onvoldoende, van 2.01 tot 2.5 M.
zeer laag, en van 1.50 tot 2 M. slecht, dan
krijgt men als resultaat, dat van de 1335
onderzochte woningen 136 zeer slecht, 711
zeer laag, 207 onvoldoende eu slechts 281
voldoende en goed zij n. Een uitermate slechte
verhouding dus ! n wijk 4, de oude
stadsbuurt, is de verhouding nog slechter: daar
zijn van de 488 woningen 307 zeer laag en
slecht, d. i. bijna 60 pCt. Dezelfde resul
taten verkrygt men bij eene berekening naar
de -luchtruimte per persoon, over welke het
Kapport eveneens eenige tabellen bevat.
Stelt men als gemiddeld benoodigd voor n
persoon 10 M3. luchtruimte, dan zijn in
wyk 12 van de n-kamer- woningen 36.4 pCt.
^an de t wee-kamer-woningen i5.07 pOt. van
de drie-ka«er-woningen 6.08 pCt. onvol
doende. Past men dezelfde verhouding toe
op de slaapvertrekken, alcoven enz., dan
wordt de verhouding nog veel oogunstiger :
dan is b. v. in wijk L2 niet niiader 69.18
pCt. onvoldoende! Stelt men de eischen iets
hooger, zonder in het onredelijke te ver
vallen, b. v, 15 M3. voor eiken volwassene,
dan wordt het percentage on voldoende nog
aanmerkelijk verhoogd, en zijn «r van de
100 n-kamer-woningen nog geen 20 die
voldoende zijn.
Och, of men de eene taJbel neemt of de
andere het resultaat biyft overal hetzelfde.
Gebrek aan licht, aan lucht, aan ruimte,
hier in ontzettende, daar in wat mindere
mate. En dan zal rk de tabellen over de
privaten maar orerslaan hoewel ook
daaruit de benarde toestand, met zijn ge
volgen van onreinheid en vervuiling, dui
delijk blükt. Het meest voorkomende gebrek
in deze woningen is: het ongedierte. Dat
is ontzettend! Van de 813 n-kamer
woningen in wijk 12 hadden er 350 hinder
van ongedierte! Een verbazend groot aantal
heeft ook hinder van vocht, vooral in 't oude
stadsgedeelte, waar men woont buiten (Ie
water-keerende Hoogstraat, en waar 82 pCt.
der kelders hinder van 't water hebben !
Welk een ongezonde toestand, vooral ook
voor zwakken en kinderen, daarvan nood
zakelijk het gevoly moet zijn; laat zich
begrijpen.
De opgaven omtrent de woninghuren
toonen aan, dat, naar verhouding van het
inkomen, deze in alle opzichten onvoldoende
woningen zeer duur moeten worden betaald.
Van 855 n-kamer-woningen doen 266 een
huur van f 0.75 tot f l; 294 van f l tot f 1.50,
en 148 yau f 1.50 tot f 2.50. Hierbij zijn
geen café's en winkels ! In wijk 4 varieeren
d« huren der 219 n-kamer-woningen van
f l tot f2. Er eijn er echter nog 8 n
kamer-woningen in deze wijk waar f2.50 be
taald moet worden. Zoo valt ook te berekenen,
hoeveel in deze woningen de M3. woon
ruimte per jaar kost. In wijk 4 is dit
bij 365 woningen nagegaan, waarbij o. m.
bleek, dat 128 dezer woningen van f' 1.50.
tot f 2 per M3. per jaar kosten; 99 betalen
f l a f2.50, en 100 dezer krotten kosten
f 2.50 tot f 5.50 per M3. per jaar !
Door wie worden deze woningen bewoond ?
Dat is een belangrijke vraag. Immers, wat
is het doel van eik dusdanig onderzoek,
althans wat behoort het doel te zijn. Dit,
dat of door de gemeente, of door particulieren,
of door samenwerking dezer beiden, betere
toestanden voor die van thans worden ge
schapen. Maar die hulp moet zich aan
passen aan de bestaande verhoudingen,
en indien men ooit liefst spoedig er
precies een wandelende paddestoel.
Hoe kom je-toch in vredesnaam aan al
die malle ideeën ?" zei mama, die toevallig
gehoord had, wat me daareven ontvallen was.
Doe me asjeblieft n plei/.ier en houd,
als je bij de tantes, waar we vandaag naar
toe zu'len gaan, iets ziet, dat je vreemd
voorkomt, je op of aanmerkingen vóór je, tot
we weer thuis zijn !"
Ja, ja!" liet mijn vader hierop volgen,
houd in 's hemels naam je mond, want je
zoudt misschien de gekste dingen zeggenen
óns daardoor in verlegenheid brengen. Denk
er dus om te zwijgen."
Ik had het ongeluk een tamelijk weetgierig
klein ding te zijn en wilde van alles, wat ik
zag, en dat me nieuw of vreemd voorkwam,
het hoe en waarom weten. En als ik dan
uit louteren aandrang om ergens het fijne
van te willen weten, een of andere vraag
deed, of openlijk met mijn eigen waarne
mingen en opmerkingen voorden dag kwam,
gebeurde het niet zelden, dat deze een luid
gelach verwekten. Ik vond niets zoo verve
lend en beschamend dan om door anderen
voor een kluchtig" kind te worden gehou
den, 't Eind was altijd, dat ik begon te
huilen en in woede losbarstte, wanneer men
dan nog harder begon te luchen. Ik werd
ten slotte in een kast gezet boven op het
portaal en kon daar uitgillen zoo Ivard ik
wou en tevens nadenken over de zonde, die
ik bedreven had.
Ja, zonde en schande noemden de meiischen
het, dat ik zoo kwaadaardig kon zijn; in
mijn eigen oogen echter had ik nooit schuld
en ik beschouwde mezelf voortdurend als
Let slachtoffer van de domheid van
heelanders-deakende wezens en deze hadden
helaas de macht in handen !
Toen ik dus op dien bewusten dag de
waarschuwing van mijn ouders in do ooren
knoopte, tot zwijgen gedoemd en tot
barstens toe opgevuld met vragen voelde
ik het al vooruit: Ik zou allerlei buitenge
wone dingen zien, niets van dat alles snappen,
domme vragen doen e-n moeten boeten
voor dingen, waaraan ik volkomen onschul
dig was. En het kwam juist zoo uit ook !
Toen we onderweg waren, vergat ik echter
allengs mijn bange voorgevoelens en mijn
brandende, nieuwsgierigheid. Wc gingen er
toe kome, om betere woningen te bouwen,
dan moet er, wil men den tegen woordigen
bewoners der krotwoningen niet nog mér
hun toestand verergeren, en hen verjagen
naar andere buurten, rekening worden
gehouden niet de draagkracht der bewoners.
De Rotterdamsche commissie heeft, in gun
stige uitzondering met de elders ingestelde
onderzoekingen, getracht ook daarop eenig
licht te laten vallen, en waar het moeilijk
gaat, juist bij dat soort menschen vrij
nauwkeurig te weten te komen wat hun
inkomen is, heeft zij in een harer tabellen
een overzicht gegeven van het beroep der
bewoners. Bn daaruit blijkt het best, dat
men hier te doen heeft met maatschappelijk
zwakken, van wier eigen draagkracht niets
of bitter weinig is te wachten. De grootste
categorie is der losse werklieden. Wat zijn
dat? Eigenlijk is het een onbeschrijflijke
categorie. Maar déze, in Rotterdam, zijn in
den regel lichamelijk of zedelijk minder
waardige havenarbeiders, veel bejaarde en
oude werklieden, die geen geregeld werk
meer hebben, en, wijl zij onmogelijk op gere
gelde inkomsten kunnen rekenen, gedwongen
zijn, een zoo goedkoop mogelijke woning te
huren. De daarop volgende, sterkst vertegen
woordigde categorie is die der strijksters,
werk- en waschvrouwen, de echte slovers en
zwoegers, weduwen die in hun onderhoud
voorzien, en daar, in vochtige kamertjes,
waar het steeds kwalijk riekt, waar men
's zomers stikt van de hitte en 's winters
de wind jaagt door de reten, hun zuur
stukje brood verdienen. Door hen waren
135 dezer woningen bewoond, en wel voor
namelijk in woninkjes van f 0.75 tot f 1.75.
Daarop volgt de categorie van kooplieden
en fabrikanten", met welke wel wat al te
weidse-he benaming worden aangeduid de
straatventers en vervaardigers van alle
mogelijke of onmogelijke prulleboel, wier
krotwoning dus ook nog moet dienen als
werkplaats. Men heeft er ettelijke
sigarenfabrikanten" en kleermakers onder, bij de
gedachte aan wier beroep, en aan net ge
vaar van eventueele besmetting, men wel
?F«B kan rillen. Zelfs werden er in die wijk
31 kantoorbedienden en andere beambten",
en 9 artisten en muziekanten" gevonden,
stellig geen illustre. vertegenwoordigers
van hun beroep! Aanmerkelijk groot is
ook het aantal gezinnen (ouden, invalieden
of stumpevds) nl. 74, die moeten leven van
de bedeeling, d.w.z. die moeten rondkomen
van hoogstens f 1.50 ondersteuning. Geen
wonder, dat hun woninghuren in den regel
die van 50 cent tot f l gulden per week zijn.
De verhouding in wijk 4 is uit den aard
der zaak vrijwel dezelfde: Ook daar vormt
de bevolkingd er krotwoningen het bezinksel
der maatschappij : maatschappelijk zwakken,
die alles wat ze noodig nebben aan
lotsverbetering, moeten verwachten van de hulp
van buiten af.
Bijna overbodig maar waar het Rot
terdam geldt, toch waarschijnlijk zeer noo
dig motiveert de Commissie deze opname
van de beroepen, die zij van het grootste
belang" noemt, als volgt: Indien de Com
missie overgaat tot het indienen van voor
stellen tot otibewooiibaarverklaring, en het
gemeentebestuur is bereid hierin mede
te wecken, dan is het te hopen en ook wel
te verwachten, (iat paj-ticulieren of
vereenigingen zich die verdreven bevolking
zullen willen aantrekken. Maar dan is het
voor hen, die helpen, van het grootste
gewicht, te weten, voor welke bevolking /.ij
zullen hebben te 'bouwen. Anders loopt
men gevaar, dat die bevolking geen onder
komen vindt, zich weer in de oude stads
gedeelten ophoopt, en de toestanden ver
ergeren in plaats van verbeteren!'
Dit getuigt inderdaad van een gezonden,
onbekrompen blik op het vraagstuk, niet
omdat er een nintiv gezichtspunt in wordt
geopend, maar omdat lut de aandacht
vestigt op de kern van het vraagstuk in
een groote stad: het bouwen van ijoe.ile
woningen, die slechts geringe huur zullen
doen.
Hiermee heb ik de voornaamste bijzon
derheden van dit Rapport medegedeeld.
De Commissie heef c haar onderzoek voort
gezet, en ongetwijfeld zullen de gegevens
en feiten die thans verzameld worden, op
iiiiiiitimiiitiiiiititiiiiiiiiimi
in een open rijtuig heen ; reden allerlei mooie
buitenplaatsen, kleine villatjes en echte bui
tenhuisjes met aardig aangelegde tuintjes
voorbij, kwamen toen aan een groot bo?ch,
dat wemelde van wandelaars, spelende kin
deren en hollende honden, om eindelijk aan
een rij huisjes te komen, die er in de verste
verte niet aardig uitzagen. Voor n dezer
huisjes hield het rijtuig stil.
Precies een kottiemolon, dacht ik, want
het huisje was maar n verdieping hoog en
had een plat dak met in het midden een
torenvormig versiersel, waaraan een lange
windwijzer was aangebracht. Een klein, op
vier houten pilaren rustend portiek deed me
denken aan het uitgeschoven laadjevaneen
kofliemolen.
Nergens was eenig teeken van leven te
bespeuren ; er verscheen ook niemand aan
liet raam, het kwam me voor of papa een
beetje bleek v.Ai, terwijl mamu's wangen
hoogrood waren gekleurd en haar oogen
buitengewoon schitterden. Zou ik even m'n
slag waarnemen en haastig een paar vragen
doen V" dacht ik bij me zelf, doch beiden
namen zóó weinig notitie van me, dat de
moed mij er toe ontzonk.
Bijna op hetzelfde oogenblik tilde mijne
papa mij het rijtuig uit en zette me op den
grond, of ik een pakje was en toen tippelde
ik achter hem aan door mama gevolgd, den
dichthegroeiden donkereu voortuin door naar
den zijwaarts gelegen ingang van het huis.
In het voorhuis was alles popperig klein,
laag, bekrompen maar he'dur en zindelijk :
de witte deuren, de geboende, grond, de licht
blauw gewitte muren enz. Voor het venster
stonden pelargonia's, zóó prachtig rood, bruin
en wit in bloei, dut men bijna geen blad zag.
Vader wees op de bloemen en zei halfzacht:
Barbara'.", waarna mama hem haastig en
beteekcnisvol een paar maal toeknikte.
Ik luid rhabarbei-" vorsoaan en zocht nu
de beide begrippen, het akelige drankje, dat
ik zoo dikwijls met groutu moeite naar binnen
werken moest en de/.e prachtige bloemen met.
elkander in verband te brengen, maar
helaas zonder eenig resultaat!
Papa schelde. Even daarna hoorde ik iet s
rommelen, een knip werd weggeschoven en
een oud-uit/.iende jull'rouw keek om het
hoekje van de deur. Haar kin en haar neus
nog ergeren toestand wijzen dan deze. De
Commissie verricht met dit onderzoek een
nuttig werk, wat ongetwijfeld ook door den
Raad, die geroepen zal worden, hierin op
Nu deze week de nieuwe Bouw verordening
bij den Raad is ingediend (had deze niet,
volgens wettelijk voorschrift, met l Augustus
gereed moeten zijn ? Of had Rotterdam
dispensatie?), zal de Raad spoedig gelegen
heid hebben, in dezen zijn goeden wil te
toonen niet alleen in woorden, maar ook
met daden. . H.
IIHIItlHIIimilHflIMIIMIII
imelbeooiteliDp.
IV.
FL. VAN DUYSE. Een Duytsch
MusyckBoeck, uitgave XXVI der Vereeniging
voor Noord-Nederlands Muziekgeschie
denis. Amsterdam, Frederi k Muller &Co.
CATEAU ESSER. Studies op vocaal-dra
matisch gebied. Amsterdam, Scheltema
& Holketaa.
JACQUES HARTOG. Ludwig van Beethoven
en zijn negen symphoniën. Amsterdam,
Schelteiis en iltay.
E. O. NODNAGEI, (vertaler AKY
BELINFANTE.) Stetnvorining en Staatszorg.
Amsterdam, Jaeq. van Cleef.
S. BROXS. De Loer van den muzikalen
vorta. Amsterdam, De Erven H. v.
Munster & Zn.
FL. VAN DUYSIÏ. Het aude .Veder'andsche
Lied. Aflevering 22. 's Hage, Martinus
Nijhoff, Antwerpen, de Nederlandsche
Boe'ihan lel.
Met ha.ir zes-en-twintigste uitgave, heeft
de Vereeniging voor Noord-Nederlands Mu
ziekgeschiedenis een goede keuze gedaan.
Het oude Nederlandsche wereldlijke lied voor
meer dan n stem mag wel wat meer be
oefend worden. Wat de Vereeniging vroeger
gedaan heeft voor hot meerstemmige wereld
lijke lied, was zeer zeker hoogst belangrijk,
maar de madrigalen van Tollius waren op
Italiaanschen en het chanson liozette van
Sweelinck op Franschen tekst gecomponeerd:
Thans hebben wij een Bundel Nederlandsche
gezangen met gedeeltelijk zeer interessante
teksten.^ En wanneer binnen kort de afzon
derlijke partijen zullen zijn verschenen (hiertoe
bestaat namelijk het plan), dan kan men deze
uitgave der Vereeniging ongetwijfeld als een
harer nuttigste beschou -ven, waarvan het
alleen maar jammer, is dat zij, voor die
muziekbeoefenaren voor wie de C-sleutels
moeilijkheid opleveren, een weinig ontoe
gankelijk is.
In de voorrede zet Van Duyse uiteen,
dat er niet veel meerstemmige liederen-ver
zamelingen bestaan uit de XVIe eeuw. Men
kent er slechts vijf. Daarvan zyn er twee
incompleet en van de andere bestaat er slechts
een exemplaar. Het bovenvermelde, oorspron
kelijk door iehuan Susato te Antwerpen
uitgegeven Duytsch Musyck-Boeck is het
jongste van het vijftal. Men vindt er in het
geheel twee-en-'iertig nummers, waarvan er
vijf voor vijf stemmen, n voor zes en de
andere voor vier stemmen zijn gecomponeerd.
De beroemde Jacob Clemens non Papa is er
vertegenwoordigd met vijf liederen; voorts
vindt men er van Gerardus en Johanues
Turnhout, van Jan Belle, Ludovicu-i
Episcopius, XoëFaignient, Lupus Hellinc, Servaes
van der Muelen, Joan Wintelroy, Theo Everts,
Joan de Latre, Adrianus Sockart en van een
Anonymus.
De naam van den voortreffelijken en
kundigen Florimond van Duyse is er ons een
waarborg voor dat de liederen met de grootste
nauwgezetheid uit de stemboeken in parti
tuur zijn gebracht.
In de brochure van mej. Cateau Esser
breekt de schrijfster een lans voor betere
declamatie bij compositiën op nederlandschen
tekst. In het orgaan der Vereeniging tot
beoefening van vocale en dramatische kunst
raakten elkaar bijna en rondom haar mond,
die een dun streepje geleek, zaton wel honderd
kleine fijne rimpeltjes. Ze had vriendelijke
glimmende oogjes, die, toen ze papa zagen,
nog vriendelijker glansden, terwijl haar tot
een lach vertrokken mondhoeken bijna haar
ooren raakten. Tevens keek ze ons alle drie
zoo verbaasd en verwonderd aan, dat ik in
lachen zou uitgebarsten zijn, als mama me
nit't intijds met een waarschuwende!! blik
had toegeknikt.
Is mijnheer thuis?" vroeg papa, even aan
zijn hoed tikkend.
Of meneer thuis is? Natuurlijk!" ant
woordde de oude dienstmeid verlegen lachend
en 'onderhand haar nattige vingers die een
dweil, die nu in een emmer verdween, omklemd
hielden, met haar bonte .schort afdrogend.
Meneer is altijd thuis. Hij zal maar niet
in zijn schik wezen . . ." Al babbelend slofte ze
op haar klapperende muilen de kleine keuken
door, deed toen een deur open en riep mot
iets opgewondeus in haar stem : Meneer,
mevrouw, daar is visite ! Visite voor u !"
We volgden haar door de heldergeboende
keuken gansgewijze achter elkaar loopend;
eerst papa, dan mama en eindelijk ik, in de
grootste verbazing me zelf afvragend, wat
dat voor een grappige oude-meid was.
Bij onze binnenkomst klonk een vierstem
mige vreugdekreet. Een oude lieer, die
tusschen drie oude dames gezeten had, breidde
de armen uit riep : Alfred !" En Alfred !"
werd door drie vrouwenstemmen in drie
verschillende tonen herhaald.
Jk heb verder eun vage herinnering van
een verward door elkaar loopen, omhelzingen,
kussen, uitroepen van verbazing en verwon
dering als: lloeis 't mogelijk ?!... Ben jelui
't werkelijk ?!... Neen, maar 't kan niet zijn!...
Is 't dan toch zoo ? ! dat ik ten slotte zelf
begon te twijfelen of we 't wel waren. Wie
of wat we eigenlijk moesten wezen, heb ik
heelemaal nooit begrepen.
In het eerst werd ik door een kleine dame
bij de hand genomen, niet veel grooter dan
ik, hoogstens zoo groot als een meisje van
'n jaar of tien. Maar oud . . . stek- en stokoud
naar mijn idee, want ze had maar n tand
en geelachtig grijs haar, dat in een heel
dun vlechtje om een hooge kam boven op
haar hoofd was vastgestoken.
Sempre Avanti werd der schrijfster de gele
genheid geboden, zooals zij zegt, h»«en reeks
van studies hare gedachten en ervaringen
over en op liet gebied der kunsten, die zij
beoefent, ook buiten den kring harer leer
lingen bekend te maken.
Under den titel Muzikale Tekst-interpre
tatie" gaf zij een reeks artikelen, welke thans
den inhoud vormen van de bedoelde brochure.
Voor hen die onder de uitdrukking Tekst
interpretatie" iets andejs verstaan dan mej.
Esser, moge hier ter verduidelijking dienen
dat zij daarmede bedoelt de eischen der
woordkunst toegepast op de toonkunst.
Hoe' verdienstelijk het nu ook wezen moge
om met kracht te wijzen op het groote be
lang dat bij de compositie aan hit woordtnoet
worden gewijd, hoe goed het ook is om
voori>eelden van slechte declamatie aan scherpe
critiek te onderwerpen, de vraag dringt zich
toch bij mij op of de schrijfster haar doel
niet voorbij streef t wanneer zy algemeen be
kende en geliefde liederen als
Abeudempfindung" van Mozart en Du bist wie eine
Blume" en Dein Bildniss wunderseiig" van.
Schuniann als specimen van slechte declamatie
citeert. Juist omdat zij terecht Wagner in
zjjn latere periode beschouwt als de man die
ook hier reformatorisch is opgetreden, bad
zij beter gedaan hare voorbeelden utt lateren
tijd te 'kiezen. Stilzwijgend al ieder musicus
erkennen dat oudere componisten zich aan
tekortkomingen hebbeu schuldig gemaakt op
het gebied der declamatie, maar niemand
zal hen daarover hard vallen.
Het voorbeeld dat mej. Esser op blada. 37
aanhaalt past,al bijzonder goed in haar kader,
d. w. z. het is al bijzonder slecht gedeclameerd.
Bevreemdend is echter de beschuldiging die
rnej. Esser al onzen Nederlwidschen
tooakunstenareu" naar liet hoofd 3liugert, waa
neer zij zegt dat hunne tekstbehandeling veel
kinderlijker is en van .veel grover
ouweteudheid getuigt dan die van den jongen man,
van wien het geciteerde voorbeeld
kejikomstig is.
Wanneer mej. E->ser beweert dat zelfs
oudere fransche componisten, vóór Richard
Wagner, woord en toon in gelukkiger
over40 cents per r«g«l.
B oven a J een
nig middel tegen
Dar mca+arrh , Diarrh ee,
Braakloop, enz.
de lx Cour.
CHOCOL4T-VEEN
LE PLUS JDELICIEÜX
CHOCOLAT BOD» GJUMpBR.
l'tinet a Sneek fHollande).
Prof Dr 6.
W.BengerSöhne
Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalverstraat 157 j
K.F. DEUSCHLE-BENGER.
Dit zonderlinge menschje boog zieh over
mij heen en terwijl ze maar voortdurend
binnensmonds prevelde : Och Heere, Alfred's
kind? Hoe is 't mogelijk Alfred's kind !??
hield zij mijn haar, mijn jurk, mijn handen,
mijn grooten hoed dicht onder haar oogen.
Ja, ze keek me ten slotte met hiiar ;;ezicht
vlak bij het mijne, zóó lang en nauwkeurig
aan, dat ik het denkbeeld niet van me kon
afzetten, of ze soms plan hebben zou, om,
(daarmee maakte de kindermeid me vroeger
altijd bang) een hapje uit mijn frissche roode
wangen te nemen.
Tot mijri onuitsprekelijk groote verlichting
gebeurde dit niet. Uit hiiar handen ging
ik over in die van de beide andere dames, om
ten slotte op de knieën van den ouden heer
te land te komen. Hij zoende mij ontel
bare malen, wat ik vreeselijk naar vond,
verzekerde meer dan twintig keer, ofschoon
niemand het tegendeel beweerde, dat ik het
sprekend evenbeeld van Alfred, op en top
Ai/red" was.
Alijn gedachten en waarnemingsvermogen
hadden intusschen ook niet stilgestaan en ik
hield me er vast van overtuigd, dat de oude
heer een Turk moest zijn. Hij had een rood
mutsje met een blauwe kwast op zijn kalen
schedel, droeg een groote, wijde jas, met roode
opslagen (ik had er nog nooit zoo een gezien)
en hield een verbazend lange pijp in de handen.
Uit mijn prentenboeken wist ik, dat onder
den kaftan, een wijde broek gedragen werd,
ten minste, als hij een echte Turk was. De
kleurig-ïjeborduurde pantoffels, zooals ik ze
thuis nog nooit had gezien, namen mijn
laatsten twijfel weg.
Dat was dus seker het vreemde" waarop
maina mij thuis reeds had voorbereid, en al
brandde ik ook van nieuwsgierigheid, om te
weten te komen, hoe die man hier gekomen
en mijn oom" geworden was, ik durfde geen
enkele vraag doen, waagde geen enkele op
merking te maken, uit vrees voor straf.
De ongerijmdste dingen doorkruisten mijn
brein, terwijl hij mij allerlei aardigs zat te
vertellen en mij daarbij met een onbeschrij
felijk goedhartige uitdrukking in zijn fletse
oogen aanzag.
(Wordt veri-olyd'.
\