Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1417
Waarlijk, het getuigt niet van vereering voor
den bemïnnelijken en bescheiden geleerde,
dat men hier in een achterbuurt zijn beeld
tentoonstelt. Immers, hy kwam hierheen,
niet om zich in het publiek te vertoonen,
maar oin zijne diepzinnige onderzoekingen
in rust en vrede voort te zetten en te
Tpltooien. Wel mocht hij dit doel niet be
reiken, want hij stierf hier eenzaam en ver
laten op nog geen vijf-en-veertig jarigen
leeftijd. Geboren te Amsterdam als zoon eeuer
Portugeesob-joodsche familie, werd h\j wegens
afwjjkende gevoelens uit zyn kring verdreven,
?woonde korten tijd te Eijnsburg, waareen
betere waardeering zijn bescheiden huisje in
ee*e houdt, daarna te Voorburg, om ein
delijk hier de lang gezochte rust te vinden.
Niemand viel hij lastig, eenzaam en ver
laten giug hij zijn weg, en versmaadde zelfs,
in het buitenland een met zg'n verdienste
overeenkomende betrekking te aanvaarden.
Al zijn tijd wilde hij .besteden aan zijne
wetenschappelijke onderzoekingen en moest
daarbij een uiterst matig levensonderhoud
vinden door het slijpen van brilleglazen.
Waarom heeft men die rust, welke hij
«ocht en eerst in den dood vond, daarna
njet geëerbiedigd? Zulke mannen toch hebbi-n
geen standbeeld van noode, om in dankbare
herinnering voort te leven, bij allen die het
streven naar kennis en waarheid op den
rechten prijs stellen. Wilde men hem vol
strekt door een uiterlyk teeken vereeuwigen,
TKaarom dat dan niet geplaatst te Amsterdam,
zijn geboorteplaats, waar steeds mannen ge
leefd en gewerkt hebben die zijn verdienste
weien te beoordeelen en z^jn leer blijven
Teikondigen ? .Zoaals het hier staat is het
gedeakieekec een eeuwigdurende herinnering
aan de onverdraagzaamheid, die aan elk
geloof, tetzüjoodsch, katholiek of
protestandsch is verbonden, en den vredelievende
daarvan afkeerig maakt.
Yeor de haagsche wereld is het beeld even
onbekend als stond het in het kafferland;
men moet het zoeken in deze achterbuurt
en wendt zich dan af, omdat het niet i s een
teeken van vareering, maar «en voorwerp
Tan bespotting. Moet ik weer naar mijn
schoenmaker, dan zal ik hem niet meer met
dien naam van Hans Sachs betitelen, maar
evenmin ?een schrede verder gaan in de
richting van het beeld. De bezoedeling van
een feoog staaaden naam wil ik niet meer
aanschouwen; veel liever houd ik '« mans
naam in «ere door de herinnering aan zijn
en werken.
SENIOE.
Pot, DB MOKT'S Lente Sotternyen en Twee
eerste Idyllen. Uitgare van Homburg,
Utrecht. 2de druk.
2tieuwqgierig eloeg & Kloos' 'eert'en Jaar
litierajMifgescliiiedem», dat eritisehe bolwerk,"
Óp om me te laten beorak-el eu over Pol de
Mont. Wat een verrassingen.' Een
halfdicbter", zoo las ik (Jste dèt-1 blü. 154 e. v.)
die ia de 178 bladzijden zijns loden verzen
boek* want dat behandelde Kloos juist
22 goed-e regels had gepend en het aan die
eafcele geslaagd* brokstuk j-es zeker te danken
had gehad, dat de groote criticus hem aan
't einde nog met .een paar welwillende wenken
?voor zijn verbetering had beschonken. En
na zooveel, ik zou willen zeggen mathema
tische, zekerheid in critiek moest ik het nog
eens dunnetjes overdoen! Droevig over de
stugge afbreking die ik om den wille mijner
eigen reputatie me nu wel genoodzaakt zag
6e sehryvon, vatte ik althans even, schoon
reeds wanhopend, Kloos' oordeel in al zijn
verbazingwekkend paeeeterschap geheel te
doorgronden of ten minste gelaten over
die verwachte onleesbaarheid iu te sluimeren,
de Lentesotternijeii op. En ? ...
Wel, daar hebben we uit beleefdheid
teken ik mezelf maar mee twintig jaar
tang in het bedompte vertrek dat de Nieuwe
Gids de groote kunst" noemde zitten soezen,
praten, schreeuwen, schuimbekken zelfs over
naturalistische theorieën, Gortersche School"
verzen en van Deijsselsche Menschen en
Bergen" en nog veel meer, «n al schreeuwende
hebben we Shakespeare en Göthe, deu in
tellect-kunstenaar" (v. Deijssel), Byroii, Moore
en Scott, de dichters van minderen rang"
(Kloos) onder de tafel gegooid, en ter ont
spanning ons brein uitgeput over de wijze
waarop men verzen" van meerderen rang
natuurlijk! moest zeggen" tot de poëzie
die er in zou, moest, behoorde te zitten, er
?MHIIIIUIIIIUIIlUMItllMUUUIIUlUUUlllUIMIItlUMUllllMNluUUIIIUUIIIII
TANTE RHABARBER.
Vertelling van
GEETKUD FRANKE SCHIEVELBEIX.
II.
Eindelijk wij waren reeds zoo vertrouwelijk
met elkaar geworden, dat hij mij af en toe
in den hals kriebelde en ik hem aan den
neus trok eindelijk kon ik het niet Janger
uithouden. Ik bracht mijn mond tot vlak bij
zijn oor, (waaruit ik tot mijn groote verba
zing een klein doije grijs haar zag steken),
en fluisterde haastig: Oom, wat doet u niet
die dingetjes aan uw ketting?"
Hij vewtond mij niet en nu moest ik mijn
vraag nog eens weer luider herhalen.
Die dingetjes aan mijn ketting'!" riep hij
eindelijk, zoo hartelijk lachend, dat de tranen
hem over de wangen liepen. Wel, wel! Wou
je dat zoo graag weten? Dat vraag j e zeker,
omdat ik vrijmetselaar ben ? Hè-è-e!" En
daarbij liet h^j mij aan zjjn horlogeketting
een paar alleraardigste kleine stukjes metse
laars, gereedschap zien van prachtig glim
mend go ad.
Ik bekeek het kleine troffeltje, den
winkelhaak en den hamer, inwendig hopende,
dat aom het mij cadeau geven zou. Maar ik
schudde ontkennend mijn hoofd als antwoord
op zijn vraag en voegde er onmiddellijk aan
toe: Neen, oom, daarom niet, alleen maar,
omdat u toch te groot bent en te oud voor
zulke poppendingetjes."
uit gelispeld zou zijn; en zoo zitten we nu
zelf samen niet het half onnoozel gezeurde
publiek eigenlijk te wachten op het nood
lottige maar bevrijdende, onverwachts
loskrakend buldergelach over onze eigen innige
komiekheid. Ik reken op uwegroothartigheid
met te toasten: een driewerf lang zal ie
leven" voor hem die het aandurft tot dat
homerisch gelach den eersten uitnoodigenden
kuch geloosd te hebben!
Aan grooter-grappigen dien overlatende,
meen ik me thans te kunnen veroorloven
wat waardeerender over Pol de Mont te
schrijven.
Pol de Mont is geen groot dichter, doch
behoort tot dat soort gelukkige mindere, zich
wrekend over het gebrek aan grootheid bij
hun léven door een prettige populariteit, na
hun dood door juist nog een paar meester
stukken onder hun verzamelde gedichten te
verbergen, ook hun een tevreden onsterflijk
heid verzekerend.
Als mensch blijkt de dichter dezer
Sotternijen een der beminnelijkste te wezen, alles
behalve een natype van den
achttiendeeuwschen Jan Gat, treurig vermaard door
Troost zijn teekeningen, een vroolijke kwast
die, eerder dan do verborgen eerbare en
jofferlijke deugden de blocende wangen en
kusgrage mondjes zijner schoenen ziet, zich
niet schaamt een geroofden kus op aan
stekelijke melodie te zetten; die bovendien
thuis is in woud en weide, tusjchen het
wuivende koren en onder de brandende zon.
En als dichter? Zeker, hij heeft dan om
vangrijke gebreken. Beeds zijn visie lijkt ons
soms al te eenzijdig uitbundig een
volkstrek, Eubens, Jordaens, Verbaeren, Eekhoud,
ze hebben het allen gemeen zelfs een
schoone lente- en zomertijd verandert de
aarde nog niet in een lustigen liefdetuin
met altijd blauwen hemel en kwinkeleerende
vogels, waarin de eenige meu^chelijke wezens
gloeiwangige, minnende paren, hun geluiden
slechts modulaties tusschen zachte en klap
pende zoenen zijn. Ook zijn techniek ver
toont daarvan de sporen. Eerste Krans III
b.v. begint zeer mooi:
Wachter op den hoogen toren,
Steek den horen,
haal de lentevlag omhoog!
Ziet gij geene bronnen stroomen ?
Hebt gij geen gezang vernomen ?
Span het oor en open 't oog!
Dcch na een kleinen overgang waarin de
dichter met gezocht vernuft watten" wolken
constateert, iiUppeU het erg libretto-achtig
voort:
Koelende windekens,
bottende blaren,
Woelende kindeken.s,
minnende paren, enz.
De geheele Lentenachts-fantasie, blz. 68,
heeft dit gebrek. Dan, bij het vorig gelaakte
aansluitend, klinken zijn strofen souis wat
gemakkelijk, goedkoop door hun zeer los
met er" aan 't .golven gebrachte dactylen
b. v.: Voordeun :
Lazuren kwam er de Lent weer aan,
Thans de deugden, niet minder omvangrijk
laat on« dat allereerst vaststellen. De eigen
schappen een populairen liederend Lchter
noodig, bezit Pol de Mont ten volle: geest
toonen zijn vlugge overgangen, lieve natuur
lijkheid sommige regels. Voorbeelden: hij
had den eersten kus gegeven, (het zij my
veroorloofd dit zoo critisch-weg t e melden!),
slechts de Zenne liad het gezien
en een kleine ster daarboven,
wat een mooie regel is.
En geest, ziehier:
Daar zat Lest maal een kikkertje
te droomen in den vliet;
dat maakte wel garen een flikkert) e,
maar dansen kon het niet!
Het stak zijn kopken boven 't nat,
een' pootje erbij, nog een' totdat
het in de baan kon kijken,
alwaar het in de zon zag staan
mijnheer de Haan,
Koekelekoere ! Kokkelekaan !
Laten we a!s verstandige, gemoedelijke
raenschen nu maar eerlijk zeggen dat we
dit kwesties van leeftijd eu daarmee ge
paard gaande smaak nu daargelaten leuke
poëzie vinden. Want als ik u wijs op het
gedicht blz. 98 waarvan het bovenstaande
eeu couplet uitmaakt en op de gelijksoortige
VI blz. 20, Xll bh. 2S, V blz. 01, en nog
enkele, dan wét ik vooruit dat ze veront
waardigd zullen mopperen en koiuen aan
dragen met b.v, Epipsychidion van Shelley
die eeuwig vloeiende wel van aandoening
en zaligheid" (Kloos over Perk). Ze hebben
ongelijk. Onze soort is een andere, toegegeven;
doch ertoe behooreu o. a. heel veel volks
liederen, noem maar op: Er waren twee
Koninkskindereu; Es zogen drei Burschen
'n Luid gelach, dat mij hooren en zien deed
vergaan, was voor mij het bewijs, dat ik weer
iets mals" had gezegd. Een oogenblik trachtte
ik heldhaftig mijn tranen, die al gereed
waren, in te houden, doch vergeefs.
Na als inleiding 'n paar maal mijn neus
te hebben opgehaald, barstte ik los in een
vloed van tranen en toen men mij tot beda
ren zocht te brengen, ging mijn verdriet over
tot razernij. Ik sloeg, schopte, en zou in een
luid gebrul uitgebarsten zijn, als mij niet
plotseling een vrouwenhand vriendelijk had
aangegrepen. Het was niet de zachte, blanke
hand van mama, maar een stevige, eenigszins
ruwe, doch vertrouwen inboezemende, hand,
die mij eensklaps een gevoel van
geborgenzijn" gaf. Ik keek bedeesd op, zag een vrien
delijk, bleek gezicht, dat me bemoedigend
toeknikte en hoorde een zachte stem zeggen:
Ga maar met mij mee, dan zal ik je de mooie
bloemen eens laten zien "
Met kinderlijk vertrouwen gaf ik mij aan
haar over en ging gewillig mee. ? Zij lachte
immers niet zooals al die anderen gedaan
hadden. Zij vond me dus zeker niet mal.
Zonder ook nog maar nmaal om te kijken,
volgde ik mijn vriendelijke geleidster naar
de kamer naast die, waar we ontvangen waren.
Ziezoo, Barbara zal haar wel weer tot bedaren
brengen, die heeft verstand van kinderen
en bloemen", zei nu een van de twee nog
binnengebleven dames, die ik in stilte de
tante met de worstjes" betiteld had, want zij
had heur haar langs de slapen tot een lang
werpig kuoestje ineengedraaid, dat mij onmid
dellijk aan deze vleeschspijs had doen
denken.
En nu stond ik als verblind in dit tweede
vertrek. Het lag op het westen en de
namidzum Thore hinein enz., en die vormen altijd
goed gezelschap in poëzie.
Nu wil ik mijn bewering in 't begin over
die enkele meesterstukken een weinig
motiveeren. Behalve guitige, leuke, lieve liedjes
die zooals we zagen als zoodanig niets
minder zijn dan de gewichtiger doende son
netten vol zielemuziek", bevat d>z3 bundel
twee gedichten van grooter draagkracht,
Tusschenspel uit vroeger Jaargetijde blz. 45
en Aan een Brabantschen Leeuwerik blz. 51.
Het eerste heeft genoeg aan den lof, dat
iets van den stevigen woordenpraal eens
Vondels door de strofen klinkt. Het tweede
doet u dadelijk ter vergelijking te binnen
schieten het wereldberoemde To a Skylark van
Shelley. En dan, z ker de Engelsclfe dichter
zingt fijner, kunstvoller, met nogverrukkender
en bekorender muziek en beelden, daar kan
geen kwestie over bestaan; doch wie in het
eenvoudiger ieluid van Pol de Mont niet i jts
werkelijk innigs voelt, mag naar huis gaan
het is een eenzijdige kwast!
Na de twee idyllen als in de figuren wat
stijfharkerig en als geheel te
gekleurdeprent-achtig tot het minderwaardige geschikt
te hebben, meen ik besluitend te kunnen
zeggen: de VUamsche taal ginj sedert het
schrijven dezer sotternijen vooruit Victor
de Mey'ere dicht soepeler, fijnere rythmen
doch, om in den geest van 't boek te blijven,
we kunnen gerust een eere-patertje-langs-den
kant om Pol do Mont dansen.
Koui patertje geef jou non een zoen,
En Mont was in de Mei.
April 1904.
ALBERT
m in Me.
De Verindisching van ons Nedtrlandsch,
door F. H. PJÜCK, leeraar aan de afd.
H. B. S. v. h. Gymnasium WillemlH"
1903. Batavia. G. Kolft' & Co., Den Haag
Joh. Ykeuaa.
Het Algemeen Nederlansch Verbond" mag
de heer Prick wel dankbaar zijn. Hand
having en verbreidiug van de Nederlandsche
taal", stelt het Verbond zich, blijkens art. '2
van de Statuten ten doel ; welnu, deze mede
strijder in Indiëtoont in dit werkje aan, dat,
zo er iets te handhaven valt, het dan in de
eerste plaats wel mag zijn de zuiverheid van
het Hollands in onze jAziatiese kolonieën.
De moeite die wij doen om gallicismen en
germanismen te weren, haalt nog niet} bij
de strijd die TVÜzullen hebben te voeren tegen
de Oosterlingen die in Indiëhet .Nederlands
bedreigen. Wat bedenkelik is, wij hebben
er heel wat minder weerstandsvermogen dan
hier in 't va Ierland. Hier woont een compacte
bevolking binnen afgeronde grenzen; daar
liggen sporadvies verspreide kolonieën Euro
peanen in een geheel Oosterse wereld mot
haar eigen beschaving. De overheersend
Aziatiese kultiiur eist in elk opzicht onze
acclimatieatie ; vergt op elk gebied haar tol.
Ongemerkt gingen reeds Maleise woorden
in ons beschaafdste Nederlands over ; wij
spreken en lezen zonder wroeging van moesson,
bamboe, sago en kapok ; van prauwen en
rottingen ; van brani, baadje, kras, amper en
bakkeleien. Deze woorden, oorspronkelik
uit Indiö, hebben daar nog hun eigen betekenis.
Maar veel meer Indiese woorden dan wij in
Europa gebruiken, wennen zich de Europeanen
aan die in Indiëgaan wonen. Endieïnliese
woorden zijn niet alleen van oorsprong Maleis,
maar er lopen ook Chinese, Portugese, Engelse
en Arabiese onder. De" hooggeplaatste Malcier
spreekt er zelfs gaarne wat Arabies tussen,
omdat dit de taal is van z'n heilig land.
Deze gemengde bestanddelen iiu dringen in
het Hollands, dat onder de Europeanen in
Indiëgesproken wordt. Voor een Hollander,
die zelf uit het moederland is gekomen, is
dit veelvuldig gebruik van allerlei Indiosu
namen voor ambten, diereu en planten,
bloemen en vruchten, spijzen eii dranken,
munten en maten, gereedschap, meubels en
wapens, nog zo erg niet. Hij heeft, desnoods,
in zijn spreken en schrijven voor z'n
omgangswoorden wel Hollandse equivalenten, en
onderhoudt altans door z'n lectuur en kennis
z'n llolland-e woorden-chat. Maar groter
dan voor de tutok is 't gevaar voor de Indo
zelf', die er uit Europees bloed geboren is.
Van jongs af aan hoort hij, niet alleen in
z'n dagelikse .omgeving, maar ook inde gewone
gezelschap.-taal, allerlei ila!eise woorden voor
de gewoonste dtiüeii ter wereld, terwijl de
bestaande Hollandse wootdon niet gehoord
of gesproken worden 1) Z'n zaakkennis staat
niet iu evenwicht met zijn taalkennis. Als
Indo volmaakt, komt hij als Hollander te:
kort. Duidelik komt deze disharmonie in
jonge Indo-Europeaan uit in de
schoolopvoeding. Vooreerst is de woordenkennis
te beperkt. Bij 't aanvangsonderwijs staat
hij ver achter bij de leerlingen op de scholen
in 't moederland. En was het de lecmto iu
aiKJimliimiiMmiiimjimiiiiiiiijimiimiuimiumiiiiiiifjiiiijfiiiifMMMI
dagzon scheen juist naar binnen, terwijl in
de eersto kamer de schaduwen der oude
iioteuboomen en eschdooms een donkergroene
schemering daarover uitbreidden. Vergeten
was eensklaps al mijn verdriet bij liet zien
van dat heerlijke licht, die prachtige bloe
men, een waru tuin. Niet alleen voor het
venster, ook op den grond op kleine stellages
en op een groote bloemtafel iu het midden
van de kamer stonden bhulplanteii en allerlei
fraaie bloemen. Nooit nog had ik zulke welige
palmen, zulke zwellende leliënkuoppeii, zoo
veel verscheidenheid van bloemen gezien.
En heerlijk dat het er rook !
-Tante Khabarber'' ik dacht heusch, dat
ze zoo heette, hield nog altijd mijn hand
vast. liet deed haar goed, mij zoo in ver
rukking te zien.
Vindt je het hier prettig " vroeg ze met
haar zachte stem.
Ik knikte tot eenig antwoord levendig met
het hoofd.
Die bloemen zijn uou mijn kinderen,"
ging ze voort met de hand over deu heelen
tuin" wijzend.
Ik nam dat gezegde woordelijk op. Omdat
ik veel sprookjes gehoord had, kwam het me
niets vreemd voor en daarom vroeg ik in
vol vertrouwen :
En brengt u ze dan 's avonds naar bed
ook :>''
Ik had hiermee zeker echter weer een
domme vraag" gedaan, want tante gaf me
geen antwoord. Ze begon van haar bloemen
kinderen te vertellen. Ken was laatst heel
ziek geweest, een ander was door den wind
uit de vensterbank geworpen en had zich
overal bezeerd; nog een ander had zooveel
van den regen te lijden gehad, maar door
de woordvoorraad alleen, het gebrek zou op
den duur te verhelpen zijn. Maar de
verindisching van het Hollands in Indiëheeft
zich ook uitgestrekt to* het inwendige van
de taal. Sommige woorden hebben hun
betekenis gewijzigd; nieuwe betekenissen
hebben er zich naast ontwikkeld; men maakt
er naar de behoefte der omstandigheden
andere samenstellingen ; oudere betekenissen
worden langer bewaard en somm'ge weer
sterven geheel af. 2) Naast deze gewijzigde
woordvorrneu welke nog altijd de" woorden
zelf betreffen, doen er zich bij 't onderwijs
geheel andere moeielikheden op ; deze n.L,
dat, ondanks de groote overeenkomst tussen
de Hollandse en Maleise klanken op zichzelf,
het voor de meeste Indo's moeiliker schijnt
hun spraakorganen aan te passen aan 't
Nederlands, dan voor ons, om de onze te
zetten naar 't Maleis, De zesjarigen, die in
ludiëop school komen, moeten meer aderen
dan aanleren; bij hen zijn onuitroeibare
spraakgewoonten te bestrijden ; de g, die bij
hen dikwels 'n h is; de ? en n, de s en z, die
worden verwisseld; de slotletters die worden
weggelaten; de eu en ui, die daar hun klank
veranderen; de slappe articulatie; zijn zo veel
invloeden van de inlands gekleurde op voeding,
tiie opgeheven moeten worden, vojraleer
bij het onderwijs in 't Hollands en vooral
in de modarne talen, een beroep kan worden
gedaan op 't taaigehoor van de leerling.
Heeft het gebrekkig spreken reeds invloed op
het gebrekkig schrijven, nog meer moeite heeft
de Indiese knaap, wanneer hij de bij het
schrijven gebruikelike buigingsvormen heeft
te lezen. De veranderingen van de werk
woorden, maar meer nog de verschillende
uitgangen van de lid woorden en de bij voeg^like
naamwoorden, kosleu hem veel hoofdbrekens
en nog meer tijd. De afstand lusseu de
beschaafde spreektaal en de gedrukte schrijf
taal is daar dan ook nog veel groter dan
hier. Van huis uit komen de kinderen met
'n bedorven taal op school, en wat binnen
de ^choolmuron ook gedaan wordt, er is niets
gewonnen, zolang de jongens, als de school
deur dichtgevallen is, weer als van ouds
vervallen in hun Maleis koeterwaals. Zolang
't Nederlands niet is de taal waarin men
ademt en leeft, zullen de fouten steeds blijven
vertaalfouten uit het Maleis, zal de Indo zich
houden aan n vorm voor enkel- en meervoud;
zal hij noch tijd, noch wijze, noch personen
aanduiden; noch lidwoorden, noch
buigingsvormen en geglachteonderscheidingen laten
horen ; daarentegen zal hij z'n woorufn meèr
Frans of Engels dan Hollands schikken, n
bdtrokkeiik voornaamwoord gebruiken, z'n
klemtoon zwakjes leggen en z'n klinkers in
tweeklanken nivelleren.
Toenadering kan komen, van do ene kant,
door 'n betere grondslag te leggen door middel
van 'n meer Hollandse opvoeding; aan de
andere kant, door de deftigheid en stijfheid
te laten vallen van de Hollandse boeketaal.
De leesboeken zijn te on-eenvoudig. Zo ze
't hier te lande zijn in de laatste tijd wordt
het gelukkig beter zoveel te meer zijn ze
't in ludië. Verder is de spelling te on-eigenlik,
vooral wanneer men de heer Prick toont
zich er ook 'n voorstander van door 't
leren lezen van phonetiese transscripties van
beschaafd Nederlands, de kritiese weg op wil.
't Is daarom, dat de heer Prick in z'n pleidooi
voor 't zuiver houden van 't Nederlands in
Indië, zich wendt tot 't A. N. V. Het Verbond"
is de taal-politie, do wegverkenner voor de
Nederlandse belangen. Aan 't verbond is de
taak, voor te lichten in al wat strekken kan
om de Nederlandse stam, die valt en staat
met z'n taal, te handhaven" tegen ontaarding
en verval. Welnu, in Indiëeist 't behoud
van 't Nederlands 'n beter begrip en 'n vaar
diger gebraik van de taal. Waarom, vraagt
de auteur, heeft de Regering de enige weg,
die hierin voor 't onderwijs openstond, afge
sneden door 't onderdrukken van de
Kollewijnse beweging ; en waarom moet er nu wetr
opzette]]k zóveel tijd uitgetrokken worden
om de tans op geen f'eitelike waarneming
berustende oudere theorie met haar grillige
onderscheidingen om te zetten in'n ten slotte
onjuiste praktijk ? En ligt 't nu niet op de
weg van 't A. X. V. om daar, waar t Nederlands
als 'n vreemde taal geleerd wordt, eu waai
er zoveel aan vastzit, ze spoedig en vaardig
te kennen, met de 7.0 nodige en zo gewenste
vereenvoudiging van de verbuiging, zoals
iedere spreker ze toepast, mee te gaan en
mee te helpen 'n einde te maken aan 't
kunstmatig aanhouden van dode vormen en
dode onderscheidingen'.' Lang, waarschuwt
de schrijver, zijn we de Chinezen van Europa
geweest, laat 0113 toch in 's Hemels naam
niet de mandarijnen van Indiëworden tot
schade van onze lieve, levende moedertaal !
't Is te hopen, dat de pleiter niet voor
dovemans-oreu preekt! Of liever, niet voor
Indiese dovemans-oren. Want hoe Nederlands
HIMHUtHHUIIIHittlltlltUltlMHtlHtMillUtllUUtHlllHUtNUttltlltmitt
tante Rhabarber's trouwe verpleging waren
ze weder allen gezond geworden. En die
mij de meeste zorgen en moeiten veroorzaakt
hebben, daarvan houd ik het meest," zeide
z'n', terwijl zij voorzichtig met haar wang
langs de bladen van een geheel door haar
opgekweekte plant streek. En ze weten ook
wel, dat ik dat doe," ging ze voort. Ze zijn
dankbaar, veel dankbaarder dan de menschen.
Als ik ze zoo lekker in de zou heb gezet,
ze geregeld water geef, ze afwasch en rein
houd, dan rekken ze zich uit en groeien en
bloeien louter om mij pleizier te doen. Kijk
die roos maar eens. Die zou nog wel een
beetje van de avondzon willen genieten. Let
nu eens goed op, ik zal haar nog even van
het zonnetje laten proliteeren kijk
zie je wel, hoe te nu lacht'!"
Ja, waarlijk, het aardig rozeknopje, waarin
zich snel een zonnestraal scheen te willen
verstoppen, zag er op eens uit alsof het
leefde, en even later, daar knikte het mij en
tante vriendelijk toe.
Ik hield het er nu stellig voor, dat tante
Barbara een echte fee was.
Naast de roos stond een kleine niirteboom
geheel met witte bloesems bezaaid. Ik klapte
van verrukking in de handen. Tante Barbara
zag mij met een geheimzinnig lachje aan,
nam mij op haar schoot en fluisterde mij
toe: Dit boompje is afkomstig van een
klein takje, dat ik halfvertrapt van den grond
heb geraapt. Het was uit een bruidskrans
gevallen en die bruidskrans hoorde aan
jou moeder."
Van Mama? Is Mama dan ook vroeger
zoo'n mooie bruid geweest'!" Ik was als
geëlectriseerd. Had Mama dan ook een
witte japon aan, en ook zoo'u langen sluier
't Verbond" ook wezen mag bij name,
z'n gehoor heeft Oosterse nukken. Angstvallig
heeft het : 't z\j tot z'n eer gezegd alle
tonen van het lijdende Zuid- Afrikaanse volk
opgevangen, ze vertolkt, met pen en mond
voor 't broedervolk gestreden, maar met dat
volk meegaan in z'n inricht en en z'n wensen,
naar 'n eenvoudiger geschreven Hollands, dat
vermocht het A. N. V. niet, en het blijkt, dat
het niet alleen in Zuid-Afrika is geweest,
waar de teleurstelling over dit gebrek aan
inzicht of aan zelf verloohening is gevoeld. In
Indiëdreigt 'n nieuw gevaar : wat zal het
nu gaan doen?
Dordrecht. J. KOOPMANS.
1) De Gids, 1876 III. pag. 29».
2) Blz. 24?25; verg. F. P. H. Prick, Indische
Woorden, etc.
De man met het houweel. *)
Gebogen door het wicht van eeuwen leunt
Hij op 't houweel, al starend op den grond,
De ledigheid der tijden in z\jn blik,
Den last der wereld torsend op zijn rug.
Wie maakte hem voor lust en wanhoop dood,
Een ding voor droefheid doof en zonder ho9p,
Verstompt en dof, een broeder van het vee?
Wie trok deez' brute kaak aemechtig neer?
Wiens hand «treek zóó dit glooiend voorhoofd
schuin ?
"Wiens adem blies bet licht uit in dit brein ?
Was dit het Ding dat God schiep en het gaf
Om macht te hebben over zee en land;
't Gesterat te volgen in zijn wisselgang,
De heem'len te doorspeuren om hun macht,
Den hartstocht te ondergaan voor de
Eeuwigheid?
Was dit de Droom van Mem dieaotmen cluep
En vestte 't blauwe firmament op 'f jicht ?f)
D« gansehe Hel langs tot haar laatete kloof
Is geen gestalte vrees'lijker dan d«ez'
Meer haat uitgillend over blinde roof ?
Meer overlaan van voorboon voor dezLel
En meer bevracht met dreiging voor 't heelal.
Wat kloven tusschen hem en 't eng'lenkoor!
Slaaf van het rad des arbeids, wat zijn hém
Plato en der Pleiaden hemelzwaai:1
Wat hém de bveede sierra's van den zang,
Des daagraads breken, 't rooden van de roos?
Der eeuwen leed blikt uit dit gruwbaar beeld,
Der tijden treurnis klaagt in dit gebuk,
Het raensch-zün, door dit gruwzaam beeld
verraan,
Geplunderd en ontheiligd en onterfd,
Schreeuwt al derWereldRochters ?.ijn verwijt,
Verwijt dat tevens klinkt als profetie,
O meesters, vorsten, heerschers dezer aard,
Is dit het werkstuk dat gij geeft aan God,
Dit monsterding, verdraaid, gedoofd van ziel?
Hoe heft gij deez' gestalte ooit rechtop,
Beroert het weder met onsterflijkheid;
Hergeeft het opwaarts-blikken en het licht,
Herbouwt het in muziek en in den droom ;
Herstelt gij den onheuchelijken smaad,
Het trouw'loos onrecht, 't ongeneeslijk wee?
*) Zie Weekblad de Amsterdammer van
7 Augustus 1904.
t) Of Hun wegen teek'nend op 't aloude
diep?"
40 eeét* per r«g«l.
?llllllllltllllllllllMllmilllllltlllttMIIIIIUIIIIIIIIIIIIItlllülHIHMIIKIUMM
_^ , ---------- .. ------ * --- ^
Voor kinderen, die lijden aan lv»ijjel«<elie
ziekte en klieren, zoodat spier- en
beenderenvorming beneden het normale blijven,
is KI FKKir* Kifidernieel een uit
stekend voedingsmiddel, omdat het rijk is
aan phosphaten. Zijn groot gehalte aan
mineraalstoilën heeft een bijzonder gun-itigen
invloed op de vorming der beenderen, terwijl
zijn rijk gehalte aan licht verteerbare
eiwitstollen den groei van het spiervleesch kracht
dadig te hulp komt. Bovendien bevordert
de voeding van zulke kinderen met KFFKKE'S
KIXDKKMKKL den bijna altijd ongeregeldeu
stoelgang.
Fonrnisteurs ft e la Cour.
CHOCOL A.T-VEEN
JWTISTIQUE"
LE PLUS DELICIEUX
CHOCOLAT POUR CROQÜEB.
l's i net a Sneeu (Hollande).
om?" vroeg ik ademloos. Doch, en dit kwam
mij zoo vreemd voor, tante gaf alweer geen
antwoord. Ze bleef nadenkend voor zich
uitstarer.
Ik maakte van die gelegenheid gebruik,
om haar eens wat nauwkeuriger op te nemen.
Wat een rijn gezicht had zij ! En wat heldere
blauwe oogen ! Aan de slapen was haar huid
bijna doorschijnend, men zag daar een heel
net iijne, blauwe aartjes en haar lippen
waren rood als bloed. Het vreemdste van
alles' echter was haar goudblond, prachtig
glanzend en uit de natuur golvend haar, dat
in dikke vlechten rondom heur hoofd was
gelegen, en als een kroon op den schedel
rustte. Zij had een gezicht, waarbij men zich
iets moest denken. De twee andere tantes
zagen er uit als gewone menschen, alleen
was de eene met die worstjes" vreeselijk
lang en mager en de andere buitengewoon
klein en tamelijk dik.
Tante Rliabarber," vroeg ik, mij vertrou
welijk tegen haar aanvleiend, want ik vond
het oogenblik eeer gunstig, om eens op de
hoogte te komen van veel, wat mij raadsel
achtig en vreemd toescheen, waarom heeft
die kleine tante my zoo lang bekeken, en
mijn gezicht zoo vlak bij 't hare gehouden ?"
Verlangend wachtte ik, op hetgeen ik te
hooren zou krijgen. Maar ik hoorde niets,
tante bleef me strak aanstaren.
Precies Alfred's oogen," fluisterde ze ein
delijk en kuste me op de oogleden.
Waarom is tante nog zoo klein en ze is
toch al zoo oud, en oom en u," vroeg ik
ongeduldig?
(Slot volgt).