Historisch Archief 1877-1940
», 1 <*
No. 1432
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
overtuigd dut, ondanks de strake opgesomde
voor onzen tyd in het 004; vallende tekort
komingen van het werk, de indruk toch veel
groater zou zgn geweest, indien, behalve het
Sanctus, ook o. a. het Laerymoea" en het
Agnua Dei" rustiger, plechtiger waren ge
zongen en indien vooral de heer Tierie, meer
agogische nuance» in zün tempi had gebracht.
Nog verdient het orchest, dat van het
Coneertgebouw, een woord van waardeering voor
de schoone wijze, waarop het zijn taak ver
vulde, ik herinner slechts aan het
Offertorium". Hierbij sluit ik dan ook in de musici
die deel uitmaakten van de neven-orehesten
en de heeren Wolters, van Anrooy, v. d.
Broeke en de Veer, die met de leiding dier
orcbesten waren belast en dus veel hebben
bijgedragen tot bet welslagen van dat ge
deelte der uitvoering.
* *
#
Het zal menigeen misschien vreemd voor
gekomen zijn dat Reinecke's Ouverture
Friedensfeier op het programma van het
laatst* abounementsconcert prijkte. Hoe nu,
dacht ik, zouden er werkelijk vredesonder
handelingen geopend zijn en wie is dan de
Held mit Sieg umringt ?' De Kus of de
Japanner? De bladen leerden ons echter
miers. Maar wacht misschien mogen
?wij denken aan een zinrijke voorstelling
van den vrede in den boezem van het
Concertgebouw na het conflict waarover men
b$Dft het geheele jaar gesproken heeft. 1)
iloe dit ook zij, de vroeger door het oude
«rche»t van Stumpff zoo vaak gespeelde,
Iiiaar tHans bijna geheel vergeten ouverture
van Reinecke klonk mij, in de warme repro
ductie van den heer Mengelberg, zeer frisch
en levendig. Een eigen physionomie heeft
ȕj niet. De thema's zijn geheel doordrenkt
van Schumann's geest en ook een bij'dezen
componist typisch verschijnsel, nl. het twee
maal direct achter elkaar voordragen eener
phrase zie o.a. de Manlred-ouverture
vindt men ook bij Keinecke. Overigens is
het werk buitengewoon rijk aan melodie.
Aan het slot worden de po'pulaire
Siegesmelodie, welke ook Handel gebruikt in een
paar zjjner oratoria, en het koraal-thema
Nun danket alle Gott" in niet zeer schoone
instrumentatie door den componist thema
tisch bewerkt.
Het honderd en tiende opus van Dvorak
Die Waldtaube", naar een ballade van
Jaromir Erben kon m\j niet bekoren; Eerstens
omdat de componist daarin zulk kaal werk
geleverd heeft en ten tweede omdat het
onderwerp zich in het geheel niet leent tot
het aanbrengen van juiste en ware karak
teristiek; iets dat bij programmamuziek een
vereischte is. Geheel overvleugeld werden
dit en het eerst besproken werk door Strauss'
Tod und Veiklarung", hetwelk wederom
een schittereuden indruk maakte. Als solist
deed zich hoóren de nieuw benoemde tweede
concertmeester en solo-violist de heer Louis
Phal in Mendelssohn's vioolconcert en Sains
Saën's Rondo cappriccioso op. 28.
De heer Phal heeft een zeer goed ont
wikkelde techniek, maar slechts een kleinen
toon; daarom komt het mij voor dat hij als
solo-violist met meer vracht zal werkzaam
kunnen zijn dan als concertmeester. Gaarne
zij toegegeven dat de heer Phal veel virtuo
siteit en ook smaak aan den dag legde en
dat zijn succes groot was.
Weinige dagen later trad de heer Acdr
Spoor, onze oud-concertmeester, eveneens
met Mendelssohn's vioolconcert op. Debreede,
volle toon van den heer Spoor en zijn tech
nisch meesterschap over de moeilijkheden
veischaften den toehoorders een groot genot.
Misschien zou men nog meer verscheiden
heid wenschen in de zachte tinten. Doch
wellicht vreesde de heer Spoor dat zijn spel
alsdan te week zou worden.
Het was op het concert van het
Residentieorchest dat de heer Spoor optrad. Het
orchest speelde Beethoven's
Leonore-ouverture, AVagner's Lohengrin- en
Tannhauservoorspel, Dukas''l'Apprenti sorcier en twee
stukken voor strijk-orchest uit Grieg's Peer
Gynt-Suite.
Wat de heer Viotta thans reeds heeft tot
stand gebracht met het Residentie-orchest
is waarlijk buitengewoon. De werken van
Wagner en Grieg konden aan de grootste
eischen voldoen. Prachtig vooral klonk het
koper in Wagner's voorspelen en steeds
maakte de stijlvolle wedergave van den dirigent
een verheffenden indruk. Ook D ukas'Scherzo
werd met de grootste rhythmische zekerheid
uitgevoerd; zeker een bewijs van de hoogte
waarop het orchest zich thans bevindt. In
de Leonore ouverture en ook in de begeleiding
van Mendelssohn's concert liet de rhythuiiek,
vooral bij de houten blaasinstrumenten, nog
1) Nadat dit geschreven was, herinnerde
ik mij dat onlangs de componist zij a
tachtigsten verjaardag gevierd heeft.
knieën. Haastig ging hij achteruit. Hij zou
in een oogwenk tot aan de heupen in de
tarwe begraven geweest zijn wanneer hij nog
iets langer in de nabijheid van de goot was
gebleven.
Zonder twijfel was er wel een andere weg,
die uit het ruim naar boven leidde, een
trap of een ladder, waarlangs men op het
dek kon komen. Hij stampte en waadde door
de tarwe, met uitgestrekte handen zijn weg
zoekend. Bij elke ademhaling benauwde
hem het stof, dat hem in mond en neus
drong. Soms kon hij in het geheel geen
adem krijgen, doch kon slechts hijgend naar
lucht snakken, met droge lippen. Maar hoe
ijverig hij ook zocht, hij slaagde er niet in,
een uitgang te vinden. Geen trap, geen ladder,
die naar boven leidde. Telkens en telkens
weer wankelde hij door de duisternis, en
schaafde zjjn knokkels en zijn voorhoofd tegen
de ijzeren wanden Van het schip. Eindelijk
gaf hij de poging op, zelf een uitweg te vinden,
en keerde met groote moeite terug naar de
plaats onder het open luik. Hij kon zelis
duidelijk zien, dat het niveau van de zich
opstapelende tarwe gestegen was.
God", zeide hij, zoo gaat het heelemaal
niet l" Hij slaakte een luiden kreet. Help,
help rmj toch, jullie daarboven op het dek !
In Godsnaam, help mij toch l"
Het voortdurende metaalachtige gedruis
van het omlaagstortende graan overstemde zijn
roepen volkomen. Tenauwernood kon hij
zijn eigen stem onderscheiden in het donderend
rumoer. Bovendien bemerkte hij, dat hij
onmogelijk onder het open luik kon blijven.
De bij het vallen rondvliegende tarwekorrels
staken hem in 't gezicht, als door een storm
wind voorgedreven ijsnaalden; ook zijn handen
gloeiden en staken van pijn en het was hem
ietwat te wenschen over. Misschien waren
de heeren instruuaentisten toen nog niet
geheel vertrouwd met de acustische verhou
dingen van onze Concertgebouw-zaal.
Mevrouw Viotta-Wilson zong de
Iphigenieconcert-aria van C. H. Coster, en een drietal
liederen met magistrale stem en warme voor
dracht.
Zoowel het orchest en de directeur als
de beide solisten oogstten de levendigste
bij valsbetuigingen in. Men mag den Haag
geluk wenschen met het bezit van een der
gelijk orchest. Ongetwijfeld gaat dit corps
onder de bezielende leiding van Viotta een
groote toekomst te gemoet.
In het kort wil ik nog even gewag maken
van twee soirees, die beide in de kleine zaal
van het Concertgebouw plaats vonden.
In de eerste plaats die der heeren
Messchaert en Röntgen. Mcsschaert zong weer
met souvere-in meesterschap een drietal
tamelyk onbekende liederen van Schubert, een
viertal van Strauss, waaronder het inoeielijke
Von den sieben Zechbrüdern" en een aantal
oud-nederlandsche volksliederen, door Rönt
gen ontleend aan Floriinond van Duyse's
het oude Nederlandsche Liel" en op prach
tige wijze door hem bewerkt Röntgen
speelde Beettioven's Sonate opus 81 en een
drietal Romancen op. 32 van eigen com
positie.
Zeldzaam was het genot dat beide kunste
naars aan het talrijk auditorium verschaften;
vooral de humoristische oud-nederlaudsche
liederen, door Messchaert kostelijk voorge
dragen, sloegen in bij het publiek.
De tweede der door mij bedoelde soirees
was die waarop de heeren Pablo Casals en
HaroM Bauer hunne toehoorders deden ge
nieten van hunne eminente gaven. Zoo
schoon als zij Brahms' sonate voor piano en
violoncel voordroegen, zal men dit werk niet
dikwijls hoóren. Het grootste genot verschafte
mij Casals met Bach's suite in D voor
violoncel-solo. Dat was sublieme kunst. Een
zoodanig geheel opgaan in Bach, daarbij die
delicate voordrachtswijze en die verheven
ernst, herinnerden aan Joachim in zijn beste
dagen. Bauei speelde nog Schumann's
Papillons, en Chopin's Scherzo in h-mol op 20.
Voorts alleen en in vereeniging met Casals
een aantal kleinere stukken.
Voorwaar deze soirees onderscheidden zich
hoog van hetgeen gewoonlijk op dergelijke
avonden geboden wordt.
AXT. AVEBKAMP.
GoGlüe's Fanst m Willem Royeanls.
Royaards heeft het eerste gedeelte van
Faust tot de scène in Auerbach's Keiler
voorgedragen volgens zijne eigen woorden
het philosophische gedeelte van Faust" en
heeft daarmede m. i. geen goed werk verricht.
In de ongeveer tachtigjaren, die verloopen
zijn sedert Goethe den Faust voltooide, hebben
verscheidene menschen gewaagd dit meester
werk, dat nauwlijks z'n gelijke in de gansene
wereldlitteratuur vindt, meer of minder te
vervormen en te verknoeien, naarmate zij
dit voor hunne oogmerken noodig vonden.
Zoo hebben libretto-schrijvers van opera's,
oratoria, ja zelfs operette's niet geschroomd
de schennende hand aan dit kunstwerk te
slaan, theater directie's hebben de beide ge
deelten doen opvoeren tenein ie met
decoratievertoon Ie kunnen pronken,
gelegenheidsschrijvers hebben het eerste deel verknipt
tot 'n Gretchen-tragödie om eene ster in
staat te stellen met hare gaven te schitteren
enz. enz.
Ik schreef, Rooyaards heeft met zijne voor
dracht geen goed werk verricht en met
reden. Faust is een werk, dat men alleen in
de binnenkameren van zijn geest al lezende
kan genieten of misschien ook in den vorm
eener voordracht, maar dan sober en
devotelijk, zooals wij ons behooren te gevoelen
tegenover een geest als Goethe, tegenover
zijn levens- en meesterwerk Faust.
Wat Royaards nu gedaan heeft getuigt
niet van zulk eene piëteit. Ook hij is Faust
gaan gebruiken als middel om zijne virtuositeit
in zeggings- en voordrachtskunst, in gebaren
en stembuiging, te doen uitkomen, waar hij
alleen en zonder eenige grime de verschil
lende personen in het bewuste fragment heeft
willen spelen. En niet alleen dat hij het drama
hiermede geweld heeft aangedaan, schoot
zijn kunst ook te kort, hetgeen niet te
verwonderen is. Faust laat zich nu eenmaal
niet voor zulk een Brand in de Jonge Jan"
procédégebruiken.
Is het niet op de grens van het bespotte
lijke om b. v. Royaards te zien na den laatsten
regel iii de giftbekerscène, het hoogtepunt
van Faust's vertwijfeling, plotseling het gelaat
vertrekken en met een stem als die eens
buiksprekers het engelenkoor te hoóren voor
dragen? Was het wonder dat zijn stem zoo
onmogelijk de oogen open te houden onder
deze tarwehagel. Daarbij kwam nog, dat hij
werd teruggedreven door de steeds op elkaar
volgende graangolven, die zonder ophouden
door het luik kwamen storten, tegen zijn
voeten en knieën opstuivend, hooger en hooger
stijgend, totdat zij hem bijna omver wierpen.
Nogmaals ging hij terug, en verwijderde
zich van de plaats onder het luik. Een
oogenblik stond hij stil en schreeuwde weer om
hulp. De klank verdween volkomen in het
donderend geraas. Met plotselingen sein ik
ontdekte hij, dat hij in de tarwe wegzonk,
zoodra hij trachtte stil te staan. Voor.lat
hij het bemerkte, was hij alweer tot aan du
knieën er in begraven, en eeu groote golf
van korrels stroomde van de telkens instor
tende en zich dan weer opnieuw vormende
tarwepiramide onder het luik op hem toe,
slingerde zich om zijn dijen en dreigde hem
elke beweging onmogelijk te maken.
Toen greep plotseling een waanzinnige schrik
hem aan. Een doodelijke angst deed hem
sidderen van het hoofd tot de voeten. Met
een luiden kreet rukte hij zich los uit de
tarwe en zocht strompelend en worstelend den
weg terug naar het luik. Toen hij de opening
eindelijk bereikte, struikelde hij en viel vlak
onder den stortvloed van graan neer. Als
een storm van hagel korrels, gevoelloos, mee
dogenloos, stortte de massa op hem neer en
geeselde en verscheurde zijn vleesch. Bloed
stroomde hem van het voorhoofd, vermengde
zich met het poederachtige stof en kleefde
zijn oogen dicht. Nogmaals worstelde hij
om weer overeind te komen. Een lawine,
uit de goot naar om'aag stortend, begroef
hem tot aan de heupen. Hij werd terug ge
dreven, terug, terug, wild met de armen
in de lucht zwaaiend struikelde hij, viel hij,
raar deed bij die verschillende hemels-geestes
en andere koren? Men kon evengoed een
soloviolist een symphohie van Beethoven
laten spelen en al ware het 'n Joachim, het
zou 'n bespotting van den genius zijn. Waar
was, om van de grootste fout in
Royaardsprocédéte spreken, *) waar was Faust ge
bleven wanneer Mephisto tot hem sprak en
omgekeerd, waar was Faust gebitven tijdens
de paaschkoren enz. Was het voor schrijver
dezes verbeelding of werkelijkheid, toen hij
meende dat Royaards' kop vooral in de
Zneignung (misschien met opzet) iets
Goetheachtigs had. Zoo ja dm was het toch zeker
niet Goethe's geest die hem bjzielde, toen
hij ten onzaligen ure besloot deze voordracht
te gaan houden op de manier zooals wij die
gehoord en gezien hebben. Zoo bad het veel
van der saubern Herren Pfuscherei" en
Royaards had als kunstenaar moeten voelen
Wie schlecht ein solehes Handwerk dem
echttn Künstler zierne".
I. E. Jr.
*) Ik laat de fouten in de voordracht
buiten beschouwing.
ItaHaansche Opera.
Werd door den heer de Hondt, directeur
van de ItaHaansche opera reed< in het
vooruitzicht gesteld dat Pietro Mascagni
persoonlijk in Holland zijn door het opera
gezelschap in dit seizoen op te voeren werken
zou komen leiden, thans bericht de heer
de Hondt ons dat hij zooeven tot zijne groote
voldoening telegrafisch bericht van Mascagni
ontving dat de vermaarde maestro bereid
is zich in het begin van Februari ter be
schikking van de heer den Hondt te stellen,
om in Holland zijne Opera's Iris, Cavalleria '
Rusticana en Zanetto zelf te dirigeereu
een tijding wa?.rin de kunstkringen in ons
land ongetwijfeld een levendig belang zullen
stellen.
De XXe Eeuw"
verschijnt l Jan. a s., met vermelding van
de volgende medewerkers : Dr. A. Aletrino,
dr. Frans Bastiaanse, Joh. H. Been, dr. J. D.
Bierens de Haan, dr. P. Bierens de Haan,
dr. H. J. Boeken, dr. T. J. de Boer, dr. P. U.
Boutens, prof. dr. H. Brugmans, G. Busken
Huët, Cyriel Buysse, Riehar l de Cneudt,
mr. F.Coenen Jr., dr. D. van Embden, mr. F.
Erens, F. van der Goes, Herm. Heijerman< ,'jr.,
W. G. Hondius van den Broek, G. van Hul
zen, dr. D. G. Jelgersma, prof. dr. G.
Jelgorsma, AndréJolles, Jan Kalft', prof. dr. (f.
W. Kernkamp, dr. R. A. Kollewijn, J. de Koo.
J. Koopmans, Prosper van Luugendonk, dr. J.
H. Leopold, Jac. van Looy, G. H. Marais,
Joh. de Meester, mr. S. Muller Fzn., F.
Xetecher, Edmond van Oil'el, Aug. Peaux, Ary
Prins, Johan Reddingius, Giza Ritschl, P. ld".
Ritter Jr., Herman Rubbers, Nico van
Suchtelen, Stijn Streuvels. Herman Toirlinck, Gust.
Vermeylen, Jan Veth, K. van de Woestijne.
De Beweging"
onder redactie van Albert Verwey, noemt
de volgende medewerkers: Joh. H. Been. 11.
P. Berlage Nz , dr. T. J. de Boer, prof. G. J.
P. J. Bollaud, dr. P. C. Boutens, nir. P.
Brooshooft, G. Busken H net, dr. Ch. M. van Deventer,
dr. F. van Eeden, mr. F. Erens, dr. 11. E.
van Gelder, F. van dur Cuos. .i'iox Uutteling,
J. C. l lol, C. F. van der Horst, Jan Kalf, dr.
R. A. Kollewijn, J. Koopmans, Prosper van
Langendonck, Jac. van Looy, W. L. Penning
Jr., A. Pit, Jan Prins, Giza Ritschl, Nico van
Suchtelen, Sltjn Streuvels, Herman Teirlinck,
Maurits Uyldert, prof. dr. A. Vermeylen,
dr. C. G. N. de Vooys, Is. P. de Vooys, J.
L. Walch, K. van de Woestijn^.
NIEUWE UITGAVEN.
Rudolf Charles d'Ablaing van Giessenburg,
( irma R. C. Meijer), 1800?11)1)4, I'ersoinilij!:e
herinneringen, door M.; alsmede d'Ablaing's
omganij met Multatuli in de jaren 18(30?ISüb',
geschetst uit beider nog onuitgegeven brieven
en bescheiden. Met een voorwoord van CIIK.
NUYS. Amsterdam, F. van Rossen.
De oorlog en zijne bestrijding, nit het
Hoogdtiitsch, van BERTIIA vox SVTTXER. Amsterdam,
Schellens & Giltay.
Een Klrijil der zielen, naar het Zweedsch, van
GUSTAF AF GKYEKSTAM, door JEAX.XETTE E.
KEYSEH, geautoriseerde uitgave. Amsterdam,
H. J. W. Becht.
Terug van Ynrennes. Een episode uit de ge
schiedenis der Franscho omwenteling, door
G. LEXOTKE. door Jo. DE VRIES. Haarlem. H.
D. Tjeenk Willink &. Zoon.
Ie jaargang, afl. l van Wïakundïg Tijdwhrifl.
onder redactie van F. J. Vai'S, Chr. Krediet
en dr. X. <,»uint. Culemborjr, Blom cV Olivierse.
llniigrittie tün Jara's OTerf>er>tlki)ïg en
kolon'isatii' der Liiiiti'iiliezittinyen, dor H. C. KEILKKAMP.
Amersfoort, iirmaA.H. van C'leefl'.
liiimiiiiiiiiiiitiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
stond hij weer op, om hulp krijschend. Hij
kon niet meer zien, elke poging' om zijn geheel
met stof gevulde oogen te openen, veroor
zaakte hem een brandende pijn, alsof zij met
naalden werden doorboord. Het dikke stof
vulde zijn mond, maakte zijn lippen kurkdroog,
vreeselijke dorst kwelde hem, en zijn wan
hopige kreten bleven steken in zijn pijnlijke
keel.
Zonder een oogenblik van rust, onophou
delijk, onverbiddelijk schoot ondertusschen
de tarwe naar omlaag, als het ware gedreven
door eigen kracht, onder donderend geraas
volhardend, onafgebroken, niet te stuiten.
Behrman trok zich terug in een van de
verste hoeken van het ruim en ging zitten
met den rug tegen den scheepswand aan
leunend. Hij trachtte zijn gedachte te ver
zamelen, zicii tot kalmte te dwingen. Er
moest toch een of ander middel tot ontkomen
zijn ; het was toch onmogelijk, dat hij hier
zou moeten sterven, zou moeten omkomen
in de vreeselijke substantie, die noch vast,
noch vloeibaar was. Wat kon hij doen ? Hoe
kon hij zich gehoor verschailén ?
Terwijl hij hierover nadacht, stortte de
tarwepyramide onder het luik weer in en
zond een reusachtiger! stroom van korrels
springend en dansend op hem af. De tarwe
bereikte hem en begroef zijn hand en een
van zijn voeten.
Sidderend sprong hij op en vluchtte naar
een andere hoek,
Groote God '." riep hij uit, hoe moet ik
hieruit komen.!"
Weer steeg het niveau van de tarwe en
hoopten de korrels zich hooger op om hem
heen. Weer vluchtte hij uit zijn hoek. Nog
nmaal sleepte hij zich met oneindige in
spanning tot aan den voet van den stortvloed,
Kleine 'bengels. Een leesboek voor kleine
kinderen Naar het Engelsch, van EDITH
FARMiLOE, vertaald door E. RESNIK. Amsterdam,
H. J. W. Becht,
Uzeltje. Een prentenboek, getecked door
COBITELIB VETII. Amsterdam, S. L. van Looy
en Rotterdam, W. L. Brusse.
J. E. W. Duus, Recht of klasserecht ? Een en
ander- over de rechtspraak door leeken, in het
bijzonder beschouwd in verband met de samen
stelling en werking der Riden van Beroep.
Amsterdam, G. P. Tierie.
In hooge Regiotien, roman in twee deelen,
door G. VAN HULXEM. Bussum, C. A. J. van
Dishoeck.
Getroffenen, door HENKI DEKKI.VG. Haarlem,
Vincent Loopje*.
Wilde Httss. Naar het Zweedsch, van PAR
H ALLSTOKM, door OLENA MÜIILEXFELD. Amster
dam, J. W. Becht,
Martin Hi'ick. Naar het Zweedsch, van H.
SÖDERBERG, door mevr. D. LOGEMAX-VAN DER
WILLIGEN. Amsterdam, J. W. Becht.
Kalender loor het jaar 1905. Ontworpen en
uitgevoerd door GEORO RUETEE. Amsterdam,
S. L. van Looy.
Kunst, roman van AUGUSTE HAUSCHNER,
opgedragen aan prof. MAX LIEDERMAXN, naar
het Duitsch, door mevr. B. DE GRAAFF-VAN
CAPELI.E. Zalt-Bommel, H. J. v. d. Garde & Co.
Dr> e Hongaren op reis, door S. BODLET
AxDRIKSSEX, met 15 illustraties. Baarn,
Hollandia-Drukkerij.
Sociale vragen, verzamelde opstellen van
prof. mr. H. W. F. TREUB. Haarlem, H. D.
Tjeenk Willink & Zoon.
Jaarboekje voor het jaar 1904?1905, uit
gegeven door de Maatschappij tot Nut van
't Algemeen. Utrecht, J. van Boekhoven.
Jan run Dijck, by J. Morgan de Groot,
Edinburgh aud Loiidon, William B'ackwood and
Sons.
De liefde st'c.ht, Almanak voor het jaar 1905.
Amsterdam, van Holkema & Warendorf.
CAKL CKEVEI.I), In veld ca losch, naar het
Deensch, door CI.AUDIXE BIEXFAIT.
Zalt-Bommel. H. J. van de Garde & Co.
Wat komen zal, door ISA BOUDIER-BAKKER.
Amsterdam, P. N. van Kampen it Zoon.
Ontwerp Zitktrrerzekefingsiret 1905 en de daar
mede verband houdende voorgestelde wijzi
gingen der Ongevallenwet 1901, gevolgd door
de Memorie van Toelichting en voorafgegaan
door eene inleiding van mr. H. L. VAN DUYL.
Haarlem, II. I). Tjeenk Willink i Zoon.
Ouders en k inde een, door SUZE LA
CHAPELLEROOBOI,, Haarlem, Vincent Loosjes.
IIerinncringen aan A'i-colaas eetn in woord en
beeld, door dr. Jons DYSEKIXCK. Geïllustreerd
door HEXKI A. FUIK. Den Haag, R. J. Fuik.
De bruiloft van Hnri Tcrboigli. Dramaüsche
schets van CHR. VAX ADKOUDE. No. 17!) van
Warendorf's Novellen Bibliotheek". Amster
dam, Van Holkema A Warendorf.
Ocer oorzaken in de gefi'hiedenis, door F. v. i>.
GOE". Moonligliters, door R. KORXGOLD.
De Z'niiergtitwr/ens run de familie Kramp, door
F. COEXEX Jr. Schetsen, F. van Schaick.
Muziek, J. C. Hol.
Inhoud van Tijdschriften.
(lroot Xi'di'rlarut, Dec. 1904 : Ervenissen,
door J. Eigenhuis. Imperia, door Louis
Couperus.?Tot het uiterste, door G. Simons.
Gedichten, door Renéde Clerq. Kinderen,
Ida Boudier Bakker. Avond, door Julius
de Boer. Zij en lij, door W. G. van
Nouhuy?. Correspondance de George Sand
et d'Alfred de Mmsi-t. Bibliographie.
Leliënstad, door I lenri. Multatuli opstellen,
door G. Kalli'. In de Steppen, door
Maxim Gori. Janneke de Pionierster, door
Louise B. B.
De Katholiek, Dec. 1904 : December, door
F. R. Van een gedicht van Vondel, door
11. Linnebank O. S Cr. F. W. Weber IV
Dreizehulinden, door P. Fr. J. Jansen O. Pr.
Indrukken IV Allerzielen, door J. Simon
Boers. Een Standaardwerk H. Ecclesiasticus,
door J. v. d. Dries. Uit de Grieksche klas
sieken. De knaap en de grijsaard, door dr.
N. Veldhuis. Winteravond in 't woud, door
F. R. Ik zou willen zingen, door J. J.
Moderne Kunstwerken, l Ie Afl. : Francisco
Joséde Goya V Lucientes, geboren 30 Maart
1746 te Fuente de Tudos, overleden 15 April
1828 te Bordenne.
Muchachos al avio. Acaza de dientes.
Lsele quema la casa Porque es :ondertos.
Si Sabramas el discipulo. Hilandelgado.
Essa Umd . . . pues Conio digo . . . ieh Crudado
sino ... Nudie nos ha visso. Op het
omslag: Zelfportret van (ioya.
l'laandcren, Dec. 1904 : De wandelende Jood,
door Aug. Vermeulen. Gedichten uit den
boomgaard der Vogelen en der Vruchten, door
Karel van de Woesteyne.?Liefdezanger.
Twee idyllische gedichten Twee
epigrammatischen gedichten. Uit den windzang en
ter wijding. Karel van de Woesteyne, Het
Vaderbuis Prospei van Langendonck.
iiiiiiiiiitiiitiimiiiimiiiiiiHiiiiiiHiiimiiiiii
luid schreeuwend, totdat zijn ooren suisden,
totdat zijn oogen uit hun kassen pnilden,
weer dreef de eindelooze stroom hem terug.
Nu begon de vreeselijko doodstrijd.
Nu in deze, dan in gene richting strom
pelde en struikelde hij voort, nu eens vooruit,
dan weer terug, zich wentelend en kronkelend,
van den eenen hoek naar den andere ge
jaagd, terwijl de tarwe om hem heen lang
zaam, onverbiddelijk, stroomen bleef, zich in
alle richtingen uitbreidde, elke opening, eiken
hoek vullend. Het graan reikte hem reeds
tot aan het middel. Razend, met bloedende
handen en uitgescLeurde nagels, groef hij zich
een uitweg, viel achterover, bijna uitgeput,
naar adem snakkend in de met stof gevulde
lucht, Door den opdririgenden stroom weer
omhoog gedreven, sprong hij op en strom
pelde verder, door een martelende pijn in de
oogen volkomen verblind, en stootte krakend
tegen de ijzeren wanden van het schip aan.
Hij keerde weer om. Het bloed stroomde hem
over het gezicht. Een oogenblik lang stond
hij stil, trachtende tot bezinning te komen.
Daar ratelde weer een golf van graankorrels
om zijn enkels en knieën. Zijn afmatting
nam toe. Stilstaan beteekende wegzinken;
liggen of zitten beteekende sneller begraven
worden, hier in het donker, in een lucht,
waarin hij tenauwernood kon ademen, wor
stelend met een vijand, dien hij niet kon
aangrijpen, in een oceaan, die niet was tegen
te houden.
Geleid door het geraas van het meervallende
graan, kroop Behrman op handen en knieën
naar het luik. Nogmaals verhief hij zijn stem,
kreten om hulp uitstootend. Zijn bloe lende
keel, zijn verdroogde opengesprongen lippen
krachten niets dan een hijgend gesteun uit.
Nogmaals trachtte hij op te zien naar die
Op de Hoogte, No. 11: Van verre en nabg
Over de maand, die heenging, (geïllustreerd)
door L van Bosse; Het delven van Steenkool
in het Zuiden van ons land, (geïllmtKeerd)
door C. Bergman. Beeldenie kunst, De
Prix de Rome", door H. M. Krabbé.
Schetsen, Sint Nikolaas, schets door Anna
van Goch-Kaulbacb; Een Souvenir, schets
door Nannie van Wehl; Christine Detmers,
schets door J. Eyerts Jr. Literair Over
zicht. Muziek. P;edagogiek. ? Uit de
Natuur. Medische en Hygiënische wenken,
beantwoorde vragen, door B., art.*. Recht
en Wet. Modes. Voor keuken en huis
kamer. Met bijlage Voor onze jeugd".
Studies in Volkskracht, No. 12; De uittocht
der plattelandsbevolking, door- K. Reyne.
La Revue., No. 23: Charles Duii'art, Le
Malthusianisme en France. Camille
Lemonnier, La vie beige (III. fin). (Souvenirs
inédits). Prof. Ozaki Goto, Les Financesdu
Japon et la durée de la guerre. E. Faguet,
Morale physiologique. G. Ferry, Balzac et
la sociétéparisienne. Gustave Abel,
.SainteBeuveet Ie labeur d'e la prose. A. Beli ramelli,
Le Dénonciateur. L'Anaoureuse du soleil.
(Nouvelles). J. Roux, Les innovations
agricoles aux Etats Unis Gabriel Trarieux,
Le Mouvement dramatique. Collaborateurs
de La Revue, Livres et idees en France et
a l'étranger.
Eigen Haard No. 49. Ik worstel 'en kom
boven, door Fenna de Meyier. (Slot).
Hollandsche Kijkjes, door De Meerulaer, met
af b. naar eene teekening van jhr. B. W. F.
van Riemsdijk. De Tenimber-eilanden en
hare bewoners, metaf b.?De dokter, militaire
schets, door Dick. Landsmeer en zijn
eierhaudel. met af b, I. Tehuizen voor
schoolgaande kinderen. Aan onze
abonnés. Feuilleton.
meel. Bovenal een
nig middel tegen
Darmcatarrh, Diarrhee,
Braakloop, enz.
J. H. DE WIT,
Aljemeene Boeüliaiiiel
L'trechtscltestr. 54, Amster lam.
Telephoon Xo. 3947.
ECHT VICTORIAWATER.
berlahnstein.
Founiisseurs de la Cour.
CkocolatVEEN
CHOCOLAT LE PLUS D
LTCIEÜX POUR CKOQUER,
Usines a Snee k (Hollande).
Normaal-Onderkleeding
van
Prof Dr G.
^ Eenige
Fabrikanten
W.Benger Söhne
Stuttgart
l Hoofddepêt te AMSTERDAM: Kalverstraat 157 |
K. F. DEUSCHLE-BENGER.
eene zwakke lichtplek boven hem. Zijn oog
leden weigerden hem den dienst. De tarwe
omspoelde zijn lendenen, toen hij zich weer
op de knieëa trachtte op te weiken.
Toen verloor hij zijn bezinning. Verdoofd
door het donderen van het neervallende
graan, verstomd door het stof, wierp hij zich
voorover met krampachtig rondtastende vin
gers, rolde op zijn rug en bleef zoo liggen,
zich mat bewegend, het hoofd van den eenen
kant naar den anderen draaiende. De tarwe,
voortdurend uit de goot naar omlaag sprin
gend, stapelde zich om hem heen op. Het
graan vulde de zakken van zijn jas, kroop in
zijn mouwen en broekspijpen, bedekte zijn
buik, liep eindelijk in dunne stroompjes in
zijn wijd geopenden mond. De korrels be
dekten zijn gezicht. ..
Aan do oppervlakte van de tarwe, op bet
luik, bewoog zich niets meer, behalve de
tarwe zelf. Er was geen teeken van leven
meer te bespeuren. Toen, een oogeblik lang.
kwam er beweging in. Een hand, met korte
vingers en gezwollen aderen strekte zich
krampachtig uit, trachtende iets te grijpen, en
viel toen weer mat en levenloos terug. Een
oogenblik later was zij geheel bedekt.
In het ruim van de Swanhilda" was geen
andere beweging dan de golven, die van de
steeds invallende en steeds weer nieuw ge
vormd wordende tarwepiramide,
afstrcocnden, geen ander geluid, dan het ruischen van
de tarwe, die steeds voortging met donderend
geraas door de goot naar omlaag te storten
volhardend, onafgebroken, niet te stuiten ...