Historisch Archief 1877-1940
No. 1465
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Ellen Key en haar Paedagogische Idealen,
door W. JANSEN. Uitg. C. H. E. Breijer.
te Utrecht.
Daar was eens 'n nuchtere dominédie
preeken zou over de gelijkenis van den
barmhartigen Samaritaan. Hy las zijn tekst
voor uit Lucaa X, vers 25:37, aldus eindi
gend: Ga (jij heen en doe desgelijks."
Ik zon," ging tnj voort, hiermee kunnen
volstaan: Ga gij heen en doe desgelijks."
De gewoonte echter wil dat ik nog drie
kwartier over my'n tekst doorspreek en ik
hoop u te toonen dat ik die kunst versta."
Dit historisch verhaal kwam mij te binnen
big het lezen van Een woord vooraf", waar
mede de heer Jansen Ellen Key en haar
Paedagogische verhalen" meende te moeten
inleiden. Hy eindigt aldus : Ellen Key wordt
nu eenmaal veel gelezen; moge de lectuur
van mijn boekje er toe bydragen, dat het
geschiedde niet oordeel des onderscheids."
Zoo had ook de heer Jansen kunnen zeg
gen, kort en krachtig: Ellen Key wordt
veel gelezen; dat het geschiede met oordeel
des onderscheids!"
Daar nu zelfs de meest ondernemende uit
gever een dergelijke ontboezeming niet zou
aandurven; daar nu eenmaal het publiek
eischt behandeld te worden als 'n luie her
kauwer; daar honderd middelmatige
bladzijden gemakkelijker te schrijven zijn dan
n pittige Multatuli-zin, daarom vond de
heer Jansen van verschillende zijden aan
gespoord tot eene afzonderlijke uitgave, ge
legenheid tot gedeeltelijke omwerking en vrij
aanzienlijke uitbreiding der behandelde stof. *)
Consciëntieus heeft de heer Jansen zijn
taak verricht.
Hij bracht zijn stof onder de volgende
hoofden: Inleiding; Ellen Key's leven en
persoonlijkheid; Ellen Key's Paedagogische
Idealen. Dit laatste weer gesplist in I. Soci
ale en Etische vraagstukken; II. De Eeuw
van het kind; III. Saamvattende waardeering.
De inleiding is een
philosophisch-historisch-sociaal-literair-paedagogisch-muzikaal
overzicht van de negentiende eeuw, ter
. meerdere imponeering met veel goed-doende
philosophen-namen doorspekt.
Ellen Key's leven en persoonlijkheid" is
zorgvuldig gelicht uit Ellen Key, Ein
Lebensbild von L. Nyshörn?Hamilton". In de
beperking toont zich de meester; de schrijver
is er zeer zeker in geslaagd van het interessante
uit het leven en denken van Ellen Key kort
en sympathiek wat mee te deelen. Jammer dat
in dit hoofdstuk.uit n zin meer schoolmeester
spreekt dan meester: Het ware soms wellicht
niet ondienstig geweest, wanneer Ellen Key
bij haar onderwijs den onderwijstoon had
weten aan te slaan, die door een strenge
discipline geeischt wordt." g)
Ellen Key's opvoedkundige idealen" be
handelt der schrijfster de verhouding tot de
philosofie van Nietzsche; tot het vrouwen
vraagstuk ; tot het vraagstuk van de Liefde
en den Echt; tot het sociale vraagstuk en
de ethiek : tot opvoeding en vrouwenarbeid;
tot misstanden in huisgezin en school; om
dan te komen tot haar idealen van opvoe
ding, hoofdzakelijk naar aanleiding van De
Eeuw van het kind".
De heer Jansen heeft in deze bladzijden
gepresteerd wat hij kon; hij geeft blijk van
met zorg haar werken gelezen te hebben, en
heeft zijn citaten even zorgvuldig gekozen.
Hij heeft gedaan wat hij kon; maar het kan
niet. In nog-geen-honderd bladzijden al
deze onderwerpen te behandelen, ieder tot
zijn recht te doen komen, recitatief, citaat en
kritiek te doen saamvloeien tot een aange
naam leesbaar geheel, is 'n absoluut onmo
gelijkheid. Het moet worden tot wat de
moderne school werd, welke de Zweedsche
schrijfster zoo terecht aanvalt: Onder deze
stortvloeden worden de hersenen verward,
de ziel verstompt en versuft, evengoed die
van den onderwijzer, (schrijver) als die van
den leerling (lezer).
Geheel anders echter zal de indruk geweest
zy'n, toen deze thans saamgesmolten
artikelen verschenen in Stemmen voor Waar
heid en Vrede". Bij een kleine dosis werkt
zulk een ragout opwekkend, prikkelend,
stemt eerder tot zelfnadenken.
En waar ik het uitgeven van een dergelijk
*) Onder den titel De Eeuw van het kind"
verscheen een reeks opstellen van zijn hand
in den jaargang 1904 van het tijdschrift
Stemmen voor Waarheid en Vrede.
|) Bldz. 34.
UIT DE NATUUR.
CXV. Vacantie.
Eindelijk is het slentertijd, ik woon voor
een heele maand heelemaal buiten. Wat ik
in de eerste vacantiedagen sterk gevoel als
iets zacht genoeglijks, is dat ik niet meer
voortdurend op de klok heb te letten; de
klok die je in 't bezige stadsleven onophou
delijk voor oogen hebt, die je nooit met rust
laat, altijd de baas over je speelt. Om te
toonen, dat ik me tenminste een poosje
niet behoef te laten coujonneeren, verzuim
ik opzettelijk met een streelend wraakgevoel
my'n horloge op te winden, ik wil ook eens
niet precies weten hoe laat het is. Maar zijn
vry'e dagen moet een mensch altijd zoo lang
mogelijk maken; de beste tijdverdeeling voor
de zomervacantie is: op met de zon, een
enkele keer al iets eerder, 's middags een
paar uur languit dutten na den maaltijd,
zoowat n tot drie; en niet naar bed voor
tienen; als de maan schijnt nog een uurtje
later; dat is best uit te houden en als men
't maar probeert gelukt 't vast. Op
regendagen alleen is lezen, musiceeren, teekanen of
knutselen van pas, zoolang het dag en droog is
moet er geen ander dak dan de hemel boven
ons hoofd zijn, geen ander boek dan de natuur
ons verstrooien of vermaken of stichten.
Al gaat ge er alleen op uit, gelegenheid voor
kennismaking is er in bosch en duin, aan
't strand en op de heide altijd in overvloed,
wie van verveling spreekt, is niet waard, dat
hij 't voorrecht heeft naar buiten te kunnen
trekken.
Ik heb nu in de eerste week al een paar ken
nissen gekregen, die ik dagelijks ga bezoeken en
met wie ik al op heel goeden voet sta. Dat zijn
twee eekhoorns op Oud-Bussum, een
grasmusch aan den Laarderweg en een vliegen
vangertje in de Eslaan, gezwegen van de bloe
men, de orchideeën, de zonnedauw en water
gentianen, die ik op mijn vaste wandeling
?voorbijkom.
boekje nauwelijks nuttig en noodig vind, daar
breng ik den heer Jansen gaarne mijn hulde,
voor het goede werk dat hij deed, toen hij
Ellen Key en haar ideeën introduceerde bij
den lezerkring van bovengenoemd tijdschrift.
Stemmen voor Waarheid en Vrede wordt
hoofdzakelijk gelezen door streng-gelooveode,
behoudende christenen. Zij, die voor een
schrijver, welke niet hun religieuse opvat
ting huldigt, geen belangstelling, geen eer
bied of sympathie hebben; die zoo iemand
negeeren als ze eenzijdig opgaan, verachten
als ze verstompt zijn in hun geloof.
En door Ellen Key, haar frischheid, haar
groot hart, haar jong voelen, haar ruimen
blik en vergaande menschenliefde te
introduceeren in dezen kring, heeft de heer Jansen
zich verdienstelijk gemaakt. En mogelijk dat
in dien kring, die niet Ellen Key zélf leest,
zijn boekje wél nuttig, wél noodig is ...
Saamvattende waardeering" is verreweg
het belangrijkste hoofdstuk. Het voorgaande
is aangenamer en belangrijker te lezen in de
werken van Ellen Key zelf. Vooral waar het
aanbevolene oordeel des onderscheid" ge
bruikt wordt, zal de lezing meer belang
inboezemen en er meer van overblijven dan
van den door den heer Jansen gedistilleerden
stjjven groc, die mogelijk een doezeligen
invloed kan hebben.
Waar in de voorgaande hoofdstukken,
reeds een enkele maal de lezer wordt voor
bereid, dat dit boekske geschreven is in
streng-christelijken geest, daar stelt de schrij
ver zich in Saamvattende waardeering" als
geloovig christen tegenover de kettersche
Zweedsche. Zonder vrees zich belachelijk te
maken tegenover andersdenkende lezers,
zonder schroom de opinie van een meer
algemeen geacht" dan algemeen bekend"
mensch plaatsend tegenover die van een
wereldvermaardheid ; eenvoudig, vrij uit zegt
de heer Jansen : Ellen Key kent de klove
niet tusschen zonde en heiligheid, tusschen
goed en kwaad, een klove, die voor absoluut
ondempbaar zou moeten gelden, ware zij niet
door een goddelijk verlossingswonder te niet
Toch weet hij bij al het essentieele verschil
van opvatting, waardeering, leering en origi
naliteit te vinden.
Waar wij op godsdienstig gebied, helaas maar
al te zeer gewend zijn aan onverdraagzaam
heid, waar de geloovige door den ongeloovige
bespot, en de afvallige door den christen
herablassend beklaagd wordt, daar staat het
zoo frisch en edelmoedig:
...?Zij zullen bij Ellen Key, althans wat
de hoofdzaken betreft, met verrassing en
vreugde terugvinden de profetiën van Israëls
psalmdichters en profeten, zoowel als de
chiliastische verwachtingen en uitzichten van
de Nieuw Testamentische Apocalypse.
Misschien zal het hun tot oorzaak van be
schaming zijn, dat van eene zijde, die met
alle christelijk geloof beweert gebroken te
hebben, aan idealen wordt herinnerd, die de
hoop uitmaakten van oud-Jsraël zoowel als
van de oudste christengemeente, en die het
christendom van later eeuwen hoe langer
hoe meer uit het oog en het hart verloren
heeft, zoodat zij tot leerstukken" zijn ver
steend, tot onderwerpen van theologische
controverse zijn verlaagd, buiten het centrum
staande van de schristelijke belijdenis, in dier
voege, dat het aan iemands rechtzinnig
heid" niet af of toedoet, of hij er aan gelooft,
al dan niet. Het echte volle christendom
evenwel zal moeten bekennen ; de idealen,
waarheen Ellen Key den enthousiastischen
blik gericht houdt, zijn onze idealen; zij
maken den inhoud uit onzer hoop ; wij scha
men ons met diepe schaamte; dat wij ze heb
ben verwaarloosd en geminacht, in stede van
ze der gansche wereld in vlammend schrift
voor te houden, door ze te belijden met woord
en daad; wij schamen ons met diepe schaamte,
dat wij ons licht, het licht der wereld, heb
ben gesteld onder een koornmaat en dat ons
zout, het zout der aarde, smakeloos gewor
den is. Doch wij zullen ons laten gezeggen;
wij zullen ons door dit oordeel, dat eene
getuigenis tegen ons is, laten reinigen en
beteren, al komt het van eene zijde, die de
leuze van het anti-christendom in haar vaan
del voert en al wordt het ons medegedeeld
in een taal, die de onze niet is."
Dit zou een waardig einde geweest zijn.
De heer Jansen heeft gemeend er nog
eenige bladzijden aan te moeten toevoegen;
hij heeft nog ettelijke waarheden verkondigd
over de ideële droomen van Ellen Key, die
De eekhoorns waren al bij de eerste ont
moeting heel toeschietelijk. En dat niette
genstaande ze op dat oogenblik door een
buitengewone omstandigheid in zeer opge
wonden en zenuwachtigen toestand verkeer
den. Ik had ze al een paar keer in den
vroegen morgen begluurd, voordat ik mij ver
toonde en ik wist welken weg ze namen om
uit de dichte groep hooge dennen, waar ze
woonden, naar den treurbeuk aan den vijver
te komen. Met een verrassende stiptheid
kozen ze eiken keer precies dezelfde sparren
en berken als stations op hun weg, wipten
van daar juist van denzelfden tak als gisteren
over op de hooge heesters, sprongen van
clenzelfden wegedoorn op het voetpad, huppelden
met mooi gekromde lijnen en recht
uitgestrekten staart door 't gras naar den voet van
den bruinen beuk. Daar spiraalden ze om den
stam, scharrelden wat tusscher de afhangende
zich aan ieder practisch mensch zullen voor
doen ; nuchtere waarheden, waarheden als
koeien, en evenals koeien onbelangrijk.
Het besluit is zwak.
Waar in het zooeven aangehaalde de schrij
ver zich toonde ruim denkend, en neerschreef
wat zoowel bij den ongodsdienstige als bij
den streng-geloovigen weerklank en sym
pathie mag verwachten, daar heeft hij het
noodig gevonden zijn boekje met een klein
preekje te besluiten.
De heer Jansen had moeten voelen dat
een dergelijke finale die gewenscht en moge
lijk geëischt is voor een artikel in een streng
christelijk blad, niet op zijn plaats is in een
brochure, die de groote wereld" ingaat.
Ik aarzel niet dit besluit zwak en onjuist
te noemen. Ik vrees dat het den indruk van
ruim-denken, die op voorgaande bladzijden
zoo aangenaam aandeed, zal doen vervagen.
COSMOI'OLITE.
Weer een gedenkteeken voor een vrouw in
Amerika. Een meisje dat fluit.
Mevrouw Martha Oallieni. Teleurge
steld Noord-Pool-reizigstertje.
Kort geleden werd in Washington een ge
denkteeken onthuld, gewijd aan de vereerde
nagedachtenis van Frances C. Willard,
oprichster der Vereeniging: Women's World
Temperance Union.
Chicago weet zijn verdienstelijke burgeressen
óók te waardeeren tijdens haar leven, en na
haar verscheiden te ontrukken aan botte,
haastige vergetelheid. Dr. Mary L. Thompson,
specialiste in chirurgie, heeft thans ook haar
gedenkzuil in Chicago.
Gedurende haar.dertigjarige loopbaan heeft
dr. Thompson zich doen kennen als onver
schrokken vrouw, beleidvol chirurg, vlijtig
student, rationeel-wetenschappelijke en deel
nemende vriendin harer patiënten.
Bij de onthulling van haar gedenkteeken
getuigde dr. Nicholas Senn, autoriteit op
chirurgisch gebied van zijne vrouwelijke
collega het volgende: Deze plechtigheid
is een wegwijzer in de medische geschiedenis
van Chicago ; honderde vrouwen zijn het
welslagen van haar leven verschuldigd aan
de edele gezindheid en aan den onverilauwden
ijver door dr. Thompson ontwikkeld in het
het belang van haar inedezusteren. De
herinnering aan deze voorbeeldige medica
leeft en zal leven in de harten der bewoners
van Chicago."
?:;- *
Vrouwen die fluiten,
En koeien, die loeien
Zijn zelden goeien.
Zóó beweerde vader Cats. De
dood-ouderwetsche man heeft meer dingen gesegd, waar
mee ik mij niet vereenigeu kan.
Gedachte- en zinloos fluiten a la stal jongen,
zal ik van een vrouw of meisje zeker niet
bewonderen. Evenmin als het neurieën, o!
dat schrikkelijke neurieën! zonder melodie,
zonder rythme, dat net zooveel van muziek
heeft als een regenscherm. Maar, zuiver,
gevoelvol, door-en-door muzikaal fluiten,
waarom zou dit hoogstzeldzame talent een
vrouw ontsieren'!
De zestienjarige Margot Lethbridge heeft
met buitengewoon succes in Londen gede
buteerd als siilleuse". Zij beschikt, ondanks
haar jeugdigen leeftijd, over een uitgebreid
répertoire, waarin zij op artistieke wijze haar
virtuositeit in het fluiten openbaart.
Tot haar glansnommers behoort: L'étévan
mevrouw Chaminade.
Margot Lethbridge erfde haar liefde en
aanleg voor muziek, van haar grootvader Sir
Koper Lethbridge.
# *
*
Zoo iemand, dan voorzeker heeft mevrouw
Marthe Galliéni, echtgenoote van den
Franschen generaal Galliéni, beantwoord aan het
bijbelsch voorschrift, om te zijn voor haar
man : een hulpe.
Met groote welwillendheid is mevrouw
Galliéni ingegaan op het tot haar gericht
verzoek, persoonlijk een-en-ander te schrijven
over Fransche kolonisatie op Madagascar, en
over haar jarenlang verblijf op Tananarive,
hoofdplaats van Madagascar. Mevr. Galliéni
vertelt o. a. : De bewoners van Madagascar
zijn in twee zeer verschillende stammen ver
deeld : de Hovas en de Sakalaven.
De Houve", zoo wordt Hovas uitgesproken,
is veel begaafder en oneindig vatbaarder voor
beschaving dan de vrouw der Sakalaven.
takken, knabbelden even aan de halfrijpe
beukenoten en keerden zonder n geluidje en
ook weer zonder n afwijking langs den
zelfden weg terug.
Dun derden dag had ik voor kennismaking
bestemd, het was een goddelijke morgen;
het gras nog vochtig, en blinkend in de
schuine roode zonnestralen; overal dreunde
de hommelklaroen boven de bloemen, die er
geeuwend van ontwaakten en met halfopen
mond en oogen zich slaperig rekten, lang
zaam de hoofdjes oprichten en zich keerden
naar den grooten stralenden vuuroven in het
oosten.
De boomtoppen wuiven, heesterbladeren
trillen in den morgen wind ; dennen en sparren
kreunen en steunen zacht, dan suizen ze samen
met het ruischend loof; en als de damp
uit den vijver tot in de kruinen is gestegen
fluit en orgelt het, slaat en piept het,
kwin'.-?-^ WPïH
l J l L r i ? ' f ? . Ihv,
Over 't open pad naar den beuk.
Bij verpleging van melaatschen, in kinder
bewaarplaatsen, in naai- en borduurscholen
is de ijver, het vlugge begrip, het aanpas
singsvermogen en de plichtsbetrachting der
Houve van onschatbare waarde. De vrouw
der Sakalaven is onverschillig, stompzinnig
en vadsig. Het heefi mevrouw Galliéni heel
wat moeite gekost om die vrouwen aan het
verstand te brengen, dat de jammerlijke
sterfte van haar zuigelingen zou verminderen,
indien de vrouwen haar kleintjes meer hy
giënisch behandelden. Wat de echtgenoote
van den Franschen generaal onder de Saka
laven tot stand bracht wijdt zij aan de krach
tige medewerking der Houve.
De vrouwen van Madagascar zy'n de han
digste kantwerksters der wereld. Den Uden
Februari van dit jaar, gaven de generaal
en zijn echtgenoote hun laatste bal in het
gouvernementshuis op Tananarive. De dames
inboorlingen waren beelderig gekleed naar
de laatste of voorlaatste Parijsche mode. Het
gemak en de zwier waarmede mannelijke
Hovas zich in rok bewegen, zou een Parijschen
galon alle eer aan doen.
Mevrouw Galliéni is vtol lof over de Houve,
die zij als kamenier meenam naar Frankrijk.
Een juweeltje ! zegt zij, dat elke dame mij
zal betwisten, indien, ??haalt even diep
adem Helena Rainimarosandratana, ooit
van betrekking wenscht te verwisselen.
Heiena's naam klinkt buitengewoon zoet
vloeiend en zangerig wanneer zij hem zelf
uitspreekt, wat ik mij best kan voorstellen,
want het is een reeks van schoone klanken.
Mevrouw Galliéni acht het een groot geluk
voor haar dochter Marcella, dat zij binnen
kort in het hu velijk zal treden met kapitein
Grusz, een der beste ollicieren van den gene
raal. Mevrouw Galliéni zegt, dat, de jonge
lieden op Tananarive den arbeid door de
ouders begonnen, kunnen voortzetten, en dat
op die wijze het echtpaar Galliéni niet zoo
spoedig zal vergeten worden.
Het uitstel van de Peary-expeditie is een
groot verdriet en een grievende teleurstelling
voor de veertienjarige Marie, het dochtertje
van den Amerikaanschen Noordpool-reiziger
Peary. Marietje Peary, dat in koude, hooge
regionen het levenslicht zag, verlangt vurig
om met haar vader mee te trekken naar den
Noordpool. Door gemis aan geld, is de be
raamde expeditie nog een poos uitgesteld.
Keeds was Marie als jongen gefotografeerd
en zien wij haar met langen broek, kort buis
en puntigen bijl in de hand om
sneeuw-masaa's en ijsblokken door te hakken. Vijftien
jaar geleden vergezelde mevrouw Peary haar
man voor het eerst op zijn gevaarlijke en
avontuurlijke reizen. Marietje werd op reis
geboren en over hun verblijf in verre, barre
gewesten schreef mevrouw Peary een boekje.
Het huis der Peary's te New-York behoort
tot een der wonderen der Nieuwe Wereld.
Zij bezitten een pracht-verzameling bont.
De schoonste, witte ijsbeervellen die men
zich denken kan, zijn nu reeds het eigendom
van hun cordaat dochtertje, benevens een
hoeveelheid eider-dons door bewoners van
Zuid-Groenland aan moeder en dochter ten
geschenke geboden. Wij hopen, dat Marie
Peary niet voor goed haar kloek bijltje zal
behoeven neer-te-leggen, maar, dat de fan
tastische droom van haar jonge jaren tot
werkelijkheid zal worden. Een koude wer
kelijkheid, die echter door haar, met warmte
zal worden begroet, want, de lust naar 't
vreemde, 't gevaarvolle en avontuurlijke, zit
haar in het bloed. Wie weet, welke kranige
expeditie- en exploratie-reizigster Marie Peary
nog eenmaal wordt.
CAPKICE.
Elisée Reclns.
De beroemde Fransche geograaf, wiens
portret wij hier afdrukken, is op 75-jarigen
leeftijd te Thourout in Belgiëoverleden. Hij
werd op 15 Maart 1830 te St. Foix la Grande
in het departement der Gironde geboren,
studeerde te Moutauban en later te Berlijn
onder Kitter.
Keclus is altijd een hartstochtelijk politi
cus geweest, die de daad bij het woord voegde
en daardoor menigmaal in conflict kwam
met de autoriteiten. Na den coup d'état van
1851 moest hij Frankrijk verlaten en onder
nam toen reizen in Engeland en Ierland en
in Noord- en Zuid-Amerika; eenige jaren
lang woonde hij in Columbia. In 1858 kreeg
hij verlof om naar Frankrijk terug te keeren
en vestigde zich te Parijs, maar na 'den
Commune-opstand van 1870 werd hij op
nieuw verbannen en nam de -wijk naar Genève.
keleert. trillert en tjilpt het omhoog en om
laag of het nog lente was ; alleen lijster, merel,
wieïewaal, vink en tuinfluiter zijn goed te
onderscheiden, door toon en maat, de andere
hooge stemmetjes van rood borst, meezen en
roodstaartjes wofden o verstemden onduidelijk
gemaakt door den geweldigen kleinen
druktemaker : winterkoning.
De overstelpende zomermorgenzang heeft
mijn aandacht afgeleid van den eekhoornweg,
en als ik omzie, wippen de beide roode rugrjes
in slangebochten vlak achter elkaar over 't
pad, dat naar den hangbeuk aan den vijver
voert. Langzaam stijgen ze in den boom, eerst
om den stam aan den kant naar mij toege
keerd, dan onder langs een breeden arm van
den beuk. 't Is zoo dichtbij, dat ik mij ver
beeld den harden tik te hooren als de dieren
de nagels in de gladde schors slaan. Voor
zichtig sluip ik onder de sparren door naar
de plek waar ze gewoon zijn op het pad te
springen, daar leg ik 't meegebrachte lekkers
neer : een heerlijke bruin-gele paddestoel die
er uitziet als fijn gebak, een paar noten en
een korst wittebrood. Nu strek ik mij gemak
kelijk uit in 't gras en ga met ellebogen in
't zand en H hoofd in de handen rustig liggen
kijken naar den beuk waaruit mijn eekhoorns
weer te voorschijn moeten komen. Op eens
hoor ik een ontzettend leven in den top,
nijdig getjak en gegrauw, hoog gegil en gepiep
en daar komen hals over kop de eekhoorns
naar beneden hollen ; er achteraan een prach
tige gele vogel, een wieïewaal, die, als een
razende met bek en pooten en vleugels werkt,
meteen schiet uit het gebladerde nog een
vogel van dezelfde grootte te voorschijn maar
meer groen dan geel; 't is het wijfje, ze gaat
duchtig meekijven en blazen tegen de eek
hoorns, die, een beetje versuft van den schrik,
aan den voet van den boom blijven zitten.
Nu komen er spreeuwen, merels, lijsters,
roodstaartjes, roodborstjes bij te pas, de heele
vogelbende van 't eilandbosch komt op de
ruzie af; 't is een geschreeuw dat hooren en
zien vergaat. Eventjes nog blijven de beide
eekhoorns beteuterd zitten kijken, dan slaan
De amnestie van 187Üvoerde hem naar
Parijs terug. Eene blijvende plaats vond deze
zwerver echter eerst in Brussel, waar hij aan
de vrije universiteit werd aangesteld tot
hoogleeraar in de vergelijkende aardrijkskunde.
De wetenschappelijke werken van Keclus
vormen op zich zelf eene kleine bibliotheek.
Wij noemen hier slechts zijn Nouvelle
Oeograplne Univenelle, een standaard-werk in 19
deelen. In het laatst van zijn leven ondernam
hij nog een ander groot werk, Vllomme ft la
Terre, dat hij nog vóór zijn dood heeft kunnen
voltooien.
Beclus heeft tot kort voor zijn dood zijn
werkkracht en zijn helderheid van geest
onverzwakt behouden, en men kan met het
volste recht van hem getuigen, dat hij een
sieraad van de Fransche wetenschap is
geweest.
ze op de vlucht, gevolgd door een troep
lawaaimakers ; de aanslag op de jonge
wielewaaltjes is nu mislukt door de waak
zaamheid der ouders en, haastig en onzeker
huppend, snellen ze op hun sparrebosch toe.
Maar nu wacht hun een nieuwe verschrikking.
Dwars op hun beproefd en veilig paadje ligt
een groot grauw ding onbeweeglijk. Met een
schok blijft de voorste eekhoorn staan en
richt zich op zijn achterpooten op, zijn lippen
trillen, zijn oorpluimen beven en zijn lange
knevels rijzen en dalen. Uit de groote zwarte
kraaloogen straalt eerst angst, dan kalmeert
het diertje snel; de ander het jong, denk
ik, al zijn beide dieren bijna even groot
komt naderbij en snuffelt, hij ziet en ruikt
het cadeautje ; snaukkerikkebakkik doet hij,
en springt als boos een eindje op mij toe. Ik
moet mij bedwingen om niet te lachen als
de held uit angst mij zoo aankeft en in een
boog om mij heen draait; meteen doet hij
een sprongetje terug, pakt den paddestoel in
den bek, rukt er een stuk af en gaat er mee
van door; de ander is zoo brutaal niet; zij
klautert eerst den boom tegenover mij in,
blijft daar een poosje zitten schelden en ver
dwijnt langs een omweg in de sparren.
Ze zullen wel terugkomen, dacht ik;
met kalme bewegingen haalde ik mijn
schetsboekje voor den dag en bleef zonder van
plaats te veranderen liggen krabbelen.
Al kon ik ze niet zien, ik voelde wel dat
de beide brutale slimmerds mij zaten te be
spieden. De noten en de lekkere bruine
wittebroodskorst glommen in de zon midden
op het gele zandpad ; een half uur hebben
de diertjes het kannen aanzien en toen werd
het hun te machtig. Eerst kwam er een
terug ik vermoed dat het dezelfde was, die
al dadelijk toehapte en haalde een noot
weg, en met tusschenpoozen van een kwartier
kwamen de gasten al de versnaperingen weg
halen, die ik hun had aangeboden. Sedert
zijn we goede maatjes, en als er niet toevallig
een tweede vroege wandelaar in den weg
komt, zullen we elkaar nog menigen morgen
spreken. E. HEIHANS.