Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1465
JAN LUYKEN.
II (Slot).
't Gaat niet altijd aan iemands werk
zaamheid te bepalen naar het aantal
zijner voortbrengselen, maar Luyken's
productie is zoo overvloedig-, dat zijn
leven ons toeschijnt als een onafgebroken
aaneenschakeling van werkzame dagen.
Die overvloed is ook wel oorzaak van
een maar matige interesse in zijn werk.
Het heeft in zijn geheel een te duidelijke
trek van onderlinge gelijkenis, zoodat
sterkwater kunnen verkregen worden;
de donkere partijen hebben zelden diepte,
er is weinig vibratie in de
overgangstinten, het licht heeft geen lichaam,- de
tegenstellingen zijn veeltijds hard.
Zijn groote coinpositie's vooral hebben
weinig gebondenheid, ze vertoonen in
warrelende toevoeging van zooveel
onderdeelen een onrustig geheel; de figuren
zijn geen menschelijkheden maar
figuwerken, die de belangstelling moet gaande
maken; het verhalende element is erin
overwegend. Deze man van zoo ingetogen
aard en met zijn neiging tot versterven
van den zinnelijken mensch, was in zijn
uiting als beeldend kunstenaar een
ongebondene, toomeloos voortgejaagd door
zijn onuitputtelijke verbeelding. Onder
werpen als de Bartholomeus-nacht, de
Zondvloed, de Kindermoord, doen zijn
ervan is, dat je er alles op ziet gebeuren,
wat het uitsterst opgehitste bedenkings
vermogen uitvinden kan. Ze zijn prik
kelend die voorstellingen, en laten zi ch,
zoo ze eenmaal de aandacht trekken, met
gretigheid afkijken, want de gespannen
heid van verbeelding is overmeesterend.
Met blijkbaar welgevallen ook deed hij
verhalen van afschuwelijke wreedheden
in realistische afbeeldingen, voldoenend
Het was ditmaal 't slot der Swawa-tri
logie door mevrouw Amy Grothe-Twiss in
woorden neergelegd, door haar en haar
gotrouwen in beeld gebracht. Waar voor twee
jaar Swawa's terugkeer" de geschiedenis gaf
van Swawa, trouwe gemalin van Helge, wier
liefde zóó sterk was, dat zij geen grooter ver
langen kende, dan met hem in het graf te
dalen, maar door der goden wil in de wereld
terugkeerde om haar leven te wijden aan
allen, en Herinneringsdag" het feest deed
Mofêszyn Staf na den hemel verhefiende.word Iloipleriland mei Donder, h\raren Ha^e.1 en Vijer. aan menlehen en bcclten.en al wat op den velden is wflawn.oi» 't ^'cboomteverbrookeii
maar zelden een nieuw exemplaar
onder de oogen, een onmiddellijke ver
rassing brengt. Zijne prenten hebben
allereerst daarin hunne overeenkomst, dat
zij van een immer zichzelf gelijkblijvende
stellige beweging, door routine verkregen,
getuigen. Ontegenzeggelijk is bij de uit
voering van trucs gebruik gemaakt om
eene zoo sterke vermeerdering van voort
brengselen te vergemakkelijken. De ar
ceeringen zijn dikwijls van een kille stel
selmatigheid in de schaduwpartijen van
voorgronden of donkere huizenvlakken,
met hun regelmatige k wadraatjes en deze
weer om kracht te winnen door 't
diagonalen tot ruitjes vervormd, zoo bui
tengewoon vast en correct, dat hot schijnt
of de maker tot versnellende uitvoering
mathematisch werkende ingrediënten be
zigde, althans veelvuldig
het burijn gebruikte. Vol
gens mededeeling van den
heer v. d. Keilen heef c
Luyken toch minder in zijn
platen gesneden dan men
zou meenen. De figuurtjes,
die in al die prenten wel
bij tienduizenden te tellen
zullen zijn, hebben ondanks
hun oneindige afwisseling
in actie's, bewegelijk tot het
buitensporige toe, het ge
meenschappelijke in ge
daante, typeering en pose,
dat hen eerder als de door
een vaardige hand, snel ont
worpen en rap gcteekende
poppetjes doet verschijnen,
vernuftig samengebracht in
een compositie, dan als
mensch-figureu waargeno
men en gelicht uit het wer
kelijke leven. Deze inensch
zoo devoot van /in en angst
vallig van geweten, was als
kunstenaar minder pieus van
intentie bij de technische
uitvoering. Een etsje van
hem, dat volkomen een fijn
of uitgelezen specimen van
deze kunst is, vindt ge maar
zelden. Ge moet hier niet
allereerst ook zoeken naai
de eigenaardige bekoringen,
die door de macht van het
ranten voor een vertooniug. Intiemer en
keuriger ook als voortbrengsel van
etskunst, zijn verschillende prentjes die tot
opluistering dienden van zijn
godvruehtigdichterlijken arbeid. De ontroering van
zijn onbenepen devoten /.in verwerkte
zich soms tot een lyrische ontboezeming
en de teekening van details, de correcte
gratie van sommige beeldjes doen gewaar
worden een fijner doelende intentie bij
de uitvoering. Maar over liet geheel
hebben Luyken's prenten een illustratief
karakter, ondanks het zware werk dat hij
er aan besteedde, en hierin dan juist zal
de weinig animeerendo indruk, die er van
uitgaat do oorzaak zijn. Een immer ge
lijkmoedig toegepaste methode deed de
prenten kleurloos blijven, 't Is de inhoud
van zooveel kwalitatief gelijkwaardige
voorstellingsvermogen bijna delireeren.
Hij /iet dat gebeuren in tafereelen die
zich in alle mogelijk-bedenkbare
cpmplicatie's uitspinnen; do ruimte is uitge
zet in zooveel opeenvolgende plans die
den horizont altijd verder verschuiven
kunnen,en .slechts de randen van zijn plaat
vermogen aan de vindingen van zijn geest
perk te stellen. De mensehen in du wilde
wanorde van het tumult, zijn als
doorcengcjaagde mieren in die wijde wereld,
de paniek is niet verbeeld in n groote
stuip van beweging;, /.e zijn als gestrooid
in onbegrensde vermenigvuldiging van
uitzinnigste bewegingen.
't Is waar, die compositie's rammelen
wel, maar dit is toch juist het karak
teristieke resultaat van de/e wilde en
rauwe verbeeldingen. De eigenschap
.Martelares.
aan de curieuse zucht der menschen, te
bepeinzen welke middelen er al bedacht
zijn tot griezelijke martelingen. Wij van
den tegenwoordigen tijd met on/e licht
gekwetste zenuwen, kunnen er ons over
verwonderen, dat bij dezen vrome en
zachtmoedige van harte, de fantasie zich
verlustigde in het scheppen van zulke
gruwelen.
De andere helft van Luyken's werk
zaam leven wordt aangeduid door de
menigte zijner geschriften, meest van
godsdienstige strekking, in dichtvorm.
En dit was werkelijk geen bijbezigheid
van zijn overvloedigen arbeid als etser
en teekenaar; zijn contemplceivnde ge
aardheid en van kcrksheid 7.00 af'keerigen
godsdienst/in, zette zich hier misschien
het zuiverst om in den kunstenaar bij
de/e zoetvloeiende, dikwijls elegante
dichtregels. Zoo is het of iedere adem
tocht van de/e merkwaardige
menschelijkheid zich een doortocht zocht in
kunstuiting, en toch was hem de ver
zorging van het zieleheil, van geestelijke
ver/ui vering, het allereerste, zoo niet
het eenige streven. Deze samensmel
ting van den meiisch en den kunstenaar
maakt Lurken tot een zeer belangwek
kende verschijning.
De directie van liet 1'rentenkabinet
had onlangs een belangrijke verzameling
van Liuken's prenten uitgestald. Ik had
gehoopt de/e bespreking tijdens die ten
toonstelling te doen uitkomen. Wegens
plaatsgebrek moest de copy echter blijven
liggen. Ulij ft niet anders over nu, dan
belangstellenden er aan te herinneren dat
op aanvraag de verzameling altijd te
bezichtigen is. W. STEF.XHOFF.
aanschouwen ter herdenking van hare terug
keer, daar zijn wij thans met Swawa's ster
ven" twintig jaar later, en zien wij haar
afscheid nemen van hen, die haar lief hadden :
want God heeft genadiglijk besloten, dat
aan haar aardschen gang een einde komen
mag. Zij heeft de zware taak volbracht, die
haar was opgelegd. Zij heeft het leven moeten
dragen, totdat in deemoed en in liefde zij
Swawa's sterren.
Vaarwel, vaarwel, gij allen. Ik zegen u in
naam <!er liefde dis oneindig is."
We heb oen Swawa zien sterven omringd
door al haar getrouwen, te midden van de
natuur, die haar zoo lief wa.°, we hebben de
doodsklok hooren luiden en de vrome zusters
en eerwaarde broeders hun ..Hosanna in
excelsis" hooren zingen, en nog ruischten
die plechtige tonen na. toen wij scheidden
van dien gewijden grond, waar het spel van
natuur en liefde en schoonheid ons
betooverd luid.
Mevr. AMY (TISOTHE?wiss, als Swawa".
n zich voelde met al wat leefde. De liefde,
ilie /ij nen toedroeg, heeft zich tot alles
uitgestrekt.
Nu ia haar stervensuur gekomen. Zij mag
ter ruste gaan.
Velen zullen dit einde betreurd hebbeu.
voorziende, dat hiermede ook de vertoonin
gen van het sprookje in het Bosch" tot het
verleden zouden behooren; laten wij echter
niet wanhopen en den stillen wensch koes
teren, dat mevrouw Amy (ïrothe-Twiss ons
komende jare een nieuwe sproke van natuur.
en goden en menschen moge geven, waarin
zij haar gevoel voor kleuren-harmonie, voor
groepeering, voor entourage wederom kan
uiten, zooals zij dit thans gedaan heeft.
Ik wil mij niet gaarne begeven op ander
mans terrein en mij verdiepen in de
tooneel