Historisch Archief 1877-1940
I) K AM: T K II D A M M K 11 W K K K 13 L A I) V O O U fl K D K U L A iN D.
JSo. löOu
awbltenaren, een plaatsje wel is waar nog
zeer bescheiden, inaar toch beter passende
lij hun -tegenwoordige maatschappelijke
positie en meer in overeenstemming: met
Lun tegenwoordige behoeften. Hun ont
werp is een degelijk stuk we k. Het baseert
4e salarissen op de jongste onderwijswet,
de wet van Dr. A. Kuyper, die ook den
liijzonderen onderwijzers zoo zeer ten goede
Somt. En het stelt aan onze gemeentekas
den zeer matigen eisch om te voorzien in
een verhoogde uitgave van gemiddeld ? 2150
jier jaar tot anno 1916. Daarbij hebben
de-heeren het oog gehouden op onzen groei
als voorstad van Amsterdam. Immers, zij
hebben bij hun berekeningen aangenomen,
dat naa^t onze 6 openbare scholen van heden
aoor 2 noodig zullen zijn tot 1916.
Do regeling berust verder in haar geheel
op de volgende maxima, afgeleid uit de
wet, iu verband met den Hilversumschen
levensstandaard.
? 1200 voor een onderwijzer zonder hoofd
akte (aanvangssalaris ?600).
? 1400 voor een onderwijzer met
hoofd? *kte (ininiraum-salarH ?800).
/ 1600 vooreen on lerwijzer met verplichte
hoaf lakte (minimum ? 1200).
/' 1890 voor een schoolhoofd (minimum
? 1400).
Deze maxima worden eerst bereikt op
een leeftijd, voor dïmeosten vallende tus
schen 35 en 40 ja'ar. Do regeling kent
Bovendien jaarlijks aan do schoolhoofden
./ 400, aan de overige onderwijzers j' 100
bij-trage in de woninghuur toe.
De commissie van toezicht op het lager
onderwijs heeff op verzoek ook haar meening
uitgesproken. Zij heeft bij den Gemeenteraad
een voorstel ingediend, dat aan de school
hoofden ? 1900 als maximum, naast / 1500
als minimum, wil toekennen, en dat voor
alle overige salarissen het adres der onder
wijzers steunt. Gaat de Gemeenteraad op
dit voorstel in, dan komt de geheele regeling
in het eerst volgende decennium op de luttele
verhooging van uitgaven van gemiddeld
} 2660 per jaar te staan vooreen corps van
68 ambtenaren op heden tot ruim 90 in 19Ui,
dat is gemiddeld f 40 i f 30 per hoofl.
Wij twijfelen dan ook niet, of de Ge
meenteraad zal de oude verordening, die
1 tha-ns door de herhaalde partieele wijzi
gingen met de eenvoudigste lotrica spot,
vervangen door een der bei Ie rationeele
ontwerpen, die hierboven werden geschetst.
Hij bedenke, dat een nieuwe lap op den
kedelaarsdeken alleen enkelen tevreden
zal stellen, alleen voor korden tijd doel zal
treffen; dat hij zoodoende telkens en telkens
zal worden lastig gevallen, om aan de
jecktmatige wenschen van de overigen te
Toldoen. Hij bedenke tevens, dat
meteenverordening in den trant dier beide ontwerpen
een regeling zal worden getroffen, die in
de gegeven omstandigheden tot 1916 geen
wijziging behoeft en ook voor latere jaren
dienst kan doen.
In een van de laatste Wereldkronieken 'n
kiek j-e., Een roodhuid met vervaarlijken kam
zotte hanenveeren van z'n salamanderiug.
n 'c hoekje, links erboven, 'n bleek por
tretje, 'n Fijn knap snoetje. Mevrouw van
Dommelen uit Den Haag. Tuilüoedje, char
mant sn'iitje. In de toelichting lees je 'n
dottt ri^' verhaal. Mevrouwtje, 31 jaar, was
smoor geworden van den roodhuid, toen ie
ep 't tooneel in 't Haagje was. Zoo een
Jormidabelen roodbruinen gevel! Zoo'n huid
a's vetgewreven '-.astauje ! Ze was met be
hulp van 'n tolk met 'in in conversatie ge
treden. De bliksemstraal sloeg in haar hart,
en in het roodez\jne. C'ótait l' amour. Op 't
oogenblik zit 't paar in Amerika, nadat
mevrouw, vlijtig Engelsch gevost heeft, en
den rooden Jen beeft weten te beluiden,
dat 'c «urn contanten niet mankeert."Blijft af
Ie wachten, wanneer madame, met de zachte
oogharen in dauw op de Wilbelmina-pier
weerkeert!
Ik kan hier ter plaatse niet meedoen" met
Iiuiskamerlijke: Ach, hoe-interessant! Noch
'(, billijken, dat de pers berustend de handen
vouwde, en 't commentaar aan '11
\\ereldJrronieJb-redacteur overliet. De zaak is van ge
wicht. Wij hebben 't allen meegemaakt, hoe de
roale, zwarte en gele vuilpoesen Arabieren,
Ashantijnen, Abessiniërs, Roodhuiden, die 'u
pienter impresario bij ons ter markte gooide,
in een minimum van tijd uitverkocht raakten.
Bij ons; in Frankrijk; in Duitschland. De
y.couwen van West-Europa hebben 'u
perv-ersen kletirpnzin" gekregen, om voor
ditmaal Oscar Wilde's bloeuirrjken schrijftrant
hulde te betuigen.
Het is op 'i oogenblik zoo : 't knijpt je in
de--keel I Waanneer 'i B'-rllner Tageblatt schrijft:
Die- Schwiirmerei der Berliner Frauen und
M-adchen für die dunkelrassige Miinnerwelt
ist schon haufig in auilïilliger Weise zutage
getreten, so ungenie.it aber kaum wie jetzt
gegen den gegenwartig hier auftretenden
Abessiniern. Fast tiiglich mussen abendsnach
Schlusz der Vorfülirung Miidehen mitsanfier
Gewalt fortgewiesen werden, weil sie sich
von ihr;n braunen Freunden nicht trennen
kunnen dan bet eekent dat nog al iets.
De redactie van het gioote blad van Mozes
Mosse is nu juist niet samengesteld uit lie^
den, die niet graag 'n kluit werpen naar de
banier van het Arisch Germaansche volksras.
])e berichten laten ook niets aan duidelijk
heid te wenschen over. '.t Zijn geen rneii-jes
yan de Friedrich drasse, die voor de zwarte
heeren staan te hemelblikken en sentimen
teel te doen. Vrouwen en meisjes van stand,
beschaving en ontwikkeling ! Ook de hoogere
burgerscholierende sciool werpt 'r duitje
in 't zakje. Als kan blijken uit het volgende
briefje: Lieber Herr Mullah. Vo.n allen ihren
Tvindsleuten gefallen Sie inir am besten. leh
möchte gern wissen, eb die schone Farbe
Ihrer Haut wirklich echt ist. Ik habe mit
jiieinen Freundiunen deshalb gewettet, und
liin neuüch stundeulang vor Ihreu
gestanden, ohne den Mut zu linden sie anzusprechen.
Aper niichsten will ich es wagen." En zoo
jrborts. 'L Loont mij niet deze kattebel tot
hét bittere eind toe uit te werken.
Er: is meer materiaal, 't Parijsche Journal
disc.h,te kortelings in zijn rubriek: A travers
Paris .-?niet likkebaardend welgevallen 't
yerhaal Op yan 'n, kleine madame bourgeoise.
Op -geen" winkelgang te'avond of middag
door de;Seinestad.bad- memmwde
husj-elijkstrouw niet booge bakjes vertreden. 'n Zachte
wind streek in het zeiltje en de schuit
sneed toe op de koperen kust. Tot 'n klip
in zicht kwam. 'o neger van 't Petit Casino
waar het bootje op kwam te stranden.
'n Avond zag madame hem, zoo d'ie op 't
tooneel stond, klos-dansen stampend, grijn
zen plooiend, ooiten rollend, kreten slakend.
Den volgenden dag, na de generale repetitie,
vroeg ze belet. In ho >gere vervoering, met
zachte geluksoogen, kwam ze in bet cabinet
d'attente. De rest valt te ralen.
In de Berlijnscbe kranten van de:e week
weer 't volgende entrefilet, dat te denken
geeft: D r föliwarze Paiiker dis
LeibgardeHusaren-regements in PoUdam,
TrompeterUn'erofli/.ier Arara ist ernstlich erkrankt,
und bi findet sich seit einiger Zeit i-n Lazarett.
E' kann zwar das Klima ganz.gut vertragen,
aher Arara ist der erkla'rte L-etaling vieler
Miidehen und das wirkte ungümtig auf seine
Gesundheit ein.
*
*'n Bedenkelijk verschijnsel.
EIeb ik het recbt, te vragen?
De k vest ie is van twee kanten te bezien.
Van liet ra^standpuat en van dat der moraal.
Ik voel me niet competent van rasstandpunt
te verdoemen wijs er alleen op. dat in
Amerika de society 'n blanke vrouw uilstoot,
die zich met 'n zwanen Jan afgeeft; dat alle
West-Europeesche volkeren, die koloniseeren
wanneer zij ook den mannen vrij gaven
de eig^H vrouwen op 't voetstuk tilden. Wijs
er verder op, dat van den tijd der Batavieren
-af het den roem van de vrouwen van ons
ras is geweest d.u zij voor en door alles
leefden en 'eden met. het vo!k van haar soort;
moeilijk bij 'n vreemden veldhet r inden harem
kropen. Wijs op 'n regeeringsbesiuit, d it der
Duitsche vrouw, die de siotitigheid had be
gaan met 'n Suahelvi-kader (piiv-aat docent)
in 't huwelijk te tredt-n ? .Ie land ng in
Dar-Es-Salaam olliciëel verbood terwijl
datzelfde gouvernement het concubinaat zijner
krijgers in die landstreek bevordert. Ouk te
boorster plaatse wordt dus blijvbaar met
twee maten g/'.meten! De vrou. ven dragen
meer dan de mannen: het ras en z'n toekomst!
Van het standpunt der moraal valt wél te
vonnissen. Dat bet rei/.ende gekleurde
gespuis bij ons zoo snel uitverkocht raakt,
is m. i. bloot 'n capricieu-e perversiteit toe
te schrijven. Die systematisch aangewakkerd
wo.'dt door persrela^en als bovenstaande Die
meer in het buitenissige dan iri de kleur 'n
ziekelijke neiging te voldoen zoekt.
liet is de plicht der organen van open
bare meenino; onzen vrouwen aan 't verstand
te brengen dit, in en door baar, nó* ons ras
de hoogste cultuur der menschheid ten kroon
draagt.
A m s t, 20 Maart. R. FEEXSTKA.
in de
Op waardige wijze heeft zich de honderd
acht en dertigste uitvoering der Maatschappij
Caecilia" aangesloten bij haar voorgangers.
Het bleek, dat het programma voor dit
concert ten buitengewone aantrekkingskracht
had uitgeoefend op liet publiek, want de
sciouwburgzaal was gehetl uitverkocht en
honderde toehoorders, die plaatsen hadden
aangevraagd, moesten .teleurgesteld worden.
Zulks is zeker zeer onaangenaam voor hen
die de uitvoeringen van Ca»cilia" zoo bijzon
der waardeeren en misschien reeds jaren
lang geregelde en trouwe bezoekers zijn der
concerten, liet bestuur van Oaeeilia'' vindt
het eveneens zeer jammer, dat aan zoovele
aanvragen om plaatsen niet kon worden
voldaan en het daarom trouwe bezoekers
moest teleurstellen ; maar het is nu eenmaal
niet anders. Bij de Cancilia-concerten is de
schouwburg te klein en zouden er op enkele
rangen min^ens tweemaal zooveel zitplaatsen
moeten zijn, om aan alle aanvragen te kunnen
voldoen.
Aan den andt-ren kant is het een verblij
dend verschijnsel dat een zoo sympathieke
instelling als Oaecüia"', door et-n dusdanig
talrijke opkomst van het publiek, aantieel
zoo gebaat wordf.
Het programma bevatte de
Jupiter-symphonie en het vierde vioolconcert van Mozart,
Wasmer's Tannhiiuser-oiiverture en
Beethoven's vijfde syjiphonie. A.ls men nu in aan
merking, neemt, dat Carl Flescb de solist
was, die het vioolconcert voordroez, dan is
hiermede de oorzaak van het succes eensdeels
wel verklaard. Voor bet andere gedeelte zou
men dan de gevolgtrekking kunnen uiaken
dat het publiek, hetwelk de
Caecilia-concerten bezoekt, meer prijs stelt op een pro
gramma, waarvan bakende en gewaardeerde
werken, gelijk Beethoven's vijfde symphonie
en Wagner's Tannhauser-ouverture een
hoofdbestandd^el uitmaken, dan op een reeks
werken, die gedeeltelijk onbekend en gedeel
telijk hypermodern zijn.
Mozart's Jtipiter-sycnphonie diende tot
herdenking van 's meesters geboortedag Men
had daarmede een goede keus gedaan. Wel
zal men aan de g-mol sympbonie, wat fijn
heid en gratie aangaat, de voorkeur schenken
biven de andere syoiphonieën van den mees
ter, maar geen der orchestwerken van Mozart
kan zoo goed een sterke bezetting van het
strijkquartet verdragen als de
Jupiter-symphonié. Mis-ichien kwamen de houten blaas
instrumenten wel een weinig hierdoor in
verdrukking; doch de acoustiek van den
schouwburg, die vooral bevorderlijk is voor
de duidelijkheid, reduceerde dit euvel tot
een kleinigheid
Het vierde concert van Mozart staat in
in zijn geheel niet op dezelfde hoogte als
het meer bekende in A. Het Andante echter
is een parel van de zuiverste soort en kan
gerust naast het allerschoonste gesteld wor
den van wat Mozart geschreven heeft. Even
eens mag men het Rondo beschouwen als
een stukje muziek, zoo gemoedelijk en hui
selijk van inhoud, met zijn leuke triolen in
het hoofdmotief, dat liet volkomen den tijd
geest weergeeft. Het Allegro slaat niet geheel
op dezelfde hoogte; bet komt mij niet zoo
geniaal voor; meer conventioneel dan de twee
andere deelen.
..jD.e .wy.ze waarop de heer Flesch dit con
cert .gespeeld, heeft is .kortweg jneestejlijk
te noemen.
Behouden * een enkel kort ooj;eiiblik van
onrust in het eerste gedeelte, was de geheele
voordracht een toonbeeld1.van stijl. .Daarbij
is de toon van Flesch Steeds .zoo
mooi. Flesch en zijn viool bebooren bij
elKaar. Hg tracht alle mooie eigenschappen
van zij a prachtig instrument vo >r den dag
te brengen. Hij rust niet voordat een of
andere cantilene of paaaage een hoog
scboonheidsgenot oplevert, zonder daarom ook maar
bet geringste aan de muzikale eisclien van
het werk ten offer te brengen en dat is de
oorzaak dat het alles zoo mooi klinkt wat
Flescli speelt.
Een Fchier' niet eindigend salvo van toe
juichingen wai het loon voor 's kunstenaars
schoone daad.
Wat nu te zeggen van de uitvoering van
Wagner's annhiiuser-ouverture? llt-t werk,
ondanks zijn zestigjarigen ou ierdom, nog uiu
pakkend en fri>ch als ware het in deii
allerlaatsten tijd ge-chreven, oefende ook thans
weer een fascineerenden invloed uit op het
publiek. De machtige toon der strijkinsti
umenten vers i olt zich wonderwel met het
hout en met het imponeerende koper.
Met Beethoven's vijfde symphonie had men
een slot ;\an den a-'oud gegeven, gelijk het
niet waardiger mogelijk ware geweesi. Onge
twijfeld is deze s-ymphoriie wel de meest
beminde van de negen. Zij is pjpulair in
den volsten zin des vvooids. ledereen kent
het hoofdmotief en vervolüt met de grootste
belangstelling het wonderbaarlijke tonende],
dat zich door Beethoven's geest daaruit heeft
ontwikkeld tot een meesterstuk van den
eersten rang.
Ook de ' mooie melolit en waaraan deze
svmphonie zoo rijk is, en die in het jubelen ie
fmale-'.herna haar toppu.it vin h n, ^zijn bij
iedereen oekeud.
e wij'.e waarop de heer Mengelberg de
orchestwerken heeft gedirigeerd, was zeer
schoon. Kernachtig vooral de
Tannhauserouverture en mooi genuanceerd Beef-hoven's
symphonie. Het i uoliek dankte den dirigent
herhaaldelijk op de ondubbelziunigste manier.
Xog heb ik te schrijven over een uitvoering
waarbij Poi«irt bet Hexenlied'' vanSchilliugi
heeft voorgedragen met begeleiding van het
concertgebouw orchest ouder Mengeloerg's
leiding.
Hoe zeer het in gewone omstandigheden
af Ie keuren is, den eenen kunstenaar met den
anderen te vergelijken, zal men toch in dit
geval de herinnering aan Wüllner's voordracht
van dit «elfde werk onmogelijk uit het geheu
gen kunnen bannen en dan wordt men als
't ware gedwongen oen vergelijking te maken.
Nu is de toon, liet karakter v.in
Wildenbrucb's gedicht zeer somber, zooals men weet;
daarom ligt het, gelijk ik reeds vroegei heb
aangetoond, bijzonder gunstig in bet talent van
dr, Wüilner. Possart meende in den aanvang
een quasi gemoedelijken rerhaaltoon te moeten
aanslaan. Daardoor kreeg bet begin iets
luchtigs, dat kwalijk paste bij den somberen ernst
van het gedicht. Het is toch billijk dit men
van een verbaier verwacnt, dat bij van den
aanvanu af zelf onder den indruk verkeert
van hetgeen hij- vertellen zal !
Ook bet slot maakte niet den indruk, dien
men er wel van zou verwacht, hebben,
.Wüilner heeft ontegenzeggelijk niet het
Hexenlied' meer weten te bereiken, dan
zijp beroemde collega. Toch moest men weder
bet prachtige orgaan bewonderer. van Possart.
In alle liggingen klinkt het even schoon en
liet is steeds willig om te volbrengen wat
de meester er van eischt. Alleen datgene
wat bij er van eischt, strookt niet steeds met
de hier eenmaal ingeburgerde opvatting van
Wudenbruch's gedicht.
De muziek van Schillings kwa n mij thans
nog mooier vooi d.tn vroegei; zij werd ook
wondervul gespeeld. Het kwam mij overigens
voor dat de laak van den lieer Mengel>)erg
moeielijker was dan voorheen, tengevolge
van de vrijheden met den tekst, die Possart
zich veroorloofde.
Mijn ineening over het genre
,/leclaniatorium" ma; ik bekend achten, daarop behoef
ik dus niet terug te komen.
Possart droeg overigens nog voor das Lied
von der Glocke"' van Sohiller. Daarin kon hij
al de virtuose eigenschappen van stem eti
voordracht aan den dag leggen.
Voorts werkte nog mede op dit concert
mevrouw Emmy Bur^?Zimmerniann, jeug
dige dramatische zangeres der Hof ope,ra te
Dresden. Zij zong Dich, theure Halle" uit
Wagner's Taunhiiuser'1 met frissche stem.
Het opslepen der tonen ontsierde echter in
hooge mate haar voordracht.
In bet tweede deel gaf zij b'ijk met Wolf s
An eine Aeolsharfe'" en Verborgenheit"
niet goed te weten wat er mede aan te vangen.
Het eerste lied werd veel te slepend gezongen
en beide zonder de bij Wolf zoo noodige
rhythmische elasticiteit. Het best gelukte
baar Brahms' Vergebliches Stanicheu". Me
vrouw Rider begeleidde zeer goed op den
vleugel.
Door het orchest werden nog uitgevoerd,
onder Mengelberg's leiding de. Tannhi
userouverture en het voorspel voor de deuid acte
van Lobengrin, van Wagner.
ANT. AvF.r.KAMr.
De roman ian Elapbalni,
De Iii:rg rem Licht, door Louis Cot I'EKUS.
Amsterdam, L. J. Veen.
Wel volgen de werken van onzen persten
romancier elkaar in den laatsten tijd niet
eene vrij groote snelheid, niettemin blijft
liet voor een aanzienlijk gedeelte van het
lezend Nederland steeds min of meer een
evenement, wanneer een nieuw boek van
Louis Couperus het licht ziet. En geen won
der..., want telkens wekt de/.e onvermoeide
auteur onze verbazing door de voortbreng
selen zijner schatrijke fantasieën voortdurend
gevoelen we weder de onweerstaanbare beko
ring eener taal, die meermalen als met eene
tooverpen geschreven schijnt.
liet terrein, waaroo de dichter Couperus
zich beweegt, is van eene bonte verschei
denheid; pas heeft hij ons de deftige kringen
van de residentie 's Gravenhage binnengeleid
en hebben we vele kleine zielen leeren ken
nen of medegevoeld de gewetenswroeging van
heel oude rnensehen, of gansch andere snaren
doet bij trillen; met stouten wiekslag gaat
hij ons voor naar de verre onwezenlijke
sfeer der sage van blijde goden en (Unsende
nymphen, we volgen den luidruchtiger! op
tocht van Dionysos en Anadne, ,ie moeten
mee, willens of onwillens, voortges'eej.t, be
dwelmd door deze overweldigende apotheose
van den wijnroes.
Thans betreedt Couperus het voor hem
geheel .nieuwe- gebied van den historischen
roman. En kan het ons verbazen, dat de
auteur, toen hij een historischen roman ging
schrijven, als van zelf moest komen tot een
.tijdperk ?$?.&&?....versal,' ;.5f.aifc-aedeiibede|-f,r om.
dit banale woord te gebruiken? Immers we
weten het, het kan ons niet meer ontgaan
dat zich bij dezen schrijver in «ijn ver
schillende werken ne zelfde neiging blijft
openbaren, de bepaa'de voorliefde om oiis
te schilderen het decadente, het perverse
in mensch en maatschappij. Gelijk voor
sommigen het eigenaardig aroom van liet
in late herfstdagen rottend gebladerte
oneindig meer attractie be/.it dan frissche
leniegeuren. zoo gevoelt deze auteur zich
steeds getrokken tot het luxueus grootsche
van de decadentie. Nu weet ik heel goed
(Marcellus Emants wees er r.og op in zijn
anikel Kunst en Waarheid" irr (Iruot
Xederland van Oclober 1SI05), d it veredeling,
zedelijkheid <{ deugd niets te maken hebben
met het eigenlijk wezen der kunst, dat wie eeu
kunstwerk afkeurt omdat het niet vere lelt, de
zt-d Rijkheid of de deugd niet eeit, bet enkel
om bijredenen afkeurt, en dat de artiest geen
moralist is, toch frappeer ie mij de keu',e van
Louis Couperus Al behoeft niemand en wel 't
allerminst een groot kunstenaar zich te
bekommeren om of zich te richten naarden
smaak van anderen, toch moet de schrijver
mij een uitroep van verbazing ten goede
houden bij het lezen van di-n brief aan zijn
uitgever, waarin Couperus verklaart dat hem
tusschen de Rorneinsche keizers altijd het
meest heeft getroffen de figuur van Ekgabaltis,
het mooie zon'iepriestertje, dat tot keizer
werd uitgeroepen omdat l,et le^er verliefd
op hem wa* en omdat hij zoo mooi kon
dansen' Ook is er bij Couperus g,en sprake
van eene plotselinge opwelling geweest, want
tien j.-iren heeft iiem deroman van Elagabalus
door den neest gesieeld. Krr als ik dan dacht
aan de dagen, toen ik zelf rondwandelde
tusschen de bouwvallen van Forum en
Palatimn, of in de Museums van Vatioaan en
Capitool met aar dachtige belangstelling de
talrijke statuën en busten der Romeinsche
Caesars beschouwde, welke andere gestalten
kwamen mij toen voor den geest" machtige
figuren van mannen, die hun groole rol in de
wereldgeschiedenis hebben gespeeld, geniale
heerschers, w.er namen rai no^ na eeuwen
met eeie ui sympathie genoemd worden.
En deze dichter gevoslde het meest voor
Ktagabaln-», Elagabalus, over wien alle ge
schiedschrijvers het eens zijn dat hij enkel
een vies-hysterisch j mgetje was, verslaafd
aan tegennatuurlijke ontucht, waanzinnig van
wellust, in de ergste mate ijdel en bijgeloovig,
die enkele jaren in naam het Romeinsc'ie rijk
bestuurd heeft, loopend a'-in den leiband eener
heerschzuchtige grootmoeder, nadat deze met
IIH re fabelachtige schatten de legioenen i n Syri
had omgekocht 0111 haren klein'.oou tot keizer
uit te roepen. De reputatie harer dochter
Soaemiiis, die waarschijnlijk in dit opzicht weinigof
niets te verliezen had, werd dan ook door de
oude Julia Maesa van geene waarde geacht,
immers orn de aanspraken van den knaip
te vermeerderen deed zij het gerucht uit
strooien dat de jeugdige Bassianus Elaga
balus eigenlijk een bastaard was van den ver
moorden k eiser Caracalla. In een tijd, waarin
alles inoielijk wa-!, gelukte de intrige der
heerschzuchtige oude vrouw; in de Irnte van
het jaar 218 werd de veertienjarige zonne
priester onder den naam van Marcus
Aurelius Antoninus door de soldaten met liet
keizerlijke purper getooid en weidra zag men
te Rome het vreemde schouwspel van een
kei'er, die zijn onderdai.en in verrukking
bracht door zyne danskunst en van eene
grootmotder, die persoonlijk deelnam aan de
vergad- ringen van den Ronieinschen senaat.
De Syrische Deus Sol Elagabal, zooals de
zonnegod op (ie Romeinsche munten heet,
en aan wien Bassianus zijn naam Elagabalus
ontleend-1, had zijn reusachtigen tempel te
Emesa, aan . den weg van Antiochia naar
Palmyra en Damascus, maar nad.it de
zorn:epiiester keizer geworden was, nam hij '/.ijn
god in de gedaante van een kegelvormigen
zwarten steen mede naar Rome, waar hij boven
alle andere ioden vereerd werd. Het leven
van den keizer en zijne omaevicg was ove
rigens e< n ware ht xcn«abhat van onzedelijk
heid, geldverspilling en dolzinn ge uitspat
tingen op allerlei gebied. Meer dan drie jaren
heef t Rome dezen onzin geduld; toenKlagibalus
ten blotte zijn rechtschapen neef Alt-x anus,
denzoon van Maesa's jongste dochter '.M. imaea,
dien hij tot troonopvolger had moeten aan
nemen, naar bet leven stond, was ook het
leger dezen onwaardiger! keizer moede. Een
opstand brak uit, Elagabalus en zijne moeder
Soaeiniap, die bij voorkeur in den «ijk der
lichtekooien in de Subura vet toefde, werd(in
door de soldaten gedood en uanMonds erkende
men als alb enhe vscher Alexianus, die
voortaan Alexau-ler Suverus zuil h eet en.
Indien Louis Couperus dus een schildering
heeft willen geven van een door en door
verdorven tijd, dan Ion hij stellig geen betere
keuze gedaan hebben, want erger en erger
lijker dan on Ier de regeering van d^n knaap
Elagabalus is het zelfs in het, verliederlijkte
Rome van den laten keizertijd nimmer toe
gegaan. Toch moet ik eerlijk bekennen, dat
ik met onsHiiu]?^.' belangstellJi;^ naar den
roman vaa Kiagabalus gegrepen heb, omdat
ik heel benieuwd was hoe door dezen auteur
ten tooneele zou worden gebracht eene periode
in de Komeinsehe geschiedenis, waarmede ik
door mijne t-tudiün geheel vertrouwd ben
geraakt en waarvan de li.jofdllgureii min of
meer goede bekenden van mij geworden zijn.
Er is iets van eigenaardige bekoring in ge
legen o ui na een tijdvak te hebben leeren
kennen uit enkel wetenschappelijke bronnen
en werken van historische crit.ek, waar de
inhoud alles en de vorm weinig of niets
beteekent. nu een taaiartiest over ditzelt Ie
onderwerp te hoeren, een umi van lijnen
oxquisen smaak, die geen ..érudit'' is, zooals
Couperus zelf verkla-irt, met te groote be
scheidenheid, want de schrijver blijkt zich
wonderwel te hebben itipeweikt in de vele
j détails van liet antiek-Roineinsche leven.
j Bronnen voor hem waren vooial llerodianus
en de biographie van Elagabalus, welke in
de Ili-tovia Augmta voorkomt en op naam
staa. van zekeren Aelius l.-impridiu-1, die in
de 4e eeuw zou geleefd hebben. Overal ont
moeten wij in Couperus' roman détails, aan
deze biographie ontleend, doch het blijkt
tevens dat hij Cassitis l io bi'-tii-li-en'e. den
tijdgenoot van Elagabuhu. die om zijne hooge
levenspo-'ititi zooveel beter tot oordeelen in
s-taat was. wiens geschiedwerk daarom verre
den voorieiu- verdient boven «Ie verwarde
onbetrouwbare lli-toria Augusta of de
mede(1,'eünL'en van llerodianus, die meer riie'or
en dichter dan historicus was.
Doch genoeg hierover! De kunstenaar
Couperus is ons geen rekenschap schuldig,
hij geeft ons zij n t* visie, zijne kunst en als
kunstwerk staat- de roman van Elagabalus
; heel hoog, zooals-uftgeöo^g- alles wat de-ze
auteur ons gegeven heeft bijna twintig jaren
lang. Achter de droge opsomming van al icrlei
trekjes in de biographie der Historia Augusta
meent Couperus de ziel te hebbeu gevonden
van het mooie jonge zonnepriestertje. dat
geen Romein maar een Aziait was, vroom en
bijna dweepziek in zijne vereering van «Ie Zon,
ingewijd in de mysterieën djr Magieëi.- en de
geheime wetenschappen der Kabbala.Co;i -erus
gevoelt' duidelijk sympathie voor den knaap
vrouwelijke ziel in een bizonder scbooneii
mannelijken vorm, zoodat de Magieërsm hem
zagen de illu7.ie vaii de weer op aarde gt incar
neerde Man-VrouVv,zoo bekoorlijk en innemend
in alle zijne uitingen, dat een geheel volk. een,
gehetl leger van ruwe so'.daten hem aan >ad,
geniaal in zijn danskunst, iu het is .reken
van talen, zoowel vroom in zijn god i-dienst
als djl vroolijk van kiaderlijke jeugd. Nog
tal van schakeeringen meer, die telkens t-éu
nieuw facet laten vonkelen." Zóó is de visie
van den kunstenaar, van dendimterCou erup,
die Elagabaius zóó heeft opgevat. Heel mooi
is dit alles, wij bewonderen de visie, <1 fan
tasie van den kunstenaar, maar is het niet
pretentieus om te verklaren dat alle anderen,
die over Elagabalus geschreven hebben, hetn
(,elastard hebben! Hier verlaat de romancier
zijn terrein en veroordeelt bij de geschied
schrijvers,, over wie hij niet kan en ma^.
oordeelen. Couperus is geen omnis homo,
zijn opvat'ing van de figuur van dezen meest
geënerveerde!! Romeinschen keizer is stellig
geheel subjectief en excentriek, om niet te
spreken van idealiseerend. De auteu-
onthoude zich echter van historische critiek!
Ook wij willen dus in het werk van Cou
perus aUeen het kunstwerk bewonderen en
dan geeft het boek werkelijk veel artistiek en
psychologisch genot. Mooi van taal, verheven
van ge lachte zijn de gesprekken tusschen
den jeugdigen lloogepriester van de Zon en
den Magiër Uydaspes, als zij staan op het
terras van den Starretoren te Emesa en /-ich
verdiepen in de. mystische keunis van het
sckseloo/.e Licht!
Het is Couperus zoo volkomen toever
trouwd te schilderen met schelle kleuren de
O )Stersche weel Ie, tentoongespreid bij den
e eredienst van den god Elagabalus. die troont
op den Berg van Licht, eene gloedvolle be
schrijving te geven van de hartstochtelijke
opwinding der gensuëele menscheniaassa,
welke aanstormt en opdringt zoowel te Emesa
als te Rome om een blik of een lach op te
vangen van ( en beeldschoonen knaap met
de violette oogen, den Man-Maagd. Nu en
dan echter laat de schrijver zich 16 veel gaan,
b.v. bij de beschrijving van een gedrang voor
den Zonnetempel heet het -. de glacbtofi'eren,
schreeuwden, bloed stroomde, vleesch, l aren
kleefden aan vingers en kleéren, die scheurden
tot flarden: beenderen, onder de voeten,
kraakten." Later bij een oratie voor het paleis
te Rome lezen we : Daar vertrapten ze elkaar
om een doek te bemachtigen; wie viel. werd
onder den voet tot moes en de beenderen
kraakten. Huu sandalen doorweekten in bloed,
aan hunne zolen kleefde het nerverige vleemh,
maar zij merkten het niet, in hun groote
voldane opgewondenheid.'' Onwillekeurig
denken we aan Emeralda's triomftocht in
Psyche," toen de vorstin over haar volk
iieen reed : de tallooze raderen ratelden,
snijdende vorens in vleesch en in bloed, bloed
en menschenvleesch tot modder." Wat in een
sprookje geoorloofd is, mag nog niet in een
historisehen roman!
Voortrelielijk mooi is weder dat drukke
gedoe op het Forum te Rome bij de aan
bidding van 's keizers beeltenis, waar de
auteur zich ook zoo volkomen op de hoogte
toont van de topographie der antieke stad.
En dan welk eene prachti e realiteit in die
levendig febaiende menigte, die de Via
Appia afsientert, omdat volgens geruchten
de kei-er met zijne omgeving in aantocht is.
We zien en hooren de legioenen, wier voor
hoede zwaar aan (reuude over bet breed
vierkante plaveisel met dien regelmatigen
dreun des bronsbeslazen schoeisels: de zware
caligae, die rythmiesch in mannelijke maat
over de wit schitterende steenen nader stap
ten." Teekeiiachtig wordt hierbij gesproken
van de bartche snoeien der veteranen."
En zoo zou men kunnen voortgaan en op
sommen het vele, waaraan wij ook in dezen
roman den grootmeester der Ncderhuidsche
belletrie kunnen herkennen.
Couperus zegt da- de Berg van Licht een
boek is voor enkelen" en werkelijk dringt
zich nu en dan bij de lectuur de wensch op
dat het boek slechts door enkelen moge ge
lezen worden. Er is toch in dit werk iets
bedwelmends, iets '.insbegooeheleiKls, dat voor
jeugdige lezers go v a ir k:ui opleveren; het
gemeene wordt er al te mooi voorgesteld.
I)e Vr-.'i- 7'Mo',s"//i fr/H'dalor was ree !s beducht
dat de opwindende lectuur van ..Dionyzos"
de natie aan het drinken zou brengen, nu
dan is het met dezen roman veel erger ge
steld, Waaro:n wordt bij 'je ui! kleed nart ij,
van den lloogepriester der Z-jn telkens weder
(l-? aandacht gevestigd op het mernbruur
virile? Het is alsof de auteur er nu en dan
bijna behagen in schept brutaal te zijn. ook
i de walgelijke scène tusschen den keizer en
dnii Thra'cicr Maximinu-? wrs geheel onnoodig.
Men krijgt te veel van prinpische razernij,
ziekelijke zinnelijkheid en tegennatuurlijke
ontucht en daarom zullen velen naast het
? artistiek en psychologisch genot, dat dit
i tnerkwaaidige boek verschaft, zich nood
zakelijk geërgerd voelen en men kan niet
anders dan dit betreuren.
Hoewel van minder belang, moet deze
vraag worden gesteld; waarom geeft ,-le schrij
ver bij de vele Latiji.K'he en Grieksehe be
namingen, die voor nitt-cla'siek onf wikke'den
onver-taanbaar zijn, van sommige wo-inlen
de vu-klaring, van andere niet V Waarom
plaatst hij b.v. achter sigma de vertaling
..aanligbed", achter cryptoporticus ..geheime
gang" achter arx citadel" enz. en laat bij
den lezer volkomen in onwetendheid bij
woorden als: congiarius, tepidarium, p.ienula,
ka'afrac'arii, thuriferarii, kornis, carpeuta,
basternae?
In het derde deel *) van de Berg van Licht"
70.1 natuurlijk de catastrophe behandeld
worden, de ondergang van deze even mis
dadige als dolzinnige reieering, het trngiseh
einde van den viesh\ sterischen, Joor en door
ged-genereerdeu knaap Bassianus Llsiga'.a'us.
Vreemd is het, dat door de illustraties,
die deze twee boekdeelen versiert n. genomen
naar bekende antieke beelden, geen der hoofd
personen uit den roman is voorgesteld.
Dr. K. E. W. Si u'.c ; u.\x.
1 , i uilangs werd het mij toegezonden.