Historisch Archief 1877-1940
No. 1515
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR «NEDERL-AND.
l'/7 'l M,
'A A
vott
wat m. i. al te ver is om er den plein-vorm
aan te kannen geven.
Om, by de oplossing van bet Dam-vraag
stuk, rekening te houden met een verbreeding
vto de Damstraat, acht ik bepaald overbodig.
Een verbreeding van de veel nauwere Hoog
straten ia wat anders, maar de Dam straat
heeft een voor Amsterdam fatsoenlijke
breedte. Het is er wel druk, maar de opstop
ping zit 'm by den Vy'gendam.
EerdeDamstrut voor verbreeding in aanmerking komt,
mag er toch eerst wel eens aan een dozijn
smallere niet-minder-drukke straten gedacht
worden. Neen, die verbreeding zal lang op
zich laten wachten!
Niettegenstaande zy'n duidelyk uitgesproken
opinie, dat het verkeer den Dam te machtig
wordt en men das op verruiming moet be
dacht z}jn," velt de heer Sanders over mijn
Damplan toch een hard oordeel.
HU acht het aanbevelenswaardig voor een
nieuwe stad in Amerika of Afrika, maar niet
voor Amsterdam. De Dam zou dan geen
?Dam meer zy'n"; integendeel! Zoo'n ruim,
by'na-rond, regelmat g, modern-bebouwd plein
zou voor Amsterdam niet anders kunnen
zijn dan volkomen banaal, in strijd met alle
traditiën en aesthetisch in het scherpst
con?flict met alle aansluitende deelen der stad."
Met zoo'n rammeling kan Van Rysse het
voorloopig stellen, zou men zoo oppervlakkig
zeggen. Maar laat ons nu eens zien of mijn
plan zoo'n critiek verdient.
Berstens, is myn Damplein van 125 by 125
Meter voor Amsterdam volstrekt niet te
ruim. Het oppervlak is zelfs maar betrek
kelijk weinig meer dan dat van het bestaande
pl«in, (vergelijk de plannen I en II in mijn
brochure) maar dat bestaande gerekte opper
vlak, zou men kunnen zeggen, is onder bete
ren vorm, meer bij elkaar gebracht, waardoor
beide het verkeer en het Paleis in veel betere
conditie komen. Het schrikbeeld
eenmoderngroót-Atnerikaansch plein in het hart van
Amsterdam" is dus hier misplaatst.
Voorts is mijn Damplein niet by'na rond",
want men zon met meer recht kunnen zeggen
dat het byna vierkant" is. Het is echter
noch het een noch het ander. En wat de
grief over het regelmatige" betreft; dit zegt
men alleen by een oppervlakkige beschou
wing der rooilijnen. Als men zich echter even
de werkelijkheid voorstelt, n.l. de bouw
blokken zeer verschillend in stand en massa
en de straten in breedte en in situatie zeer
uiteenloopend, dan moet men zeker toegeven,
dat hier van regelmaat en symmetrie toch
eigenlijk geen sprake kan zijn.
En eindelyk, of mijn Damplein rondom
bebouwd zal worden met moderne huizen
en winkels uit een zelfde tijdvak" ? Ja, dit
zou geen noodzakelijk gevolg zyn van mijn
voorstel, maar zal afhangen van het Ge
meentebestuur. Als tenminste daarvoor
.geen stokje gestoken wordt, dan staat (let wel)
elk ander plan daaraan evengoed bloot
als het mijne. Om dit toch-altijd-dreigend
gevaar te voorkomen, heb ik met mijn
plan juist aangestuurd op onteigening van
alle aan den Dam gelegen perceelen, ten
einde de Gemeente zich op een of andere
wijze voldoende controle op den wederopbouw
zou kunnen verzekeren. In zulk geval zou
de Dam, inplaats van een banaal plein", een
artistiek geheel kunnen worden, niet in strg'd,
maar in volkomen overeenstemming met de
historie en de aansluitende deelen der stad.
Het schijnt de aandacht van den heer
Sanders ontsnapt te zijn; maar ik heb in
die richting toch zoo duidelyk my'n gedachten
geuit, (zie bladzij 9, laatste alinea van myn
brochure) dat müvan andere zyde zelfs het
verwijt werd thuis gestuurd, als zou ik van
den Dam een Oud-Hollandsch marktplein"
willen maken. Deze critiek'verloopt echter
weer in een ander uiterste.
Mijn bedoeling was, dat op den Dam, waar
behalve het Paleis en de Nieuwe Kerk niets
van dien aard te vinden is, eenige copiën
van in die omgeving passende oude
bouwwersen zouden geplaatst worden, geschikt
evenwel vóór en ingericht óp de behoeften
des tijds, teneinde van den Dam te maken,
wat het eigenlijk moet zijn, een aantrekkelijk,
speciaal-Amsterdamsch, historisch centrum.
Wat toch door Brussel gedaan is met haar
Groote Markt, is immers nog niet zoo dwaas
gebleken. Bovendien vind ik, mits maar niet
tot in het kleingeestige of onpractische door
gevoerd, het op die wijze vereeuwigen van
verdwenen monumenten, vrijwat doelmatiger,
dan het opzetten er van in den tuin achter
het Kgksmuseum, verscholen tusschen het
dicht gebladert."
Ja maar", zegt de heer Sanders, als het
plan van Rysse wordt uitgevoerd, dan is de
Dam geen Dam" meer!"
Dit valt niét tegen te spreken. Maar mag
ik er mijn geachten Opponent op attent
maken, dat van Zijn eigen plan precies het
zelfde geldt. Of denkt Hij dan in ernst,
wanneer volgens zy'n plan de Groote Club
is achteruit gezet, de bierkneip c.s. naast
het portaal der Nieuwe Kerk is verdwenen,
het commandantshuis is opgeruimd, de oude
gevels aan den Vygendam van N^es tot Eokin
zyn vervangen door nieuwe bebouwing op
achter-uit-gebrachte rooilijn, de Vischsteeg
ia verbreed en bij de ingang aan beide zijden
vernieuwd, en het oude-beurs-terrein is bezet
met een nieuw openbaar gebouw, dat dan
de Dam toch nog de Dam zal gebleven zyn?
Dit zou moeilijk zijn vol te houden.
Neen, die er op staat dat de Dam de Dam
zal blijven moet voorstellen er niets aan te
doen. Maar wie met den heer heer Sanders
terecht aandringt op verbetering van den
onhoudbaren chaos", moet wel weten, dat de
Dam dan geen Dam kan blijven, welk plan
er ook gevolgd moge worden
Maar bovendien riekt dat argument wel
een beetje sterk naar deft conservatieven
hoek. Waa het een kreet voor het behoud
van een of meer bouwwerken van
historischeof van kunst-waarde, dan zou men daarmee
zeker rekening moeten houden. Doch hiervan
is nu juist geen spoor te ontdekken.
Ik wil niets afdingen op de architectonische
waarde van eenige in de latere jaren ver
nieuwde gebouwen. Maar niemand zal toch
beweren dat b.v. de magazijnen van Hajenius
en Kattenburg, de kantoren van v. Gend en
Loos en het caféde Bisschop typen zijn,
die den Dam tot een echt historisch plein
maken.
Neen, van dien aard presteert de Dam
niets, behalve en dan nog maar zeer
betrekkelijk het Commandantshuis en
het bekende Vijgendam-poortje. Doch die
twee zullen moeten vallen, als een nood
zakelijk ofler aan het steeds toenemend ver
keer De overige oude gebouwen hebben als
zoodanig niet de minste waarde. Alleen
schuilt in die gebouwen het groote gevaar,
dat ze morgen of op een anderen dag moeten
plaats maken voor een paar moderne glazen
kasten, zooals de Hoofdstad er helaas al ver
scheidene kan aanwijzen.
Het Dam-vraagstuk bestaat eigenlijk uit
twee onderdeelen; t. w. verruiming van een
viertal toegangen" en verbetering van het
plein zelf."
Omtrent het eerstgenoemde bestaat en
tusschen mijn plan en dat van den heer
Sanders byna volkomen overeenstemming;
omtrent het andere deel van het vraagstuk
loopen onze voorstellen nogal belangrijk
uiteen.
De heer Sanders wil n.l. het Damplein
in hoofdzaak onveranderd laten. Dit nu is
naar mijn bescheiden meening een onvolle
dige, Amsterdam onwaardige, oplossing van
het Dam-vraagstuk.
Uit dien hoofde en in verband daarmede
zy'n er tegen dat plan m. i. drie ernstige
bezwaren in te brengen:
a. De Dam blijft te smal voor een behoorlijk
overzicht van het Raadhuis en te bekrompen
om te kunnen voldoen aan de eischen van
het toenemend verkeer.
6. De Dam blijft zyn onrustigen,
onpractischen, gerekten vorm behouden, scheef voor
het Paleis gelegen en ontsierd door den nu
nog sterker inspringenden hoek van Hajenius.
c. Het oude-beurs-terrein is te klein en
wegens zijn py'penlaad-vorm ongeschikt voor
een Post- en Telegraaf kantoor, als voor de
Hoofdstad noodig is.
Dit drietal zou met eenige van minder
belang kunnen vermeerderd worden, doch
zoolang de hoofdzaak nog in geding is, mag
daarvoor thans geen ruimte gevraagd worden.
Over het in de tweede plaats door den
heer Sanders besproken en door de Redactie
gunstig beoordeelde plan kan iknukoitzijn,
aangezien veel, van wat ik reeds te berde
bracht, ook daarop Van toepassing is.
Als men de Redactie zoo volgt bij haar
betoog over een wel kleiner maar intiemer
Damplein", karakteristiek- Amsterdamsen",
waarop het Paleis-Raad huis juist het best
tot zijn recht komt'1 enz. dan raakt men
onwillekeurig onder de bekoring.
Wanneer het Paleis de helft kleiner was
en het verkeer zoowat als voor vijftig jaar,
dan zou er m. i. voor deze gedachte dan ook
wel veel te zeggen zijn.
Wy staan echter de heer Sanders zelf
wijst er in dit verband terecht op voor
den onafwysbarön eisen van het verkeer.
Afgedacht dus van de aesthetische kwestie
den vorm van het Damplein" en den wel
stand van het Paleis" waarover de smaken
blijkbaar nog al verschillen moet mende
werkelijkheid onder deoogen zien; enbeschouw
ik het idealiseeren over een klein maar intiem
Damplein van geen practisch nut.
Ofschoon zy er misschien wel iets anders
mede bedoelde, kan ik mij toch met de drie
slot-tirades van de Redactie zeer goed vereeni
gen ; eerstens red den Dam I" ten tweede
blijf de zaak meester!" en ten derde laten
Burgerij en Gemeente-bestuur krachtig samen
werken om den Dam thans te maken tot
een plein, dat en het oude en het tegenwoordige
Amsterdam niet onwaardig zal zijn!"
VAN RIJSSE.
Het Damplan door den heer Van Ry'sse
besproken in zyn brochure: Dam, Damrak
en Centraal-Station, ontwerp tot verbetering van
het entree der stad Amsterdam" is, zooals reeds
uit dezen titel bly'kt, een onderdeel van een
veel grooter plan, dat voornamelijk beoogt
demping van het nog overgebleven deel van
het Damrak, en van een groot deel van het
water ten zuiden van het Midden-Stations
eiland om zoodoende te komen tot regula
riseering (van het Stationsplein en tot aan
winning van een bouwterrein dat, volgens
den schry'ver ? 4.500.000 kan opbrengen,
welke millioenen dan moeten dienen om
het Damplein met bijbehoorende werken,
zooals de Heer v. B. zich die voorstelt, uit
te voeren.
My'ne meening over dit plan in zyn ge
heel heb ik in mijn. artikel v*an 8 April
duidelijk genoeg uitgesproken, zoodat ik nu
kan volstaan met de herinnering, dat het
mij toeschijnt in strijd te zyn met de be
langen der stad en dat ik in deze meen de
publieke opinie aan mijne zijde te hebben.
Kans op uitvoering dezer plannen' in hun
geheel bestaat dan ook niet, als ik wel zie.
Mij' dunkt .de heer Van Rysse had nu,
wanneer het hem ernst is met zyn Damplan,
moeten aantoonen, waar hij de millioenen
van daan denkt te halen, zoo zijne overige
plannen niet doorgaan. De berooide stede
lijke schatkist zal bry toch' wel daarvoor niet
durven aanspreken. ?
De heer Van Rijsse meent, dat by zijn
Damplein een góéd aesthetisch geheel te
bereiken zou zijn, wanneer op den volgens
zijn denkbeeld, geheel vernieuwden Dam,
waarop het Paleis en de Nieuwe Kerk alleen
aan vroegere toestanden zouden doen herin
neren eenige copie'én van in de omgeving
passende oude bouwwerken werden opgericht, ge
schikt vóór en ingericht op de behoeften des tijd».
Ik geloof, dat dit eene illusie is, die
ons in werkelijkheid bedrogen zou doen
uitkomen.
Copiëen, als door hem bedoeld, uit hun
kader gerukt en elders geplaatst, nog al inge
richt naar de behoeften des tijd», zijn anachro
nismen van de minst wensehelijke soort.
Een plein met goede gebouwen kan niet
op eenmaal te voorschijn worden geroepen,
het moet groeien, anders wordt het op zy'n
zachtst gesproken banaal.
Een schoon effect als b.v. de markt te
Brussel maakt, is zoo nooit te bereiken.
Daar toch bestonden de oude gebouwen en
heeft men het bestaande alleen op gelukkige
wy's gerestaureerd.
De historische lyn is daar dus niet verlaten.
By de hoognoodige verbetering van den
Dam moet men dit ook zoo min mogelijk
doen.
Men beperke zich daarom tot het strikt
noodzakelijke om de bestaande misstanden
op te heffen en om tevens aan de eischen
van het verkeer te voldoen.
Want ook met dit laatste moet te Am
sterdam rekening gehouden worden.
Ook in dit opzicht verkeert de markt te
Brussel in geheel andere verhoudingen dan
de Dam hier.
Daar heeft men te doen met een markt
en als zoodanig een levendig centrum, dat
echter ter zijde ligt van het groote moderne
verkeer van rijtuigen en trams. En van dit
laatste, niet minder dan van voetgangers, is
de Dam nog altijd het middelpunt en zal
dit nog wel in afzienbaren tijd blijven.
Op zulk een plein oude gebouwen van
elders te wilden doen herleven, en dan nog
wel ingericht 'volgens de moderne eischen, zou
niet anders dan tot misstanden kunnen leiden.
Hierom is, mijns inziens, het Damp an van
den heer v. R. even onaanneembaar als de
andere deelen van zijn plan en moet ik
daarom handhaven al hetgeen ik daarover
in mijn vorig artikel heb geschreden.
Maar het gevaar is niet groot, dat wij ooit
een Damplein zullen krijgen, zooals de heer
Van Ry'sse zich dat droomt.
De gezonde aeathetiache zin, die zich ge
lukkig meer en meer ontwikkelt zal ons
daarvoor wel behoeden, zelfs al lagen de
millioenen op tafel.
Maar ook die ontbreken en zullen zelfs
blyven ontbreken tenzy de heer Van Ry'sae
met een nieuw en beter plan voor den dag
mocht komen.
Voor het oogenblik kunnen wy' dus gerust.
zyn.
Het verheugt mij, dat de heer v. Ry'sse
myne denkbeelden deelt omtrent denoodige
verbetering en verruiming der toegangen
tot den Dam.
Groote bezwaren heeft hij daarentegen
tegen het grondplan van den Dam zooals ik
en velen met mij, dat wenschen te behouden.
Hy' vindt het, in hoofdzaak, te smal en te
onrustig.
Dit is eene zuiver subjectieve opvatting.
Dat de Dam thans onrustig is, zal niemand
betwisten, maar dat het bestaande grond
vlak een goede oplossing ZQU in den weg
staan, ik geloof, dat de heer v. Ry'sse hier
weder vry wel alleen staat.
Of het oude beursterrein al dan niet ge
schikt is voor een Post- of Telegraaf kantoor
is dunkt mij iets waarover de
Ry'ks-ambtenaren en niet wy te oordeelen hebben.
Ik vertrouw, dat de heer v. Rysse ten
slotte ook hierin met mij accoord zal gaan,
dat de eventueele opbrengst van bet oude
beursterrein voor geen ander doel gebruikt
mag worden dan voor verbetering van den
tegenwoordigen allerjammerlijksten toestand.
Aan te toonen, dat die opbrengst voldoende
is tot afdoende verbetering, zonder daarbij
groote offers van de stedelijke schatkist te
vragen, was het hoofddoel van my'n schrijven.
Amersfoort, 3 Juli 1906. T. SANDERS.
Wy' meenen hieraan alleen te moeten toe
voegen, dat Amsterdam een der stilste steden
is van hare grootte; het verkeer hier al bij
zonder weinig eischen stelt, maar juist dat
verkeer telkens weeraan dienst moet doen
als motief om de oude stad te bederven. De
verbreeding van den Vy'gendam zal zeker
eenmaal komen, maar voor het overige kun
nen de plannenmakers het verkeer" veilig
laten rusten. Bij het openblijven van de
beursvlakte, ter ontlasting van den Dam
van de te vele trams, en het behoud
van een flinke straat v n Vijgendam naar de
Beurs, eindigende in de Beursstraat, zal alles
wel zijn weg vinden. Red.
Radiumstoel.
De wereld heeft dezer dagen 'n nieuwe
coup de thé&tre beleefd. Minister Briand is
een vooruitstrevend man. Hij heeft in twee
penhalen Antoine tot directeur van het Odéon
en madame veuve Curie tot professor aan
de Sorbonne gemaakt. Twee krabbels die
met kleur getrokken werden....
En zoo zit op de radium- en reclame-stoel
in Parijs nu 'n stille meegewerkte vrouw,
n jonge moeder. Het ware misschien beter
geweest, wanneer de heer Aristide Briand
deze daad van piëteit en rooden moed in
z'n manchetmouwen had gehouden. Weliswaar
heeft de wereld bereids het spectakel beleefd,
dat een vrouw zich den prof'alaar mocht
HET joN&,&EHUWtiE-KOMN«Pft«fL-VAN-SPANJE BELEEFT- tEM ^^^ EMOTIE VOLLEN ?
VEKEERP MET- I+ET BE"Z OEK.-ÏAN ? EEN- CHINEE.SCH
?POCH -OOK-CfliOS-JULI l/S CflEiAR-C<ÊRMftNI6LlS JlRuSUS B*e<M<*T
TC-UTRECHT- Wft&ENRE NNÊ/M ? HOOPEN
?ÉN- Lftf»T-TEK-Z.'JNEK'EeRE- |N -PEN-CIRCUS
-iNMOORWeG,EM ? VERVULD
-WORDT- fEN INDRUKWEKKENDE
j*f>Ru'j K-SCWE ? SINT «"4 ?
IN -FRflNKKij K- WERDEN- DE ? diE MOEPe REM- WEER.' - EENS-8««Nt>eNJ>E VOOR ? L'AFF A IR E
Sf ITEN-<i'ir\/e<. ? fl«N ? JOPEM