Historisch Archief 1877-1940
DE A M S T K R D A M W E R W E E K B L A D V O O R N E D E R "L A ND.
No. 1557
ontsteking wijst, zoo wijst de gisting hier
«ok op eenig bederf. Zijn mijne berichten
jui-t, dan is een begin van ontsteking aan
wezig in het klokhuis-der vrucht, den zetel
van besturende regenten van het departe
ment van financiën, afdeeling registratie.
Het registratievak is een deftig vak, dat
tich pas bij de invoering van de
vermogensbe'asting, ook met andere inwoners van het
Kijk,,dan notarissen en deurwaarders heeft
bemoeid. I<>n ambtenaar, die in dat vak
vooruit wil komen, moet hupsch, pljoibaar
en deftig zijn en vooral goede manieren
hebben. Die eigenschappen worden door de
regenten ten zeerste gewaardeerd. Be
kwaamheid, al hoe wel geen doorslag ge vende,
is ook niet bepaald verboden, als zij maar
geen aanleiding geeft tot te veel corres
pondentie. Hoofiiregent t«=n tijde der in
voering der vermogensbelasting was de
heer Va a Iterson, een buitengewoon be
kwaam ambtenaar, die als hypotheek
bewaarder ten zeerste wordt gewaar
deerd. Hij hield den wagen in het goede
spoor!
Zijn opvolger, de heer Bouman reed soms
bij het kantje langs. Hij maakte een grooten
mispas, door zijn broeder, het ex Kamerlid,
?u overleden, vóór zijn beurt Directeur te
?aken. Dat werd hem hoogst kwalijk
geB pin e n en in den lande ging een storm op,
die door minister Harte gesust is.
Toen de heer Bouman er genoeg van had,
kwam als Hoofdregent de heer Heshusius.
Yeei wil heeft deze heer zeker niet van zijn
benoeming gehad, want thans reeds is hij
tot Sjcretaris-Generaal aan het Departement
TBD Financiën benoemd, een betrekking,
?»»n waar gesnerlei invloed, nöah naar
binnen, nójh naar buiten'uitgaat. Wat was
de reden, dat de heer Heshusius zich zoo
emvoldaan gevo?lde? De opvolgende minis
ters zullen wel niet zoo best te spreken
pgn geweest, toen eene wijziging van de
Vet op de Vermogensbelasting niet in
elkander kon worden gezet aan de afdeeling
Eegistratie en de Hoofddirecteur van de
afdeeling Directe Belastingen dat zaakje
moest opknappen maar zulke dingen
wrgeet men toch eindelijk weer en van
bovenaf zal de heer Heshusius dus wel niet
xyn lastig gevallen.
Van beneden af dat is wat anders!
)e mederegent, die van zijn
surnumerairtchap af de belangen van het personeel
waarneemt, had onder de hand enorm
groolen invloed gekregen, vooral in zaken van
personeel, en het scheen wel, of de
Hoofdjegent zich niet kon verzetten tegen door
gedreven benoemingen van dien medebe
stuurder.
De Hoofdregent, die intusschen alleen de
ferantk-oordelijke man is, werkte dus
euen)ijk tegen zijn zin mede aan benoemingen,
en mocht dan later de ontevredenen
bnt'Tangen en hun mededeelen, dat zij voor de
fewenschte betrekking geheel ongeschikt
waren dit ook nergens beter 'kan beoor
deeld worden dan aan het Departement van
Financiën.
De meieregent bleef dan achter de
?ohermen'.
' Maar ziet, pok de mederegent zou in eene
«oeilij re piwitie kooien. Hem wachtte, als
Wvjk van hooge waardeering geheel
buiten-hem om en toen hij juist met verlof
ia Spanje was büzijn» terugkomst een
icotitikluk-tejluit, waarbij aan het Depar
tement van Financiën, ai'Jeeling Registratie,
voor hem e»ne nieuwe betrekking werd
geschapen van Directeur.
Dat besluit moest natuurlijk worden uit
gevoerd, zoodra hij aan de beurt was voor
«alk eene eervolle benoeming.
Goede raad was duur l Het landsbelang
bracht nu mede, iemand van zijn eigen jaar
{waarin hij surnumerair werd) te laten
ienoemeu tot directeur in een
provinciejtad dan kon de eigen benoeming ook
doorgaan. ?
De verschillende difecteursbenoemingen
er waren er vier tegelijk zijn
gelonren. De hoofdregent heeft ze moeten
?likken voorwaar geen benijdbare^positie
;roor iemand, die het goede wil. Tal van
verdienstelijke inspecteurs der registratie
«noest hij, iot zijn groot leedwezen, treffen
en voorbijgaan. En de benoemden, die
fcunne oudere collega's over het hoofd
tprongen, moeten nu het bewijs leveren,
dat zij waardig waren, boven auderen uit
gekozen te worden.
Dat zal hun wellicht moeilijk vallen,
omdat hunne buiten gewoonheid tamelijk
"W H ^ KI.
DOOR
KEES MEEKEL.
II.
Voor zijn vrouw werd gezorgd. De kleine
werkmensen, die allen deelden in haar leed,
brokkelden hun karige kost en deden de
Trouw van de, werker leven...
Ea in 't geheim ontving zij ook allerhande
goed voedsel, zoals zij nog nimmer had gegeten.
Maar de twea bazen voor wie haar iiian zich
«tuk had gesloofd, snauwden haar weg van
hun erf.. .
Ze betaalden winneer er gewerkt werd
en was dat geen riksdaalder boven de beste
feetaler?
In het gasthuis op een hospi'aalkrib
lussen vele andere lijders had hij gelegen
etyf en achterover in hulpeloze houding.
Dagen lang bad hij zo gelegen met een
pevo.-l in zich dat hij niet kon verkla-en, en
een verlangen dat hij zich vaag was bewust
a's een z<iij;end heimwee naar zonneschijn en
de grote blauwe hemel boven zijn aoof 1.
De ell.-nde der lijdera-om-hem-heen was
voor hem die kwam uit het frisse gezonde
land een verschrikking geweest en een hui
vering, die door de gedurige aanblik zijn ziel
deed versuften, gelijk die gasthuis-luc^t zijn
iop in bedwelming bracht en al'e gezonde
frisheid van vroeger omnevelde. ..
Kn op 'n morgen hadden ze 'm weggereden
door de gangen, op hij wist zelf niet wat
?»oor wondere wagen, en hem op een tafel
gebonden met riemen als een stuk vee dat
geslacht wordt.
Een man-in-'t-wit als een slager had hem
een koker met een stank-om-van-te-stikken
onder de neus gehouden, had hem laten tellen
tot honderd en was toen gaan kletsen over
onbekend was bij hunne collega's, waar
tegenover evenwel staat, dat zij elkanler
en den mederegent destijds en later geregeld
in de Witte" zagen en elkander zeer waar
deerden, zoodat zij geheel doordrongen zijn
van den geest, die aan het departement
gewenscht wordt en van botsingen in den
vervolge geen sprake kan zijn.
Men verzekert mij, dat 200 de stand van
zaken is!
TdDiooistelliflp st Lflcas ei Arti.
St. Lucas. 't l) toch al een heel tijdje
geleden, dat deze vereeniging met haar oor
spronkelijk huiselijk karakter van
kameraadschappelijke simenkomst der leerlingen aan
de Rijks-academie, bevangen wer l van de
ijveru'.cht zich aan de buitenwereld als een
hemch kunstgenootscqap Ie vertoonen door
het houden van ofiicieele tentoonstellingen
op geregelde tijden, evena's het eerbied
waardige Arti et Amicitiae. Zoo beleven we
nu reeds de zeventiende tentoonstelling en
nog wel in openlijke concurrentie met een
gelijktijdige in Arti. Welke motieven deze
zelfstandige uitbreiding VAQ Lvicas naast Arti
bewerkten, kan niemand zeggen, nog minder
verklaren de bestendiging ervan nu er ook
een vermenging der beide vereenigingen valt
waar te nemen. Er is maar een motief denk
baar en een zeer nuchter: een geleaenheil
te meer voor de vervaardigers van schilderijen
om hun fabrikaat den liefhebbers te offreeren.
Maar hem, die een dubb Ie wandeling heeft
te maken om mede te deelen wat er onder
die honderdtallen nieuwe k u istwerken voor
merkwaardigs valt te zien, is die verstandige
taktiek minder aangenaam.
Deze Lucas-tentoonstelling, met ruim 300
nummers, is al van zeer geringe belangrijk
heid. Een eerste rondwandeling door de zalen
doet bedroefd weinig als merk waardig
opteekenen. Toch zijn er natuurlijk weer genoeg
schilderijen die een aardig lijstje zouden vullen
bij een nauwlettende schifting van meer ea
minder-waardig. Ik veronderstel echter dat
het publiek, in zijn oordeel gerijpt door zoo
vele tentoonstellingen, ze zelf ontdekt. Bijv.
in het eerste zaaltje kan opgemerkt worden,
dat W. Eoelofs, met zijn visch-stülevens,
waarin hij schijnt te willen specialeeren, zoo
wat blijft op de betrekkelijke hoogte waar hij
al lang is, dat van de stadsgezichten van
Knap, met hüa onbehoorlijke stoutheid, slechts
het studietje Winter: wat warmte in de uiting
heeft, tegelijk opmerkend dat zijn pendant,
a's een gelijkwaardigheid in kwaliteit, Nieuwe
K'rk te Amsterdam van Maks, wel het beste
is van alle schetsen die deze schilder hier
exposeert en zeker ook in zijn bescheiden
formaat te prefereeren aan dat groote doek
waarbij men er versteld over kan staan, dat
een schilder, die niet meer in de eerste groene
jaren is, en in dezen tijd, zich zoo
vergalloppeeren kan. Eenige buitenimpressie'g van
A. Koning zijn liiks en niet jouder pittigheid
aangezet, en de miniatuurportre jes aan te
duiden als een zeldzame scMldersverrichting,
in onzen tijd. Maar moest dit systeem van
beschouwing consequent worden djorgevoerd,
dan zouden er nog kolommen te vullen zijn
om ieder naar de mate van zijn verdienstelijk
heden in het kunstschildersbedrijf, de woor
den te geven die hem toekomen ; maar, tevens
zou dan ook de vraag: waartoe al dat ge
schilder, zich van zelf opdringen. Daarom,
büdeze wat overmachtige verscheidenheid,
zonder noemenswaardige nderscheidenheid,
verkies ik het vab dezen overvloedigen
schotel maar de meest prikkelende (bij gebrek
aan kostelijke) gerechten uit te zoeken, om
den werkelijken smaak ervan aan te proeven.
In de groote zaal slaan twee schilderijen
van Monnickendam, en inden hoek, een orok
vrouwevleesch ^men perinetteere me de uit
drukking, 'k bedoel een geschilderde vrou
wenromp) u wel 't meest in de oogen. 't
Laatste is van Jan Siuyters orer wien we de
opmerkingen tot bij zijn schetsen in een andere
zaal kunnen inhouden. Dit zijn werken, d'e
altians opzichtig zijn! Het schilderwerk van
Monnikendam heeft, veronderstel ik, de eigen
schap de meeningen te doan wi,felen. Ma ir
koetjes en kalfjes totdat het vervelend begon
te worden.
Toen hadden ze hem gesneden en gekerf J;
doch hij bad er niet veel van ge .~oeld.. .
omiat die messen zo scherp zijn maar
wat ze saamgeregeu hadden in zijn lich lam
wist hij niet; maar 't was geweest om onder
te bezwijken !. ..
Toen Tewis thuis kwam uit het gasthuis,
stram in de leden, maar de kop vol moed
en het hart vol haat, moest hij alle werkers,
die hem bezochten vol nieuwsgierigheid en
met vage uitdruk van gelukwensing, vertellen
van haver lot klaver, wat ze met hem had
den gedaan en of hij weer kon werken en
wat de bazen van de KoreLblom" zeid.m,
toen hij gevraagd had om achterslaliig geld
of voorschot .. . nu het nool dee.l. . .
Ze bleven allen l in g bij hem zitten praten,
tierend of llaistergeheioa innig en sloegen bij
wijlen met de sterke vuisten op tafel dat Let
dreunde.
Want in Tewis waren ze allen beled gd
de sterke Tewis die zonder woorden als hun
voorman werd aangezien.
Hij moest nog eens naar de Korenb'.om"
meenden ze allen . . . dan zou len ze verder
zien.. .
Tewis ging nog eens naar zijn bazen de
twee dwergen, die hem omver had len gelo
pen en vertelde met slecht-g<-ko;:en
orahaal van woorden, wat hij meende en zijn
makkers. ..
Maar Steven-baas f tak de hand tu:sen de
broekband en stond recht op zijn voeten met
een trots als een boer op zijn ei.;en erf.
Als ze 'm wilden dwingen n nest en ze 't
maar zegien betaalde hij niet een
ri<gdaalder boven de beste betaler .. . wie had
er te klagen ? . ..
Er ging een schreeuwende roep door de
werkers, tosn Tewis hun medeelde wat bij
had gehoord.
Dat was God-schreien d- onrechtvaardig ...
maar niet n zou meer voor de Korenblom"
werken, niet n van a'len en al za^en z»
hen in stervensnood, ze zouden hen nie,
hel't eigenaard:ge van zijn twee inzendingen is,
dat de een: Melklijd, het inzicht er over hier
wat bij'ictiten kan. Dat landschap met vee
toch, is een wel voortvarende ondernenrng,
m ar z >nder zin. Zigeuners is, van den buiten
kant gesien, merkwaardig van visie; 't heeft
ontegenzeggelijkietsongemeens van opvatting,
tot in de stoffage van de kinderen en het
hondje. Maar ook juist daarbij blijft het. De
energie in de haadelingis bovenal een vaardige
durf, hoog opgedreven, en blijft onderhouden
door de vo!d>ening. die de schilder van zijn
krachtbeloon kennelijk onder/inde.'t Is stevig
werk, maar ook gr-jf. De kleurhevigheid is te
veel ui komst van vulgaire se dl lerslust, deco
ratief geteigd, waarbij in nauwelijks enkele
pariijen de waarde der kleur doorvoe'd en be
grepen werd. Ook is het geheel, met al zijn
stevige toetsen en franke kleuraanduidingen,
verbrjkkeld en onrustig. Het geval had toch
heel mooi kunnen gegeven, worden,
bontkleurig met die woonwagens fel verlicht ergens bui
ten op zonnigen dag; maar de strakke lucht er
boven is al geheel mis, niet helder, maar hard.
't Is tijd dal de;e schilder zich gaat matigen
want er is geloof ik toch wel een krach! in
beun, die voordceliger kan aangewend worden.
Als tegenstelling met dit overmoedige werk
hangt aan de overzijde een meisjeskopje van
Broeckman Het is zeker ver van onbekwaam
en nog verder van doelloos streven; 't is
in de bahandelin^ een en al beradenheid
met de kenneli.ke inspanning het technische
belang weer zijne waarde te gevea naar het
voorbeeld der ouden. Er kunnen hierover
lange beschouwingen gehouden worden en
zeker zou dan op den voorgrond da over
weging komen, dat yorm en inhoud
onverdeelbaar n zijn. Daar dan de inhoud van
kunst in vroeger tijd van anderen geest i?,
ee moet zgn, dau in het bedendaagsctie, mocht
betwijfeld worden of het wel rechten zin
heeft de bebandelingswij'.e van voorheen met
al haar be wegingen en middelen in onzen tijd
over te plaatsen.
Louter technisch bezien, valt er in dit
echildery te waarJeeren, maar 't is ook waar dat
de;e kop gesclnHerd is als eenig voorwerp uit
een stilleven; aan stofuitd ukking is er zeker
gefiall. Een zelfde ploeteren in alle finesses
der techniek vertoont het interieur van
Van Bee/er. Dit ook weer is ondanks de
voorstelling, die voorwendt tragisch te zijn,
een stilleven-6<;oe/«..ing ; b oeftning, want op
een stilleven toch kunnen dedoode voorwerpen
meer leven hebben; boe gekund ook in de
de consequent d >orgevoerde uitvoerigheid, is
toch zoo'n plank der bedstee bijv. van onbe
langrijke waard i in den bedoelden geest van
dit werk, Aan h't z'ekbed geheeten. Over de
atm >sfeer spreken we dan niet eens.
la een schilderijtje van Dooyewaard is er
althans weer tee-derder observatie der
kleuraard van sommige onderdeelen op te merken.
D; naaktstudie van Jan Sluyter en ook het
gezioht uit Parijs zijn _ nog zeker niet de
rijpe vruchten die getuigen kunnen voor de
gegrondheid van dit wat wilde en van den
algemeenen koers afwijkend streven. Men
moet afwachten vold'agener dingen om bij
dezen van een temperament dan wel van een
onbesuisd avonturieren te kunnen spreken.
Want er is te veel handigheid. Zijn schetsen
echter duiden op een talent, altham op een
niet te negeeren teeken vermogen. Naar het
perverse, waar zij heenzweemen, is er wel
niet de veiiijnende zin van een dit innerlijk
verg iorde leven begrijper, als Lautrec was.
M wr in de SoubrelU en meer nog in de
Spaansche danseres met de bovenmatige tour
nure van haar lichaam, en ook in den kop,
is toch het sinistere wezen dezer vrouwen al
scherp gekarakteriseerd.
Zooals ik zei wilde ik uit den overvloed
van gelijkmatighei l maareenige, de opzichtige,
aanduiden; er zijn er te veel die als nog lof
waardig kunnen aangeduid worden en in Arti
waar het overzicht beperkter is, geren de
bisten daaronder misschien meer aanleiding
tot opmerken.
Als een
staalijenoeeenbeginnerinzijnonbeholpen eerste pogen en onbevangen
natuurzien kan verbasteren door schoolsche volma
king van doen, wijs ik even op destillevens van
Poortenaar. Zie bijv. zijn in mjnig opzicht
aardiggeobserveerdestiUeoen(keul;entaffl) naast
het in do techniek verstijfde en in
kleuruitdrukking sooveel doidere Xtilleven (met
lielm) Ook nog zij aangedu'd, wijl het zeld-n
gebeurd, het beeldhouwwerk van rnej. Thérèse
van Hall. Het is eenig^ ns decora; ief,. maar
er is een kernachtige samenva'ting in, die
de vormuitbeelding expressief doet zijn. Vau
alle kanten en ia alle deelen vei toont zich
pen ook al verd-onken ze bei len voor huu
ogen ! . ..
Zo was de haat der werkers goboren en
veranderde het aanzien va i 't d-irp.
De ba .en van de Korenblom" lieten wer
kers komen van verre slechte arbe.deri-,
die geen vak hadden geleerd. ..
Maar Je mïimen die vroegei door het dorp
gingen, stil, met groet voor een-ieder, en
zorgvolle gedachten op vrouw en kind, waren
veranderd tiats de dag hunner hoon. Als
helden liepen ze na uun arbeid door hei dorp,
pronkend met hun sterke leden, in diukse
gesprekken en veelzeggende ge >aren al i
een stoet hovelingen zo ze liepen met Tewis,
hun koning.
In de herbergen werd gevochten 7.0 een
werkman van de Koren blom" zich durfde
vertonen.
En zij die zich vroeger lieten bevelen door
allen en een ieder, werden nu slechts in toom
gehouden door Tewis, en nog soms met
moeite. . .
Hij was de eenigste voor wie ze eerbied
hadden, omdat hij jteeds eerlik was, eu sterk
bovenmate, en een werker-voor t\\ee ook nog
na zijn ziekte. . .
Hij verdeelde de arbeid mst volmacht als
een alleenheerser; de zwakken het lidtste,
<le sterken de volle zon en 't zvare werk
| hij /.e/f het zwaarste -.-uu 't zware.
Geert baas biet f zonder arbeidskracht, geen
hoeve zonder hulp in de tijd der oogst
alleen .,'le Korenbloji" telde uiet meer mede
in het dorp.
En zoals, de buitenlui zijn grif in 't
.reven waar hulp wordt gevraagd bij tucht
en nood stonden de werkers een it-ilt-r ten
tlienste, helpend naar macht en best ver
mogen. . .
A'leen de Korenbloui" was hun vreemd
en zou hun hulp nooit ontvangen op de dag
dat het nodig was.
Dat was hun haat en hun kwaad. . .
Zo kwam de nauht dat de Korenblom''
br .n.lde.
Een onweersbui dreef over het dorp en
de kwaliteit wel niet even gunstig. Zij heeft ook
neiging tot exagereeren, rlat in dien
jongenskop bijv. storende profiellijnen teweegbrengt.
W. STEEXIIOFF.
Jan Tüoron'üweit tij Kilteer (den
Haai)De zwart op wit portretten. De geteekende
portretten van Jan oorop (sommige, ineen
jurk of met een lintje in 't tiiar, wat gekleurd
met waskriji) waren het fijnste en het meest
bezonnen gedtelte van let n-eck, hier op de
tinto"nsleUir>y te zien. Ze zijn naar iet jaartal
'van hun ontstaan gegroepeerd: 1898. Gene
raal Drahbe en z'n dochter. De generaal en
profil, de dame die achter hem zit (het
gezicht is als een bloem, teeder, behandeld;
mevrouw Drabbe met in den achtergrond een
kerk, etc.; 1900. Elsje Lukwel, het meisje
met het vlechtje, door sommige latere over
troffen in intensiteit; 1902, Netty. Door een
raam ziet ge acbter tuinen en hagen een
paar kerken, liet huisje zelf voor het raam
ziiteni is ( inks H) met het gezicht naar
binnen toe, in een stoel gezeten. De vltcht
hangt op den linker schouder. Het stad
g iz chtje en het meisje zelf zijn (hoewel niet
zoo droom-welig) beter dau El-je Lukwel
nog. 1003. Bekoring onder engelen zant. Het
is een vrouw met net hoofd achterover; een
lichtgele jurk (lichtgeel gebruist hij veel in
deze portretten) links spelende figuren, rechts
zee met schepen. Het leven van het oog
onder het ooglid is mc.rkwaardig. Uit hetzelfde
jaar is het portret van den heer P,, en-face,
de hond achter de tafel, de handen daar op.
Het geheel meest naar links in de lijst, 't Is
't portret van een eenig^zins belaag Ie ,
rondhoofdigen heer. Er zijn fijne dingetjes
in op te merken, terwijl het gSheel kloek is
in zijn omlijsting. 19')4. Pastoor van Straelen.
Toorop teekmle van dezen kop vol vast
houdende beslistheid, twee portretten. Het
eerste is uit 1902. Daarop (op dat van 1902)
is de rechterarm d chter bij het lichaam en
in den achtergrond een St. Jeroen geteekend;
hier (op dat van 1904) een Christus gekruist
waaronder als op een zerk, hè' IDEAAL, esn boek
door dezen geestelijke geschre en, meen ik?
Beide portretten, in reproductie vergelijkend,
dunkt me het eer-ite fijner, en doorschijnen der
(zie kata'ogus van deze text en die bij Bufl'a).
In dit jaar is ook het te zenden breiend
meisje (zijn dochtertje) met door het raam
het gezicht op een teer-gezien huisje. Uit
1905 is het portret ran den dichter Boutens,
links profiel, een kleine krachtigeteekening;
verder beginnen in dit jaar de portretten,
met de religieuse voorstelling er op als de
engel met het heilig hart etc. ; of die ook
in 1906 voorkomen.
Het is meestentijds of een natuurgetrouw
portretje van zijn dochiertje of dit een iet
wat vrijer gezien, of het zijn portretten van
dames, met toevoeging van dezen engel (zie
b. v. waarop het ook een f/oed geteekend
grachtjöziet, vol armen No 15) verder het
Hu velijk (twee portretten) het min Ier gelukte
P. Lukwel, en het portret van Tilly Deze
zwart-op-wit portretten door Toorop hebben
inlerdaad een beteekenis door hun fijnheid,
verhoogd door toevoegingen in de voorstel
lingen als grachtjes, huisjes.
Tli. yan Hnylema. Soumier (oen Haag)
De litho's van Hoyteina zijn meer verzorgd
dan meestentijds de vlug-neergezette
teekeningwn. Ze zijn dan ook het belangrijkere
deel dezer tentoonstelling. Behalve een aan
tal meer bekende, zooals die uit de kalenders,
noem ik: zg. Doode kalkoen (vooral de kap
tegen den achtergrond); De konijeu (No. 24);
De Apen, 3 op een hoopje (No. 25,); 9,
ktaiien. In 20, Pinguïns, is de kleurcom
binatie fijn In 28 is de achtergrond onrustig
tegenover de Cactus. Van de aquarellen en
teekeningen vond ik de voornaamste: 27,
kaaiman, eigenaardig van compositie; 10,
Baardapjss, door de kleuren rood, groen en
grijs; gierenkoppen (N^o. 12); Apm; Saeeuw
(No. 21); de kippen tegen den zwarten gron l
(Xo. 2U); verder 46, en 56 Papegaaien.
* *
?xDa lijn is bij Hoytenrta niet vol genoeg,
zijn aandacht houdt zich dikwijls niet laag
genoeg be/dg met het weer te gevene. De
opmeikingen over do beesten zijn lichtlijk
humoristisch.
Pl.ASïCHAEItr.
wierp treffend vuur op de hoeve, die voor
de werkers niet meer was.
Het weerlictit sloeg in op een koornschelf,
zodat vlugge redding de hof kon behouden.
En alle mensen waren wakend toen de
brandklok biemde en de ratel de mannen
klepte tot hulp
In een kiap-tijds stonden de werkers ge
reed. . . Want nergens wordt sneller en met
meer oüervaardigheid en goed bedoelde
naa-teliefde hulp gebracht, dan bij brand in
een dorp. Waar de brand wa-i, wisten ze
nog niet. . .
Daar kwam het bericht dat de
Korenb'.om" brai.cide !
Er ging een zenuwbevend geroezemoes
door de mannen een lach kort daarop . . .
een gnjuicb.. . .
Tc.wis, die het b'.ussingswerk beheerd*, keek
naar de minderende b.ikseiu die in de verte
over de lucht flitste liet de fak iel, die hij
in de hand hield vallen, en . . . stak zijii pijp
aan bedaard en rustig alsuf er niets ge
beur l was. . .
Er klonk een gejubel door de dondurnacht
als deed een rorst een heldedaad. Maar
metten was ewis verlweneu en met
hem alle u:anuen, weg e;i niet meer te
vinden. ..
Kr kwam een bode-te paar l van de
Korenblom" : hulp of alles brandt af!
Er wis geen tiirp. l>e burgemeester in
hoogst eigen persoon Klojjte op do iage
deuren der werkers maar er was niemanl
thuis; en die thuis toefde, lag ziek.
Kr kwam een nieuwe bode. Gauw! of 't
is te laat.
De burgemeester, de onderwijzer, de
pastoor, de koster, de bakker, trokken op
met de brandspuit.
Beter halve hulp dan geen hulp, meende
de koster. . .
Maar de halve hulp, hoewel goed bedjeld,
was onvoldoende om de grote
Korenblomhoeve te, belioU'leu. Zij brandde ai'?tot met
do grond gelijk en Jat onder de roepende
kla'iik der brandklok, die de werkers toch
li moesten horen.
G. v. HULZBN, Een Vrouwenbifcht. Meindert
Boogaerdt Jan., Rotterdam.
Het zwakke punt in dit degelijke boek, dat
het geval behelst van eene getrouwde vrouw,
die, in eene badplaats vertoevende, door
eene zekere ledigheid in haar geluk nog voor
eene andere atnoereu-.e aantrekkelijkheid
vatbaar blijkt dan de meer in waarJeerina;
gegronde echtelijke bekoring, het zwakke
punt in dit boek zijn de om het innerlijk
gebeuren gegroepeerde natuurbeschrijvingen,
die noch door eeue zekere wij/.e van zeggen,
noch djor eene zekere wij se van vizie uit
muntend, en daarbij en ook wel omdat
ze niet altijd oprecht zijn. Er ia, dit laatste
betreffende, eene neiging tot uiting eeiier soort
lyriscae verrukking bij den heer Van Hulzen
waarneembaar, die hem blijkbaar onwezenlijk
is en davrom een glimlachend konflikt wordt
tu;scheti zijnen aanleg en zjn wil. De uit
drukking liet z mnetwijn by voorbeeld komt mij
in zijne weidschheid van zeggen en nuchter
heid van zien voor te zijn als een geoaar
van grootmoedigheid bij het ten geschi-Eke
geven van een twee-en een halve-cent-ftuk,
en de blai.ke lach op 't blauwe meer kan ik
niet juist mooi en ook niet gróót gezien
en ook niet bizonder als woord-opvolging
achten: htt eerste niet, omdat die stem
ming (op bladzijde drie-en-tachtigi niet
aanwez g is, waarin men inderdaad ten
meer kan zien lachen en daarenboven nog
in eenen blanken lach, waardoor de artistieke
getstes verhoo^ing in de beschouwing van
een meer, waarvan mij ook sommige
paoiertjens om sommige zeep-soorten zeggen, dat
het b'auw i?, zinneloos en zonder reflektie
in mij wordt, het tweede niet, omdat de
klank-refereining in de woordjens blank en
blauw en ook de herhaalde enkelvoudige
kwalificaties niet bepaald fraai zijn te noemen.
De on echtheid en on-n( odzakelijkheid van
deze soort natuur bewondering komt aan het
licht in de volledigue:d van dezen zelfden
zin op bladzijde dr;e en tachtig, waar eene
overeenkomstigheid (';) de bekennende vrouw
(Regioe: me) ineenx hrriraerde aan het
zocuetwgn, aan de blanke lach op 't blauwe
meer van Lausanne," waar de w ij/.e van
zeggen i u de gek ursi veerde woorden de door
mij reed< aangemerkte ténuchtere stemming
verraden om het meer vizionair of geïnspireerd
bed.jelde daarin passen! te doen echynen.
Men kan in eene zekere gevoelssfeer spreken
van het zonnetwijn, maar wanneer deze ge
voelssfeer niet aanwezig is, zooals hier blijkt
door het haastig afgekorte woordje 't en het
nuchtere woord ineen» en door de geheele
kombinaatsie der drie door mij gekursiveerde
woorden, dan neigt het pathetische woord
in den nuchteren gedachtengang naar het
karikaturale. Men vindt eene dergelijke
valscbheid van sentiment drie regels hooger
op dezelfde bladzijde drie-en-tachtig, waar
het wit der besneeuwde bergen twee voudij?
wordt omschreven als aan wit van poesen
gamch gelijk", waarin de deftigheid van het
gansch yel'jk en van het meervoud poes«»
glimlacht tegen de onbeduidendheid der ia
hair gevatte vergelijking, en als een wit
heid klaar van strakte en toch uv.tr rul",
waarin de laatste restriktie achteraan komt
huppelen als een vastgebonden schoothondjft
achter eene oude vrijster. De poes en het
Fchool meester ekstaze-achtige en toch w. «r zij a
inderdaad te nuchter van gedachten gang om
de omschrijving te rechtvaardigen van de
witte rijzing der bergen rond-om, waarvan
het indruk makende wordt te-niet gedaan
doar eenen blik daar-op, die ons aan poesen"
en rulheid" herinnert. Men gevoelt, dat de
schrijver om de een of andere reden behoefte
heeft gehad aan eene overbodige
bftzinnelijke kwalificatie van het wit, maar
tevens, dat deze kwaüfikatie niet van eene.
artistieke noodzikelijkhei i of
van-zelfsprekend en daarom valsch is. Zoo wordt op
bladzijde zes-en-zeventig de wel aardige terug
blik op de bergreis-naar-boven langs de strakke
lijn der rails bedorven door de nuchterheid
van de bijvoeging 't gaf een eigenaardige
gewaarwording," die ordinair en voistrekt
onartistiek is, daar een artiest niets speciaal»
eigen-aardig vindt; het zelfde op bladzijde
zeven-sn-zeventig (alles leek enger), bladzijde
negen-en-zeventig (kurieus), enz. De vizie op
de Zwitserscbe berghuigjes als
speelgoeddingen" verheft zich niet boven de
voorde-üand-!iggende teekening in bet eene
of andere duitsche tijdschiift met
plaatjens. Valsch gevoeld zijn ook uitdrukkingen
als de blije schal van 't licht' (op bladdjde
zeventig), omdat het licht te onbegrensd is
om als een echal zich in onze waarneming
Doch toen de laitste balk brandde en de
gevel-muur instortte, kwamen de werkers
opdagen om te zien wat er gebeurde. ..
En Tewis sprak met grote bezadigibeid
in de stem tot de burgemees:er, die al
zolang om de mannen in verlegenheid had
uitgezien, dat 't jammer was dat de werkers
niet vroeger waren gekomen ... maar slaat
de bliksem in, zoo is er toch niets tegen
te doec. ..
Toen zag bij op naar de werkers als nam
hij hen tot getuigen.
Ze keken allen naar Tewis en alle hoofden
knikten als tot bevestiging zijner woorden.
En ieder zweeg, maar het zwijgen sprak
sterker dan de luide eed van ten leger. . .
Naast de smeulende puinhopen, waaruit
witte wolken trokken naar de
rood-niibegloedde l.emel, stonden de bazen van de
voorhene heerlike hoeve. Ze stonden, tussen
het weinig gedoe wat gered was, als twee
verslagenen, klein, nietig, en bedroefd...
En Tewis stond in zijn wraak als in een
zegetocht en tuurde onafgebroken naar de
ba'.en, met straffe gloed in de ogen.
En door avond iiep het geluid van verre
donder en het d )f gepomp der brandspuit
en het vunzig gesis van water op vuur. . .
Dan gebeurde iets onverklaarbaars en ging
als een huivering door de mannen.
Want Tewis hief op eenmaal bet hoofd
op, als ontwakend uit een droom, en liep
naar de bazen.
Zij krompen bij elkaar, als vreesden ze een
slag-van boven, geweldig en onweerstaanbaar.
Maar Tewis vatte de hand van Steven en
sprak met trillend sterke stem : Wij zijn te
laat gekomen . .. door mijn schuld . . . het
spijt cue ... en hij bracht zijn hand voor de
ogen als vau smart: Vergeef me . . . lijden
kan sjnis zo zwaar zijn. . .
Eerst stonde a de werkers als la n van
verrassing .. . toen ging er een stem . ..
geroezemoes. .. toen een zwijgen over de
lege plaats waar hun wraak hid gestaan.