Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1557
Toe te passen kunst.
""' ff" i[(Dr: C.~Hr[D"EE).
We hadden enkele malen gelegenheid,
naar^ifaanleiding van tentoonstellingen
vanïfzijn werk te Rotterdam, voor den
aquarellist dr. Dee, bij de lezers van de
Groene" belangstelling te vragen.
Nu, bij reproductie van drie zijner
was, ben ik gaan bloemen-schilderen;
langen tijd maakte ik alleen klaprozen
en paarsche violen. Van papavers en
violen was ook de eerste compositie, die
ik voltooide en die bij mevrouw Oldenzeel
te l Rotterdam onder den schuilnaam
Flox geëxposeerd werd."
Het kleine aquarel, onder veel grooter
werkfvan braaf-bekende meesters, werd
aquarellen, wenschen wij dit nogmaals
te doen. Wijl alsnog deze beteekenisvolle
jonge man niet in zoo ruimen kring de
waardeering vindt, die hij verdient en
wijl ondernemende
kunstnijverheidmenschen 't niet ondernamen zijn werk,
waarvoor 't zich wel 't allereerst leent:
de toepassing, te benutten in hun en ons
belang.
Daarom geen reclame. De Groene"
doet daar niet aan en ik wensch me er
ook niet voor te leenen.
Maar 't leek me niet rechtvaardig een
knap en volijverig artiest in zijn pogen,
om boven 't mager succes van enkele
wel toegejuichte exposities, een plaats van
meer blijvenden aard te vestigen, alleen
te laten, als men de overtuiging heeft
dat hij die plaats verdient. Men heeft
hem zoo al eenige malen aan de taart
des Roems laten likken, maar een flinken
hap heeft men hem niet vergund. Allons,
bijt toe, er hebben 'r al minderen dan
gij zich een indigestie aan dat zwaar
verteerbaar gebak gegeten!
In ernst, 't geldt hier een serieus,
waarlijk artistiek man.
Dr. C. H. Dee is leeraar in de oude
talen aan het gymnasium te Gorinchem.
Vóór vier, vijfjaren, is hij met zijn
waterverfteekeningen, van bloemen, voor den
dag gekomen, gedaan in de vrije uren
en de vacantiedagen, die zijn docentschap
hem laten.
Hoe hij tot bloeinteekenen gekomen
is, heb ik hem wel eens gevraagd en
volkomen terecht heeft hij mij toen ge
antwoord: het is zoo moeielijk je reken
schap te geven van iets dat zoo gaande
weg gegroeid is, zonder dat je op 'n
bepaald oogenblik gezegd hebt: nu ga
ik er mee beginnen!" Geteekend heb ik
vertelde hij ? feitelijk als jongentje
al, maar dat was hideus leelijk; in m'n
gymnasiumtijd heb ik 's mijn rector
uitgeteekend en ik was zelf 't meest ver
baasd dat het geleek. Toen heb ik eigenlijk
tegen mijn groentijd me hevig geoefend
om in de groenen-albums wat te kunnen
teekenen; dat hadden de ontgroeners
graag en ik zat dus, toen ik mijn visites
begon, vol van 'n aantal Grévin-typen,
die ik vrij wel uit het hoofd kon nadoen,
bedenkelijke dames gezichtjes, met 'n
wipneus natuurlijk. Als ik nu nog een
vrouwengezicht probeer, is 't net zoo.
Eerst nadat ik een jaar of wat docent
opgemerkt door J. de Meester en in de
N. B. Ct. zeer vriendelijk genoteerd:
als vlot, elegant en bijzonder eigen werk.
Dat gaf den docent-teekenaar, die tot
dan eigenlijk wat geliefhebberd had, met
geen bepaalde ambitie, als dilletant,
maar zonder pretenties zooals hij ook
allergelukkigst 't pianospelen had be
oefend moed en lust in deze richting
voort te gaan. Voor alle zekerheid nog
heeft hij met hun instemming niet in
zijn werk ingevoerd.
Maar hij is toen waarlijk|hard aan den
arbeid gegaan. , '?: ? ^
Oorspronkelijk omlijnde hij alles sterk,
maar met al die besliste lijnen werd
menige teere vorm van bloem veel te
sprekend en ontstond het onbedoeld effect
van behangselpapier.
Naar mijn idee," zei dr. Dee me,
moet alleen 'n bepaalde kern van de
teekening met wat scherper lijnen uit
komen, en kan de achtergrond dit missen;
anders wordt de zaak te druk. Door 'n
middenweg te nemen tusschen 't streng
decoratieve en realistische genre, wat
toch geoorloofd is, kan men van beide
op zich zelf aantrekkelijke genre's 't
aantrekkelijkste vereenigen. Voor zoover
ik weet, deden anderen dit tot nu toe
niet en zonder dat ik 't zelf hoef te zeggen
vinden menschen, die de beide genre's
kunnen beoordeelen, dat het mij gelukt is.
Ik zie ook niet in waarom de midden
weg, overal elders zoo hoog geprezen
en opgehemeld, nu juist in de kunst
veroordeeld zou moeten zijn.
Trouwens, zoo absoluut aan 'n methode
vasthouden, doet men ook al lang
niet meer; vroeger sprak je van 'n
aquarel en dan zat er alleen wat water
verf op; maar tegenwoordig wordt er
heel wat crayon en pastelkrijt bijgedaan,
en waarom ook niet ? De naam doet 't 'm
toch niet, als 't geheel maar goed aandoet.
En dat is het eenige wat ik zoek: 'n
mooie kleurcombinatie, een profusie en
weelde van kleuren, liefst van maar twee
of drie en dan die uit te drukken in de
altijd sierlijke vormen van bloemen met
behouden van hunne natuurlijke omlij
ning en daarbij juist het markante van
hun natuur te releveeren.
Ik geef toe, zei de schilder ook nog,
dat er dikwijls meer poëzie te bereiken
is in het realistisch genre als ik 't zoo
noemen mag maar vraag dan ook niet
hoe daarbij dikwijls de werkelijkheid of
gechargeerd, of miskend is. Ik geloof niet
dat mijn bloemen ooit het effect maken
van en scène" te staan; is dat niet
juist het geval bij die realistische stuk
jes"? Natuurlijk, de uitzonderingen niet
te na gesproken. Ook meen ik dat werk,
zooals ik 't me voorstel te maken, de
attractie van het decoratieve kan hebben,
zonder gevaar te loopen van aan den
wand met de entourage te vechten."
Aan deze zeer juiste auto-analyse van
Dr. Dee's kunst valt voor mij weinig
toe te voegen. Zij is trouwens herhaal
delijk door wei-bevoegde beoordeelaars
mee zoo gesteld.
In De Nieuwe Courant heeft Frits
Lapidoth, naar aanleiding van een ten
toonstelling bij Schüller het in den toen
(1903) debuteerenden! artiest gezien : de
nemen, haar groei wij ze en ontwikkeling
nagaan en haar kortstondig leven nauw
keurig bespieden. Aldus doordrongen
van al die schoonheden, moet hij daar
uit een keus doen en bloemblad en tak,
kleur en lijn zóó over het vlak ver
spreiden, dat de essence van de decora
tieve schoonheid der bloem verrassend
naar voren treedt.
Dit verwijt ware echter dunkt me
ongeschreven gebleven en de zoozeer
verdiende waardeering ongerepter ge
gund, als gezien ware dat Dee's kunst
zich als opdringt voor de toepassing.
We hebben de aquarellen op zichzelf
mee geprezen, we doen het nog, zij zijn
wandtooi van de allerbeste qualiteit, le
vendig, vroolijk, van bijzondere bekoring
i
En dat, zoo zegt de recensent, heeft
Dr. Dee in zijn aquarellen bereikt. Aan
deze zeker niet geringe lof hebben ook
schilders meegedaan, de heer Le Comte
o. a. en Alma Tadema, die verrukt van
Dee's aquarellen, hem bij zijn
Londensche vrienden in de kunst en den kunst
handel introduceerde.
In de nauwelijks vijf jaren van zijn
professional-painter-schap dan, heeft de
vroeg hij Josselin de Jong z'n oordeel
en deze heeft hem be4ist geraden door
te zetten en met veel hartelijkheid aan
gemoedigd. Ook Van Soest en vooral
Théophile de Bock hebben Dee belang
stelling getoond. In het genre, dat leeken
immers veelal zoo vreemd en apart"
vinden, zagen zij zijne zoo bijzondere
en vooral zoo origineele gaven. De
bloemen mandjes en pullen met bloemen,
waar 't publiek zoo graag naar kijkt,
decoratieve motieven 't meest sprekend
in dit werk."
Een niet gemakkelijke opgaaf, want
om de harmonie van kleur en lijn in
de bloem goed tot haar recht te laten
komen, moet de artiest, die daarvan
de sensatie wil vastleggen op het vlakke
papier of doek, vóór alles een talentvol
compositeur zijn. Hij moet de bloem in
haar edelste eigenschappen analyseeren,
haar bevalligste standen weten waar te
heer Dee herhaaldelijk met nieuw werk
kunnen exposeeren. Men heeft zijn be
doeling vaak erkend en gewaardeerd, ze
ook wel eens niet begrepen en miskend.
Het verwijt van tweeslachtigheid is Dee's
aquarellen gemaakt, er is gesproken van
een hybridisch karakter, al werd daarbij
gul den ernst, de opgewektheid, de dege
lijkheid en de levendigheid der teekening
geprezen en toegegeven dat dr. Dee zijn
liefde te uiten weet.
en die niet gemakkelijk vervelen zal,
maar juist daarom zouden'we, opdat velen
er de charme van ondervinden, zoozeer
op de toepassing willen aandringen. Dat
de schilder die zelf bedoelt, heeft hij al*
op zijn eerste tentoonstelling, hier bij OJr '
denzeel, getoond met beschilderde Waaiers
en zijden stoffen. Daar ligt een toepas* *
sing, ten deele, die meê"waardeering;vèr* '
dient. Waarom zou- de bazaaraéhtige;
prulleboel, die de artistiek zoo waarde
volle waaiers van vroeger verving, niet
door dr. Dee's fijn elegant penseel weer in
de oude voornaamheid kunnen worden
hersteld? En 't gewaad des mesdames
en mesdemoiselles door zijn sierlijke
bloemen gesierd ? Of gebruiksvoorwerpen
als kussens, loopers, kamerschutten e.t.q.
door zijn weeldevolle composities van
chrysanten, irissen, papavers, ridder
sporen, leeuwenbekjes, pioenen, hya
cinten, premula's, perzikbloempjes tot din
gen van kunstwaarde worden gemaakt?
Plateelbakkerijen zouden ontwerpen
van den smaakvollen schilder kunnen
benutten. Misschien ook tapijtweverijen.
Maar in ruimer zin toepassing door
druk meenen wij. Op kamerbehang zou
het effectvol bloemgespeeleenallerfraaiste
wandtooi worden voor salons of boudoirs.
Hierin zou dr. Dee een baanbreker kun
nen zijn voor een nieuwe Nederlandsche
kunst-nij verheid.
We hebben een ontwerp-kalender ge
zien in maandbladen, die zeer groote
charme heeft, een karaktervol werk dat,
gelegd naast de eerste teekeningen van
den schilder, een zeer grooten vooruitgang
toont óók in doorspeuren van het kleurig
bloemenleven. Het is een weergeven
geworden in blanke voorname gratie.
In zijn laatste Paaschvacantie is dr. Dee
begonnen het lithografisch procédébij
Moulijn te bestudeeren. Hij zal, deze
machtig, zonder de toch altijd tweeslach
tige en veelal zeer kostbare hulp van den
steendrukker, zelf voor de reproducties
zijner bloemstukken kunnen zorgen. En
daarmee velen vreugde geven; in veel
woningen brengen de blijdschap van
bloemen in de essence van hun decora
tieve schoonheid, door hem op zoo
bijzondere, zoo oorspronkelijke en /oo
voornaam-smaakvolle wijze verbeeld."
HENRI DEKKING.
mttttiiiiittiiiiiiiiitin
Een tentoonstellinkje, dat *en verkwik
kende verpoozing kan Meden bij de ver
moeiende inspectie der op 't oogenblik
honderden geëxposeerde schilderijen.
De inhoud ervan, kortelijk genoteerd, is
als volgt:
Van Israëlg ongeveer zes werken, bijna
allen uit zyn laatst en tijd, zelfs n, het
allerlaatste werk, waarin hij weer eens in
het bekende blonde kleurgamma Kinderen
der Zee" heeft Beschilderd; de werkzaam
heid van den drie en tachtigjarigen meester
ia bewonderenswaard! Verder is't een genot
van Willem Maris weer eens enkele vroegere
dingen voor oogen te krijgen, om bij hem op
nieuw te erkennen, een in onzen tyd ongeëven
aarde macht van schilderen; daar is een van
die krachtig geaquarelleerde sloten met
eenden; dan, een forsche weelderige schets,
een pochade, van koeien aan een slootkant
met struikgewas; ik veronderstel een voor
studie voor het schitterend kleurdiepe
schilnmnuitiiiHmiiiiumuiimtiiumtimmmmmuiiiiiiiiiiimiimiimuiimumiuHuimmiiiuiiuiii
derij in Suasso, een klein stukje; dit fijn
parelend van kleur, en een vroeg werk waarin
hij nogal op zijn broer Mathijs trekt.
Dan van Mauve eenige zeer goede speci
men, een vooral: een koe die drinkt; een
kostelijk klein Neuhuijsje, wel niet in alle
deelen tot volkomen rijpheid opgevoerd,
maar supérieur in het hoofdgegeven: een
boerenvrouw die haar kind zoogt. Dan een
met zijn sober geval en beperkt lijnenstel,
maar in zijn grootsche werking, werkelijk
aangrijpende aquarel van Weissenbruch, een
schilderijtje van Jacob Maris, hoewel niet van
zyn allerbeste, verschillende werken van Voer
man, waaronder 't meest treffend een glas
met rozen, even naar het chique, maar toch
voornaam zuiver, en een zeer goede teekening
van Ter Meulen. Ik meen dat er nog meer
is, maar deze vermelding zal wel reeds vol
doende zijn, om de belangstelling voor deze
kleine tentoonstelling gaande te maken, die
zij verdient. W. S.
llUlllmmnllUllmlIlllllmmimtmmmlltUmlllmUllmtlUllmiUllUtlllllllUmlllUllllllUUlllmtlllllllllllUlUl
Oude sctiMerüeübij Freüenk Muller & Co.
Het is ditmaal bij Frederik Muller & Co.
een ware scnilderijengalerij; niet minder
dan 600 stuks zijn er ten toon gesteld. De
veiling is uit verschillende verzamelingen
samengesteld; de beste stukten komen uit
de collecties Monchen in Den Haag,
Scheikévitch te Parijs en Vicomte de Ruffo
Bonneval te Bruxellea, welke laatste inder
tijd zijn primitieven ook te Brugge ten
toonstelde.
De vroege Vlamingen en Hollanders zijn
door enkele morceaux de fin connaisseur"
vertegenwoordigd. De meeste aantrekkelijk
heid van deze stukken bezit ongetwijfeld de
kleine Pieter Brueghel, Een gaper", als een
eerste proeve van realistische weergave van
volkstypen, zooals de Hollandsche School er
in de 17e eeuw zoovele kan aanwijzen; hij
herinnert bijv. aan de rooker" van Brouwer
in het Louvre! Dit kleine schilderijtje is
in het bezit van Rubens geweest. Het werd
door diens tijdgenoot Vorsterman gegraveerd
en in de 17e eeuw wederom in de collectie
van Mariette gesignaleerd; sindsdien werd
het verloren gewaand, totdat het thans
wederom in de collectie Scheikevitch vroeger
te Mos-kou, thans te Parijs, opduikt. Van
de vroegere primitieven zijn op de veiling
Fr. Muller een Engelbrechts, met een groote
kruisafneming een fraai primitief-rransch
portretje van een grijsaard uit 't laatst der
55e eeuw en een Duitsch primitief (no. 17).
Twee bijzonder fraai bewaarde madonna's
van Mabrise (de uitdrukking op het gelaat
der maagd is hier buitengewoon zacut en
liefelijk) behooren mede tot deze afdeeling.
Van groote decoratieve eigenschap is nog een
groote Lancelot B ondeel (no. 2).
De 17e eeuw is uiteraard veel rijker ver
tegenwoordigd ; wij treöen er werken van
de beroemdste Hollanders aan. De eereplaats
is toegekend aan een Van Goyen, een ge
zicht op Dordrecht. Het is een werk uit
's meesters besten tijd (1651, vijf jaar voor
zijn dood geschilderd). Dit stuk is eveneens
van den heer Scheikevitch afkomstig. Daar
boven prijkt een forsch mansportret van
Verspronck, dat niet geheel onverklaarbaar,
tot heden steeds voor een Frans Hals gold.
Overigens hangen aan deze wand, boven een
Ravesteyn, een groote Hondecoeter, een
portret eener oude vrouw door Van der Hulst,
een forsch-geschilderd stilleven van Fijt rnet
een pracht igen pauwestaart, een ander ge
zicht op Dordrecht door Hendrik de Meyer
en een zeer Rembrandtiek mansportret door
Victors. De verdere stukken zijn vooral
onder de werken van bescheiden formaat,
kabinetstukken, te zoeken. Onder deze neemt
een Hobbema de eerste plaats in; dit uiterst
intieme stukje levert een gezicht op deiuïne
van het huis Kostverloren bij Amsterdam;
te midden van dicht boomgewas, verheft
zich de vierkante toren, waar de duiven in