Historisch Archief 1877-1940
C
JSV 1566
A°. 1907.
WEEKBLAD VOOft NEDERLAND
Oxi.cLer recLaoti©
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
?v a. n. J". D IE IK! O O.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDQRF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden .....,? 1,50, fr. ip. .post ? 1.65
Voor Indiëper jaar, büvooruitbetaling mail ,?10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . . . .?0.12'/a
Zondag 30 Juni.
Advertentiën van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25
Reclames per regel..... .' , . . 0.40
Annonces uit Duitschlaud, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma
BUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 40 Pfennig.
INHOUD:
:>VAN VERRE EN VAN NABIJ: Het
Kott«rdamseh Liberalisme. Onze Defensie, I,
d5pr H. Kierach. Jaarwedden van
.ouderWJJzere, door C. Kabbedijk. Haagsche Brie
ven. FEUILLETON: Watithra, I, door Kees
Meekel. - KUNST EN LETSEEEN:
Zomerepelt-n. Bedenkingen, (Ingez.), door Ed.
Coenraads. J.J, Aartz, door Plasschaert.
Willem Kloos en de laatste veertien jaar
literatuur-geschiedenis, II, door Alex.
<Jutteling.? VOOR DAMES: Opvoeding en
onderwjjs. Uit het werkelyke leven,door E... r
ALLERLEI, door Caprice. UIT DE
NATU,UR, door E. Heimanp. Maiidolinata,
bij de pry s vraag voor Neder l. liederen in
den volkatoon", gedicht van J. D. C. van
Dockum, muziek van L. Adr. van Tetterode.
Een belangrijk adres, door Ant. Averkamp.
Déprijsvraag voor een woonhuis, door J. H.
W. Leliman. De Tzaar = de 1:30,000
grootgrondbezitters, I, door v. K. Medaille,
uitgereikt aan dagbladechryvers. Geschie
denis der Nederlandscbe spoorwegen, door
W. J. H. Jonckers Nieboer, beoordeeld door
'T. Sanders. Brieven aan Heerneef, door
J. P. A. Bochus, beoordeeld door Henri H.
v. Calker. Midden- europeesche tyd. door A.
A.. W. Hubrecht. FINANCIEELE EN
OECONOMISCHE KRONIEK, door Alex. J.
Hendrix en V. d. S. SCHETSJE.
INGEZONDEN. DAMROBRIEK.
^CHAAKSPEL. - ADVERTENTIËN.
Biet Rotterdamsch liberalisme.
Wat is het toch wel, vraagt men zich
af, in en buiten Amsterdam, dat tot
zidk een debacle van het Rotterdamsche
liberalisme heeft geleid ? Wat is toch de
oorzaak van dezen verbazenden omme
keer bij het kiezersvolk in de Maasstad,
dat EOO eensklaps de vaan van het libe
ralisme heeft verlaten ? Van die zóó door
slaande overwinning der kerkelijken, dat
zij er zelf verbaasd en versteld van
etaaaf
De Baak is inderdaad ernstig genoeg.
Geheel Ae plaatselijke politieke situatie
is van 'aspect veranderd, de verhoudingen
zijn thans verward. Ieder gevoelt, dat
Rotterdam thans in de Kamer is verte
genwoordigd door een 5-tal leden, die er
niet meer zitten krachtens de meerder
heid van 4e leden, maar mér nog:
ieder vrijzinnige gaat met ongerustheid
de gemeenteraads-verkiezingen tegemoet.
Want, lieve hemel, wanneer het zóó
doorgaat, wat zal er dan overblijven van
de 11 a 12 vrijzinnige zetels, die thans
in 't geding worden gebracht ? Wat moet
er terecht komen van de aftredende
heeren, die wel zoo vriendelijk waren,
zich weer beschikbaar te stellen; n wat
van de heeren, die het hebben gewaagd,
een candidatuur van de liberale
kiesvereenigingen aan te nemen P
Met den verplettecenden slag vlak
achter den rug, en den strijd voor de
raadszetels vlak vóór ons, is het misschien
het beste oogenblik er iets van te zeggen.
In de eerste plaats: de politieke opvoe
ding van de maasa, van den middenstand
en het gros der kiezers wordt te Rot
terdam eenvoudig verwaarloosd. Het is
misschien ongeloofelijk, het klinkt para
doxaal, maar het is toch de waarheid :
de massa der kiezers, ongeveer alle
nietkerkelijken, en voor zoover zij niet tot de
beter gesitueerden behooren, wordt in
gewone omstandigheden eenvoudig aan
haar lot overgelaten, en de ergste onbe
kendheid en oppervlakkigheid jegens de
politieke vraagstukken is dan ook het
fevolg. Dat zit 'm in de pers. Men heeft
et nu duidelijker gezien dan ooit. De
N. B. Ct. is een liberaal blad, en qua
Nieuwsblad stellig een uitnemend, be
trouwbaar, degelijk blad, maar om de
massa voor te lichten op bevattelijke
wijze, dag aan dag, omtrent de politieke
aangelegenheden, daarvoor is het blad
te log, te duur, te deftig. Er gaat voor
de massa geen vorming, geen scholing,
geen opvoeding van uit. Alleen tegen de
verkiezingen, zooals nu, komt het blad
eensklaps, zonder voorafgaande campagne,
met eenige artikeltjes, (eu dezen keer
waren ze al te opgeblazen en te pompeus,
deden ze niet echt" aan), en meent het
daarmee klaar te spelen. Het spreekt dan
tot de kiezers m V", tot de kiezers in
III". maar.... kan slechts drie of vier of
hoogstens tien procent der kiezers daar
mee bereiken. En dan brengt zulk
stroovuur slechts gelëgenheidsgeestdrift, maar
geen begeestering, geen warmte meer,
en raakt niet de1 massa.
Saar haar binnenland te oordeelen is
onze N. B. C. reeds jaren lang meer een
Amsterdamsoh dan een Rotterdamsch
>en «ebjjnt 'de -Amsterdamsehe cor
respondent haareigenlijke hoofdredacteur
te zijn. Deze correspondent behandelt alle
sociale en economische vraagstukken als
Amsterdamsohe onderwerpen, waarover
de te Rotterdam wonende hoofdredacteur
zich zoo goed als nooit uitlaat, daar hij
.zich liefst bepaalt tot het schrijven of
het bestellen van een soort hoofdartikelen
waarnaar het groote publiek allesbehalve
nieuwsgierig is. En zoo is het zeer na
tuurlijk, dat in verkiezingsdagen op dat
redaotiebureau de handen verkeerd staan.
Een hoofdredacteur, die het Rotterdam
sche leven behoort te leiden en te ont
wikkelen, is geheel absent.
En hoe is het met de overige pers ?
De twee andere vrijzinnige bladen, Rot
terdamsch Nieuwsblad en Rotterdamsch
Dagblad zijn beiden neutraal", en als
dan het Nieuwsblad nog<eens in 't uiterste
feval, zooals thans in V partij kiest,
an gaat het zóó onbeholpen, dat de
?eandidaat wel mocht .zeggen: Heere,
bewaar me voor rri'n vrienden".
En terwijl Maasbode en Rotterdammer
dag aan dag op 'de meest fanatieke wijze
hun lezers inlichten, blijven de liberalen
daarvoor onverschillig. Hoopen geld
worden in dagen van verkiezing over
de balk gegooid, maar een pers, die als
tegengif tegen de dagelijksche pers der
kerkelijken dienen kan, ontbreekt geheel.
En zoo de heeren, die toch rijk genoeg
zijn, daarvoor geen geld disponibel heb
ben, dam... kunnen ze hun zetels wel
voor goed vaarwel zeggen!!
Een tweede oorzaak is hun houding
in den Gemeenteraad.
De liberalen staan toch als block"
tegenover de kerkelijken, nietwaar ? Wel
nu, dan dragen ze ook de verantwoor
delijkheid voor hetgeen de Raad doet,
waar ze verreweg in de meerderheid zijn.
En daar wordt elke hervorming, elke
billijke eisch, in het belang van de on
derwijzers niet allén, maar ook elke
hervorming in vooruitetrevenden zin van
Anderen aard, met onvergetelijke non
chalance behandeld. Daar zitten er wel
'n 20-tal liberalen van den ouden stempel,
die zelden of nooit iets anders doen dan
stemmen in conservatieven zin. Ook
onder kerkelijken treft men deze aan,
maar de liberalen hebben verreweg de
meerderheid, het bestuur der gemeente
is geheel in hunne handen, en dus dragen
zij de verantwoordelijkheid voor de ver
regaande, en al erger wordende, achter
lijkheid van Rotterdam op sociaal gebied.
Dat wreekt zich.
Er komt thans sterk zelfverwijt.
Op de vergadering der liberale
kiesvereeniging Vooruitgang" in district IV
werd een protest" uitgesproken tegen
het zoolang uitblijven van het prae-advies
in zake de salaris -verhooging der onder
wijzers. Hoe vreemd klinkt dat! Ik heb
geen reden, aan de waarachtigheid van
het protest te twijfelen. Maar waarom
heeft in den Raad niet n van de heeren,
door Vooruitgang" in den Raad gebracht,
zelfs maar nmaal van eenig ongeduld
blijk gegeven!
De heeren Klaare en Tol werden aanbe
volen als humaine werkgevers." Zeer
wél. Maar hebben de liberalen in den
Raad zich er wel eens rekenschap van
gegeven, dat de gemeente Rotterdam zich
als werkgeefster jegens hare talrijke
ambtenaren en beambten in vele opzichten
schrieler betoont dan vele werkgevers?
En waar dan die beambten en ambte
naren en onderwijzers zien, dat in den
Raad de liberalen in groote meerderheid
zich daarover absoluut niet bekommeren
en gewoonlijk de behartiging hunner
belangen maar overlaten aan den socialist,
is het daar te verwonderen, dat die belang
rijke categoriën van beambten en ambte
naren ea met hen tal van werklieden,
niet al te veel sympathie overhouden
voor het liberalisme?
Komt men aan in tijden van verkie
zingen met mooie beloften, met protesten,
ja, dan is het te laat, want men zegt:
och, als ze d'r eenmaal zitten, vergeten
ze het toch weer.
En het verleden geeft daarvoor maar
al te veel voorbeelden aan de hand.
Wanneer het Rotterdamsche liberalisme
zóó doorgaat, wanneer de Nieuwe Rotter
damsche. zijn stijfdeftige, taaie houding
blijft bewaren, nooit eens een woord van
critiek jegens de in vele opzichten zoo
conservatieve houding van het Gemeente
bestuur, noch een woord van aanbeveling
kan vinden voor de aanvragen uit
werkliedenkringen of ook lotsverbetering
voor de ambtenaren of beambten; wan
neer de liberale meenen, dat het voldoende
is, een vooruitstrevend manteltje om te
hangen bij de candidaatstelling, maar als
ze eenmaal candidaat zijn, neer te zitten
als zoutzakken, dan verliezen ze alle
voedsel uit het volksleven en zijn ze tot
innerlijke twisten, tot verzwakking, tot
teruggang gedoemd, en laat men de
kerkelijken vrij spel, wat op den duur de
ernstigste gevolgen na zich slepen kan.
Moge men dat toch eens bedenken!
* *
*
Onze Defensie.
i.
Het voorstel tot bespoedigde afwerking
der Amsterdamsche kringstelling moet als
va,nzelf de vraag op de lippen brengen,
tegen welk gevaar wij ons hebben te wape
nen ; waaruit onmiddellijk deze voortvloeit,
of 't reduit aan de eischen van een wel
doordacht verdedigingsstelsel kan beant
woorden.
Een veroveringsoorlog is alleen van
Duitschlaud te vreezen. Frankrijk is reeds
hierom niet te duchten, daar
Elzas-Lotharingen elke andere verovering in den weg
staat. Engeland, dat van Elisabeth af ten
allen tijde het belang van de onafhanke
lijkheid der Nederlanden begrepen heeft,
zou geen doller streek kunnen uithalen dan
eene onderneming tegen ons op touw te
zetten. Het groote gevaar, dat men daar
van Duitséhen kant vreest, zou uit een
staat van betrekkelijke onschuldigheid
plotseling als geweldige werkelijkheid op
stijgen. De onvermijdelijke tusschenkonist
onzer oostelijke naburen zou na de zekere
verijdelin? van den roekeloozen aanslag
ons landje tot zoo innige -verbinding met
't machtige rijk voeren, dat de
zeebeminnende keizer, den drang naar wereldheer
schappij zijner tallooze onderdanen op den
grond onzer voormalige Republiek
overplantend, in onze havens met ons zeevolk
weldra een tweeden en geduchter tocht naar
de heems zou gaan voorbereiden.
Evenmin als voor het rijk in Europa een
aanslag van England of Frankrijk te duch
ten is, evenmin hebben onze koloniën van
dien kant iets te vreezen. Het streven hun
ner politiek is op iets anders gericht. Wie
in 't bezoek van 't Engelsen eskader aan de
haven van Yaiuyden eene voorbereiding
tot een,e daad van vijandschap zag, gaf
zich blijkbaar te weinig rekenschap van
de diplomatieke verhoudingen om het wezen
van den schijn te kunnen onderscheiden.
Wat Duitschland betreft, gebiedt de inter
nationale beleefdheid, de verzekeringen van
onbaatzuchtigheid en vriendschap welwil
lend te aanvaarden; ofschoon men er van
dien kant nog niet in geslaagd is, bij ons
den indruk van waardeering of sympathie te
vestigen. Wanneer onze oostelijke buren
te onzer geruststelling er op wijzen, dat in
vroegere tijden voor ons altijd het gevaar
kwam uit het zuiden en westen, dan schijnen
zij te vergeten, dat de verandering in de
tijdsomstandigheden ons niet ontgaat en
dat toch eens een Pruisisch leger hier ver
scheen om in onze eigen aangelegenheden
in te grijpen; wat ook in de toekomst
mooglijk is. Gelukkig evenwel zijn de be
staande politieke verhoudingen van dien
aard, dat wij ons over de goede trouw onzer
Duitsche vrienden in de eerste toekomst
niet bezorgd hoeven te maken.
Het gevaar ligt elders, in de verwikke
lingen van een uropeeschen oorlog, die in
ons land zijn politiek en strategisch middel
punt heeft. Ons hiervoor te wapenen moet
het doel zijn van al ons streven.
Hetzij wij eene strikte onzijdigheid in
acht nemen, of het verstandiger vinden, ons
bij eene der oorlogvoerende partijen aan te
sluiten, wij moeten over zoo groote macht
beschikken, dat het geen van hen onver
schillig kan zijn, ons in de armen van een
vijand te drijven. En daarvoor is de Am
sterdamsche kringstelling slechts van zeer
indirecte; en passieve waarde. Toen de
Duitschers bij den aanval op Sedan de
grenzen van 't onzijdige Belgiëeerbiedig
den, geschiedde dat niet omdat er ergens
in 't land eene sterke stelling was; maar
alleen omdat er eene voldoende macht klaar
stond om de schending te verijdelen.
Bourbaki's leger gaf zijn voornemen om Zwit
serland tot operatie-basis van zijne onder
neming tegen Zuid-Duitschland te maken
niet op, omdat zich de Zwitsers achter eene
uitstekende linie konden terugtrekken; maar
we], omdat z\j vast besloten waren den
strijd te wagen. Wie er tegen opziet, offers
te brengen om den oorlog uit zijn land te
houden; om te verhinderen, dat vreemde
volken hun strijd komen uitstrijden op ons
grondgebied, haaste zich, lid te worden van
den bond dier brave patriotten, welke nu
het dierbaar kroost voor den nationalen
krijgsdienst zoeken te sparen om 't straks
onder het ijzeren bewind eener vreemde
macht deemoedig den nek te laten buigen.
Ziedaar het nakroost van het wakkere voor
geslacht, dat wij pas in den grooten De
Ruyter hebben geëerd.
Zoover zijn we da a gekomen met de ver
derfelijke opsluitingsmanie, dat we alle
goede eigenschappen dreigen te verliezen,
die een volk tot volk stempelen, 't Zelf
vertrouwen is ondermijnd, de moed geschokt,
de toewijding verslapt. Blijven we doorgaan
met metselen aan eene linie, die volgens
deskundigen zeer goed met aardwerken te
verdedigen is. dan zitten we nog in het
moeras als het oogenblik van den _ strijd
nadert. Waarom toch voortdurend nieuwe
forten in het uitstekend verdedigbare ter
rein der kringstelling; terwijl de Memorie
van Antwoord voor de vleugeluitbreiding
naar de zee op zooveel ongunstiger grond
tijdelijke werken voldoende acht ? Is het
gezond verstand nu ook al verdwenen ?
De too ver tracht der beroemde stelling
schijnt zoozeer de hoofden verbijsterd te
hebben, dat zelfs een hervormingsgezind,
vooruitstrevend man als de heer Staal
(Mem. van Antw.) de Kamers durft verze
keren, dat zij ons in staat stelt, de ver
bindingen van den vijand met het eigen
land te verbreken; bok, nadat de weerstand
van ons veldleger overwonnen en eene lan
ding volkomen gelukt is. Naar mijn inzien
spreekt dit van dezelfde miskenning der
werkelijkheid als .de verwijzing naar de
beteekenis van Torres Vedras voor de be
vrijding van 't Iberische schiereiland om
de waarde van het Amsterdamsche reduit
op te vijzelen. Worden wij daarin terug
geworpen, dan zou dat onder geheel andere
omstandigheden en daarom met geheel
anderen uitslag geschieden dan Wellingtons
tijdelijk terugwijken in 1810 achter de
linien van Torres Vedras. *)
In den rug en de flanken door de
Engelsche vloot gedekt, waren zij alleen in het
front aan te grijpen; wat dubbel zwaar was
voor een vijand, die, over 't heele Schier
eiland in een verbitterden strijd gewikkeld,
hier zijne aanvallen had voor te bereiden
in eene verwoeste streek, terwijl de
Portugeesche militietroepen hem van zijne reserve
afsneden en zijne verbindingslijnen be
dreigden.
Bij zooveel lichtvaardigheid van voor
stelling, die hier waarlijk niet voor de eerste
maal aan den dag treedt, schijnt het aan
niet geringen twijfel onderhevig, of onze
militaire authoriteiten zich volkomen van
de groote verantwoordelijkheid hunner des
kundige uitspraken bewust zijn. Onze hoofd
stelling zal niet de rol hebben te vervullen,
die men voor haar bestemd heeft. Bedrieg
ik mij niet, dan zal bij een toekomstigen
oorlog 't noordelijk front der kringstelling
slechts van zeer ondergeschikt belang
zijn, indien het zuidelijke tot aan zee
wordt doorgetrokken. Worden bij een
oorlog tusschen England-Frankrijk en
Duitschland onze kusten door de vloten
der eerste mogendheden bedreigd, dan zal
dat niet geschieden in den uithoek van
Noordholland, waar de bestaande werken
boven 't Noordzeekanaal de gelande troe
pen den wtg versperren; doch wel bij Zee
land en Zuidholland, waar hun opmarsch
vermoedelijk geen ander beletsel zal onder
vinden dan eene Duitsche legermacht, die,
waarschijnlijk eer over de grenzen dan de
vijandelijke landingstroepen op de kust,
ons aan hunne zijde zou vinden. Slaagt zij
er in, de Utrechtsche linie te forceeren of
elders de vesting Holland binnen te dringen
en ons leger met de bondgenootschappelijke
troepen achter 't verlengde zuiderfront der
Amsterdamsche linie terug te werpen, dan
kan alleen aan die zijde de beslissing vallen.
Want bij 't overwicht onzer bondgenooten
ter zee breidt zich als van zelf de noor
delijke helft der kringstelling over 't geheele
Schiereiland tot de kusten uit, waar hunne
oorlogschepen het werk onzer forten over
nemen. Zoo doende wordt de insluiting der
hoofdstad verhoed, blijft hare gemeenschap
over zee en met geheel Noordbolland ver
zekerd en treedt dan voor ons een toestand
in, volkomen gelijksoortig met dien van
Wellington achter Torres Vedras; zoodat
met kalmte en zelfvertrouwen de gunstige
omstandigheden voor eeiie aanvallende be
weging kunnen worden afgewacht. Ook bij
een onverhoedschen aanval uit het Oosten,
als de Utrechtsche linie doorbroken wordt
en onze troepen achter de hoofdstelling
worden teruggeworpen, zal het blijken, dat
wij ons om den noordelijken kring der stel
ling niet hebben te bekommeren, mits wij
tegen eene verrassing van den Helder wa
ken. De Engelse hèvloot zal op haar post
zijn om de vijandelijke aanvallen aan den
zeekant te verijdelen.
Wie mijne overtuiging deelt, dat Englands
vriendschap even noodig is voor onze onaf
hankelijkheid als deze voor Englands wereld
stelling, zal met mij de tactvolle woorden
toejuichen, waarmee H- M. de Koningin de
zending van den prins van Teek begroette.
Wij behoeven waarlijk niet meer pro-Boer
te zijn dan de Boeren zelf. Het is zeer ken
merkend voor den toon, dien men aan de
overzijde der grens tegenover ons pleegt aan
te slaan, dat een Duitsch blad van betee
kenis ons daarover zijdelings de les durfde
lezen.
Of het van goed inzicht in de militaire
en politieke toestanden van westelijk Europa
getuigt, dat wij de Utrechtsche linie
verwaarloozen, de kringstelling ten noorden
van Amsterdam zonder noodzaak versterken
en vele miljoenen aan eene zoogenoemde
vloot ten offer brengen, die, te grootscheepsch
voor de passieve verdediging en te onbe
duidend voor den eigenlijken strijd, zelf
niet weet, waarvoor zij deugt en in den
nood slechts bij toeval diensten bewijzen
kan; dat mag nu met reden betwijfeld
worden. Wanneer wij in 't oosten of zuiden
voor onze onzijdigheid moeten waken, zal
de waterlinie van meer nut blijken dan de
zoo veel verder teruggetrokken stelling van
Amsterdam. Zij moge zwakker zijn; bij eene
tijdige voorziening in het meest noodige,
zal zij genoeg weerstandsvermogen bezitten
om een vijand tegen te houden, wiens hoofd
macht in andere richting opereert, zooals
't geval zal zijn bij een oorlog van Duitsch
land en Frankrijk zonder Engeland. Treedt
*) Eene linie van de zee naar den Taagmond
boven Lissabon.
deze mogendheid mede in den oorlog op,
en wordt de strijd ook op onzen grond
overgebracht, dan zal die linie als hoofd
object van aanval en verdediging door ons
en onze bondgenooten in weerwil van de
onvoldoende vaste werken, in zoo
geduchten staat van tegenweer kunnen gebracht
worden, dat het voor den Duitschen
aanvaller noodzakelijk zou blijken, zich aan
de bezwaren van een formeel beleg te»
onderwerpen of van verdere aanvallen ini
deze richting af te zien. Bij 't overwicht
zijner vijanden ter zee en hunne sterke
positie achter de stelling ten zuiden van
Amsterdam zou het forceeren der waterlinie*
voor hem geen andere beteekenis hebben,
dan het bezetten van Zuidholland, een veel
te onbeduidend voordeel om daarvoor in
dezen hoek van 't uitgebreide
oorlogstooneel eene groote macht vast te leggen.
't Komt mij daarom loghch voor, dat wij onze
kracht allereerst moeten zoeken in eene zeer
actieve verdediging van de Utrechtsche linie.
Hoe langer deze in onze handen is, hoe zeker
der wij op hulp kunnen rekenen. Maar daar
toe is eens andere macht noodig dan ons
-veldlegertje van circa 60,000 man. Met zijn
minimum artillerie iets meer dan 2 stuk
ken op de 1000 geweren tegen bijna 6 in
Duitschland is hot zelfs niet in staat,
den aanval van een belankrijk zwakkeren
vijand te stuiten en schijnt het eenig doel
van zijn bestaan niets anders te zijn als een
actief terugtrekken achter de passieve
verdedigingsliniën. Is er onlogischer en laffer
manier van verdedigen denkbaar ?
Wat de verdediging aan de zeezijde be
treft, zou het nuttig zijn, de bestaande
pantserschepen en kruisers voor anderen
dienst te bestemmen en een type van oor
logsvaartuig te ontwerpen, dat, in kracht
van aanval en verdediging het midden
houdende tusschen eene torpedoboot en een
pantserschip, groote verwoestingen kon
aanTichten zonder zich aan eene ontijdige ver
nietiging bloot te stellen. Maakt men zich
evenals bij de onderzeesche booten van den
gewonen scheepsvorm los, dan zal men
daarbij stellig niet op onoverkomelijke be
zwaren stuiten.
Neemt men aan, dat buiten Nederland
ook eenig begrip van zeezaken en zeege
vechten bestaat, dan is het een gewoon
denkend mensch veroorloofd, de doelmatig
heid onzer marine te betwisten.
(Slot volgt). H. KIERSCH.
Jaarwedden van
Onderwjjzerff
Een onderwerp, dat niet bepaald van het
predicaat gloednieuw kan voorzien worden,
doch m. i. belangrijk genoeg, om het noj*
eens onder de oogen te zien.
Als het tegenwoordige ministerie tijd vanr
leven heeft, zal het trachten, de beslist on
voldoende salarisregeling te veranderen in
een onvoldoende salariëering. Het tegen
woordige aanvangssalaris is 500 gulden ea
blijft dat volgens het nieuwe ontwerp. Kan
een onderwijzer daarmee rondkomen? Aaa
kostgeld betaalt men over 't algemeen
12 X ?30 i= ?360. Voor pensioen etc.
7 pOt. = ?35. Voor kleeren (onder- en,
boven; schoeisel etc.) mogen we zeker wel
rekenen ? 80. Voor studie (lessen en boe
ken) moeten we minstens schrijven f 75.
Totaal ?550. Niets heb ik bij deze bere
kening uitgetrokken voor haarknippen
en scheren; niets voor 't geven van 'n
cadeautje op vaders of moeders verjaar
dag; niets voor 't bijwonen van een concert
of een tooneeluitvoering; niets voor 'n pijpje
tabak of een sigaar; niets voor niets
voor al, wat maar eenigszins gemist kaa
worden als het moet.
Conclusie: de eerste vijf jaar komt de
onderwijzer, die geen krant of tijdschrift
leest, die nooit op reis gaat, die niet rookt,
geen belasting betaalt, geen bittertje lust
en leeft als een mummy, elk jaar ?50 te
kort. Toch hoort men er niet van, dat onder
wijzers schuld hebben. Och, vader en
moeder of de een of andere goeie oom of
tante weten 't wel zoo aan te leggen, dat
tenminste die ?50 per jaar terecht komen.
Maar: is dat in orde? Mag de wetgever
daarop rekenen?
Belgiëgeeft als aanvangssalaris ? 600 tot
?1000 naar de grootte der gemeenten;
Frankrijk ?900 (geen francs, doch gulden)
in de kleinste, ?1100 voor grootere gemeen
ten; Zurich ?1400; Munchen ?1440; Man
chester ?1020; Stockholm ^4662/3. Dit zijn
wi/WMwa-jaarwedden; en wie lust heeft, een
twintigmaal langere lijst uit het buitenland
te bestudeeren, verwijs ik naar De Bode
van 14 Juni 1.1.
Waarom moet Nederland bii al die andere
staten en steden zoover achterstaan? Of
moet de titel kale bij 't woord schoolmeester
in eere gehouden worden?
En weet ge, in hoeveel gemeenten van
ons land die ?500 de eerste vijf jaren uit
betaald worden ? In niet minder dan 758
oftewel 69,6 percent van het totaal. Zeker:
de heer mr. Goeman Borgesius heeft her
haaldelijk gezegd, dat die minima slechts
bedoeld waren voor de allerkleinste gemeen
ten, waar de levensstandaard zeer laag is;
en hoogere Bestuurscolleges zouden er wel
voor waken, dat alleen die zeer kleine ge
meenten zoo'n laag salaris gaven; doch hebt
ge ooit gezien, dat Gedeputeerde Staten eroj>
aandrongen, de salarissen wat aan te dikken ?
Van onderwijzers wel te verstaan; van bur
gemeesters hebben we dat wél gelezen.
Voorts zit de Minister nog met iets
vreeseljjks in de war:
Niet te ontkennen valt intusschen, dat