Historisch Archief 1877-1940
Na 1586
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
LIBERTY
8PEOIALITIE8
NOBTAINABUE
EL8EWHERI
INEXPENSIVE BLOUSES
AND DRESSING GOWNS
LIBERTY BLOUSES
IN DELAINE pi. 6.08
IN FLORAL FLANNEL Ft. 7.75
IN CANTON 8ILK Fl. IO.75
IN TYRIAN SILK Fl. I3.8O
IN PRINTEO TYRIAN SILK Fl. I4.BO
IN LIBERTY VELVETEEN Fl. 14.5O
DRESSING GOWNS
IN LIBERTY FLANNEL WITH
SILK R EMBR01DERED
BANDS Fl. 19.75
ILLU8TRATION3 AND PATTERNBOOK8
ON REQUE8T.
lul ET7 4. f* f\ KALVER8TRAAT
lïl C l £ <K \J \J AMSTERDAM
80LE REPRE8ENTATIVE8 IN HOLLAND
terg, de Witte Wieven uit Overijsel, de
Meerminnen nit Holland, alle zoo geheel
anders dan de sagen uit de verschillende
landen van Duitschland; daar gevoelen we de
schaduwen, de donkerten van het bergland,
de vreemde, grillige vormen, de grijze nevelen,
die 4e wouden vol mysterie maken. En'dan
de Zwitser BC h e, vol van het herdersleven.
Bieooder ifijn is hieruit De oorsprong van
den Eanz des Vaches". Daar is een hooge,
klare klank in, de vrede van de hooge bergen,
waarin stilte en eenzaamheid de herder zyn
kudde hoedt.
Bet Wonderhert" en het Zwaard van
?God" geven ons sagen van de Hunnen.
'Tegenover eene sage van Hongaarschen
oorqprong Beczko, van een woest tiran staat
plotseling een vrooly'ke, luchtige vertelling
Tot n* welzijn".
Ja, Nellie heeft wel voor af wisseling gezorgd.
Naast belangrijke sagen, belangrijk, omdat we
er zoo geheel het type van het volk in ge
voelen, staan weer andere, die vermaken om
hun vroolyken inhoud of boeien door hun
ry'ke fantasie. Een typisch verhaal, typisch
om zyn oorsprong is de Russische «age De
Schat", waar een pope, hebzuchtig en elim in
voorkomt. Allerlei vragen en vermoedens
wekken deze vertellingen, zoo naast elkander
geplaatst, op. En ik geloof zeker, ?dat waar
a» door kinderen met ouderen geleien worden,
wezenlijk gelezen, ze aanleiding zullen worden
tot een dieper en rijker ingaan in dezen
levenden, syken schat.
Haar .dat ia de vraag, hoe zullen onze
kinderen ze lezen. In baar inleiding
waarBchawt^fellie er tegen dat kinderen niet hun
Groote Sagenboek zullen lezen Iotdat zeer
len -ife el bitter weinig ftan hebben,
$ 'liet' een '?verhaaltjes" teaen en
gaM «l bet .eigenaardige, het intieme van
deze verzameling af.
Ik «tel «ar mij," zegt Nellie verder, voor
groot en klein het meeste genot van voor,
wanneer maa bijv. n avond in de week
bepaalt tot bet lezen van de sagen uit n
of een paar landen of gewesten; meer niet."
Ja, dat was ook voor mij het bijzonder
aantrekkelgke van deze uitgaaf, dat ik het
dadelijk voelde al« een boek voor het gezin,
een familie-boek, waar allen van mee genie
ten. In de lectuur van onze jeugd is zoo bitter
weinig, gezin s-Ie ven. Het boek is geen band;
eik zit met z'n boek in een hoekske, liefst
nog 't meisje met een meisjes-, de jongen
met een jongensboek] Nu zou ik nooit de
intimiteit van het alleen-voor-zich lezen
willen missen, ook niet voor de jeugd, maar
er moet iets anders naast gekend worden,
juist om die intimiteit wezenlijke waarde te
geven. Want de meeste kinderen (en groote
menschen) lezen slecht, zyn zich eigenlijk
niet bewust wat ze lezen.
Het lezen is voor de meeste kinderen niet
meer dan ty'dverdry'f geworden en de groote
AlllllimiJIIHIIIIMtlllllllllllHJIIIIIIIIIIIIIIIIJHIIIIIIJJJflUHIIIIIIIIIIHIIIIIII
UIT DB NATUUR.
'?,$7Wolkenwiek, de Arend.
H.
Toen ik. geen kans meer zag hem met het
geweer te lyf te komen, ging ik probeeren
hem in een val te lokken. Ik nam twee flinke
f or el l en, lei die op een ondiepe plek, dicht
bij den oe?er neer, en zette er een stevige
ijzeren slagval tusschen. Myn kamp lag een
kwartier stroom-af, op een vooruitstekende
steilrots; vandaar kon ik de ondiepte met
de val goed onderscheiden.
Myn jachtmakker, die nog feller op de
vangst was dan ik, za; den ouden witkop 't
eerst by de zandbank; ik klauterde omhoog en
zag mijn zeearend bij de val, flapperend
met de wieken op 't water.
We sprongen in een kano, in gloeiende
haast ging het de rivier op, en we juichten op
gewonden, dat wij den wilden ouden knaap
eindelijk vast hadden. Nu draaiden we om de
laatste vooruitspringend rotspartij heen, die
ons nog van de ondiepten scheidde, nog een
paar riemslagen en daar stond hy', de groote
zeearend, geen dertig pas van ons af, te ruk
ken en te trekken aan een van de twee groote
visschen; het water spatte in 't rond.
Ik zal niet licht zijn gebaar en zijn uit
drukking vergeten, toen hij ons om den hoek
zag glijden, zyn lijf hoog en recht, zyn vleugels
half open, zyn kop vooruit, de oogleden
neergetrokken en de vurige oogen vol woestheid
en ongetemde kracht. Zoo bleef hu staan, een
machtig prachtig schepsel, tot wij vlak by
hem waren, toen steeg hy' op met de overge
bleven visch in zyn poot. Hy zat volstrekt niet
in de val, hy was er netjes omheen gedraaid.
Het flapperend plassen dat wy gezien hadden
en waaruit wij opmaakten dat de arend met
een poot in de klem zat, beteekende alleen,
dat hu een visch losrukte van de staak, waaraan
ik hem had gebonden. Of anders het
uitelk&ar-rnkken van zyn visch met de klauwen,
de yleugelïdeden automatisch maar een
beetje mee.
Na dit avontuur kwam hij nooit weer by
toevoer van slappe jeugdlectuur maakt 't
mogelijk altijd maar weer opnieuw nieuwe
voorraad te verslinden. Het boek maakt
hun geest en fantasie niet actief.
Maar dit boek enkel als verhaaltjes kan
precies denzelfden weg opgaan. Door het
samen met onze kindren lezen wordt het
wezenly'k actief voor de verbeelding. Zooals
oorspronkelijk de sagen en sproken verteld
werden, zoo geeft het hardop elkaar voor
lezen al eene eigenaardige levendigheid en
vertrouwlijkheid.
Wat een genot b.v. om eene vertelling als
Hymphamp-houvast voor te lezen
entehooren. Dat is geen humor om alleen te genie
ten, daar moet mee gelachen en mee gezien
worden ; die gamsche dwaze stoet in het ver
haal voorkomend, zien we aan ons oog voorbij
gaan, we wijzen er elkaar op en het samen
er over lachen en praten, roept scherper en
duidelijker de beelden op. Het is zulk een
groote schat als een boek samen gelezen
wordt. Leest 't kind er alleen voor zich in,
zoo wordt zijn lezen rijker en voller en zijn
aandacht er toe scherper, bewuster door
de gedachte: wat zullen de andren dit
mooi of dit leuk vinden," Die kleine
intieme uurtjes van het met elkander iets
scboons genieten, zullen kostbare schatten
in de herinnering van onze kinderen worden.
En wat hebben we nu voor ons! Nellie be
looft zes deelen, twee zijn er al uit en
de anderen zullen wel geregeld volgen. Dat
belooft- wat voor de goede, lange winter
avonden.
In aansluiting met het bovenstaande wil
ik er nog even op wijzen dat een nieuwe
uitgaaf verscheen van Gustave Aimard's
Indiaaneche Verhalen" en May Uit de
diepten van het Zilvermeer". Aimard ver
schijnt in 54 afleveringen. Nog altijd wordt
dus de fantasie van onze jeugd bedorven door
de gruwelijke verbeelding van deze door en
door verkeerde schrijvers. Zullen nu met Sint
Nicolaas opnieuw deze boeken en soortgelijke
aan onze jongens gegeven worden ? Zooveel
ouders gaan op 't bandje af, als er maar een
aangrijpende titelplaat op staat. Nellie's
boeken zien er sober uit, maar welk een
prachtige dingen verschenen ndet in haar
Volks-Kinderbibliotheek. Telkens als ik
er in blader, verwonder ik er mij opnieuw
over, hoe h«t mooglijk is, voor zoo weinig
geld zooveel moois te ontvangen. En nog
blyder verwonder ik mij erover, dat die
zuivere, echte schoonheid voor onze jeugd
bedoeld ia. Nellie heeft werkjes in haar
bibliotheek die geen kind mag missen. Mis
schien is 't met 't oog op Sint Nicolaas waar
zooveel slechts uit onwetendheid van het
goede wordt gekocht, van nut eenige titels hier
te geven. De prijzen zijn niet hooger dan 50 et.
per deel. Beowulf, het oradste Germaansche
Helden gedicht, Oud-Hindoew>h Keurjuweel,
fragmenten uit Ramajana -en Mahabharata,
Kalevala: het heldenepos der Finnen,
Frithjof en Ingeborg; Uit het Groene Erin,
alle, boekjes wier inhoud, zooals de titels
aangeven uit het sagen- en legendengebied zijn.
TR. KHÜYT-BOGERZEIL.
1) Zoo juist komen deel 3 en 4 in myn
bezit.
der zonde. Amersfoort^ P. M. Wink
der zonde" is een pittig boek em
eeümoreel boek.
Schrikt wellicht de titel wat af, de inhoud
is buitengewoon boeiend.
Gysithe Lemche beschrijft er in het leven
van twee jonge vrouwen : Inga en Alvilda,
beiden onschuldige offers der zonde.
Inga had geen moeder meer en haar vrij
lichtzinnige vader, die in de volkomen on
wetendheid der vrouw, haar reinheid" en
het' behoud der menschheid zag, voedde
Inga persoonlijk in alle onnoozelheid op,
nadat hy' verscheidene huishoudsters, die
tegelijk het kind onderricht moesten geven"
had ontslagen, omdat zij het al te zeer op
zyn vrijheid gemunt hadden!
Alvilda is de dochter van een (vry
hartelooze) moeder, die het kiescher" vindt over
alles op 't huwelijk betrekking hebbende te
zwijgen.
De schr. had niet eens hare hoofdpersonen
in zulke ongunstige omstandigheden behoe
ven te plaatsen.
Ook liefdevolle en overigens verstandige
ouders, begaan in de sleur dezelfde fouten
als de vader van Inga en de moeder van
Alvilda begingen. Men heeft de werken van
de ondiepte terug. Want er was een nieuwe
ondervinding gekomen, die iets veranderde in
zijn leven; en een vreemde schaduw, een angsti
ge herinnering volgde hem voortaan overal en
Teekening van Copeland.
altijd. Hy, die zich koning gevoeld had van
alles wat hij kon overzien, als hy op zijn oude
verweerde pynstronk zat boven op de steile
rotspunt, hy, die tot nu toe altijd de jager
was geweest, hq voelde thans, wat 't beteekent
en zeggen wil: gejaagd te worden. En de
Anna Fischer Duckelmann maar te lezen, om
te weten hoeveel wanhoop er wordt
uitgeschreid tusschen de muren van de kamer
eener doktores door jongere en oudere
vrouwen over vervlogen illusies en geleden
smarten, meestal .gevolg der zorgeloosheid
van de ouders en totale onwetendheid der
kinderen".
Ook het werk van dr. F. Schonenberger
en W. Siegert is n waarschuwing aan
ouders: neem voorzorgen, vraag inlichtingen,
wie de persoon is aan wien ge uw kind
toevertrouwt en verzwijg niet voor uw vol
wassen of bijna volwassen kinderen hetgeen
zy' moeten weten, zy' behooren dat te ver
nemen, niet door vreemden, maar door u l
Dr. Antonio Marro zegt in zijn psychologie
der puberteit (volgens de verslagen van het
Psychiatrisch congres, door dr. J. H. Gunning,
zie o. a. no. 22 van Het Kind") dat bij de
vrouw het bewustzijn van hare roeping als
moeder zich openbaart in zedigheid of
ingetogenheid:
Die roeping toch veroorlooft der vrouw
niet aan kinderen het leven te schenken voor
zij in de middelen van hun bestaan heeft
voorzien. Zy is daardoor verplicht hare aan
bidders op de proef te stellen en daaruit de
keuze te doen, die het best het natuurlyk
doel van het huwelijk zal verzekeren. Een
scherpe prikkel is deze" eigenschap voor den
jongeling om al zijn krachten in te spannen,
ten einde by de geliefde de voorkeur boven
zijn mededingers te verwerven.
Men kan dus zeggen, dat indien de be
minnelijkheid der vrouw dient om de instand
houding der soort te begunstigen, hare
zedigheid dient om die te verzekeren.
De zoo groot mogelijke ingetogenheid der
vrouw en het bevorderen van toestanden,
die deze begunstigen, zijn een teeken van
den grootsten vooruitgang in de evolutie der
menschheid het krachtigste voorbehoedmiddel
tegen ontaarding; hare ontstentenis is het
zekerste teeken van verbastering en van
teruggang der vrouw tot lagere atavistische
toestanden."
Vergelijken we hierbij de tegenwoordige
werkelijkheid, dan komen we tot een
allerdroevigste uitkomst.
Hy" is gewoonlijk, als hij tot een huwely'k
komt, al zoo wereld- en levenswijs, dat er
van den door dr. Marro bedoelden natuur
jongeling" niet veel meer aan hem te be
kennen valt, terwijl het meisje-zonder-geld
er letterlijk op afgericht is een man te vin
den, die in haar onderhoud kan voorzien,
zy huwt dua vaak allén om het broodje.
Het is duidelijk, dat er in zulke gevallen
geen al te groote kieskeurigheid aan den dag
wordt gelegd, wanneer de voorwaarden maar
voorhanden zijn. En het meisje-met-geld is
er niet altijd beter aan toe.
Hoe deugdelijker de vrouw voor arbeiden
en tot eenvoud wordt opgevoed, hoe ingeto
gener en zediger zy in waarheid zal termen zijn.
Waar de mogelijkheid bestaat, het meisje
een opleiding te geven, is het een verzuim
der ouders, daaraan niet te voldoen l (Of zij
hun kind wel of gees-fortuia kunnen nalaten
bly'ft in menig opzicht hetzelfde.
Er bestaat overigenj jzeen verderflyker
systeem" dan het *aQ.te-zi-ei]i,ot de aood zóó
dringt,dat Jansje of JuwrtjpÖiioeiaar in vredes
naam ! in betrekking ntëHSLJEfc-;4ls huishoud
ster, is zeï^l wBt^9Ü*-«pê|nat dat best
by een heli-alleen, d*$r höefejfi niets voor
te kennen of te doen d^n^gv advertenties
schrijven. * "L'/ i '^" '
't Bijna zekere .gevolgTè, dat ze 't meneer"
zóó lastig gaat maken, dat de idee der vrou
welijke zedigheid en ingetogenheid bij baar
tot een spotternij wórdt! Maar wat wil
men? Zij kan immers meestal weinig;
bezit gewoonlijk niets dan een moeilijk
humeur. Door het thuis teveel verbeuzelen
van tijd en kracht is ze niet zelden vadsig
en veeleischend, als ze by andeien komt,
geworden, haar kloekheid is niet ontwikkeld
en de cige kans blijft: meneer met of
tegen zijn wil in de wacht te sleepen, is het
dan een wonder als zy die eenige kans tracht
te benutten?
Eigenlijk zijn dan ook niet deze al te wél
willende dames, doch de ouders en vooral
de ? moeders, die haar dochters niet beter
opvoedden de hoofdschuldigen, want kdn in
het algemeen de achting van den man voor de
vrouw groot zijn, waar hij al te vaak moe
ders in laakbare onnoozelheid; of in e?en
onverschrokken als botten ijver hare netten
ziet uitwerpen, om een man voor haar
dochters te vangen, ziek of half suf, doet
niets, als hij haar kind maar onderhoud
angst daarvoor lag in zij a oogen en ver
zachtte hun wilden gloed, toen ik er opnieuw
in keek, een paar weken later, bij zijn eigen
nest op de bergen.
Simmo, onze Indiaansche helper, gids en
kok, kwam ook mee praten over de jacht,
maar hij deed het zonder geestdrift en blijk
baar zonder veel hoop op slagen. Hij had
op dien zelfden arend al eerder jacht ge
maakt, een heelen zomer lang; een
sportsman die met hem had gejaagd, had hem
twintig dollars voor de huid van den zee
arend beloofd. Maar onze witkop droeg zijn
velletje nog zelf en Simmo voorspelde hem
een lang leven en een natuurlijken dood.
't Geeft niet of je die vogel besluipt. Hij
ziet alles en wat hij niet'ziet, dat hoort hy.
Hij kan 't gevaar voelen. Daarom bouwt hy
zijn nest zoover weg, niemand weet waar,
boven de wolken."
Hierbij zwaaide mijn goede Simmo, zijn
armen rond, zoodat de heele omtrek, en de
hemel er by, binnen den kring van zijn
aanduiding kwam te liggen Wolkenwiek is
niet te schieten of te vangen I"
En juist daarom wilde ik het beproeven.
In 't eerst had ik jacht op hem gemaakt,
zooals een wilde, zonder andere reden dan de
jacht-hartstocht, de lust in den natuurlijken
strijd van mensch tegen dier; later om zijn
huid te kunnen verkoopen aan het museum;
ook al om de lammetjes van de fokkers te
beschermen tegen overval, en om de bosschen
en rivieren te bevrijden van een wreeden tyran.
Langzamerhand evenwel,was dat veranderd,
het doel was niet meer, Wolkenwiek te
dooden; ik zocht hem al minder en minder op
om zijn leven en zyn huid, en meer en meer
om hem zelf, en om alles of althans iets van
zyn levenswijs te weten te komen.
Gewoonlijk sloeg ik hem gade uit myn
kamp aan de groote plas, als bij rustig kwam
aanzeilen over Cariboupunt. Als hu eten had
gebracht aan zyn jongen en zichzelf had zat
geschranst.dan was hij in een goede stemming,
en hij liet den vischarend kalmpjes voortgaan
met zyn viechvangst.
Soms zag ik hem optornen tegen een bries
verschaffen kan," zy haar kind bezorgd
mag zien?"
Kan van den anderen kant een jonge vrouw
nog vertrouwen in haar ouders en liefde of
achting voor haar man voelen, wanneer zy
na haar huwelijk ontdekt, dat zij tot een
jammerlijk slachtoffer is gemaakt van de
zonde van anderen?
Wat helpt alle zedigheid en ingetogenheid
der fijn voelende jonge vrouw tegen de
lichtzinnigheid en gewetenloosheid van man
nen als Gandil en Föns in Offers der Zonde".
Offers der zonde ig een krachtig pleidooi
voor een degelijker opvoeding, welke meer
op karakter sterkte en reinheid gericht is,
dan op vooruitkomen maar in de wereld,"
bij jongens en meisjes.
G. L. heeft een ernstige, maar tevens
humoristische natuur en dat geeft baar mooi
boek een dubbele waarde. (De Hollandsche
bewerking had nog wel wat zorgvuldiger
kunnen zyn). Voor jonge meisjes is dit boek
niet, maar wie als ouder het gelezen heeft,
zal zijn verantwoordelijkheidsgevoel tegen
over zyn kinderen en alle jongeren, zér
sterk voelen, en nog lang van dit geestige,
merkwaardige boek genieten.
DAISY E. A. JUNIUS.
iiiiiiiiimiiiHiiiiiiMimiiiiiimiiHiiiiMilMiiiitmiiiiiiiiiiiiiiMnmmiiiHi
Einde der Vredesconferentie. E n Natuur
geleerde uit de XI Vde Eeuw. Adam'»
straf. Modes.
Montesquieu, in zyn Esprit des Lois, gewagend
over volkenrecht, zegt, dat het natuurlijker
wijs op dit beginsel is gegrond: dat de ver
schillende volkeren elkander in vredestijd
zooveel goeds, als mogelijk is, moeten bewijzen,
en, in oorlogstijd, het kwaad tot de geringste
hoeveelheid moeten terugbrengen.
Heeft over 't algemeen de Ilde
vredesconferentie, het wereldcongres der beschaafde
volkeren, iets anders gedaan, dan deze bepaling
uit de Esprit des Lois, door meer moderne
omschryringen bevestigen?
En toch, toch verlangen vrienden van den
vrede, en niet 't minst vrouwen, mér en
btter. William Stead, de vurige
vredesapostel, redacteur van den temporairen
Courrier de la Conférence de la Paix, beeft voor
velen, in zijn Laatste Woord tot de lezers
van de Courrier dat meerdere, ry'kere en
diepere uitgedrukt.
De beroemde, volijverige journalist heeft
in dit afscheidswoord een bizonderen toon
aangeslagen, een toon ontdaan van zijn bekend,
strijdlustig sarcasme, thans
wysgeerig-godsdienstig klinkend.
Stead zegt o,a: Dat het geen twijfel lijdt,
dat de vooruitgang der menschheid, op
algemeenen vrede zal uitloopen. De tegenwoordige
gewapende neutraliteit is slechts een rustpunt.
Het geweld, door menechelijke overmacht
uitgeoefend, kan niet worden voorbijgezien.
De soldaat zal worden vervangen door den
politiedienaar en door stil-te-houden by het
scheidsgerecht, geraakt de menschheid ein
delijk tot het Wereldrecht. Laat ons anderen
doen weervaren wat wij zouden wenschen
dat zy ons deden. Stellen wy ons in anderer
plaats. Die maximen zijn even goed de plicht
der volkeren als der personen, zoowel in hun
eigen belang als in dat van 't gemeenebest.
De eerste plicht der menschen, is de liefde
aan-te-kweeken, die ons door God werd ge
schonken; aan-te-kweeken bij alle schepselen,
die onze broeders zyn."
Ik eindig met een boodschap uit de
Oneindigheid, die tot my' kwam, tot mg, on
waardig wezen, toen ik te Holloway gevangen
zat, in 1855. Twee-en-twintigjaren verliepen,
jaren vol stormen en beproevingen, jaren,
zwddr van verzoeking, en, gedurende dat
beloop der dingen, te midden van vreezeen
beving, te midden van gevaren, en naderende
schipbreuk stonden dier Boodschap woorden
voor mijn oog als een Lichtbaak in woeligen,
donkeren Oceaan.
Zooals zij mij hulpe hebben geboden, breng
ik ze tot u, in de hoop, dat zij ook voor u
een onuitputtelijke bron mogen zijn van be
moediging en bezieling.
Die Boodschap bestond uit slechts drie
woorden : Wees een Christen l"
Vooral tot
U, die met lachend geplooiden mond
Reeds bergen getorst hebt van Lijden
En zonder bazuinklank iederen stond
Zeegbaftig vermocht te strijden. . .
Zooals Carmen Sylva zegt, moge deze drie
woorden doordringen. Mogen wij Trouwen,
de smeekstem om Vrede, doen aanzwellen
tot bazuinklank. Zal niet het, liefdevol be
hartigen van andrer belangen, ten slotte lei
en met wijd uitgespreide vleugels staan" op
de wind als een vlieger, maar gestadig stij
gend in een wijden spiraal; dat ging zonder
een spoor van inspanning, alsof de wind hem
opnam en meevoerde; dan staarde ik hem
na, tot het voor myn oogen dwarrelde.
't Werd mij een behoefte hem te zien, zoo
sterk, zoo vrij, zoo zeker van zichzelf, hem
te volgen bij dat zwenken en wendt n, dat op
en afvliegen, alles zonder drukte of haast of
zichtbare inspanning, Nu eens glinsteren zijn
kop en zijn staart als zilver in den zonneschijn,
dan weer hangt hij bewegingloos als een
gitzwart kruisje tegen den blauwen Juniheme.1,
een kruisje dat je zoo zou opnemen en aan
een dame geven om 't als broche op 't kleed
Teekening van Copeland.
te steken. Daar verdwijnt het zwarte kruisje
in 't peilloos gewelf, het is opgelost in 't
blauw; mét dat ik de oogen wil afwenden,
dompelt hy' weer neer in 't gezichtsveld
boven mij; met faamgevouwen wieken stort
hy neer, op mij toe, lynrecht, als een steen,
sneller, al sneller, grooter aldoor grooter; met
een schrikkelijk windgesuis schiet hy voorbij
in de diepte onder mij; ik zelf spring op van
benauwdheid en haal diep adem, alsof ik zelf
in de diepte was gevallen.
Net voordat hij met de kop omlaag te pletter
valt opdesteenen van de rivierbedding buigt
hy om, duikt hoog en gly'dt voort over 't water;
dan stijgt in een boog op naar de toppen van
de boomen, kiest den hoogst en voor zetel en
kijkt aandachtig toe naar wat de raaf doet,
wat voor prooi die zoekt en hoe hy die
bemachtigt.
Dat is 't, waarvoor Wolkenwiek even drie
den tot Bertha van Suttner's wapenkreet?:
Die Waflen nieder !v
*
* *
Het Boek der Natuur, de eerste in 't Duitsch
geschreven natuurlijke historie, door Conrad
von Meyerberg, omstreeks 1370, geeft eenige
stellingen op antbropolog.scn gebied, die in
ouze dagen niet meer verdedigd zullen wor- i
den, doch, die wy om hun eigenaardigheid,;
vermelden. Byv. over het grys worden. ,
Het gry'zen der hairen, zegt onze
natunrhistoricus ontstaat door kilte van de hersenen,
wanneer de natuurlijke warmte tot zulk een;
lagen graad is gedaald, dat zij niet meer in
staat is, de hersentouJe te keeren, zooals in
den ouderdom of tengevolge van verdriet.
Dit kilte-expériment klopt met de hyper-,
moderne theorie van het bestryden van het
gry'ze haar met heete ijzers l
Ook het hoofdhaar speelt volgens Meyer
berg parten aan 's menschen inborst. De
XIVde Eeuwsche natuurhistorikns beweert:
dat sluik en zacht hoofdhair een onhebbelijk
karakter openbaart; krulhaar wijst op dap
perheid. Volgens latere opvatting is krulhaar
meer het kenmerk vnn wuftheid : Gekrulde
hairen, gekrulde zinnen."
Over 't oog, de spiegel der ziel, laat onze
geleerde, zie a aldus uit: Kleine'oogen zyn
het kenmerk van boozen aanleg, en veel
verstand Groote oogen van minder boosheid
en minder verstand.
Aangaande de kleur der oogen: groene
oogen zijn boos en steelach.
De kaïakteristiek van mond, ooren en
handen, luidt: Veelvraten en dapperen hebben
een grooten mond. Groote ooren wy'zen op
domheid en hoogen ouderdom. Teer- en
fijngevormde handen duiden op verstand en
helder oordeel. Korte handen op on verstand.
Het erfdeel van gekken en dwazen, zijn lange,
smalle handen.
Of etn-en-ander strookt met de
gelaatkunde van Lavater, mogen geleerden van dit
gehalte, uitmaken.
? *
*
In een der laatste Heimgarten- afleveringen,
schrijft Peter Rosegger: Met een godsdienst
onderwijzer sprak ik over de kinderlijke
bybelopvatting van schoolkinderen. In de
Bijbel-les vroeg hij aan een jongen: Hoe
heeft Adam ia het Paradys gezondigi?
Antwoord. Adam heeft in het Paradijs
gezondig , omdat hij een appel at, dien God
hem gezegd had niet te eten.
Vraag Wie heeft Adam tot die zonde
verleid.
Antwoord. Eva.
Nadere terechtwijzing. Eigenlijk Eva niet,
kind, maar de slang."
En hoe heeft God Adam gestraft?
Antwoord. God heeft Adam gestraft...
gestraft... de jongen bleef steken.
Maar een achtjarig meisje steekt haar
vingertje op: Metster! ik weet 't!"
Onderwijzer. Nu, zeg jij 't dan maar. Welke
straf heeft de rechtvaardige God aan den
ongehoorzamen Adam voltrokken ?
Hij moest met Eva trouwen, antwoordde
het meisje.
* *
#
Voor diner en soiree-japonnen zal de
modieuse sleep, lang, smal, en puntig zy'p.
Slangachtig sleepje, lusjes, souple, licht; ge
heel verschillend van de statige, zware, ronde
of vierkante sleep.
De baltoiletten van jor ge vrouwen zullen
flonkeren, stralen en schitteren van goud,
zilver, gitten en paarlen borduursel. Jonge
meisjes daarentegen zullen zóó sober en be
scheiden ten dans gaan, dat zij heugenis
wekken aan een doek van de schilderes Vig
eLebrun. Wit of zacht-roze mousseline de soie,
met decolletéa la Vierge; geen ander sieraad,
dan de verrukkelijke schoonheid van haar
onverwelkte jeugd. CAPWCE.
lAèvre en galantine Benoodigdheden : l haas,
375 gr. varken s vleesch, 500 gr. spek, l
kalfspoot, l varkensnet, l d. L. Cognac, truffels,
zout, peper, notemustaat. Bereiding: Neem
al het vleeech van den haas en maal het fijn
met het varkenspleesch en het spek; voeg
zout, noternuskaat, truffels en cognac toe.
Boer alles flink dooreen en rol de massa in een
in lauw water uitgespoeld varkensnet, daarna
in een doek, die aan beide einden stevig
wordt dichtgebonden. Plaats in een pan het
zwoord dat van het spek overbleef, de
beenderen van den haas, de kalfspoot met
verschillende kruiden en water; kook daarna
de galantine twee uur. Maak van het overige
vocht vleeschgelei en gameer daarmee de
galantine.
duizend meter naar beneden kwam vallen:
hij is nieuwsgierig, weet graag alles.
's Morgens in de vroegte kwam hij gewoon
lijk de rivier opvliegen of hij al een lange
dagreis achter den rug had, met iets van ver
vandaan komen en ver weg gaan in zyn
vleugelslag. Wanneer ik op stille dagen aan
de forellenkreek zat, hoorde ik menigmaal
het zachte zijdeachtige ritselen van zijn
vlerken, als hy langzaam voorbij vloog.
In den namiddag hing hy' geregeld boven
den hoogsten bergtop in 't noorden, op een
ontzaglijke hoogte; niemand is in staat de
uitgebreidheid van zijn gezichtsveld te bepa
len, ik kon alleen maar schatten, 's Avonds
schoot hu dwars 't meer over naar't westen,
op onvermoeide veeren naar de ondergaande
zon toe, altijd sterk, edel in zyn kracht en
eenzaamheid, een zinnebeeld van de groote
eenzame prachtige wildernis
Eens op een dag dat ik hem geduldig
gadesloeg in zijn doen en laten, schoot de
gedachte my' te binnen dat bosch en rivier
onvolmaakt zouden zyn zonder den ouden
zeearend. Die gedachte kwam telkens weer op
en die gedachte heeft Wolkenwiek gered voor
de wildernis by de laatste gelegenheid dat
ik jacht op hem maakte.
Dat was korten tijd nadat wy 't groote meer
bereikten. Na veel zoeken en uitkijken vond
ik een groot blok hout dicht bij de plek waar
de rivier uit 't meer stroomt en waar Wol
kenwiek vaak op post zat. Een groote
draaistroom wielde er vlak langs, net op den rand
van een zandbank. Daar zat hy vaak op den
uitkijk, loerend op een visch, die op de bank
zou worden geworpen door 't wilda water.
Ook heerschte er toen juist een ziekte onder
de visschen, zij sukkelden uit het diepe water
naar den oever, om te rusten op 't zand van de
bank; waar ze een prooi werden van de otters,
de vischarenden, de beren en van den ouden
witkop, den zeearend. E. HEIMANS.
Naar W. Long's Cloudwing the Eagle. Met
toestemming van den auteur.
De H., Amsterdam. Over die kwestie van
wreede dieren binnenkort nogwel een woordje