Historisch Archief 1877-1940
D K A M S T KIM) A M M E II -W E E K B L A D V O Q II N E D E R L A N D.
No.
onderwijs staat nog lang niet waar het
behoort "We missen algeheel die
Potytechnics, d:e in Engeland de laatste vijfden jaren
zich. zoo uitgebreid hebben; of die
algemeene ambachtsscholen, gelijk ik'er dezen
zomer in Baden zag (waar ze zoo gelukkig
zijn een leerplichtwet op 't ambacht
jonderwijs te hebben die eiken leerling van zijn
14e tot zijn 18e jaar minstens twee
werkmiddagrn in de ambachtsschpol oplegt, in
welke school dan ook letterlijk ia elk vak
technisch onderwijs verstrekt wordt tot in
het koekbabken en het haarkappen toe!)
" De vraag, of theoretisch dan wel praetisch
onderricht vooraf moet gaan, waarover
zooveel getwist onder de deskundigen
heerscht lijkt me daarbij totaal onbe
langrijk ; dat ze saw^wgaan, lijkt me het
voornaamste. Uitbreiding van ons
handelsonderwijs is in de laatste jaren gelukkig
flinker ter hand genomen, maar zonder een
Handels Hoogesehool, met Unirerstty E.eten
pion, om haar aldus in wij 1ste kringen te
doen wortelen, zal onze eerste handelsstad
toch niet tevreden kunnen zijn. We hebben
leaders of comineree and ind'ttstry met ini
tiatief, kennis en wijlen blik noolig en
die niet vojr 'ri beetje socialisme op de
vlucht slaan. Ea een wèlgeoefend leger
van handels- en kantoorbedienden, die aan
den verderen opboaw van een Hinken han
del kaneen nuewerken, en die liet waard
zijn een goed honorarium te verdienen.
Pfi krukktn-loopeu kan alleen Jan Salie!
(Slot volgt). L. SIMONS.
Müzieïin de flooftstal,
GLOKIA ! Ein Sturen- und Sonnenlied".
Ziedaar da-naam van een symphonie van
den bij ons niet onbekenden componist Jean
Louis Nicodé; een Syinphonie in einenj Sitz"
die berekend is voor den duur van e^n
geheelen concertavond
liet werk bedoelt den levensloop te
beschrijven van een propheet, die in den
strijd om zijn idealen door de bru:ale macht
dtr werkelijkheid tegen dm grond geslingerd
wordt. Op den top van een berg, by den
aanblikeenergrootsche natuur, vindt hy weder
den zonnigen vre lf. Hier kan hy verder
leven in het streven naar het hoogste, ver
van den voortgezetten strijd in het dal.
De componist heeft zijn werk ingedeeld in
zes f ragmec ten, die zonder onderbreking elkaar
opf.ol^en. Hij he< ft daaraan de volgende
.namen gegeven: l Vorverkündiging. Von
Werdelust nnd tausend Zielen. II Durch
's Ft-uer uni duren die Schmiede. IH Ein
Sonnentig desGlüc'ts. IV Die stillste S unde.
Vm das Höjhsce. VI Der neue Morgen'1.
In het laatste deel komt een k >or een zachte
vredige einditemming brengen, na al de
woelige we Ier waardigheden van het leven
van den held. Jammer echter werd dit ge
deelte alleen door het orchest gespeeld.
De componist heeft zelf een Führer" ge
schreven voor zijn werk, waarin 76 motieven
in notenvoorbeelden ?ynafgedrukt. Bo 'endieu
heeft ij twee motieven uit Beethovea's
Missa solerjnis" en n uit Wagner's
Meistersinger' gebruikt.
Het denkbeeld, het leven van een held tot
STALGEBORENEN.
Kerst $chettjf. van Georg Grünenwald Kzn.
In den kouden Kerstnacht was de ooievaar
onderweg. Het was voor den heiligen vogel
die om Jezen tijd van 't jaar verre van hier
behoorde te zitten, zich kotsterend onderde
behaaglijk-warme sïralen der zuiderzon in
verrukking genietend van den aanblik van
't lauwe Nylwater, dat hij lekker zou laten
kabbelen tegen den nen poot waarop hij
stond, den anderen in extase hoog opgetrok
ken, het was voor den heiligen vogel nu
al een hél ongeschikt tijdstip om onderweg
te zijn in 't hooge noorden, en dat nog wel
terwyl de Kerstnacht dit jaar bijzonder koud
en onstuimig was.
Maar wat kon hij er aan doen? Jobs Antje
riep hem, en hij moest weer op pad.
Jobs Antje was wel een van zijn beste
klanten. Zij had hem geroepen in't voorjair,
terwijl hij juist bezig was zich voor te bereiden
op de j larlijlssche kikkervangst. Zij ha l hem
geroepen in midzomerüjd, juist toen hij zoo
geheel opging in 't dagdroomen daar boven
op zijn nest naast deboereschuur.waarhij zoo'n
ruim uitzicht had over de groene kikkervelden
en de witte k ik kersloten. Zij had hem geroepen
in 't herfstgetijde, en hij had zijn uren toen
juist zoo nóó lig voor de studie in 't groote
reisplan voor den trek.
Waarom zou Jobs Antje hem nu óók niet
eens roapen midden in den barren winter,
nu hij zich j u:st zoo lekker genesteld had aan
de boorden ?an den heiligen stroom?
Zoo was dan de ooievaar weer onderweg
naar Jobs Antje.
Doch met ooievaars wijsheid had hij zich
dsgelijk gewapend voor denongezelligen tocht.
Hij had zich warmpjes ingestopt in den
ruwen pels van den dorpsdokter, had diens
bonten ijsnuts zich ooi de ooren getrokken
en ditns wolligen baard zich voorgehangen.
Zijn snebbe had hij veranderd in een
neuswarrnend pijpje, en zijn duanepooten gehuld
in een paar geweldige kaplaarzen.
Zóó stapte hij door den kouden Kerstnacht;
bitsende door slyk en sneeu i, optornende
tegen wind en natte kloilerbuien en scherpe
hage'jacht, turende in het halfdonker, waar
't kleine stukje maan maar niet goed door
heen wüdi breken, en hij patste zijn dikke
wanten op elkaar om de kleuming uit zijn
vingers te houden, en hij vervloekte dit
booze, onstuimige, weer, en wenschte dat het
maar een fatsoenlijke vorat mocht zijn, die
misschien kouder, maar toch 'genoeglijker
zou wezen, dan deze buien.
't Huisje van Job en Antja was voor den
dorpsdokter niet nieuw. In zijn kwaliteit
van geneeskundige had hij 't weliswaar nag
nimmer behoeven te bazoeken.
onderwerp te maken van een instrumentale
compositie, iïmeer in toepassing gebracht:
Wie denkt b.v. niet aan Richard S rauss'
Heldenleben ?"
Dit werk is in vergelijking met Nicodé's
Gloria-eycnphonie" echter in bescheiden
vorm gehouden.
Voor den opzet en het streven van den
componist naar iets groo;sch, moet men,
ongeretend den uitslag, eerbied hebben.
Jammer echter dat de co nponisl zieh
heeft vergist in het aanwenden der mi Helen
om zy'n doel te bereiken; dat hij bij die
middelen de eisenen van klankschoonheid
schromelijk heeft overschreden en dat hij van
het perceptievermogen van den toehoorder
te veel heeft gevergd.
Vergist heeft hij zich door de muziek
dingen te laten beschrijven, die buiten haar
bereik liggen. Ik wijs slechts op het
vogelconcertmtt zijn afschuwelijke Tnllerpfeifen."
Daarin heeft hij realiteitsojusies willen
schilderen inplaats van stemrumg^kun-t te
ge/en. Buitendien is hat etfect van 'lat frag
ment nog volkomen in strijd met de werke
lijkheid Bij een vogelconcert denkt men
onwillekeurig aan een VV'aididyile " Geen
menich zal echter, bij net gillen der
Trillerpfeifen," gedacht hebbea aan het liefelijke
gekweel der vogels in een idyllisch
woulVoorts is, mede tea gevolge van herha
lingen uit vroegere dealen, het werk te groot
van omvang geworden Had de componist
zich meer oeperking kunnen opleggen, dan
zou daardoor zijn werk zeker belangrijk ge
wonnen hebben. Het optreden van het koor
zou wel ii waar een uieer bevredigen! slot
hebben verschaft aan het geheel, maar kotter
zou de symphonie daardjor toch niet ge
worden zijn.
Buitengewoon is het meesterschap van
Nicodéin de po'yphone schrijflij se, alsmede
in de kunst van instrumen'eeren. Ook d;iar
waar de variatievorm wordt aangewend, kin
men bespeuren dat Nicoléop virtuose wij'.e
zy'n thema'*) weet te wijzigen en steeds in een
ander licht te stellen.
Het slot van het eerste deel klinkt prachtig.
-Daarin ligt een breedheid en een orchestg'ans
die een schitterend getuigenis geven van het
geen de componist kan Nog meer heeft mi]
bekoord der Sonnentag", een episode uit het
derde deel, van groote mnigheii en warmte.
Dat is musiek die gevoe d is en tot het hart
spreekt.
Het begin van het vierde deel Die stillste
Stunde" met zijn canjnische bewerking, ij
mede zeer schoon.
Ook in het vijf Ie deel, kort voordat de
wals begint, weet hij een grandioten climax
te bereiken.
In het zesde deel eindelijk toen de solo
had moe'.en inzetten op de woorden Oir
winket das Wonneland". toont Nico léeven
eens dat hij niet uitsluitend met het hoofd
weet te componeeren, doch dat hij wel dege
lijk het hart ook kan laten meespreken.
De symphonie is r>iet oijster goed ont
vangen. Er was wel applau- ; maar in ii> n
ons publiek gewend was o >k teemenen van
afkeuring te ge?en, geloof ik dat deze het
van het applaus zouten gewonnen hebben.
Natuurlijk moet de oorzaak v«n de
misncegdheid van het pu'iliek ge/.ocot worde-i
in die episoden, waar het schoonheulsge ,*oel
pijnlijk wordt a ingedaan. Ea is dit een
maal geschied, dau schijnt de toehoorder
niet meer ontvanke ijk om andere mooie
gedeelten op hunne juiste waarde te
schatten. Ik b;n er vau overtuigd dat, als
men alleen de mooie gedeelten uit hè: werk
kon excerpeeren, du j de sttenen des aanstoots
er uit verwijderen, dat zelfie publiek
verIn kwaliteit van heelkundige slechts
umaal: toen Job eu zijn oude vader die hooge
ruzie gehad hadden, en de eerste den laatste
met een klomp een gat in 't hoofd had ge
slagen. Maar als verloskun lige was hij daar
habitué: er ging geen kalenderjaar voo'bij
zonder dat hij er gehaald werd, ja, hij
had zelfs eenmaal t vee bezoeken kunnen
aansehrappen tusschea l Januari en l Januari.
Temeer had 't hem 't laatste jaar verwon
derd, dat er nog nooit weer een boodschap
van Jobs Antje was gekomen, ofschoon
de tijd allang weder daar was. En toen de
verwachte boodschap op een a rond dan
eindelijk kwam, was zijn verwondering
gestegen bij 't aanhooren, dat hij thans als
heelkundige en niet als verloskundige werd
gehaaid. Of Aiilje hem dan L>og niet weer
in de laagste kwaliteit verwachtte ?"
De vorige week was ze bevallen, maar
Job had d ikter nu al zoo vaak de kunst
afgekeken, dat hij 't nu maar eens gewaagd
had, zelf alles te beredderen en 't was goed
gegaan.
Doch nu, in den Kerstnacht, scheen Job
niet dien moed meer te hebben, die hem
met Paschen had bezield, en hij had zijn
oudste op drie na, die al 'n heele jonden
was, op een drafje gezonden met 't bericht,
of dokter gauw gau * wou komen, want dat
'c er met moeder slecht voorstond.
Toen was dokter terstond uit 't warme
bed gestapt in zijn kaplaarzen, had zijn pels
aangeschoten, en spoedde '/.ich voort naar 't
hem welbekende Luisje,
't Huisje van J;ibs Antje was de erzernis
van 't dorp. 't Dorp was een nét dorp,
w-ar wat gevoeld werd voor zindelijkheid eu
fatsoen; en de men^chen, die er woonden,
waren allen brave, degelijke, oppassende
mensehen.
Maar 'c huUje van Jobs Antje wai eigenlijk
geen huisje; 't was een stal. 'c Was vroeger
een huisje geweest, een vrij goed huisje.
Toen woonde er oude Beppe, ten helder,
proper moedertje, die witte mutsjes droeg,
een glimmend-koperen kttliekan op tafel
had, en steeds sokken en borstrokken
breide.
Haar oude Beppe was aestorven. en ze
had een groote familie. En... een
ruiieachtige familie.
In deze familie was een proces begonnen
over haar huisje. Want oude Beppe, die
een stijf oudmensch geweest was met zon
derlinge begrippen, had in haar testament
bepaald, dat haar huisje, waarin ze van
jeugd af aan had gewooud, niet verkocht
of afgebroken mocht worden en ook niet
aan vreemden verhuurd, 't Bleef ter be
schikking van de familie".
Maar wat zou die uitgebreide en ruzie
achtige familie met-'ziju-a!.len in haar kleine
huisje? Xu, had ze er dan n van de neven
of-hichten gratis laten wonen !" Jawel, maar
wien ?! De eer gunde den ander het licht
uit de oogen niet.
Toen had ten langen leste een oul en
baand zou staan over het fait dat er in dat
werk zooveel schoons steelt. Omeihterniet
verkeerd begrepen te worden, votg in er by
dat zooiets natuurlijk niet mag gebeuren;
daardoor zon bet levenswerk van een ernstig
en talentvol man geschonden worden. Nicod
zelf heeft alleen het recht on bekortingen
in of weglatingen uit zijn Symphonie aan te
brengen.
De dirigent Nicodéheeft zich van een zeer
gunsti e zijde doen kennen. Met groote rou
tine en rust hetfc hij zijn werk geleid.
Het orchest heeft zijn vaak ondankbare
taak op uitstekende wij'.o vervuld. De com
ponist-dirigent bracht het orchest dan ook
daar/oor zijn hulde en dank.
Het d^rJe Fiesch-Röatgen concert was
vooral belangrijk, oui lat er eenige noviteiten
werden uitgevoerd van G. H. G. von Btuckec
Fock. Eerst speel<!e de componist niet den
heer Flesch zyn F-dur sonate Op. 23.
Vroeger wees ik er reed^ op dat wij in
Fock misschien onzen meest origineelen com
ponist bezitten. Bij het aanhooien van deze
sonate werd ik in mijne me ning bevestigd.
Het eer-te d jel worde behe .-rsuht door een
rnyhmisch figuur, dat mis chien op een duur
eeuigszins vermoeiend werkt, omdat het zoo
consequent is volgehouden, liet tweede deel
is zeer scloon gevoe'd en bij'.onder mooi van
lijn Hot begin van het derde deel is eveneens
uiterst gelukkig gevonden; la'er wordt de
bilangsielling niet even sterk gaande gehou
den als bij het begin; maar toch is d-sonate
n door haar ze f-ttaadtghei l a door haar
goed geslaafde tweede en derde deelen een
zeer interessante compositie onder de
kamermudekwerken vau den laatsten tijd.
De vijf liederen die vervolgens door mej.
v. Linden v. d. Heu^ell gedongen werden,
hebhen hun ontstaan te danken aan gedichten
De componist heeft Irer zeer wairde/olle
muziek geschreven, waarin hij de stemmingen
der gedichten z >o getrouw mogelijk in de
'pianopartij heefo geschilderd, uiaar helaas,
de zang-item vee! teveel op den achtergronl
heef doen treden.
Onlangs las ik in een duitscrrmudekblad
ei n verzuchting das-i die G wangstimme
manchmal so au-dru;ksarm erechtint und der
Begleitnusik an De'ail-Malerei a'les
zu^cmutet wir.t. Und dabei ist es doel; so klar,
dass sic'i nur rein lyrische
Ivupfindungsliedcr zur Veitouung aU L;ed eiznen ; solche
tragen auch ihre geheime poëtische Melodie
als sc'nwungvo'.le Wortlirne in sich."
Er liit ontegenzeggelijk veel waars ia
deze uitspraak, h e vel het mij van J.
Re Idingim overdreven voorkomt, uitslui
ten l lyrische Emptindungslieder" voor de
compositie te gebruiken.
Zooals echter Von Brucken Fock de melodie
uit de zangstem veelal ecarteert, lijkt mij
tojh te ver gegaan Al te lange
tusóchenspelen, zooa's in .,Witte wijven' en Pro
cessie", vree nde uifroepen gelijk bij Alles1
in het tweede lied In mi.n stille kamer"
en ongemotiveerde tekstherha'irjgan, als:
Stout kindeiijn" in Processie ' val'en buüea
het kaler van het lied, zooa's ou/,e groote
lied rcomponi.sten, van Schubert tot Bralim»,
Wolf, S:rauss OLS dit hebten leeren lief
hebben.
Een juweeltje van stemmingen poëtisehen
eenvoud is echter Scheinerliedje". Hier heeft
de componist ons een echt lyrische uiting
van zijn talent gegeven en de zatigmelodie
geschraagd door een exquise begeleiding vol
m'ioie harmonische Unessen
Mejuffrouw Joh. v. Linden v. d. Heuvel!,
aan wie de/.e liederen zijn opgedragen, heeft
al haar groote gaven aangewend om ze op
treü'enie wijze te vertolken. Dat zij vaik
waardig lid der familie een wijs besluit ge
nomen : ze zoulen den twiitappel maar weg
nemen, en ze kouden dit doen op een
wijze, die hun repu'atie in 't dorp weer
zou kunnen herstellen. Nu dacht iedur bij
dit hui-j e aan een kijftwhtije familie; . in
't vervolg zou 't ieder, doen deuken aau eene
familie van barmhartigheidenmensctiMeivntlIieid.
'i Huisje was in bruikleen afgestaan aau
een oud en behoeftig echtpaar, dat dakloos
was geworden.
Levenslaugzouden zij er gratis mogen wonenl
Zóó woonden dan Harm en Mirtja, de
ou Ie slaven, in 't huisje van Beppe.
Harm was een suffig, vadiig manneke,
Martje was dik van waterzucht en geleek
een door kwajongens op7eblazen oude. kikker.
Men zegt wel, dat een huis vervalt wan
neer het onbewoond staat, en zet daarom in
een leegstaand pand bewaarders, maar ik
geloof, dat Beppe's huisje, al l ad htt een
eeuw leeggestaan, niet zóó had kuanea ver
vallen en vervuilen, als toen het echtpaar
er eenige jaren gewoond had.
Maar 't zou nog anders worden, toen Harm
zijn zoon Job, niet vrouw en kinderen uit
Btad kwam, waar hij de huishuur niet
meer had kunnen beta'en, en mede ge
bruik kwam maken van 't gratis-won m in
Beppe's huisje.
Job begon met be'.iulp van oule planken
van de ne woning twee te maken Kunstig
werd de beschikbare ruimte in tweeöver
deeld : aan de eene kant vau 't schut woon
den de 011 Ijes, ter ardrer zijde het jougere
geslacht. Zelfs bleef er in de midden,
waar de deur was, en 't portaaltje, uog
ruimte voor de gjit en de konijneuhokken.
Mede van oude planken werd een soort
bedstede getimmerd, waar 't echtpaar Jjb
kon slapen, eu van oude latten kribben
voor de kinderen.
Elk jaar echter waren meer oule latten
noodig waaneer de n-jaar geworden jongste
tot de kriobe werd gepromoveerd, o-n de
wieg wederom vrij te maken voor de
allerjongste.
Ja, 't was een vieze familie daar in dat
vie'.e huisje.
Niemand van de dorpelingen wilde er
komen, 't Stond daar dac ook zo 3 echt afge
zonderd van alle andere huisjes, als een
cho'era-barak of een uiestpu'. 't Stond mid
den ia een poel van slijk en modder, waarin
het zwijn slobberend rondbaggerde, en
waaruit hier en daar een eilandje gras op
stak, dat echter meestal belekt was met de
kleinekinderenwasch. Eïn hek was er al lang
niet meer om, de hekplanken had Job de
een na den ander moeten gebru'ken om het
dak eu de deur te re pareeren, om er reten
en gaten mee te bedekken, want hoe bouw
vallig en wrak 't huisje langzamerhand ge
worden was, de familie-eigenares wilde
er niets aan laten doen, 't was al mooi
genoeg dat ze dat vieze zoodje daar gratis
wonen liet. En hoe eerder die boel in
nschoone momenten had, vooral in haar
halve tinten ik denk hierbij'alweer aan het
Sjhemerliedje"' zij gaarne geconstateerd. De
componist ondersteunde haar hieibij op de
piano en was een voortreffelijk interpreet
zijner geesteskinderen.
Voorts zong mej. v. L. v d. H. nog een
paar liederen van Schubert en Sohu nann.
Dat zij hiervoor eenige minder benende had
uitgekozen, zy haar hoog aangerekend.
Het ho jf Imooient van den a^ >nd was
ontegenzeggelijk de vertolking van Schubert's
C dur Faataisie voor Piano en Viool, door
Röntgen tn Flesch voorgedragen. Overwel
digen t was de indruk dojr dit tweetal on wr
beste kunstenaars met dit heerlijke gewrocht
van Sc'iuoert's;:he kunst te veeg gebracht en
een ward gees;d/ift heerschte er iu de zaal,
toen de laatste tonen weerklonken hadden.
Geestdrift heerschte er ook IJ. Dinsdag
avond in de kleine zaal, toen Messchaert iia
Hnge af we igheij weer in ons midden op
trad. En geen wonder, wat.heeft hij ons weer
doen genieten, eerst van Grieg. later van
Brahms (van ie Ier zoüg hij vijf liederen) en
ten slo'.te Jan I,ÖA-e, die met twee balladen
op het programma pry'kte.
Messcuaert was prac..tig ge lisponeer^.
Alle nuances in zijn heerlijk orga.ui, had hy'
met volkomen meesterschap t ,t zijn beschik
king. Eu het woord, den inhoud van het
ged cht wie ter werel t weet dat beter tot
zy'u recht te brengen dan onze meesterzan
ger? Is hij daarvoor niet terecht, zoovel in
het hinnec- als in het buitenland beroemd?
De lie.leren van Grieg, waa'on ier
Vusfahrt, Wiegenlied, lieroststurm," mogen als
een herinnering gt golden hebben aan den
onlangs o/erledea meester, van wien het
bekeud is, hoezeer hij u;et a'it-eu Koiitgeo,
maar ook Messchaert >-ere< r Je.
Brahms' mu :e braoht, ons ia hooger sfeeren.
.Het bekende en geliefde Vu
rfouutagmorgeii", het wonderbaar fchoone Die Schuur,
die Perl' an Perle" en het bruinend harts
tochtelijke O Jieblic-ie Wangen", brachten
Iet publiek onder een d epen indruj, die
zich eerst na het laatste lied in een krachtig
applaus lucht gaf.
Wat echter te zeggen van de meesterlijke,
virtuose vertolking d ;r beide Lówe'-che
stukken? Welk een humor in de voordracht
en wat eeu uitspraak-'.echnitk !
Het was subliem !
Kö-.itgeu speelde een paar kleine stukjes
(mauusciiot) van G leg, waarvan mij het
eersïe S-ormwolken h.'t meest voldeed;
maar die toch alie drie ecite G.ie^jcs zijn.
in het tweede deel gaf hij een heerlijke ver
tolking van B.,eih jveii's laatste sonate iu c
Op HL.
Het was een pchoone avonll
Avr. AVE RICA MI'.
De muf an Bemayte,
Het artikel van G. H. over Bernadotte,
in het nummer der vorige week, roert ter
loops de verhouding aan, die ttissch'ii
Desirée Clary en .Napoleon bestaan heeft.
Ue bchrijver heeft echter nagelaten uit die
verbroken verhouding de anders onbegrij
pelijke lankmoedigheid van Napoleon tegen
over Hernadotte te verklaren.
Na is Brumaire vindt men Bornadotte in
de oppositie, desondanks wordt bij Staatsraad
en Generaal-en-Chef'. In deze hoedanigheid
consipireert hij tegen den Eersten Cjnsul,
doch wordt niet gestraft. Een j lar later
comprotmt ieert hij zich iu de Moreau-affaire; niet
alleen ontloopt hij weer elke straf, doch
sommige bezittingen van Moreau worden
stortte lot een puinhoop, hoe eerder deze
ergernis uit den weg waj.
E;n idmmel was 't ei ; de deur hing maar
aau n scharnier, en tusschen de
veusttiko^ijnen meer kractenpapier dan glau.
Maar van binnen was 't nog veel grooter
romniil. 't v.Vas er een eeuwigdurend ge «vut m
en gewroet van groezeliie-'iindere:), die zich
alj vieze dieren voortbewogen tusschen de
planken van de eigengemaakte bedstede en
die van de eigengemaakte tafel, die opklom
men en afvielen van de wrakke stoelen en van
de kleerenkist, hun tot zitpUa'.s aangewezen,
die de steeocn van den vloer op alle mogelijke
wijze hevu"l.lerj, en zich bij dit alles maar
bitter weinig aantrokken van moeders brutale
kijf-tem, welke zij trachtten te overstemmen
door gekrijsch en geschreeu v en snotterend
geschrei.
Binnen, daar stonk het erger dan in de
stallen van een wildebeestenspel : van de
geit en de konijnen, en van vaders natte
kleeren en vau tabak die hij rookte, en van
moeders kookpot met uien en koolraap en
van roet en rook uit den schoorsteen, en van
de ei^endommelijke luchtjes der kinderen,
en van vele andere geuren die gaarne naar
buiten wilden, maar niet konden, want de
ramen waren nooit open tn de buitendeur
allén bij 't in en uitgaan, en voor de gaten
en reten had Job planken geslagen.
Maar d^ze kamer-atmosfeer scheen voed
zame bestand deelen te bevatten: de kinderen
gedijden er, en 't konijn en de geit ge,lijden
er, en de tallooze kleinere huisdieren, elk
naar z jn aard, gedijden er mér dan opperbest.
Tegen 't grauwen van den Kerstmcrgen
had de dokter-ooievaar einde.ijk 't huisje en
J .tbs Antj i kannen verlaten.
Job was er met hem uitgegaan, om ergens
hulp te gaan opacharrelen, 't was aister zoo
gauw opgekomen, en zonder vrouwenhulp
kou hij de nieuwgeboren tweelingen en zyn
doo.lzivakke vrouw daar zoo maar niet aan
hun lot overlaten, had dokter gezegd.
Zjn ou iste-op-drie-na, de oudste die
rog thuis sliep, was reeds weer naar zijn
broer gegaan, zoodra het te grauwen be^on.
Zóó vond het eerste kerstochtendlicht, dat
zich een weg baande tussclu-n 't kranten
papier van 't venstor, daar de oude
luidjes zitten. elk op een der wrakke
stoelen, grootvader Harm met da oudste
der tweelingen, opgerold in een doek, op zijn
knieën,?en Martje, de oude s'.oof, met
de jongste, eveneens in eeu doek gespeld,
een klem pakje op haar breeden
waterzuchtigeu schoot. De bran lewijnskruik stond op
tafel, tusschen hen in.
Dooilvermoeid na ien vreeselijken nacht,
Mif geworden door den brandewijn,
zaten ze daar te knikkebollen, dommelend
t n duttend over de pakjes op schoot.
De kinderen, even slaperig na doorwaakten
nacht, ronkten eu snoikteu in hun kriboen,
boven du bedstede waar moeder uitgeput
zieltoogde.
Eén meisje echter had nog den slaap
door Napoleons toedoen aan B^rcadotte
geschonken. Ouder het keizerryk wordt
Bernadotte Maarschalk, ridder van den
Zwarten Adelaar, Chef van de achtste
cohorte van het Legioen van Eer; hij
o:itvan^t een jaarlijksch revenue van 3COCOJ
francs, met nog 200.000 francs baar geld ;
hij krijgt het souvereine vorstendom van
l'onte C >rvo. Eu als deze vorstelijke mild
dadigheid herhaaldelijk met den ergste i
oudank wordt beloont), vergeeft de Keizer
zijn protégéal diens tekortkomingen, en
al diens vijandelijkheden, openlijke of be
dekte : de Keizer vergeeft hem zijn fouten.
bij Auerstiidt, bij "Wagram, bij Wul^heren,
zijn verraad met de eeuwige samenzweerders
Fouchéen Tallyrand. Dit alles geschiedde
ter willo van Bernadotte's vrouw : Dósirée
Clary, met wie Napoleon te Marseille, ten
huize van zijn broeder Jozef, baar zwage',
had kennis gemaakt Het Was een snel e:i
hevig ontluikende liefde geweekt: ,,O, mijn
vriend ! (schrijft ze aan Napoleon) draag
zorg voor Uw leven, om lat van L' we uijrttie
te bewaren, die niet zou kunnen voortleven
zonder U. Houd den eed, dien gij mij ge
daan hebt, even goed*, als ik deu imjien
tegenover U '.
/ij noemde zich Kugénie, naar de
algemeene gewoonte van dien tijd, voor haar
geliefde een nieuwen , naam aannemende,
nog door geen anderer lippen uitgesproken.
De kennismaking dagteekende van Januari
of Februiiri 1795. Jozef'en zijn vrouw, Julie
Clary, hadden beide geliefden te zamen ge
bracht; voor tegenkanting der familie Clary
bestond geen vr^es. De vader.die zou gezegd
hebben dat-bij reeds, meer dan genoeg had
aan n Bonapart e i n zijn familie", was een jaar
geleden gestorven. De jong-lige Déjiróe (ze
was toen zeventien) hing dus alleen af van
haar mooier eii eeaigen broer, doch naar
heur karakter en temperament te oDrdeelen,
is het misschien j lister te zeggen, dat ze
van niemand afding, dan van haar zelf.
Napoleon vertrok in April en er ontspon
zich eene correspondentie. Desiréj vraagt
zijn portret, 't geen haar gezonden wordt.
Bonaparte klampt zich vast aan 't idee met
haar te trouwen; zijd toestand is financ oei
en maatschappelijk zoo bedenkelijk, dat hij
ook in d.t opzicht het huwelijk wenscht.
Eu waarom de familie CUry niet? AU
Julie den oudsten had getrouwd, Joxef, die
noch fortuin, noch een positie had, kon
Désirce zich. dan niet met den jongeren
Napoleon tevreden stellen, -die tenminste
brigade-generaal was? ....
Déiirée bevindt zich met Jozef en diens
vrouw te Genua, maar schrijft niet. Het
is," zegt Napoleon, of ze den stroom Let h
heeft moeten oversteken om in Genua te
komen." Hij wenscht nu zekerheid, een
stellig antwoord; hij wil, dat Jozef met de
familie spreekt: bericht mij het resultaat;
we moeten tot een besluit komen; ik wacht
het antwoord met ongedull."
De vol .jende maand stond de correspon
dentie stii. Parijs met zijn schoone, elegante
vrouwen heefc zich gi schoven tusschen
Napoleon en Désirée. Madame de
Beauharnais, de 32-jarige Creoohche, heeft de
zefentienjarigeMarseillaise verdrongen.?AIs
deze van het huwelijk hoort ontwelt naar
een klacht, zoo zacht ea teer, dat ze in de
ooren klinkt, als een harp, die men breekt."
(Masson.)
Gij aabt ms voir altijd ongelukkig ge
maakt en toch heb ik nog de zwakheid te
vergeven. Gij zijt dus getrouwd? Het is de
arme Euiéiue niet meer vergund U lief te
heoben en aan l" te denken. ... De eenige
troost, die me nu nog rest, is U overtuigd te
IlllllllllllllllllllllllllltllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllIlllllllllllllllll
kunnen te pakken krijgen, en had zich door
nieuwsgierigheid gedreven, uit haar kribbe
gewurmd. Ze was bij de taftsl geklommen,
had daar een stuk koek en een kruit ontdeüt,
en bad zich aan beide te go d gedaan.
Nu stond ze, «en en al verbazing, haar
grootouders aan te staren, en de. kleine
wurmen op hun scïioot.
Ze brak eea hornp koek af, en duw Ie deze
den jongsten tweeling iu. dei mond. Het
onbenullig zuigelingsnoeije zette zich naar
schreien.
Toe! vreten! Wilst niet vreten?"
Toen wendde zij zich met kwaadaardigeu
grijns af, en probeerde het met den anderen
die bij grootmoeder was.
Na de buien van den cacht was een kalme,
heldere morgen gekomen. De eerste zonne
straaltjes tintelden op de ruiten der huisjes.
Een paar der brutaalsten trachten door 't
venster van Job's huisje te dringen.
Maar ze brachten 't niet verder dan tot
op de vensterbank. D l ar schrikten ze terug,
rillend en rimpelend ble 7en ze heen en weer
glijden over 't smalle kozijn. Douh daar op
ns vonden ze iets naar hun zin. Een
pren je, mooi in goud gedrukt, lag daar op
die vensterbank l Een stal was er op afgebeeld,
maar wat een mooie I Op gladde, cette
stetntjes, was 't marmer? stond ten
htlder gewasEchen koetje en een tuei-uwwit
schaapju, inet veis:he tou ven aan
zinlelijkgeboen»'e paaltjes gebonden. Zoetelijk lachend
keken de tevreden beesijes naar den Vjoer,
waar op eeu proper wit dekje ten klein
kindje lag. Een jonge, mooie vrouw la^
geknield over het beddeke, eu stralend
glansden haar oogen de heidervijze oogjes
van het kind ke tegen. Herders en kinderen
daaromheen geschaard, allen
inhuuZjndagsche kleeren i
't U'as het Zondagsc'aool-kaartje, waarvan
de dorpskinderen vanavond op 't Kerstfetst
zouden zingen.
't Ver.-je stond er onder, óók in gouden
letters :
Voor kleine kinderen, droef en in armoe
Is ij als Redder geüomen. [geboren,
Voor tien, die echreiden en treurden tevoren,
Hij als verlosser gekomen.
Zelf in een stal in een kribbe geboren,
Kent hij hun cooden.
Hij heeft aan allen, die nair hem hooren,
Liefde geboden.
Liefje zal wegnemen zonde en ellende
Kn 't lijden der kleinen,
Liefde, die 't menschdom zoo weinig nog kende,
Den nood doen verdwijnen.
Prijst dan deez' dag van Licht!
Juicht kinderkoren!
Vrengde bestraal uw geacht:
Hij, uw Verlosser, is heden geboren !"
A.men!" lispelden de vromezonnestraa'tjes.