Historisch Archief 1877-1940
N*. 1612
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOE NEDEBLAND
r©cLa.ot±© -van.
Dit nummer berat een
. L.
uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad £o. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indid per jaar, bij vooruitbetaling, , mail 10.
A&oodcrlüke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . . . 0.121/»
Zondag 17 Mei
Advertentiën van 1?5 regels / 1.25, elke regel meer. . . . . . f 0.25
Reclames per regel , 0.40
Annonces nit Duitachland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de flrm*
RÜDOI.F MOSSE te Keulen en door allo filiiilen d«/,er firma. De prijs per regel is 40 PfenniR.
INHOUD:
VAN VEERE EN VAN NABIJ: Te
fijn I Nederland en de Noordzee-verkla
ring, door d. K. Indiëen Nederland, door
N. Een militaristisch zinnetje. Dr. A.
Kuyper en de zoogenaamde ritueele
kindermoord",(Ingez.), door Sigmund Seeligmann
FEUILLETON: Middag in het Museum du
Lonvre", door Karel Kever. KUNST EN
LETTEREN: Muziek in de Hoofdstad, door
Ant. Averkamp. Lanseloet ende Sanderjjn
bjj De Hagespelers, door Frans Mijnesen.
Ludovic Halévy, door H.-P. Harlem.
Eduard Verner. door M. C. van Doorn,
beoord. door Anna van Gogh-Kaulbacb.
Berichten. Aphorismen. VOOR DAMES:
Tehuizen voor schoolgaande kinderen, door
S. Allerlei, door Caprice. UIT DE
NATUUR, door E. Heimans. Indische
Piguren, I, met portr., door IJ.
Acclimatisatie en kolonisatie in tropische gewesten,
II, met alb., door dr. V. v. d. Plaats.
Vertooningen van Warenar" in den loop
der jaren, met afb., door J. H. R.
Practische uitvindingen, door M. C. Tentoon
stelling van hedendaagsche kunstnijverheid
in Pulchri Studio, den Haag, door R. W. P.
de Vries Jr. Gabriël, (Van Gogh, den Haag),
door Plasschaert. Besliste volzinnen, door
Jacob Israël. de Haan. FINANCIEELE
EN OECONOMISCHE KRONIEK, door v. d.
M. en v. d. S. Brieven van Oom Jodocus,
XV. DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL.
ADVERTENTIËN.
uiiiniiiiiiiiniirfuiniiiiHiiiiiiiiiiiiiiHMiiiiiii
Te fijn!
Sedert wij een stukje schreven om te
doen uitkomen, hoe stevig De Neder
lander den heer Kuyper aan de vischlijn
had, hoe deze grappig-vergeefs aan
het spartelen bleef, om maar te ontkomen
aan die eene gruwelijke noodzakelijkheid
van te erkennen, dat hij en niet Heemskerk
de Kabinetsformateur zou zijn geweest
zoo hij slechts gewild had (erkenning van
de onrechtvaardigheid eener verdringing
van Heemskerk in 1909!), sedert wij dat
stukje schreven heeft de van God
gegeven leider" door een uiterst gedurfde
zet, een zet op leven en dood kan men
zeggen, de baan voor zich vrij gemaakt.
Hjj heeft ineens niets minder dan
dat alles toegegeven, en eigenlijk nog
meer: hij is uit den hoek, waar hij zich
verdekt had opgesteld, plotseling naar
voren getreden en heeft zalvend, zacht
en bedroefd, tot de coalitie-broeders, die
de goddelooze drijfjacht op hem hielden,
zijn armen openend, gezegd: Hier sta ik,
neem mij, niets is meer het mijne, ik
sta vermorzeld vóór u" 1)
Dit is een zeer gew_aagde krijgslist;
maar ook een zeer listige.... Wij zijn
er van overtuigd, dat dr. Kuyper een
open raam in de buurt weet, waar hij
straks, even plotseling als hij zijn aan
doenlijke overgave speelde, voor de oogen
der verbouwereerde broeders door heen
springt!
Laat de Vrijzinnigheid" zorgen, dat
ze op het psychologisch oogenblik niet
onder dat open raam staat
't Is echter op iets anders, dat wij
heden tot nut en vermaak de aan
dacht wilden vestigen.
't Is op de houding in deze aangenomen
door De Tijd. Dit dagblad geeft blijk
van pvergropte onnoozelheid of van een
pijnlijk gemis aan broedermin.
Zooals de man, die uit zijn hoek, als
uit een onzeker vestinkje, naar voren
springt om zich voorloopig gewonnen"
te geven, met groote haast zich pratende
tot den een of ander zal wenden, iemand
voor zich zal trachten te stemmen, hem
de woorden van bijstand en meegevoel
in den mond zal geven, zoo keek Kuyper
de vrome zuster van de Nieuwe Zijds
Voorburgwal in de oogen, en riep:
Niet?waar, Tijdelijke zuster, il? ben nooit van
plan geweest in 1909 het tegenwoordig
ministerie weg te dringen! Nietwaar,
Tijdelijke zuster in Christo, het was een
misverstand, toen gij mij bedreigd hebt...."
Kuyper zei het fijner dan zóó! Nogal
natuurlijk. "Wanneer men iemand iets
in den mond uil geven vóór het gansche
verzamelde volk, waaronder vele gladde
broederen, dan doet men het niet ruw.
Maar ziet! toen het zoo fijn gezegd
1) De Standaard erkende plotseling en
geheel onverwacht, dat het Kabinet-Heems
kerk, bleef Rechts aan 't bewind, in 1909
moest aanblijven ;.. Van dr. Kuyper be
hoeft daarbij ganschelijk geen sprake te
zijn. Niet alsof 't op zichzelf ondenkbaar
of ondoenlijk ware geweest, dat ook bij dan
in de combinatie ware opprenomen. Maar
gelijk het nu liep is dit rolstrektelijk uit
gesloten ..."
werd, heeft De Tijd het... niet begrepen!
De fijne" Tijdl Onnoozel schaap
Ofte... niet willen begrijpen.
Hartelooze zuster!
Ziehier wat De Standaard schreef:
De redactie van De Tijd" rept nu geen
woord meer noch van haar dreigement,
noch van haar scherp woord. Het schijnt
uit te loopen op een misverstand.
Toch meenen wij ons de vraag te moeten
veroorloven, waar de redactie de voor
stelling vandaan had gehaald, dat de
Antire_volutionrjairen in 1909 de tegen
woordige Ministers verjagen wilden?"
Verjagen"! De Standaard toont zich
boos. Men legge de klemtoon op toont,
niet op boos. Geen sterveling, die de
politiek sedert den val van het vorig
ministerie volgde, twijfelt aan de juist
heid van deze voorstelling: Kuyper, ook
als zoodanig aan 't hoofd van bijna
alle antirevolutionairen, wilde in 1909
Mr. Heemskerk een beentje lichten;
Heemskerk mocht geen premier, tenminste
geen leider meer zijn, maar hij, Kuyper,
moest wederom de baas wezen. Met of
zonder Heemskerk? Met of zonder Kolk
man? Met of zonder broeder Van
Swinderen ?
Wat kon het hem schelen!
Men had dus het volste recht te zeggen:
De Kuyperianen willen dit Kabinet
weg hebben. En geen mensch heeft dit
betwijfeld. Ook, vermoeden wij,
Kuyper niet.
Mogelijk, dat een enkel min doordenkend
particulier 2) zoo iets heeft uitgelaten,
maar daarom zou de redactie niet zoo
onzacht heel onze partij te lijf zijn
gegaan.
Ze moet wel anderen grond onder de
voeten hebben gehad.
Welke is die?
In onze pers is, zoover ons bekend, elk
der nieuw opgetreden Ministers met
hooge ingenomenheid begroet. Ook de
Eoomsch-Katholieke Ministers.
Dat de overgang van een Kabinet uit
abnormale in normale positie zonder
;uittreding van een der Ministers kan
plaats hebben, spreekt vanzelf. Dat dit
Kabinet Kechtsch was, en homogeen, is
ook door ons in den breede bepleit.
Dat zelfs de toetreding yan een nieuw
Minister niet noodzakelijk het aftreden
van een der tegenwoordige na zich zou
sleepen, behoeft wel geen nader betoog."
Neen! dat betoog kan men ons sparen,
want daar gaat het niet om!
Maar nu komt het eigenlijke, dat De
Tijd over 't hoofd heeft gezien... of
niet heeft willen zien.
Eerst de tooneelmatige kreet:
Wij zijn daarom au bout de notre latin"
om te verstaan, uit wat hoek toch deze
zoo averechtsehe voorstelling in de
wereld is gekomen."
Dan de roerende waarschuwing:
Stemming is een zoo teeder iets, en een
uitval als waartoe deze voorstelling
aanleiding gaf, werkt zoo licht prikke
lend.1'
Eindelijk de wenk:
Misschien kon nadere opheldering dit
weer te niet doen."
Is dit einde niet lief? Kom," knip
oogt Kuyper tegen De Tijd, kom, mijn
zwartje, mijn zoete bondgenoot, kom,
voel je mijn bedoeling ? Vat je de kneep ?"
Aardig: Misschien kon nadere op
heldering dit weer te niet doen."
De pientere schrijver van dit zinnetje
heeft zeker niet kunne a denken, dat een
zoo bot antwoord volgen zou, als het
standaard-orgaan van zijn katholieke
vrienden hierop volgen doet!
Als ons iets verwondert, is het deze
vraag van De Standaard.
Hebben wij dan gedroomd, dat nog niet
lang geleden in anti-revolutionnaire
bladen "
Nu ja!
Wat een flauwerd! Die gaat nota bene
bewijzen wat dr. Kuyper even goed weet
als hij ? en wij en allemaal! Denkt
ge soms, dat dr. Kuyper nieuwsgierig
was naar die bewijzen ? Ze staan tot zijn
verdriet overal geëtaleerd hij droomt
van De Nederlander!
Flauw! of... hin ... kwaadwillig?
Wij hebben het ten onrechte, dunkt
ons thans een oogenblik gedacht.
Wij redeneerden zoo: Vroeger was
De Tijd nogal Kuyperiaansch,?vanwege
de ijzeren vuist des doctors en de nuttig
heid van zijne in politicis verwarrende
antithese. Nu is ze Heems-Kerksch,
vanwege den zoeten geur der conser
vatieve parfums, die de nieuwe pre
mier bij zich draagt. Kuyper... denk eens
aan hoe klein de kans ook is, dat
hij het meende schreef nog pas
democratisch getinte stukjes! En die
2) Die min doordenkende particulieren
kregen de mooiste plaatsjes in De titundi/ard,
die anders zeer nauw toeziet op haar pers
overzicht.
goede van God gegeven" (dit is, daar
kan zelfs Kuyper niets aan doen, de
authentieke vertaling van Theodorus)...
Heemskerk zette onder hare oude-vrij
sterbeenen de weldoend warme stoof van
zijn behoudende gezindheid....
Was het, zoo dachten wij dan verder,
dus kwaadwilligheid van De Tijd de
wenk van Kuyper zoo plompweg te
negeeren ?
Wij gelooven het niet. Neen, neen, wij
zien De Tijd niet aan voor zóó zwart!
Wij gelooven oprechtelijk, dat het
stukje van De Standaard dit kwezeltje
te fijn "was!
Nederland en de
Noordzeeverklaring.
Hebben wij in ons vorig artikel in 't
bijzonder gehandeld over Duitschland en
deze afspraak, waarbij ons land betrok
ken is, ons rest nog aan te toonen, welke
de positie van Nederland onder de mede
contractanten is. Hierbij hebben wij in de
eerste plaats ons te bepalen tot de ver
klaring van den Minister Marees van
Swinderen, die het eind der onderhan
delingen heeft bijgewoond en ze ten deele
misschien heeft meegevoerd.
Doel was, zoo vernemen wij dan, om
het wantrouwen weg te nemen, dat reeds
gedurende zulk een tal van jaren zich
deed gevoelen omtrent hetgeen enkele
Staten, die door de Noordzee bespoeld
worden, met elkander voor hadden. Die
enkele" zijn natuurlijk Engeland,
Duitschland (en Frankrijk) de eenigen
die wat kunnen, en dan ontvangen we
de verzekering: Bij de Nederlandsche
regeering niet minder dan bij een der
andere heeft van den beginne af de
wensch voorgezeten om tot de zuivering
van den politieken dampkring met al
hare krachten bij te dragen..."
Nietwaar, wat een verstandige wensch!
't Heeft dus aan Nederland niet gelegen,
als er nog iets onzuivers in den poli
tieken dampkring mocht zijn overge
bleven ! De Nederlandsche regeering
heeft met drie groote mogendheden ge
werkt met al hare krachten."
Is nu deze verklaring van den heer
Marees van Swinderen belachelijk of
niet ?
En wat heeft ze nu met die drie groote
mogendheden tot zuivering van den poli
tieken dampkring bepaald? Welnu, om dan
met de eigenlijke kern" te beginnen, dit
zijn de woorden van Marees, zij zal haar
grondgebied, grenzende aan de Noordzee,
ongeschonden bewaren". M. a. w. Neder
land zal, evenals Duitschland en Enge
land en Zweden en Denemarken, voor
het behoud van zijn kuststreken vechten.
Nietwaar, ook zonder afspraak zou dat
gebeuren. Of zit er achter dit zoo heel
naïeve nog een diepzinnigheid?
Maar dan volgt de kern van de eigen
lijke kern.
Zij zullen de souvereine rechten op
hun kuststreken wederzijds eerbiedigen.
En zoo hebben we hier de beloften
van drie kleine mogendheden, waaronder
Nederland, om de kuststreken van de
drie groote mogendheden niet aan te
randen. Toch zeker grappig genoeg!
En dan komt de kern aller kernen
en de drie groote mogendheden verbin
den zich op die voorwaarden, ook de
kuststreken der drie kleinen niet te na
te komen, en dan nog bovendien elkan
ders kuststreken niet te benaderen! Wat,
zooals we reeds aangaande Duitschland
en Engeland schreven, die aan niets
anders denken dan aan een wedstrijd in
oorlogsschepenbouw om elkaar te belagen
en te vernielen, nonsens moet heeten.
Intusschen heeft de Minister gelegen
heid gevonden, te vertellen, dat hij deze
entente zich wel zou willen veroorloven
te noemen het vijfarmig anker, waaraan
de kuststreken der Noordzee zich in die
gemeenschappelijke wateren hebben vast
gelegd." En in deze foutieve beeldspraak
vinden wij volkomen aangegeven de fout,
waardoor de Noordzee-verklaring zich in
zoo hooge mate kenmerkt. Zij is in haar
formuleeringen, als in de figuurlijke taal
van de Neder!, minister, onwaar. Deze
beeldpraterige orator had niet van een
anker met vijf armen, maar van een
anker met twee (Frankrijk meegerekend,
met drie) moeten spreken, drie armen
en drie stompjes. Juist door die armen
en die stompjes als gelijken te behan
delen, is men gekomen met welk
doel ? tot het uitspreken van algemeen
heden, te samen voor de grooten en de
kleinen, die, gelijk wij hierboven aan
toonden, niet ernstig kunnen worden
opgevat. Zou er wel ooit een tractaat
zijn ontworpen zoo onlogisch van vorm
en inhoud ?
Stel b.v., dat hèeens niets anders
had behelsd als de verklaring van Duitsch
land en Engeland wederkeerig, dat zij
zich van eiken aanval op elkanders
Noordzeekusten zouden onthouden, dit
feit op zich zelf, mits behoorlijk voor
bereid, naar eisch geformuleerd, en ver
gezeld van eenig bewijs van welgemeend
heid, het had als een wereldrjebeurtenis
kunnen worden begroet, en door geheel
de beschaafde menschheid als een voor
bode van betere dagen zijn verheerlijkt.
Maar nu, zoo maar, zonder meer, op
den koop toe, als een onderdeel van een
Noordzee-verklaring, door groote en
kleine mogendheden te samen gegeven!
Niemand gelooft er aan, dit feit der
feiten is niet eens tot het bewustzijn der
volkeren doorgedrongen. Wie spreekt
er van ? Zoo iets teekent het
Noordzeetractaat.
# *
Maar hiermee is het allesbehalve voor
de kleine mogendheden onschuldig ge
worden. Voor kleineren" is het steeds
gevaarlijk met grooten" kersen te eten.
Een waarheid door de geschiedenis zoo
vaak bewezen.
Toch wil men ook dit kerseneten met
Duitschland, Frankrijk en Engeland als
een voordeel doen doorgaan.
Allereerst de Marees v. Swinderen,
die het als zoo iets moois voorstelde, dat
Nederland met de drie grooten mee den
politieken dampkring" mocht zuiveren".
De poes in samenwerking met den wolf,
den leeuw en het neushoorndier.
Evenzoo de Ne.ue Frele Preste, welke
dat optreden van Nederland als een
weerbare deelnemer" zoo eervol voor
ons land acht. Want, zoo luidt haar
redeneering: een neutraliteits-verklaring
onderstelt behoefte aan bescherming,
hetgeen voor een land, dat eens roem
rijke oorlogen voerde, niet gepast zou
hebben geschenen.
Wij voor ons meenen, dat het gepaster
voor een kleinen Staat, gelegen naast een
tienmaal sterkere, is, om zelf de voor
niemand verborgen gebleven behoefte aan
bescherming gulweg te erkennen, dan
zich gevleid te gevoelen, wanneer hem,
onweerbaren deelnemer, een plaats in het
reuzenconcert der meest weerbaren wordt
aangeboden. Het gevaar van voor den
mal gehouden, en later mishandeld te
worden, is dan minder groot, en zijn
eer gemakkelijker gered.
Hoe dit zij het kerseneten met de
groote heeren, waartoe wij ons door
Duitschland hebben laten verleiden, of
zachtelijk dwingen, schijnt ons niet onge
vaarlijk in de mogelijke gevolgen. Wij
bedoelen hiermede niet een verwijt aan
onze ministers van Buitenlandsche Zaken,
want wij erkennen gaarne, dat als de
groote Oomes de kleine neefjes aan hun
tafel noodigen, dit voor de onweerbaren
moeilijk iets anders kan zijn dan een
bevel waaraan zij niet kunnen weigeren
te gehoorzamen.
* *
*
Het komt ons voor, dat Marees v.
Swinderen en zijn voorganger, zeer wel
het lastige van de invitatie hebben
gevoeld.
De minister achtte het dan ook noodig
aan te toonen, dat de Verklaring voor Ne
derland ganschelijk niet gevaarlijk was;
zelfs niet dit onderdeel:
Voor het geval dat naar de meening van
ne der boven-aangeduide regeeringen de
tegenwoordige territoriale status quo in de
kuststreken der Noordzee door eenigerlei
gebeurtenis bedreigd mocht worden, zullen
de mogendheden die deze verklaring
geteekend hebben, zich met elkander in verbinding
stellen orn zich bij wege van eeue tusschen
hen te sluiten overeenkomst te verstaan
nopens de maatregelen die zij wenschelijk
mochten achten te nemen in het belang der
handhaving van den status quo hunner
bezittingen."
Welnu, 's ministers geruststelling luidde
aldus:
Elk der staten zal ongeschonden bewaren
zijn eigen grondgebied en dit gebod sluit
dus ook door zijn nadrukkelijke beperking
geheel uit, dat wij te eeniger tijd tot het
bewaren van eens anders grondgebied ge
roepen zouden kunnen worden."
En nu geeft de Minister op grond
hiervan de verzekering, dat we dus in
de toekomst gevrijwaard zullen zijn, van
in eenige verwikkeling betrokken te
worden"! Toen Z. Ex. zich aldus uit
drukte, geheel conform de beeldspraak
van het vijfarmig anker, dacht hij zich
Nederland als yroote mogendheid, maar
er is geen twijfel aan, even daarna zal
hij het zich wel weer als een kleine
hebben voorgesteld. En zeker, een groote
mogendheid heeft j?een gevaar te duchten,
zij kan zichzelf wezen; maar een kleine,
in troebele tijden, met groote mogend
heden overleggend; onderworpen aan
den invloed en pressie van die mogend
heden misschien onderling in strijd, het is
waarlijk de moeite niet waard uit te
rekenen welke verwikkelingen, welke ver
houdingen zich voor den stumperd dan
kunnen voordoen vooral nu hij als
medecontractant bondgenoot heet.
%
3fAlle mogendheden, ieder op haar wijs,
zullen haar kuststreken verdedigen, ook
zonder zich tot zoo iets verbonden te
hebben bij contract. Maar is het daarom
voor een kleine mogendheid ongevaarlijk
daartoe de contractueele verplichting tegen
over drie groote mogendheden op zich te
nemen? L)e toestand voor ons land is
deze, dat Duitschland veel grooter belang
heeft bij een krachtige verdediging onzer
kuststreken dan Frankrijk en Engeland.
Niets zou in tijd van spanning tusschen
Duitschland en Frankrijk met Engeland
voor het eerste rijk ongewenschter zijn
dan eene bezetting onzer zeehavens en
zeegrenzen door laatstgenoemden. Voor
Duitschland ligt toch het oosten van
Nederland steeds zoo goed als open. En het
is in het tractaat, door Duitschland zoo sterk
begeerd, niet om Denemarken en Zweden,
maar vooral om Nederland te doen. Stel
nu eens, dat het contractueel verbonden
Nederland niet naar Duitschland s inzicht
voldoende voor het defensief vermogen
der kuststreken zorgt, wat kan er dan
gebeuren ? Hier heeft men weer te denken
aan het kerseneten van den kleinen man
met groote heeren. De groote heeren dulden
van elkander geen aanmerking; mocht
er zoo iets door een hunner vernomen
worden, zijn antwoord zou, misschien
in hoffelijker vorm, luiden: loop naar
de maan. Maar met den kleinen man,
van een grootere een waarschuwing ont
vangende, is het anders gesteld. Vooral
als die groote de tienmaal sterkere
buurman is, staande met zijn voet op
's kleinen man's drempel. En nu gaat
zoo'n berisping niet in het openbaar tot
het volk, maar langs de meest bedekte
wegen tot hen, die zich sterk achten in
hun met ijzeren deuren afgesloten kring.
De kersennap wordt van den kleinen
niet weggenomen... maar een stoot
onder tafel, zoodat de andere grooten het
niet kunnen merken, zal hem mores
leeren. En thans zeggen wij niet, dat dit
zal gebeuren, neen, eenvoudig, dat er voor
zulk een handeling van den groote, ten
gevolge van het zoogenaamde bondge
nootschap meer schijn van recht zal
bestaan. Alleen om de officieel op zich ge
nomen verplichting van zeekusten-ver
sterking en zeestreken-verdediging door
Nederland, zou het sluiten van dit tractaat
voor Duitschland reeds een voordeel
kunnen zijn.
* *
*
De heer de Marees van Swinderen
heeft in zijn redevoering verklaard, dat
dit tractaat volstrekt niet den eeuwigen
vrede bracht. Dit te meenen zou ean
roekelooze illusie" zijn. Zeker had men
die verzekering van den heer Marees
niet noodig de vraag is echter, of hij
zulk een greintje vertrouwen aan de
entente hechtte, "dat men met het
nemen van verdedigingsmaatregelen zich
niet behoefde te haasten, en de uitgaven
voor Oorlog en Marine althans iets
zouden kunnen verminderen.
Te dezen opzichte heeft hij geen ander
uitsluitsel gegeven dan uit de woorden
roekelooze illusie" valt af te leiden. En
als men daaraan nog toevoegt, dat
de overeenkomst, volgens den minister,
inderdaad geen andere strekking heeft
dan als algemeen richtsnoer te dienen
voor een vriendschappelijke internationale
politiek" natuurlijk zoolang deze duurt
dan weet men wel, dat de richt
snoer", in verband met de militaristische
neigingen der drie grooten, ook voor
het kleine vriendje tot nadeel kan voeren
voor zijn portemonnaie.
Positief, zegt Marees, hebben we alleen
op ons genomen de souvereiniteit op
onze kuststreken gewapender hand te
handhaven. Juist. En naar het oordeel
van onzen medecontractant, Duitschland,
de eenige, die naar den wil des Hemels
altijd vlak achter ons staat, hebben wij
daartoe noodig, een vloot, vele forten en
een stevig leger. Als men dit niet gelooft,
moet men bij onze militaristen maar eens
informeeren. En al behoefde men niet
aan Duitschland te denken, welke kracht
onze militaire plannenmakers uit dit
verbond van Nederland met de drie
groote mogendheden zullen putten, voor
hun roekelooze illusiën," anders gezegd,
hoe veel millioenen dit onschuldig docu
ment aan het Nederlandsche volk moet
kosten, de tijd zal het leeren.
Voegen wij hierbij nu het gevaar, in
ons vorig artikel besproken, van den
invloed door den machtigen nabuur des
te gemakkelijker op Nederland te oefenen,