Historisch Archief 1877-1940
No. 1613
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
verschil in interpretatie aanleiding te kun
nen geven. Beden te meer dat dr. Kuyper
door deze Tijd-artikelen wel zedelijk zich
gedwongen zal voelen klare wijn te
schenNiet alleen uit moreel, maar ook uit
een.
politiek oogpunt is een onomwonden ver
klaring van 'dr. Abraham Kuyper of hij
erkent dat dergelijke moorden hebben plaats
gehad" zeer zeker een gebiedende eisch.
Am s t., Mei'08. SIGMUND SEELIGMANN.
Moziet ude'Hoofdstad.
Toen ik in een der voorgaande nummers
het vermoeden uitsprak dat de heer Gustav
Kogel wel de/ laatste gastdirigent zou zjjnin
dit seizoen, scby'n ik wat vootbarig geweest
te zyn.
Donderdag 7 dezer nam de heer Ang.
Scharrer, evenals Kogel, voormalig dirigent
van de Berlynsche philharmonische kapel, de
plaats in van den heer Mengelberg.
Deze dirigent had zich een programma
saamgesteld, bestaande uit denamea Handel,
Schubert, Weber en Strauss.
Hoorden WQ Zaterdag 2 dezer een concerto
grosso van Corelli met soli voor twee violen
en violoncel, Scharrer liet ons er n hooren
van Handel, voor dezelfde bezetting; alleen
was het orgel by' den ouderen componist, hier
vervangen door het klavier.
Het is opvallend hoeveel overeenkomst bij
beide componisten aanwezig is in het gebruik
der solo-instrumenten.
Slechts zelden treden z\j uit het kader van
het geheel, zooals in de Aria" en in het
laatste Allegro."
Toch kan men het reeds bespeuren dat
Handel een geslacht later heeft geleefd en
ook... Handel is een reus en Corelli slechts
een groot man.
De wy'ze waarop de dirigent deze muziek
voor ons heeft doen herleven, verdient den
grootsten lof. Met een meer of minder juiste
tempokeuze staat of valt het succes van een
dergelijk werk. Dat de heer Scharrer, n door
zy'n vast, mannelijk tempo n door zy'n
mooie nuanceeringen, de aandacht van
het vijfdeelige werk onafgebroken wist
gaande te houden, pleit voor zijn stijlgevoel
ten opzichte van Handel en ook van zy'n
dirigeertalent.
De unvollendete Symphonie" van Schubert
kwam mede tot zeer schoone uitvoering.
Alleen vond ik het tweede gedeelte iets te
langzaam van tempo.
Zijn beste troef speelde de heer Scharrer
er echter uit met Weber's Freisch
tz-ouyerture. Waarlijk daar zat Schwung" in en
leven, zonder dat de opvatting in
gemaniereerdheid ontaardde.
Een enthousiast applaus was de dank van
het publiek voor deze schitterende reproductie.
Het tweede deel werd ingenomen door
StrausB' symphonia domestica" opus 53.
Sedert het November-concert van 1904 der
Maatschappij Caecilia" was deze symphonie
niet hier uitgevoerd. Zeer belangrijk dus was
het, haar weder eens te hoor en; nog belang
rijker, omdat wy- slechts weinige dagen te
voren een prachtige vertolking mochten bij
wonen van Ein Heldenleben," haar onmid
dellijke voorgangster op symphonisch gebied.
Zooals men weet, heeft Strauss in zijn opus
53 hetwelk prijkt met het opschrift:
Meiner lieben Frau nnd unseren Jungen
gewidmet" getracht verschillende
tafereelen uit het huiselijk leven te schilderen.
Natuurlijk spelen daar dus de motieven van
den man, de vrouw en het kind de hoofdrol.
Geluk in al zijn andere synjphonische wer
ken, heeft Strauss ook hier heerlijke,
wóndervolle bladzijden geschreven; maar degene
die zou meenen dat het in zijn domestica"
steeds recht huiselijk toeging, komt bedrogen
uit. Wél is waar vindt men hier geen tromge
roffel van dreunende legerscharen, gelijk in
des Helden Walstatt" maar het kan er
duchtig spoken; de componist heeft dan ook
heel wat moeten hooren over de heftigheid,
waarmede hij een huisely'ken twist van het
ouderenpaar muzikaal heeft weergegeven.
Strauss is er echter niet de man naar,
zich om deze verwijten iets.te bekommeren.
Hij gaat zijns weegs, zonder te zien naar rechts
of links; zijn eigen voorwaartsch gericht doel
houdt hij slechts in het oog.
Laten wij zijn muziek als absolute muziek
beschouwen en al de bijkomstigheden van
het quasi-familieleven als een aardige curio
siteit aanzien, dan kunnen wij weer bewon
deren 's componisten onuitputtelijken rijkdom
van vinding en van thema-combinatiën, zijn
virtuositeit in het veranderen en moduleeren
zijner melodieën; ook wij kunnen weer ver
baasd staan over zijn ongeëvenaard meester
schap in het behandelen van het veelkleu
rige moderne orchest. Inderdaad, wie is in
staat een partituur te schrijven als StrauK?
En nooit vindt men een hiaat. Zijne gedachten
volgen elkaar ongedwongen op en zonder
onderbreking. Men vraagt zich wel eens af,
wat heeft de componist er toch mee voor,
trillers met gestopte trompetten te doen uit
voeren? Het effect is alles behalve
klankschoon ; het wekt zelfs een oogenblik wrevel.
Maar de componist heeft het zóó bedoeld.
De uitvoering dezer symphonie stond lang
niet op dezelfde hoogte als die der andere
door Scharrer gedirigeerde werken. In de
sterk geinstrumeerde en buitengewoon ge
compliceerde gedeelten had men niet dat
straffe rhythme, zonder hetwelk Strauss'
compositie een chaos wordt. Dit ligt in geenen
deele aan ons voortreffelijk orchest, dat beter
dan elk ander corps er op berekend is Strauss
te spelen. De beer Scharrer had zich hiervan
kunnen vergewissen weinige dagen vroeger,
toen het onder Mengelberg's leiding de niet
minder ingewikkelde partituur vaa Ein
Heldenleben" vertolkte op een waarlijk magi
strale wijze. Neen, hier ligt de fout aan den
dirigent die het hoofd meer in de partituur
dan de partituur in het hoofd had, en bij
de moeielijke passages daardoor niet in staat
was de accenten duidelijk gemarkeerd aan
te geven. Tengevolge daarvan bleef de
rhythmiek slap.
Het kan ook zy'n dat er te weinig of niet
doelmatig genoeg gerepeteerd is; in ieder
geval de toejuichingen aan het slot waren
meer verdiend voor het werk en voor het
orchest dan voor den dirigent.
Mejuffrouw Henriette Eoll en de heeren
Heinrich Fiedler en Gerard Hekking hebben
deze winter op een drietal avonden alle
Beethovensche frio-compositiën ten gehoore
gebracht. Zaterdag vond de derde dezer
avonden plaats.
Men begon met het trio in Bes op. 11,
waarvan de vioolpartij ook door clarinet kan
vervuld worden. Het is geen diepzinnig
werk, maar vormschoon en eenigszins in den
trant van Mozart. Het Adagio met zijn mooi
thema, door de violoncel wel eenigszins te
zwaar ingezet met het oog op de kleine zaal,
bood al reeds een meer zelfstandig aspect.
In het variatiethema had ik het humo
ristische karakter wel wat duidelijker gepro
nonceerd willen zien. De voordracht der
variatieën zelven liet in dit opzicht weinig
te wenschen over.
Het by Peters als No. 9 verschenen nage
laten Trio in Es, is evenmin een opus dat
den toehoorder diep zal treffen. Ook hierin
is echter de factuur glad in de pianopartij,
die door mejuffrouw Koll voortreffelijk werd
vervuld, brillant. De aanhef van het Scherzo
werd m. i. een nuance te langzaam genomen.
Zóó droeg het veeleer het karakter vaa een
Menuet.
Na de pauze kwamen aan de beurt de
Variatieën die Beethoven geschreven heeft
over het lied Ich bin der Schneider
Kakadu" uit Wenzel Muller's opera l)ie
Schwestern von Prag". Dit was weer een echte
Beethoven uit 's meesters rijpsten tijd (op.
121). Hoe expressief en schoon is niet de
Adagio-inleiding en hoe kostelijk heeft de
componist het gemoedelijk liedeken van
Wenzel Muller niet gevarieerd.
De uitvoering stond technisch zeer hoog;
toch zou de humor van het stuk nog meer
zijn uitgekomen als men een grooter sans
gêne" had toegepast. Is het stuk wel geschikt
voor'een concertzaal? Zoo ja, dan moeten de
deftige concertzaal-allures ook worden afge
legd.
Het Es-dar trio op. 70 No. 2 vormde het
slot van den avond. Daarin waren onze
concertgevers het best gedisponeerd. Hier
vonden zij een werk waarin hunne talenten
zich rijkelijk en ongedwongen vermochten
te ontplooien.
Reeds het Sostenuto" bracht den toehoor
der in stemming; maar ook lieten de andere
gedeelten niet na dien indruk te bestendigen.
Het meest zal wel het Allegretto hebben
aangesproken, bij het componeeren, waarvan
Beethoven ongetwijfeld het thema van zijn
pianosonate op. 26 in denzelfden toonaard
voor den geest moet hebben gezweefd. De
gelijkenis toch is meer dan treffend.
Na het weerklinken van het schitterend
gespeelde Finale, brachten de talrijke toe
hoorders in een krachtig applaus bunnen
warmen dank aan het drietal kunstenaars,
dat in den loop van dit seizoen hen op zoo
schoone wijze van Beethoven's Trio's heeft
doen genieten.
Naar aanleiding van de woorden die ik
aan de uitgave van Zweers' derde symphonie
heb gewijd, verzoekt de heer Noske mij met
een enkel woord te willen mededeelen dat de
uitgave der partituur, wegens de enorme kosten
niet in Slich," maar in autographie" moest
plaats vinden. De beste calligraaf, waarover
de firma Breitkopf en Hartel beschikt, heeft
met het samenstellen van het origineel der
autographie een meesterstuk van schrijfkunst
verricht.
Mogen de noten zich van de gestochene"
in scherpte onderscheiden, die ongelijkheid
is min of meer door den afdruk ontstaan.
Gaarne maak ik melding van deze tech
nische bijzonderheid in de uitgave" des
heeren Noske.
"? ANT. AVERKAMP.
Lanseloet ende Sanderijn bij De Hagespelers.
Men zal zich herinneren dat de zoogenaamde
Zomeripelen die in den vorigen zomer plaats
vonden, hebben gebracht de moraliteit"
Elckerlijc en het Abel spel van Laneeloet van
Denemerken.
Waar de opvoering van het eerste werk
te-recht de bewondering van zeer velen wekte,
daar werd tegen de vertooning vai> het
tweede, en ook te-recbt, bezwaren ge
maakt. Men waardeerde ten zeerste goede,
zuivere bedoelingen, doch ooi deelde dat de
leiding een goed stuk van haar doel ver
wijderd was gebleven.
Aan de vertooning van den Lanseloet der
Zomerspelen was niets dat valsch is of onbe
nullig, doch wel, en al te veel, onbeholpens.
En met bedenkelijk hoofdschudden consta
teerde men gebrek aan eenheid van stijl.
Begrepen werd door de toeschouwers, dat
de bevredigende opvoering van een werk
als de Lanseloet, voor de leiding een
zeer moeilijk te volbrengen taak beduidt.
Wij zelf bewüfelden, toen wij elders, in
het tijdschrift De Nieuwe Gids, over de
Zomerspelen schreven, of het mogelijk zou
zijn van den Lanseloet een opvoering tot stand
te brengen, welke ons, XXe eeuwers, die,
wij lieten de naieveteit-vraag zonder beant
woording, zeker anders zy'n dan de dichters
der abele spelen en hunne tijdgenooten, geheel
ontvankelijk zou vinden.
Deze ontvankelijkheid, zoo zeggen wy
nu, zou er bepaald niet zijn, indien de
leiding en spelers, ook zy XXe eeuwers l,
in hun werk niet eeae ons overtuigende
realiteit vermochten te scheppen; wij bedoelen
hier : de realiteit eener fantasie.
Eduard Verkade heeft sedert voor den
Lanseloet een nieuw regie-plan ontworpen
en uitgewerkt, en met een andere
rolverdeeling dan bij ae Zomerspelen, met nieuwe
decoratiën en gedeeltelijk nieuwe costumes,
heeft hy' van het werk onder den naam
"Lanteloet ende Sanderijn eerst eenige voorstel
lingen in de provincie gegeven en het nu ook
gebracht te Amsterdam, waar wy de tweede
opvoering ervan in onze stad, die van Zondag
middag j.l., mochten bijwonen.
En laten wy nu dadelijk zeggen: de nieuwe
vertooning van den Lanseloet heeft een blijde
verrassing gebracht. Waar bij de
Lanseloetvertooning der Zomerspelen van een sympa
thieke, doch niet zeer geslaagde, poging be
hoorde te worden gesproken, daar heeft de
heer Verkade, het werk geheel over doende,
nog geen jaar later irts bereikt dat wij
ronduit uitstekend mogen noemen. En het is,
omdat al het werken van den heer Verkade
zoo bizonder sympathiek is, een groote
vreugde dit slagen bij zulk een uitermate
moeilijke taak te mogen constateeren.
De nieuwe veitooning van den Lanseloet
bijwonende, vraagt men zich niet af: boe zou
dit werk in den tijd van zyn ontstaan zijn
gespeeld, of: was men in dien ty d in erdaad
zoo veel naiever dan wij, en zoo niet, laten
wij dan de vraag beantwoorden : hoe komt
het dat wy dit werk alleen heb oen kannen
genieten als een allerliefst kleinood, als een
schoone curiositeit. Naar deze voorstelling
van den Lanseloet kijkende en luisterende
vraagt men zich heekmaal niets af. Men
aanvaardt; dit als alles wat werkelijk er ii.
De lezer herinnert zich uit Wagners
Meistersinger bet tooneel van Walther von
Stolzings dichten en componeeren van het
Meisterlied". Walther vraagt aan Sachs:
Wie fang ich ngch der Regel an?" En
Sachs antwoordt: TAr ttellt sie telbit, und folgt
ihr dann." De leider der Hagespelers heeft
voor den Lanseloet een wijze van opvoeren
gevonden, die al het goede en mooie en
beminlyke van het drama'tje tot hun recht
doet komen en de vertooning doet zy'n een
sterke en echoone daad van tooneelkunst.
Hij heeft niet gelet op overleveringen;
hij heeft zijn Regel" zelf gesteld, ea hy
heeft de kracht gehad dien zelfgestelden
regel immer te volgen. Daardoor heeft men
nu in de opvoering een eenheid van stijl,
van een vry strengen styl, die allerlei fijne
spel-détails, kostelijke vondsten op het gebied
der regie niet buitensluit.
Het is verbazend, dat een jong kunstenaar
die nog zelden in de gelegenheid werd gesteld
practisch voor de regie te werken, thans
reeds iets bereikt dat zoo goed is, dat op
ons Hollandsche tooneel misschien nog nooit
is gezien. De Lanseloet brengt aan
tooneelindicaties alleen datgene méwat in de
verzen zoo nn-en-dan, zeer zelden, wordt
aangeduid. Al het andere moest gevonden
worden. ±
De opvoering kenmerkte zich door een beid
van styl, zeiden wy reeds. Wy genoten
daarneven bizonder de distinctie, bewonderden
verder het uitnemende kleuren- geheel (een suc
ces mede voor mej. Cato Neeb, de getrouwe
medewerkster van Verkade), de expressieve.in
toon gehouden dictie, het logisch uit de inner
lijke handeling voortkomende,
aanvullendespel, het ten zeerste (doch niet merkbaar)
gecontroleerde gebaar. En wat was het licht
voortreflyk geplaatst.
Wie van de spelers te noemen, waar het
Geheel zoo goed was? Verkade zelf dan, die,
zoo zeide een onzer schilder-vrienden, naar
het uiterlijke was als een figuur van W alter
Crane, doch schooner dan Crane er ooit een
vermocht voort te brengen, en die ons zeer
aan het innerlijk van den Lanseloet, zijn rol,
deed geloo ven.Mej.Helen Desmond,en hare be
minlyke argeloosheid van het eerste gedeelte.
De donkere, expressieve moeder" van mej.
Pine BeJder. Het zeldzame geval deed zich
hier voor, dat vóór onze oogen de figuren
van het werk kwamen te verschijnen; dat
wy, voor zoover mogelijk, de personen der
vertolkers vergaten hoewel wij deze per
sonen den laatsten tyd nog al vaak gezien
hadden op het tooneel.
De innerlijke sterkte van de opvoering
werd wel zeer duidelijk bewezen door de
volkomen aandacht waarmede zij, deze op
voering, door het publiek van alle rangen
werd gevolgd. Mededeelingen in den tekst
die ons menschen van dezen tijd vreemd in
de ooren klinken, gingen als iets zeer gewoons
tot de aanwezigen in. Men was gevangen
door deze voorstelling, die leek een mooie
droom.
Voor hen die na een uitputtenden werkdag
in den schouwburg afleiding zoeken en ... niet
vinden in den regel bij de voorstelling van een
min of-meer goed stuk uit onze dagen, is een
Lanseloet-opvoering een buitenkans. Een
Lanseloet-opvoering bij De Hagespelers geeft
behalve het vele andere goede, voor den geest
een edele afleiding.
FKANS MIJNSSBN.
LndflYic Haléyy.
Na een vrij langdurige ziekte is dezer
dagen Ludovic Halévy, 74 jaar oud, over
leden. Met hem verdwijnt
een der schitterendste ver
tegenwoordigers van een
in onze dagen te zeer
geringgeschat tijdperk, de
gelukkige periode in het
tweede keizerrijk. Hij was
de zoon van Leon Halévy,
hoogleeraar aan de poly
technische school, ver
taler van dichtwerken, schrijver van fabels
en tooneelstukken, en neef van Jacques
Fromenthal Halévy, den componist der
Juive", en begon zijn loopbaan in de ad
ministratie, als redacteur bij het Staatsmi
nisterie, in 1852. Voortgeholpen en be
schermd door den hertog van Morny, die
hem zoowel als Alphonse Daudet groote
vriendschap betoonde, was hij op weg
een uitnemend ambtenaar te worden, toen
hij in 1863 zijn ontslag nam, om zich
geheel aan de litteratuur te wijden. ^Hij
teekende met den naam Jules Serviöres
talrijke libretto's waarbij Offenbach, Bizet
en de hertog van Morny de muziek schre
ven. Door zijne bemoeiingen kreeg Offen
bach de vergunning om een kiemen schouw
burg te openen in de Avenue Marigny.
Toen begon met Orphée attx Enfers" een
reeks tooueelwerken. waarvan het succes
door niets werd afgebroken. Met medewer
king van Hector Crémieux schreef hij een
epiloog voor den Chandelier van Alfred de
Musset, bij welks opvoering de jeugdige Mlle
Pfotzer op zoo dramatische wijze, te midden
van haar triomf, op het tooneel ^stierf.
Daarna volgde de l'ont des Soupirs", een
dramatische en komische operette, met den
zelfden medewerker.
In 1864 ontmoet hij op zekeren dag
Meilhac op het bordes van de Variétés".
Zij maken kennis en geraken in gesprek.
En uit deze ontmoeting ontstaat een samen
werking die bijna twintig jaren duurt en
over Parijs en geheel Frankrijk een stroom
van frissche vroolijkheid en fijne geestig
heid uitstort. Voor de toeschouwers, de
zoetheid des levens genietend zonder voor
gevoel van de vreeselijke beroeringen die
weldra het Keizerrijk zouden omverwerpen
en het land in verwarring brengen, staken
zij vroolijk den draak met alle tradities,
alle stelsels, zonder de personen te sparen.
La Helle Helene, Barbe-Uleue, la Vut
Parisienne, la Périchöle, les Brigands, la
GrandeDuchesse de Gérolstein, lePetit Duc werden
opgevoerd onder daverend schaterlachen.
Intusschen werden de beide samenwerkers
dit in hun oogen stellig wat grof succes
moede. Zij begonnen iets aniers en vonden
in la Petite Marquise, Fronfrou, Ie
Mari de la Debutante, la Mousotte een
der aardigste vormen der moderne comedie.
Zonder ingewikkelde intrige, zonder ophoo
ping van voorvallen, zonder these, slaag
den ze er met smaak in, op bij uitstek
fransche nranier te amuseeren en te ont
roeren. Zonder twijfel vormen hunne
comedirs geen systematische filosofie van het
menschelijk hart, maar zij vloeien over van
fijngevoelde opmerkingen, scherp waarge
nomen trekken en bekoorlijke gezegden.
Zij willen behagen en slagen daarin.
Eindelijk verscheen in 1873 in de Vie
Parisienne" Monsieur et Madame Cardinal
een studie van het tooneelleven, een felle
kritiek op alle kringen, in een realistische
manier, toentertijd geheel nieuw, misschien
zelfs zonder antecedent, maar een geestig
realisme, qui ne pèse ni ne pose"... en
met een glimlach het leven beschouwend.
Na het ontzaglijk succes van l'Abb
Constantin, dien bekoorlijken roman vol
teederheid en huiselijkheid, werd hij in 1884
opgenomen in de Académie Fraucaise. In
zijn intreerede liet hij niet een zoo be
scheiden voldaanheid blijken als het de ge
woonte is te toonen. Terwijl hij verze
kerde dat hij altijd had gedacht in een
fauteuil d'Immortel" te zullen plaats
nemen, drukte hij er zijn spijt over uit,
dat hij niet tot o verhuur man had zijn
trouwen Meilbao. Deze vreugde werd hem
echter weldra gegeven en sinds dien tijd
heeft hij, in de volheid van zijn geluk en
de verwezenlijking al zijner droomen, bijna
niet meer geschreven.
Toch verloor hij daarom zijne belang
stelling in het litteraire leven niet, en
debutanten vonden bij hem steeds de meest
welwillende en krachtdadige hulp. Zijne
buitengewone zenuwachtigheid, door de
ongelukken van 1870 nog zeer verergerd,
en het pessimisme der geslachten, volgend
op die, welke onder het besef van de
nederlaag hadden geleden, verhinderden
hem niet, steeds een uitmuntend causeur
te blijven; maar hij had een demper gezet
op zijne spotzieke levendigheid. Niets schil
dert, naar onze meening, deze verandering
beter, dan wat hij zeide van zijne twee
zoons, Elie en Danië) Halévy, beide bekend
door hunne belangrijke werken op
wijsgeerig, historisch en letterkundig gebied,
en op wie hij overigens zeer trotsch was:
Zij zijn een beetje te diepzinnig voor mij,
en ik verbeeld me, dat ze, onbewust, mij
voor een beetje te frivool houden. Wan
neer ik met hen spreek, moet ik mij zeer
inspannen om hen te begrijpen."
Zijne goedheid was spreekwoordelijk; geen
werk van liefdadigheid waaraan hij niet
deelname wijdde; geen lijden waarmede hij
niet medeleed. Had indertijd zijn collega van
de Académie, Gebhart, die hem eenige dagen
in 't graf is voorgegaan, den moed niet, de
onvoldoende candidaten voor het
baccalauréatsexamen te laten zakken, Ludovic
Halévy, zou er zonder eenigen twijfel ver
driet van gehad hebben, zoo hij had verno
men, dat in Nederland geheele geslachten
van aspiranten voor de akte-lager- onder
wijs- Fransch vol angst nachten lang hebben
moeten zwoegen op zijn AbbéConstantin.
H. P. HARLEM.
Eduard Kerner, door M. C. VAN DOORN.
Met teekeningen van J. B. MIDDEHIGU
BOKIIORST. Haarlem, Vincent Loopjes.
1907.
Een stuk kinderleven, dit boek : jong, fiisch
en gevoelig.
Eduard Kerner is een eenig kind, alleen
wonend met een flinken, verstandigen vader,
die door ianige, hartelijke teedtrheid den
gevoeligen jongen 't gemis van de gestorven
moeder vergoedt. Vader is alles voor Eduard,
zijn hulp en steun ook tegen een neiging
tot luiheid en verzaken van zyn plicht. On
verwachts moet vader voor vier maanden
naar Indië, en Eduard komt zoolang in huis
by een oom en tante, druk gezin met zes
vroolyke kinderen. In dit gezin tchter ont
breekt de echte band van hartelijkheid
tusschen ouders en kinderen; ieder gaat er
zoowat zijn eigen weg; de ouders trachten
zoo weinig mogelijk last van de kinderen te
hebben, en de kinderen zoeken zich te ver
maken zonder iets strafbaars te doen of ten
minste zonder straf te krijgen.
Eduard voelt zich hier onthuis; hy mist
den hartelijken omgang met vader, en vooral
ook vaders steun bij zyn werk, dat tusschen
't spelen in, slordig en slecht wordt afge
raffeld. En toch, gevoelige jongen, die hij is,
heeft hij er altijd spijt van, niet te doen
wat vader goed zou vinden.
Dit alles is boeiend, en met groote levendig
heid beschreven; we zien het gedoe van al
die kinderen tusschen vier en-veertien jaar,
en vooral, we doorleven Eduaids voelen en
denken. Zoo goed is gegeven 't
zich-vreemdvoelen van den jongen, die altijd alleen is
geweest, in dat drukke gezin ; zulke kinderen
hebben dien angst voor plagen, en tegelijk
de schaamte om 't te toonen. 't Is zoo
natuurlijk, dat Eduard eerst meestal't gezel
schap zoekt van de kleintjes, van 't lieve Beppie
vooral, zacht kindje van vijf jaar, die dolblij
is als zoo'n groote jongen zich met haar
bemoeit. In 't spelen van de kinderen zijn
tooneeltjes gegeven, tintelend van pret; hun
gekibbel is echt, zóó echt, dat we de schrijfster
zelf nog voelen als hél jong, en zelf dicht
nog bij dat kiudergedoe.
Zoo gebruikt ze, om een voorbeeld te
noemen, sprekend over de grappen van n
van de grootere jongens, telkens het woord
geestigheden", zelf een echt jongenswoord.
Maar de kinderen zullen daarom misschien
het boek met des te meer plezier lezen.
Esren wil ik in een paar aanhalingen
aantoonen, hoe goed mej. van Doorn eene stem
ming kan doorvoelen, en weergeven in een
enkel trekje.
Op bladz. 3 vinden we: Op 't zelfde oogen
blik stormde Eiu de gang in, de keukendeur
met een harden slag achter zich dichtgooiend.
Het dreunde nog even na in de ruime keuken" 1).
En op bladz. 4 het volgende: Eduard heeft
iets ondeugends gedaan, wat zijn vader nog
niet weet, doch hy denkt er telkens aan, en
verwacht telkens, dat vader een vraag zal
doen, waardoor het uitkomt. Maar vader
vraagt kalm naar andere dingen, o. a. naar
de vioolles, en Eduard vertelt dat Mijnheer"
hem beknord heeft omdat hy' niet rustig
speelde:
Eduard wachtte even, als was hy vergeten,
wat hy verder had willen zeggen, en maakte
toen haastig zijn zin af: en rustig spelen".
Bij de laatste woorden had hy een kleur
gekregen, en strak keek hy op zyn bord,
maar niet omdat hij aan de vioolles dacht.
Hij had de aangebrande appeltjes geproefd,
en 't had hem er aan doen denken, wat hy
dien middag nog meer had uitgevoerd.
Vader scheen er nog niets van gemerkt
te hebben, by- at ten minste kalm door;
zeker dacht hij, dat Eduards vuurrood
gezicht met de vioolles in verband stond.
En waarom doe je dat dan ook niet ?"
Wat, vader f" l)
Wel, rustig spelen."
In dat wat vaderf" is zoo volkomen weer
gegeven, 't afdwalen van Eduards denken,
zoodat hy 't verband kwy't is tusschen zyn
vertellen en vaders vraag.
Op bladz. 227: Eduard heeft zyn arm ge
broken, en in de koorts plagen hem benauwde
droomen.
Eduard schrikte wakker, 't was nu
heelemaal donker in het kleine kamertje, want
't nachtlichtje op 't portaal was uitgewaaid
wat was er ook weer voor akelig» gebeurd f' l)
Een enkele maal denkt de jongen in wat
te wy'ze termen voor zyn leeftyd. Zoo blz. 226:
Zeker zou vader denken, dat hij kalm
sliep, en vader zou zelfs heelemaal niet
vermoeden 1) hoe hy wakker lag."
Leely'k is op bladz. 2:
want Edu had het slot weer opengedraaid
en hield nu met al zijn twaalfjarige kracht 1)
de knop"... enz.
Doch de vlekjes zijn heel klein en 't geheel
is een heerly'k boek, dat onze jongens en
meisjes boeien zal, rustig, zonder op winding.
En van de schrijfster mogen we na zulk
een eersteling zeker veel verwachten, ook in
grooter werk.
ANNA VAN Gocn?KAÜLBACH.
1) Cursiveering van my'. A. v. G.?K.
Berichten,
De uitgever August Scherl te Berly'n, eigenaar
van de tijdschriften Die Woche",
Gartenlaube" en verschillende dagbladen, heeft een
nieuwe onderneming op touw gezet, de
Bibliothek Scherl", in hoofdzaak bedoeld
als MIDDEL TOT BESTRIJDING VAN DEN
COLPERTAGEROMAN. Aan een circulaire over deze
bibliotheek, beter gezegd leenbibliotheek,
ontleenen wij het volgende: De boeken
zullen verschijnen in hetzelfde formaat en
alle 16 vel druks of 256 bladzijden bevatten.
De deelen, handig gebonden, zullen ns per
week door boden van den uitgever franco aan
huis worden bezorgd. Het leesgeld bedraag)
10 pfenning per deel, waarvoor men het werk
een week mag behouden; daarna wordt een
nieuw deel geleverd, zoodat men in eenjaar
5* deelen, in vooraf vastgestelde volgorde, te
huis bezorgd krijgt. Ieder deel wordt na ge
bruik gedesinfecteerd en van een nieuw om
slag voorzien. Is het den lezer niet mogelijk
geweest een werk in 8 dagen uit te lezen, dan
kan hij het tegen vergoeding van 5 pfenning
opnieuw 8 dagen houden. Daar van elk deel
honderden exemplaren in voorraad zyn, is
men verzekerd S'eeds de werken in geregelde
volgorde te zullen ontvangen.
Een (groote factor om het welslagen der
onderneming te bevorderen, is ongetwijfeld
iiiitiiiiiiimiiiim
40 cents per regel.
BOUWT te NUNSPEET
op de
VELUWEInlichtingen
aldaar.
Bouwbureau .Arti".
Piano-. Orgel- en Muziekhandel
JMeyntos *V Halshoven,
ARNHEM, KONINGSPLEIN.
VLEUGELS en PIANO'S
in Koop en in Huur.
REPAREEREN STEMMEN KUILEN.
Verschenen:
De Goedkoope Uitgave
van het
beroemde boek
VAN
GUSTAV FRENSSEN.
Bewerking van
Dr. C. D. SAX.
De pvijs van dezen nieowen druk is:
In geïllnatr. omslag In prachtigen ftempelb.
?8.50, /2.9O.
Uitgave van v. HOLKKMA & WARENDORF, Amet.