Historisch Archief 1877-1940
SV1631
DE AMSTERDAMMER
A°. 1908
WEEKBLAD YOOK NEDERLAND
On-cLer recLacti© -va-n "M>. H. :F. L. "W
Dft nummer bevat een bflvoegseL
Uitgevers: VAN" HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1381 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indie per jaar, bjj vooruitbetaling, , mail 10.
A&ooderujke Nummers aan de Kiosken Yerkrqgbaar , 0.121/»
Zondag 27 September
Advertentiën van l?5 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25
Reclames per regel . . , 0.40
Annonce* nit Duitschknd, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de flrm»
RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prij» per regel is 40 Pfennig.
f* INHOUD:
; VAN VERRE EN VAN NABIJ: Slechte
Toorlichting. Vertrouwen en wantrouwen?
door d. K. Een grappig briefje, door JE.
Snel en goedkoop recht", door mr. 8. J.
Visser. FEULLETON: Het medaillon.
Naar het Daitech, van Heinrich Lee.
KUNST EN LETTEREN: Muziek in de
Hoofdstad, door Ant. A verkam p. Het leven
T»n ArdJA en Lasmi, door J. E. Jasper, beoord.
door Dirk Coster. Den WerEdgeb. Heer
W. G. van Nouhuys, door J. K. Rensburg,
met Naschrift van W. G. van Nouhuys.
Berichten. VOOR DAMES: De
Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht, voorstandster
van Van Houten's Kieswet??, door mr. E.
van S tra aten. Idem, door Mar una G.
Kramers. Allerlei, door Caprice.
UIT DE NATUUR, door E. Heimans.
Een Spaanscbe gravin van Nassau, met af b.,
door dr. H. E. v. Gelder. Portretten van
mr. A. H. de Balbian Verster, Pablo de
Sarasate, f en P. N. Muller, t. In
memo-rïam, Bernard J. M", de Bont van Kortenhoef,
door A. J. A. Flament. Teekenmaatschappij,
door Plasechaert. Veilingen, met afb., door
W. S. De Othello-rol, een vergelijking,
door Stellwagen. Dr. Guillotin en de
guillotine, door M. C. Kleinigheden, die
aangenaam aandoen. FINA.NCIEELE EN
OECONOMISCHE KRONIEK, door V. d. M.
en V. d. S. Brieven van Oom Jodocus,
XXIV. DAMRUBRIEK.
SCHAAKSPEL. ADVERTENTIËN.
IIUIUUIHUIIIIIIIIII
Slechte voorlichting.
Tegen onze beschouwingen inzake de
koloniale politiek van den tegenwoordigen
Gouverneur-Generaal ter Sumatra's
"Westkust, ter Sumatra's Oostkust is
door niemand voor zoover wij zagen
eenig ernstig betoog gesteld. ?
Wat er, tenminste met een schijn van
ernst, over deze zaken geschreven is in
de Nederlandsche pers kan worden
teruggebfacht, voor zoover wij weten,
tot de Tropische Reisbrieven van den
directeur van 't Algemeen Handelsblad
en tot de thans gesloten artikelenreeks,
onder den titel «Het naderende koloniale
debat" in de Nieuwe Courant verschenen.
Wat de Reisbrieven betreft, wordt het
iemand, die zich in de zaken ter West
kust ten koste van studie heeft trachten
in te werken... wonderlijk te moede. Zij
zijn geschreven uit het hart van de
Bovenlanden zelf... en toch....
En toch
Laten wij een vergelijking maken, die
verduidelijken moge, welke beteekenis
naar ons inzien voor het naderende
koloniale debat" aan deze brieven uit
Tropisch Nederland" te hechten is.
Men weet, dat de oneenigheid in
Frankrijk over de scheiding" een zeer
ingewikkelde historisch-kerkelijke
quaestie tot basis had. Het kanonieke be
ginsel van het kerkelijk bestaan werd
door den Staat aangerand en vandaar de
daden van lijdelijk verzet van den pause
lij ken Stoel, die weer op haar beurt
daden van gewapend verzet uitlokten bij
een deel der bevolking.
Stel u nu voor, dat een Mongool of
een Kaukasiër, onbekend met onze
Westersche beschaving, absoluut onwetend
van alles wat samenhangt met de eeuwen
oude instellingen der katholieke Kerk,
geheel en al onbekend met de taal van
't volk, in die dagen een reisje gemaakt
had door Frankrijk, na een gesprek ge
had te hebben met Briand, en dan onder ge
leide van een ondergeschikte van dezïn
minister had rondgetrokken gedurende
een paar dagen van Parijs naar Chartres
en van Chartres naar Lorient en b. v. tot in't
hartje van Bretagne. Stel u voor, dat deze
respectabele Mongool daar, met behulp van
een tolk, een oud pastoor had gesproken,
die, nog onder den indruk der gevechten
in zijn parochie, aan de bijzaak dacht voor
de hoofdzaak,?en er de confidenties hadde
opgevangen van eenige zenuwachtige
oude juffrouwen. Indien gij dan een
bétje weet van de ingewikkeldheid der
scheidingsquaestie, van alle factoren, die
daar hebben samengewerkt, van de
moeite, die het een verlicht en eerlijk
Europeeër kost om achter de waarheid
te komen, dan hebt gij een flauw begrip
van de waarde, die er te hechten moet
zijn aan goedgemeende reisbrieven van
een rondtrekkend journalist door een
Sumatraansch land van matriarchaat en
familiebezit.
Er zijn duizende, tienduizende arti
kels geschreven over de scheidings
quaestie, waarin nooit of nimmer ge
sproken werd hier geheel daargelaten
aan welken kant het recht was van
de eigenlijke quaestie waarom het ging.
Er zijn over de schending door van
Heutsz van de rechten der Maleiers
tallooze stukjes geschreven, maar eigenlijk
geen enkele een ingezonden stuk of
wat daargelaten waarin sprake is ge
weest van de eigenlijke quaestie waarom
liet ging.
Gewoonlijk te goeder trouw.
Maar ook te kwader!
'Wat moeten die artikels toch beteekenen
in de Nieuwe Courant met dat aantrekke
lijke titeltje Het naderende koloniale
debat" ?
Zijn wij ver mis, als wij de meening
opperen, dat deze artikels geschreven
zijn tot sussing van een gevreesd Kamer
debat?
Maar is het wel mogelijk ?
Het krioelt er eenvoudig in van on
ware voorstellingen ! Welk een pover
idee van de intelligentie onzer volks
vertegenwoordigers moet wel een schrijver
hebben, die dézen kost opdischt!
Met de stukken in de hand gaven wij
de reden, de gerechtvaardigde reden van
verbittering der bevolking. In hoeverre
er oorzakelijk verband bestaat
tusschen deze onloochenbare en mathe
matisch zeker 'groeiende verbittering en
de opstanden, die aan honderden het
leven hebben gekost, in hoeverre dat
oorzakelijk verband een direct of een
indirect is geweest, de tijd moge het
leeren, wij zullen gaarne 'in deze juister
worden onderricht, maar wat voor soort
volks-voorlichting, wat voor soort volks
vertegenwoordigers-voorlichting mag het
heeten, die eerste oorzaak, die eenige
reden, die blijvende bren van verontwaar
diging en haat eenvoudig te negeeren,
te vervangen, zorgvuldig te bedekken ?
Een bron bedekken dat zal niet
gaan!
Maar haar te stelpen, onzichtbaar te
houden, o ja... tot de naderende kolo
niale debatten voorbij zijn!!
Men moet de Nieuwe Courant lezen!
In een nootje noemt zij ns, in 't
voorbijgaan, dat onaantastbaar
familieIfezit", die harta poesaka, die door Van
Heutsz tegen het unaniem advies van de
bestuursambtenaren ter Westkust aantast
baar is verklaard; daar raakt ze in 't
voorbijgaan even aan: de zaak waarom
het gaat. En dan zegt het blad ver
duidelijkend voor harta poesaka:
erfstukken". De Amsterdammer maakt zich
druk over die erfstukken", zegt de
schrijver:
Wat denkt de lezer hierbij ? Dat slechts
een sieraad, een gouden armband, derge
lijke familiestukken al erg genoeg!
en passant door een vergissing van Van
Heutsz ver vreemd baar zijn verklaard ?
Daarvoor dus onzerzijds al die drukte ?
Het is een beetje anders! Harta poesaka
heet AL het familiebezit! Huizen,
gronden, landbouwgereedschap, het is
vast alles in de Bovenlanden van ouds
onvervreemdbare harta poesukal Wist
de schrijver dat niet? En licht hij dan
de Kamer in?
Er gaat een benauwden toon door deze
reeks van verdedigingsartikels. Op een
bedelmanier eindigt ze, en met een
listigheidje begint ze.
Men hoore slechts. (Voor het goed
verstand zij er aan herinnerd, dat de
Kamer indertijd, geheel onbekend als ze
was met de eigenlijke quaestie, waar het
om ging, en daarmee absoluut onbekend
gelaten, den minister van Koloniën tot de
belastinginvoering ter Westkust volmacht
had gegeven).
Aangezien nu de Kamer het betrekke
lijke begrootingsartikel zonder eenig debat
heeft aangenomen en dat terwijl de be
doeling der regeering duidelijk genoeg
in de Memorie van Toelichting was
bekend gesteld kunnen de rechtvaardig
heid van het beginsel, de opportuniteit
van den maatregel en de gekozen vorm
van belasting bij het aanstaande debat
rederlykerwijze geen onderwerp van dis
cussie meer uitmaken.
Enkel de wijze, waarop de invoering
heeft plaats gehad, mag, dunkt ona, stof
geven tot debat".
Wij hebben gecursiveerd.
Voelt men den angst in die twee
zinnetjes, en hoort men het schandelijk
princiep ?
Een Kamer zou op haar oordeel niet
mogen terugkomen, ook al was het
bloedigst onrecht het gevolg ervan ge
weest ?!! Een Kamer, ten eenemale slecht
ingelicht, absoluut niet bekend met de
wezenlijke moeilijkheid en dat waren
wél de regeeringen, zoowel die in Indi
als die in Nederland zou moeten
zeggen: ik heb u volmacht gegeven, en
nu. wasch ik mijn handen in onschuld... ? ?
Niemand zal de leden van dit Huis
van onbekwaamheid kunnen
beschuldigen of van gebrek aan
vaderlandsliefde", zeide in een zijner beroemde
parlementaire redevoeringen de groote
Macauly, omdat hij , heef t getoond te
kunnen leeren en daarmee te kunnen
veranderen van opinie".
Het is een stelling nobeler dan die
van de Nieuwe Courantl
Door het zwijgen van de verantwoorde
lijke gouvernementen heeft Nederland
niet geweten wat er eigenlijk beraamd
werd, heeft de volksvertegenwoordiging
haar volmacht gegeven zonder kennis
van zaken het i» aan de volksvertegen
woordiging KECHT te doen, ook al is
het daarvoor noodig terug te komen op
eigen oordeel!
Vertrouwen of wantrouwen?
De troonrede, die zoo veel, waarnaar
het Nederlandsche volk nieuwsgierig kon
zijn, niet bevatte, heeft ten opzichte van
de gebeurtenis, welke Europa en Amerika
reeds een poosje Bezig* Meld: de spanning
tusschen Nederland en Venezuela en
onze eskader-formatie, niet anders mede
gedeeld, dan dat er een storing" der
vriendschappelijke betrekkingen is ont
staan, die de regeering vreedzaam"
streeft op te heffen.
Alleen de Kamerleden werden bevoor
recht met de ontvangst van eenige
stukken, welke licht kunnen verspreiden
over de wijze, waarop de regeering tot
dusver gestreefd heeft; de natie mag dat
nog niet weten; haar plicht schijnt het
naar het oordeel des ministers te zijn,
te zwijgen en te vertrouwen. En om
ons dan toch niet heelemaal in donker
te laten zitten, stuurde hij zelf de natie
een lichtstraaltje toe door zijn lijforgaan
de New-York Herald, waarbij dan nu
nog komt het lantaarnschijnsel van
lieden, die goed op de hoogte" heeten
te zijn, in binnenlandsch of buitenlandsch
dagblad.
En inderdaad, het Nederlandsche volk
is er een, waarmee een Regeering, ook
wanneer er zeer ernstige zaken aan de
orde zijn, naar welgevallen kan leven,
een tweede bestaat er zoo niet. Althans
niet een tweede beschaafd volk, dat over
een pers beschikt om zich te uiten.
We tcetcn nu, dat toen de Marees in de
Eerste Kamer zijn vertrouwen in De Reus
uitsprak, hij meer gezegd heeft dan hij kon
verantwoorden; dat toen de minister-resi
dent door hem aan het diplomaten-diner
op H. M's verjaardag genoodigd werd, hij
hem zelfs een misslag niet toerekende,
welke bij niemand verdediging had kunnen
vinden; maar wat nog wel het meest
beteekent, dat hij dienzelfden man, op
het oogenblik waarin Z. Exc. streeft"
naar vreedzame opheffing van storing,"
eervol heeft ontslagen, als ware het
hoogste wat hij beoogde, niet Gastro te
doen blijken de gerechtheid onzer af
keuring van De Reus' wangedrag, maar
aan zijn in de Ie Kamer uitgesproken
misplaatst gebleken vertrouwen nog een
schijn van juistheid te verleenen. Immers
er bestaat methode in deze dwaasheid.
Zoo handelt nu de man aan wien in
een belangrijk tijdgewricht, onder het
aanschouwen van de geheele beschaafde
wereld, de leiding onzer buitenlandsche
politiek is toevertrouwd; d. w. z. alsof
geen waarheid, geen eergevoel, geen zucht
naar vreedzame opheffing van de be
staande stoornis, in eerlijkheid zich be
hoefde te uiten; en zoo liet de regeering
hem vrij ons volk en onze diplomatie te
compromitteeren.
Toen Kuyper begiftigd werd met het
Ministerschap van Staat; eene zaak,
waarbij zich geen enkele quaestie voor
deed, behalve dan de psychologische:
hoe te verklaren, dat menschen, door
trokken van de Christelijke godzaligheid,
zoodat hun lippen er naar staan om de
tale Kananns te spreken, nog ijdel genoeg
kunnen zijn om prijs te stellen op derge
lijke presentkaasjes, welke zij ontvangen
van dubieuze vriendjes" hebben de
dagbladschrijvers minstens een boekdeel
volgepen d over deze benoeming, zonder
zelfs de bovenstaande quaestie,» aan te
roeren. Het was een lust te zien met
welk een gemak ds denkers hun ideeën
uitstrooiden. Maar nu daar een minister,
alsof in zijn schatting en in die des volks
bij de diplomatie in het beleid der
Nederlandsche politiek, ganschelijk geen
eer bestond, iemand eervol ontsloeg, die
den vrede voor zijn land in gevaar heeft
gebracht, werd er ternauwernood een
enkele stem vernomen. Alleen Het Volk
is «oo onbescheiden geweest te vragen,
wat een gezant dan toch wel moet uit
halen, om voor een niet-eervol ontslag
in aanmerking te komen. Maar dat was
dan ook He t Volk, s. v. v.!
Alleen reeds de onvoorzichtige, de
onware en onwaardige houding, waar
mee de heer Marees zich als een be
schermer tot eiken prijs van een door
eigen schuld verongelukten diplomaat doet
kennen, en dat zelfs nu nog, waar de
onderhandelingen om tot een schikking
langs vreedzamen weg te geraken, ge
opend heeten te zijn geeft toch zeker
ieder nadenkende recht tot de verzuch
ting: Ach, waarom staat er op een
oogenblik als het huidige niet een man
aan het hoofd, die, in stede van reeds
bij het begin van de campagne tegen de
meest gewone begrippen van diploma
tieke eer te handelen, door zijn voor
zichtig beleid en eerbied voor waarheid
en recht, zich het vertrouwen der natie
mocht verzekeren!"
Onze gezant," zoo schrijft De Stan
daard, had schuld, en in zooverre ging
ook onze Regeering niet vrij uit, dat ze
bij zoo neetelig gouvernement een zoo
weinig ervaren diplomaat had geplaatst"
(of gehandhaafd). Welnu, in het licht
van deze kritiek van vriendschappelijke
zijde, beschouwe men nu eens De Marees'
verheerlijking van de Reus.
Mag men, zoo vragen wij zulk een
Minister-Staatsman bij dit zeer gevaarlijk
conflict vertrouwen ?
Intusschen heeft het Handelsblad het
al gebracht van een vol" vertrouwen, tot
een hartelijk" vertrouwen, en in die
gemoedszekerheid den wensch uitge
sproken dat het vele schrijven over de
houding, tegen Venezuela aan te nemen,
een eind nam, en dat met vertrouwen
werd afgewacht hoe de Regeering wenscht
te handelen". En waarlijk het verdient
aanbeveling zich naar dezen raad en dit
verlangen te gedragen, nu een zoo ge
zaghebbend schrijver, bij serieuse zaken
even sterk in moraliteit als in betoog,
eindelijk eens gezegd heeft tot hoe ver
de natie in deze gaan mag. Zekere
Friso" had in de N. Ct. zijn afkeuring
er over uitgesproken, dat generaal Den
Beer Portugaal Nederland met zijn
eskader tegenover Venezuela vrijwel mach
teloos" durfde te verklaren, en nu achtte
het Handelsblad het noodig dezen Friso"
zijn groote instemming" te betuigen.
Immers, zoo meenden de H.H., als Gastro
dit oordeel van generaal Den Beer Portu
gaal verneemt, zal hij nog sterker wezen
in zijn verzet; hierbij als kinderen
onderstellende, dat Gastro zelf o«>k kind
genoeg zal zijn om zich niet reeds lang te
hebben laten inlichten omtrent hetgeen
de Nederlandsche zeemacht aan zijn
kust zou kunnen beproeven en met welk
succes. Het zou ons niet verwonderen
als de zaakkundige beschouwingen van
generaal Den Beer Poortugael nog minder
gelegen kwamen aan de voorstanders
van de Nederl. eskaderpolitiek, wijl hier
door niet Gastro, maar de natie zelf wat
al te gemakkelijk tot nadenken wordt
gebracht, nopens het met zooveel snel
heid genomen besluit van
vloot-mobilisatie. Voegen wij hier nog aan toe de
volgende veelbeteekenende woorden van
de Standaard, het rechtsche" blad, zeker
niet minder militairistisch van wezen,
dan het Ministerie en de Christelijk
Historische de Marees zel£:
Dat Curaeao tijdelijk zal moeten ge
holpen worden is, zoo het decreet niet
wordt ingetrokken 1) meer dan waar
schijnlijk. Maar ook financieel zou tijde
lijke steun aan Cura^ao te verleenen, ons
lang niet kosten, wat een actie op groote
schaal tegen Gastro van het butget van
Marine vorderen zou."
Dan bestaat er toch ongetwijfeld alle
reden de vraag te herhalen, of wij onder
Marees' leiding er niet deerlijk zijn
ingeloopen met onze eskader-politiek; zoo
maar in enkele dagen, zonder behoorlijke
kennis van zaken, zonder diplomatieke
voorbereiding, onder het schreeuwerig
gejuich van belanghebbende en belang
stellende Europeanen, en vooral van
Amerika in toepassing gebracht. Want
dat er misschien n of twee schepen
noodig konden zijn, om onze belangen
in de Caraibische zee te beschermen, zal
ieder gaarne toestemmen, en dit zou ook
als blijk van ernst" voldoende xijn ge
weest, geheel iets anders dan een eskader,
dat een aanvallende bedoeling moest
worden toegeschreven, door niemand
minder dan de Minister zelf ook toe
geschreven is.
Wij behoeven hier sleehts de volgende
verklaring van de Marees aan den
correspondent van den N. Y. Herald, te
herhalen, om te doen zien hoe deze
Minister van den beginne af, aan maat
regelen van geweld heeft gedacht.
Wanneer de regeering der Nederlanden
bij Venezuela niet dezelfde geneigdheid
mocht vinden, zou zy tot haar groot leedwe
zen genoodzaakt zyn een andere 'gedragslijn
te volgen, over welke ik, zooals gij kunt
begrüpen, slechts onder reserve kan spreken.
Maar ik kan mededeelen, dat [deze gedrags
lijn op algemeenen steun kan rekenen bij de
1) Wücurai veeren.
leden der regeering en tevens op de hooge
goedkeuring van onze Koningin en bijal
dien het noodig mocht blijken, dat er kracht
dadig moet worden opgetreden, tevens op
den kracbtigen en algemeenen steun der
openbare meening."
Zoo moest Gastro dit, via New-Yorkr
als de persoonlijke bedreiging van Z. Exc.
de Marees vernemen. Nietwaar, al een
neel vreemdsoortige inleiding tot minne
lijke schikking, tegenover iemand als de
Venezolaansche president!
Moet de Regeering, indien zij thans
werkelijk streeft naar vreedzame" op
lossing der geschillen, zich niet gegeneerd
gevoelen door heel den opzet van de
lawaaierige ge weid-politiek, waarmee de
Minister van Buitenlandsche Zaken haar
heeft opgescheept, toen zij met hem ver
zuimde koel van hoofd, met hetnoodige
geduld, de mogelijkheden en de vele
bezwaren te overwegen, en der natie den
tijd, te gunnen, haar oordeel uit te spreken
vóór er tot een zoo luidruchtig optreden
ware besloten. Want wat kan er, met
den besten wil, na dit averechtsch, inder
daad oorlogzuchtig, begin ? van een vreed
zaam streven terecht komen?
En wanneer nu de regeering let op de
wijze, waarop de Marees Gastro, Amerika
en Europa in den waan heeft trachten
te brengen, dat onze eskader-politiek die
der Nederlandsche natie is, met welken
eerbied kan zij dan nog vervuld zijn voor
de Marees' beleid en waarheidsliefde?
Waar hij verzekerde, dat, als er kracht
dadig moest worden opgetreden, (dit)
tevens op den krachtigen en algemeenen
steun der openbare meening" kan worden
gerekend.
Over dezen krachtigen en algemeenen
steun" van het Nederlandsche publiek
hebben wij reeds dadelijk in het Nr.
van 23 Augustus, het onze gezegd. Het
doet ons genoegen thans hierbij een
citaat uit de Standaard te kunnen
voegen, in gelijken geest:
Moest het tot een actie op groote schaal
komen, dan zou onze schatkist bloeden moet en
<en veel van onze zeemilitie te vergen zjjn.
En vraagt men, of ons voik er dan iets voor
zou voelen, otn zich aan zulk een oqilogte
wagen en dien door te zetten, zio kan men
er zeker van zijn, dat waar Atjeh zelfs) nimmer
de snaar van patriottisch] gevoel deed trillen,
buiten zekere persredacties niemand zich voor
Curayao warm zou maken".
Men vergeet maar al te dikwijls, dat
de sympathie van Curayao voor Ne
derland, een kolonietje, dat jaarlijks
uit de Nederlandsche schatkist groote
sommen ontvangt allicht zeer warm
kan wezen, maar dat de
niet-directbelanghebbende Nederlanders, die voor
het tegenwoordig Curagao iets gevoelen,
misschien nog minder talrijk zijn dan
de witte raven.
Hoe dit wezen moge, de vraag is:
past het Nederlandsche publiek tegen
over een zoo onvoorzichtig, een zoo
weinig ernstig, een zoo lichtvaardig man
als de Marees een vol, een hartelijk ver
trouwen ; of zou het wenschelijk zijn,
dat de Pers in deze dagen een oogje in
het zeil hield. Wij schrijven dit niet
om het Handelsblad tot beter gedachten
te brengen; het mag gerust dutten, een
slaapmuts staat het zoo goed! Maar
wij verheugen ons dat nu ook anderen
dan wij geheel in onzen geest, zooals
de generaal den Beer Portugael, de
Standaard en ook de N. Bott. Ct. hun
aandacht aan de eskader-politiek wijden,
al is het bij de beide laatsten nog niet
tot een veroordeeling van de
vlootformatie gekomen. Het aandringen op be
middeling, gelijk men bij de N. li. Ct.
kan waarnemen, heeft onze warme sym
pathie. D. K.
Een grappig briefje.
De heer Andrew Carnegie is een geestig
man en milliardair. En dus kan hij zich
grappen veroorloven waar wij gewone
menschen dat niet durven doen. Zoo
heeft hij nu getracht om die allerernstigste
vergadering der Interparlementaire Unie
te Berlijn een poets te bakken. De heeren,
nog niet tevreden met de kilo's papier,
die de Vredesconferentie der diplomaten
heeft vol gekeuveld, deden dat nog eens
dunnetjes - passez-moi Ie mot! over.
Helaas was het niet mogelijk dit ook
met de diners te doen. Het ontbrak niet
aan lust, maar aan tijd. Toen de zaak
goed liep en de redevoeringen stroomden,
was het het oogenblik voor Carnegies
handlanger een braaf Amerikaansch
parlementslid om de grap uit te halen,
waarvan de uitvoering aan hem was
opgedragen omdat hij zelf bij de gekste
dingen zijn gezicht in een ernstige plooi
kan houden. Hij las het volgende briefje
van Carnegie voor: