Historisch Archief 1877-1940
No. 1631
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Mr. A. H,
'? Mr. A. H. de Balbian Verster, in levens- en
?dienst-jaren, de. oudste Kantonrechter in Ne
derland, te Tilburg, standplaats Oisterwyk,
hy i8 78 jaar - heeft Donderdag 24 Sep
tember onder groote en hartelijke deelne
ming, van nit het geheele land, zyn 50-jarige
ambtsvervulling herdacht.
IniMMIIIIIIIIIlllimillllHIIIIMHIIMIIlllllimiMIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIMIIIHIIM
In memoriam
B«üJ Je Bont Yan Kortenlioef.
Amsterdam is altijd de klassieke stad der
verdraagzaamheid geweest, waar men ook
verdiensten van menschen die niet denken
zooals men zelf denkt, weet te eerbiedigen en
ik meen dan ook met een gerust gemoed zon
der vrees voor aanstoot een kort woord van
?waardeering te kunnen wijden in De Am
sterdammer aan hem die dit blad dikwijls
zoo gaarne las en de verschijning daarvan
met zooveel belangstelling verbeidde, als
hij wist, dat er iets in zou staan dat hem
genoegen deed, zooals uit een schrijvenvan
hem aan mij blijkt. Zoovelen zijn er toch
?te Amsterdam, die hem hoogachting en
vriendschap toedroegen, getuige onder meer
zijn lidmaatschap van het Koninklijk Oud
heidkundig genootschap enz.
. De Bont heeft als geschiedschrijver van
't Amsterdamsen voorgeslacht moeizaam en
met stalen ijver zich zelf moeten vormen
ern als 't ware steelsgewijze. Men staat ver
baasd, hoe hij, de man van zaken, die den
heelen dag op het kantoor der firma
Wijnand Fockink doorbracht, nog zooveel
tijd wist te onttrekken aan zijn zuur ver
diende rust en huiselijk genoegen om zooveel
te lezen, te studeeren, op te zoeken in 't
Amsterdamsen archief en elders en zoo veel
belangrijks te schrijven.
Behalve eene zeer groote menigte artikelen
in de Na_ versober", Bijdragen voor de
?Geschiedenis van het Bisdom Haarlem",
het Jaarboekje van Alberdingk Thijm" en
andere tijdschriften, ik meen ook in
OudHolland", verschenen van zijne hand ach
tereenvolgens: Het geslacht Occo en het
?Gebouw van Barmhartigheid te Amsterdam
1893; Jacobus Buyekius exulans libenter".
Mijn antwoord aan dr. E. Fruin 1896." Ge
nealogische en biographische mededeelingen
over de voorouders en afstammelingen van
Joost Buyck Sybrantsz. Ridder, Schepen,
Raad en Burgemeester van Amsterdam van
1582 tot 1578", 1902; de ambachtsheerlijkheid
Kprtenhoef' 1902 (niet in den handel); de
triptiek genaamd die van den Meester van
d'Oultremont en Jan Joosten Scylder" van
Haarlem.1903; de Regule"abdy vanEgmond
haar stichting, bloei en verwoesting, naar
deoudsteen jongste bronnen bewerkt." 1905.
Al deze boeken, zoo eer in den handel,
verschenen bij C. L. van Langerhuijsen te
Amsterdam. Van zijne in tijdschriften ver
schenen artikelen noem ik: die over de
Nieuwe Kerk te Amsterdam, de
BeeldBtormerij en de Glasramen in de Oude
Kerk te Amsterdam, de serie artikelen
o ver het Katholieke Amsterdamsche patrici
aat der 17e en 18e eeuw. Verder schreef
hij over Amsterdamsche schuil kerkjes, gaf
lijsten uit van geestelijken te Amsterdam
^n ook handschriften van kloosters en nog
kort voor zijn dood verscheen zijn uitgave
van de statuten der susteren Regularissen
des capittels van Holland" naar een hand
schrift in zijn bezit.
De onverdraagzaamheid van lui -die 't
heel Amsterdamsen voorgeslacht vóór 1578,
hun eigen, bloedeigen voorvaderen toch,
of als onbeteekenend verwaarloosden, óf,
op eenige gewone en geijkte uitzonderingen
na, als dom, dweepzuchtig enz. voorstelden,
maakte hem bitter en scherp. Geen wonder
dat hij meer gevoelde voor den deftigen
en geleerden schrijver van de zegepraal
d«r Hervorming te Amsterdam", den ook
onlangs overleden D. C. Meijer Jr., die
van dit voorgeslacht getuigde: Neen
zij waren geen schande voor
Amsterdam, die burgemeesters van 1574 tot
1578, want zij hadden een overtuiging en
beginselen en verdedigden dien. En aan
ons is het, daarvoor eerbied te hebben, al
deelen wij die overtuiging niet", dan voor
den man die de zolderschuit met den
uitgezetten magistraat en de geestelijkheid
van Amsterdam nog een steen nasmijt: Ze
{Joost Buyck 1) en zijn gezelschap) plagten
?weleer dikwijls samen te eten, namelijk
het bloedmaal" zoo vaak er een ketter
verbrand was." De Bont dit meedeelend is
zich zei ven wel wat al te zeer meester en
noemt den schrijver bepaald snaakseh",
gebrek aan kenschetsende betiteling heeft
hij overigens niet gekend, waar hij onver
draagzaamheid en opzettelijke verdraaiing
der waarheid heeft bestreden en heel hartig
kon hu dan van een morspot in de ge
schiedenis" spreken, en dergelijke pikante
uitdrukkingen vloeiden hem van zelf uit
de pen. Als het waar is dat alle genres"
goed zijn, behalve het vervelende, heeft de
Bont zeker daarom geen verwijt verdiend.
Het zelfverwijt van den Psalmist dat hij
verdraagzaam is geweest met de
onver1) In de Bibliotheca Reformatoria vond
ik een bewy's van de minder
ketterbloedlievende gezindheid van-Joost Buyck.
draagzamen, behoeft hij ook volstrekt niet
op zich zelven toe te passen en dat is maar
goed ook, want zoo de grenzen der uiterste
toegevendheid te buiten gaande, versterkt
men anderen maar in hun boosheid! Dan
heeft 't oud-Hollandsch woord leer om
leer, sla je mij, ik sla je weer," wel eens zijn
goede zijde.
Nooit echter maakte de Bont er anders
denkenden op 't gebied van godsdienst of
geschiedenis er een verwijt van, dat zij
anders dachten: wetenschap, trouw en eer
lijkheid heeft hij ook in zijn tegenpartij
volgaarne en oprecht gehuldigd.Van prof. Fruin,
met wien hu een zeer Ie vendige polemiek heeft
gevoerd over Jacobus Buyck, pastoor der
oude kerk te Amsterdam en zijn balling
schap, zegt h\j vol sympathie: Drie honderd
jaren later" (na den dood van Joost Buyck,
oudoom van Jacobus voornoemd, te Leiden)
stierf in datzelfde huis Prof. Dr. Fruin,
die hoewel verre van ons staande op het
stuk beginselen, met recht Neerlands
grootste historieschrijver mag genoemd
worden. Met trouwe, eerlijke, historische
kritiek heeft hij geschreven over Joost
en zyne vrienden."
Ook als kunstvriend en verzamelaar van
kunstwerken van 't voorgeslacht verdient
de Bont huldiging. Geen lastige vermoeiende
reis schrikte hem af om in musea als te
Brussel, Berlijn en elders, ondanks zijne
zwakke gezondheid in de laatste jaren,
voortbrengselen van onze Nederlandsche
meesters te gaan bewonderen niet alleen,
maar ook te beschrijven en te laten
photographeeren. In September 1907 reisde hij
met mij nog naar het kasteel Nieuwenbroek
onder Beesel, bij Roermond, om er de
schilderijen van Hollandsche meesters als
Pieter Aertziens en portretten van het
Amsterdamsche burgemeestersgeslacht Bain
Brouwer te zien. Bijdragen als de trip
tiek van d'Oultremont, een oud Amster
damsen familie-tafreel enz. leggen getui,
genis af van zijn liefde voor onze oude kunst.
Beter nog: door zyn medewerking ook
kwamen oud-hollandsche kunstchatten in
ons vaderland, zooals het portret van Jacob
Buyck dat het museum Amstelkring siert.
Dit museum zelf, eenig in zijn soort en
zoo eigenaardige inrichting, een oud huis
kerkje, kwam ook door zijn toedoen tot
stand. Zijne verzameling oudheden en
kunstschatten van Hollandschen oorsprong
was merkwaardig en legde ook getui
genis van zijn kunstmaak af. In zijn
godsdienstzin en liefde voor kunst en oud
heid was de Bont idealist, maar die vjor
zijn idealen geld moeite en opofferingen
veil had. De oude regale" abdij Egmond,
door hem beschreven, eens Hollands glorie
en sieraad, wilde hij weder zien verrijzen
uit haar grond dien hij reeds had aange
kocht en met den geleerden Nederlandschen
BenediktijnteRome,WillebrandvanHeteren
warenreeds onder handelingen, daartoa strek
kende, aangeknoopt, toen de vroegtijd ige dood
van dien geleerde zijne verwachtingen den
bodem insloeg. Door de zorg der Regeering
zal nu een gedenksteen de plaats der abdij
aanwijzen, waartoe het terrein duor hem
werd afgestaan.
Ook een ander ideaal van hem gin? kort
voor zijn dood in puin op: het behoud der
Nieuwe Zijds Kapel. Wat in De
Amster.dammer van l Maart 1908 zoo juist en
schoon wordt voorgesteld, is niet vervuld.
Ook de Bont behoorde tot de Roomsehen,
voor wie het gebouw een Heilige Htede
is, een voorwerp van piëteit, als voor ons het
huis, waarin wij werden opgevoed." Ook
hij behoorde daarenboven tot de
kunstlievenden" en tot hen die Nederland's his
torie graag levend zagen blijven op onze
straten en pleinen en niet alleen in onze
musea." Treurig deed het mij aan bühet
doortrekken van mijn vaderstad onlangs.
De Bont lag boven aarde en de kapel was
al haar blauwen sluier kwijt" die hoog
boven de daken der modern-prozaïsche
Kal verstraat uitstak. Toch scheen de najaars
zon vriendelijk over die gapende muren.
Een droevige tegenstelling van dood- en
zonnelicht sprekend van 't laatste wellicht
zijner onvervulde iüusiën.
Maastricht. A. J. A. FLAMENT.
FalJloieSirasakt
Met bovengenoemd kunstenaar is een der
meest eigenaardige verschijningen, een der
virtuosen Vin het zuiverste ras van ons heen
gegaan. Sarasate was een man die zyn viool
aanbad. Hij ging uit van het denkbeeld dat
vioolmuziek geschreven moest worden om
de heerlijkheden van zijn instrument te doen
uitkomen. Niet zooalg vele zijner kunste
naars -tijdgenooten, maar minder virtuoos aan
gelegd dat de viool het medium was om de
gedachten der gioote kunstenaars tot uiting
H brengen.
In onzen ty'd via meer ernstig muüek
makea, is er voor een verschijning als
Sarasate nauwelijks plaats. Toch speelde Sarasate
met zoetea toon en onfeilbare techniek. On
tegenzeggelijk was hij groot meester op zyn
instrument. Zelfs by zijn laatste bezoek hier
te lande, in gezelschap van mevrouw Bertba
Marx Golachmidt, wist hij ondanks zijn hoo
gen leeftijd, nog eerbied a/ te dwingen voor
zyn kunnen.
lu 1844 te Pamplona geboren, ontwikkeld^
zich zyn talent zoodanig dat hij reeds op
tienjarigen lerftijd concerten gaf en van de
Spaansche koningin Inabella een Stradivarius
ten geschenke kreeg. Van 1856?59 was ny
leerling. ?an Alard aan het Conservatorium
te Pary's. Daarna bereisde hy Europa en
Amerika. Verschillende componisten van
naam, o. a. Lalo en Max B ruch, droegen hem
compositiën op. Zelf componeerde hij o. a.
Mop.
Een van moderne schilderijen en teeke
ningen, op 29 en 30 Sept., te houden door
de firma Roos en Co. in de Militiezaal op
het Singel. De stukken komen hoofdzakelijk
uit de collectie's mr. Van Vliet te
'sGravenhage en mr. Reders te Amsterdam. Vei
lingen hebben een eigenaardige aantrekke
lijkheid; onder veel, en velerlei, middelmatig
goed coulante marktwaar ook, doch van
inferieur kunstgehalte heeft men er zoo
dikwyls verrassende ontmoeting met wer
ken, die men soms kent, soms ook nooit
gezien heeft, en die daarna weer verdwijnen,
opgeborgen worden in een verzameling, wie
weet voor hoelang. Deze veiling heeft meer
dere aantrekkingspunten.
Van de Weissenbrnch's o.a. het hier gerepro
duceerde schilderijtje van omstreeks 70,
ietwat porceleinig nog van kleuraspect als
zyn werk toen wel eigen was, maar toch een
keurig, aantrekkelijk stukje. Behalve dit een
aquarel van veel later. Maar belangwekkender
is Roelofs er vertegenwoordigd met een vijftal
schilderijtjes. Twee zyn er opmerkelijk om
een dichterlijke gestemdheid, die er zich in
trachtte te uiten; een ander klein stukje,
No. 166, is van Roelofs krachtigste ea meest
volkomene werken, 't Is een voortreffelijk
staal van dezen vroeg-modemen Hollander.
Een in 'n wat grauwen toonaard gezette
studie maar van een zilverachtige fijnheid
van een duinparty met een plas op den voor
grond, is er van W. Maris; en van dezen
mede een aangewasschen teekening, die aan
stonds opvallend is. Voor zulke weinig opzien
barende dingen, doen de machtige schilders
kwaliteiten van dezen grootmeester zich toch
nog wel erkennen! De studiekop van Jacob
Maris werd als authentiek gedocumenteerd
er is ecbter veel be:er, of echter, werk in
dien ly'n uit zijn vroeger tijd. Van Israëls
een blond zeegezichtje, van zijn beste soort
in dit genre en een kleine maar mooie aquarel,
voorstellend een vrouw met kind. Isaac
Israëls ziet men er, met meerdere schilderyen,
aquarellen en pastels, in zyn origineele en
kostelyke eigenschappen - met zijn tekort
komingen en onvolledigheden ook soms.
Van Bosboom is er een heel vroege teekening
van den Dom te Keulen. Van Ribot een
karakteristieke pochade, een strandgezicht,
opgewerkt uit een zwarten ondergrond; een
landschapje van Corot is wel geteekend, maar
dunkt me zeer twijfelachtig eveneens een
Courbet. Op een veiling is er allerhande;
er is ook veelal gelegenheid tot vergelyken
Zigeuner weisen, die een tijd lang door alle
violiste» met voorliefde gespeeld werden,
maar waarin toch niemand den componist
evenaarde wat betreft lan en gratie.
Men kan van Sarasate zeggen dat hy het
erfdeel van Paganini aanvaard en gehoed
heeft tot in het laatst van zijn levensdagen.
ANT. AVBRKAMP.
Teelenmaatscliappij. Pnlciiri, (Notities).
Ge zocht gaarne op een t ntoonstelling
van deze Teekenmaatschappij velerlei
voortreffely'ks; ge vondt dat sinds lang niet
meer en ge verleerdet veel te ver
wachten. De leden die konden ten toon
stellen en kleur geven aan deze tentoon
stelling doen dit te spaarzaam; de enkelen
die benoemd, verzocht, aangezocht, moesten
worden, worden niet gevraagd om deel uit
te maken. Veel onbelangrykeren worden
gekozen. Het gevolg is steeds verdere ach
teruitgang.
* *
*
PI. Arntzenius (2?7). De draaimolen (2) en
het stadsgezicht (6) zijn de minst slechte van
deze waterverfteekeuingen. In 2 is ietwat be
reikt van het dwaas versierd zyn van deze
soort verrukkelijke kermis-spellen, en het
stadsgezicht bezit in de straat ietwat van
de eigenschap der Ruimte. De wolken daar
boven zijn niet geslaagd. In Aan het Strand
is, naast velerlei zwaks, de zandhonp niet
weergegeven noch in schoonheid noch in
juistheid; de figuren in de strandstoelen zyn
wel niet gelukt. De gemakkelijke uitingen
van Arntzenius missen belangrijkheid. Hans
ton Sarlels Maaier heeft een Zon die als een
kartets open springt in licht, maar weinig
van licht het schilderij vervult. By M. Bauer's
Nieuwezyds Kapel is de opmerking te maken
dat het juist niet gaf waarvan het in de
eerste p'aats een voorstelling is: een gebouw.
De schets geeft de pilaren in zoodanigen stand
als een kunstwerk niet gedoogen kan. Suze
Robertson's Ernstige Lectuur vertoont haar
gebrek, rauwheid, te zeer. O ver de Slommer's
valt haast niets te zeggen dan dat de prijzen
zeer geslaagd zijn, maar niet het werk. De
Srït's zijn niet gelukkig onder zyn werk.
Er is maar even in te constateeren, wat in
beter werk ruimer aanwezig was, dat het
licht wat beweeglijker wordt, meer geva
rieerd, ea wat blanker tevens in sommige
schilderijen. Van Jan van Essen is het prentje
het Werfhondje" te noemen, van Th. van
Hoytema de Leguaan, en de Doode Big, waarin
iets van gevoel is van een Duitsch primitief.
Mastenbroek» licht verdeeling is in te kleine
partijen onrustig. Van W. Roelofa zyn te mel
den de Asters, maar waarin de achtergrond
links te veel naar voren komt, en de pastei
Waterwild. Hierin is echter tweeërlei licht:
een wit kamerlicht op de vogels, een geel
licht op het overige. Sluiter'» twee kinderen
zijn zwak en on-schoon; hoe 'k Witaen vind
schreef ik pas. De fout in de Isaac Israëls,
die eer delicaat van kleur werd, is dat de
beweging in de vrouw zoo sterk gegeven blykt
dat ze voor mij het werk de noodige rust
niet geeft. De kleuren (niet de vormen) van
de Jozef Itraëls in hun vlietend wemelen
zijn met het portret door Jan Veth van
zijn Vader, met pietas gemaakt, en de
kleuren in de Hoytema's (De guaam, Doode
Big) het aantrekkelijke te midden der verdere
armoede.
PLASSCIIAERT.
van verschillende kunstsoorten. Van de
vorige generade is er een ander en met
name van de hoofdlieden B. C Koekkoek
en Verboeckhoven. Buiten het genoemde
is nog meer dat belangstelling kan wekken.
Bijv. eenige dierstudies in rood aard van
Mauve. Ik noem nu no» de namen
Poggenbeek, de Haas, Bastert, Ittz, de Bock, Voerman,
Karsen, Wiggers, Arntzenius, Bles o. m. Ik
vergat haast een amusant schildery van J. van
Looy, den knappen maar wat methodischen
schilder, dien men zoo weinig ontmoet.
Kijkdagen Zondag en Maandag a.s.
W. S.
* *
Antipittiten.
6 October wordt er een veiling gehouden
van een ruim gesorteerden voorraad porse
lein en aardewerk, en meer andere voor
werpen van oude gebruikskunst. Bovendien
een kleine collectie oude en moderne schil
derijen, teekeningen en prenten. Te houden
door J. Schnlman in de Brakke Grond. Daai
ik de verzameling niet zag kan ik er niet
nader van meedeelen, alleen dat da cata
logus verschillende kostbare stukken antiek"
er aanduidt. Kykdag van 2?4 Oct.
W. S.
zicur. Reprjluctie der schilderij van J. H. Weissenbrnch.
P, l, Mfller. t
Door den dood van P. N. Muller heeft
Amsterdam weder een zijner
Mannen-vanjeteekenis" verloren. Al zweeg hij in de laatste
aren, vermits zyn hoogen leeftjjd, hij bleef
,ot enkele weken vóór zjjn dood, een
verossing uit smartelijk lijden, in al wat land
en stad betrof, vooral de stad, levendig
>elang stellen.
P. N. Muller was de Mercator sapiens",
zooals professor Barlaens het ideaal van een
coopman teefcende, bij de opening van het
Amsterdamse h Athenaenm. Behalve aan zijne
Bezigheden als koopman, wijdde hij zich aan
iet openbare leven en aan het schrijven van
al wat zyn geest bezig hield, in de eerste
plaats: aan den aandel. Vele jaren heeft n y in
De Gids de handelsverslagen van Amsterdam
besproken.Hij schreef ook in het Algemeen
Homdekblad en daarna in het dagblad De Amster
dammer onder redactie van J. de Koo.
De Gids van 1855?1889 bevat zeer vele
kritieken en studiën van zyn hand. Tot de
voornaamste behooren: O ver, den
Nederlandschen koophandel; De vrijheid van handel
en scheepvaart; 0?er zee-assurantie; Directe
stoomvaart op Java door het Snez-kanaal;
Een woord over onze koloniën; Neerlands
jongelingschap en Neerland's handel; Het
hooger onderwy's te Amsterdam, een woord
van den handel; mr. J. L. de Bruyn Kops;
Onze consuls; C. F. Stork; Anglomanie; De
Zondsche tol; Moderne Alcehmie, eene
handelsstudie; De haven van Londen; Bichard
Cobden; Whittington en zijn kat; Florence
van 1200?1345, eene handelsstudie enz. In
1886 heeft hy in een fraai artikel Potgieter
op de Beurs" geteekend. Ook in andere tijd
schriften als De Economist komen studiën en
kritieken van hem voor.
P. N. Muller is vele jaren lid van den
Amsterdamschen gemeenteraad geweest,
heeft zitting gehad in het bestuur der
kiesvereeniging?De Grondwet", deel uitgemaakt
van de Provinciale Staten van
Noord-Holland, en bedankt voor lid der Iste kamer,
waarin hy verkozen was.
Als koopman stond P. N. Muller bekend ala
lid der firma Muller en Eeese, vervolgens
P. N. Muller & Co., het laatst als Muileren
Calkoen. Om zijn groote kennis van handel
en finantciën is hij commissaris geweest van
vele financieele instellingen.
P. N. Muller is deze week op den dag
zijner geboorte verscheiden, 87 jaar oud.
De OWo-rol, een
(De poëzie van het spel).
Vondel: A.dam in Ballingschap".
Adam:
lek zie de spoockery, en hoor het nachtgeraas
Rondom iny heenen, zie de rokerijen klimmen
Van onder op, en hoc ze ons dreigen en begrimmen.
Shakespeare, Othello".
Othello;
Whip me, ye devils,
Froni the possession of this heavenly sight!
Blow me about in winds! raast me in sulphur
iï'ash me in steep-düwn gul ? s of liquid jire.'
In deze twee aanhalingen uit de genoemde
tooneelspelen van Vondel en Shakespeare ia
ongeveer eenzelfde zielstoestand weergegeven.
In beide nl. is de waanzia gelegd.
Indien ik hu eerst op de verzen zelve let,
on my afvraag, hoe de indruk van waanzin
door den poëet gegeven wordt, dan bevind
ik, dat het gevoel voornamelijk gewekt wordt
fantaititch, d i. dtor het bewogen beeld. Want dit
is van alle poësie de innerlijke wet, dat zij ont
staat uit ontroering en dat de ontroering het
beeld schept. En zóó is een van de middelen
waardoor de ontroering meegedeeld wordt aan
het ontvankelijke publiek. Want het beeld
wekt de fantasie, en in het geziene beeld
wordt de ontroering gevoeld.
En indien ik hierna mij herinner hoe de
gecursiveerde regels van Vondel door Pierre
Mols, en van Shakespeare door K. v. Dyk zyn
gezegd en geacteerd, dan zie ik dat in die
verschillende wijze de oorzaak ligt van waarom
ik Mols een poëet noem, en het spel van v.
Dijk mg zonder eenige aandoening laat.
Ik wilde wel, dat het gebaar, het fantastische
waanzin» gebaar, waarmee Mols de woorden
(itk) zie de razeryen klimmen
Van onder op
begeleidt, en waarin de werking is van
groeiende vlammen of toedringend water,
op de een of andere wijze was te
reproduceeren in een graphiscübeeld, 1) zooala
ik in het algemeen wel wenschte, dat-iedere
«ctie, die artistiek belangrijk genoeg is, be
houden blij ven kon. Photographische repro
ductie is alleen voldoende ter weergave van
de gezichtsexpressie en het ooglicht. Maar
voor het gebaar is er de bemiddeling noodig
van den graphischen kunstenaar, die in de
ontroerde en schoone lijn van zyn teekening
den eenheids-indruk van de wisselingen van
het bewogen spel samenvatten kan. De Grie
ken hebben zóó menige tooneelspel teekening
op haar vazen geschilderd. En ik denk dat
indien ons tooneelspel zich schoon ontwik
kelt, de begeleidende teekening wel volgen
zal. Het spel van Mols is tegen een rustigen
1) Of in een statuetje.