Historisch Archief 1877-1940
Na
D E A M S T E K D A M ME R W E El B IA D VOO B N E D E R L AND.
Het tooneel van den Venezuelaanschen opstand.
Oezicht op CaracM, de hoofdstad van Venezuela.
Paleis van den President.
IIUMIMIIIlllllMIIIIIIIMIIIIMMIIIIIIIIMIIIIIIIIItinilllflIIIIIIIIIHIIMIMIIIIIIIKIMI
A'iai, Lwclie Kunsthandel. Portretleo.
(Notities).
I. Het eenige wat ge een po-tret kant
noemen, is het schilderijtje door Maihy's
Maria: een vronwtje met een tak witte bloe
men tusschen de knoopen der japon, op de
hoogte van de borst, gestoken. Er is daar
een bedeesde schoonheid, die op een ziels
zien en op een Kien van den geest duidt.
Er is daar een schildefsgeest in die verwerke
lijken kon zoo niet geheel dan toch
gedeelteluk wat bij wou en zag en wenschte. Het is
n>g geen portret in den grooten stijl, maar
het is een portret vol bereikte innigheid. Hét
is een mensen geworden, tot schoonheid. Er
is dat vreemde dei- schoonheid in, dat de
andere portretten hier missen. Er is een
gevoelsanalogie in te vinden zoo ge wilt met
sommig portret van Fantin Latonr.
II. Deze tentoonstelling van portretten geeft
geen overzicht. De eene' reden daarvoor is
gemakkelijk te begrijpen. Schilders, gebonden
aan andre zaken, zullen niet spoedig
in dézen andren kunsthandel tentoonstellen.
. Misschien wordt hun dit zelfs niet gaarne
toegestaan. Daardoor is deze tentoonstelling
niet zelfs bjj benaadring een volledige. Een
aantal schildere ontbreekt: Witsen, Versier,
Tholen, Breitner ; Veth is protésteerend ver
tegenwoordigd geweest. Sommige zijn mis
schien niet gevraagd. Andre zyn misschien
vergeten. Een kanstgenootscbap, neutraler
zijnde ten opzichte van de kunsthandelaren
kan meer gedaan krijgen, meer doen. Het
is op den weg van Pulchri een tentoonstelling
daarvan te -geven. Met de nieuwe wet
be, hoeft het daarenboven de slechte portretten
niet -te exposeeren. riet kan dan, die hier
gemist worden, geven: Blommer'g
kinderJtortfretteü- kunn*n tegenwoordig «ijs.-Maria
-*1SÏ& ia^*Ud; Vanïnb«keflde goede werken
. fioaa eea aantal uitgecocht worden. Misschen
is -hier en daar een verrassing te vinden.
Miesebien schuilt hier en daar een portret
niet iennen en kunnen vol liefde gemaakt
dat een openbaring mag zijn en mag blijken,
ofschoon de tijd niet meer zoo vol my lijkt,
dat een drang hier en daar verstoten zon
kunne i leven zooals dat kan in rijker perioden.
Een serie portretten van Allebémocht dan
eens voor oogen komen; een serie goede
Jo :ef Israëls, etc.
Het is op den weg van Pulchri dit te doen:
«en zorgvuldig gekozen tentoonstelling te orde
nen en eeoe die werkly'k vertegenwoordigt.
III. De portretten van Monnickendam van
den heer en mevrouw Goudstikker zyn ver e
van wat ik hoogte. Er is geen stijl in bereikt,
er is geen psychologie in gevonden; er is
geen schoone schilderwijze als middel ge
bruikt. Vooral het mannenportret is zwak:
te stjjf van kleur, te zwaar en te gepleisterd
al j werk. Het w«ck van Jan Bluyters zoekt
het in excessen. En dit ware eerder te ge
nieten zoo ge een smaak achter dit werk
voeldet, en zoo u de vreemdigheid echt leek.
Het wil modern zjjn, maar het is niet schoon.
Het is niet werkljjk. By' Van Gogh is de vorm
krachtiger ofschoon schijnbaar onhandiger;
bij Van Gogh is het ge roei altijd het zuivere,
de drang, die groot was, wordt daar altijd in
bespeurd en gevonden; in Sluyters werk vindt
ge de zuiverheid der bedoeling niet. Ge vindt
den wil tot het exces er in, niet het exces
zelve, natuurlijk aan een getonrmenteerden
geest, ontschoten. Bg Mondriaan is dit alles
nog meer te vinden. De teedre smaak der
Franschen die hunne excessen zoo goed als
nooit zonder gratie maakt, is in dit werk van
deze twee niet te erkennen. In Sluyters voelt
ge tegenover Mondriaan gezien, meer kracht.
Van de overige noem ik een enkel
teekeningetje van Lizzy Ansingh (oude heer);
van Arntsenius den schilder Schermer met iets
dat lijkt in de mond; J. Breemer het No. 14;
verder No. 20 een meisje, met iets natnarlijks
in het geheel; Deutmann No. 21, als kleur
combinatie; de wat stijve Dooyewaart's;
Haverman No. 46 dat met dat van Roland
Lary No. 51 na de Matthyg Maris komt; een
impressie van J. Linse schilder", buiten (maar
de lucht met wolken is niet los genoeg van
den kop van 't model) een portretstudie van
Alma Tadema en mevrouw S. doorTeixeira
de Mattos die in de kleur iets heeft dat niet
slecht is, naar ik me ook van Pulchri herinner
... de Th. Schwartzes, eet.
IIIIIIIMItllMIHIIIItlMIIMMIMIHII
Deze tentoonstelling is dus over te doen.
Een kunstgenootschap is het daar voor aange
wezen lichaam, zoo het den moed, heeft om
de schoonheid, tot scheiden van goed en
slecht. Zoo ze zoo uit gevoerd wordt zal ze
zeker niet zonder belang zijn.
PLASSCHAERT.
P.S. Lees in Wiggers: te gelijkmatig van
werken in plaats van tegelijk van westen.
RoianM, etc. (Polemische opmerkingen,)
Den Heere C. Veth.
I. Ik zocht in het artikel dat ik over den
heer D. Wiggers schreef te vergeefs naar den
echoën dien ik u zoude hebben aangeboden.
Ik vind dezen niet. Ik vermoed dus dat het
een rhetoriiche schoen is, van u want zooals
ik zie en beken: het woord komt, gedrukt,
Parlementsgebouw te. Caracas.
limilllHIIMlIIIIIIIIIIIIII HMIIIIMIimilflIIIMHMIMIUIHIIIM'IIIHIIIIIMIIIIIIIItlllllUllllttlllllllllllllllllllllllimiMIII
niet in myn artikel voor, en ik ben my
stellig bewust, ik ben zeer zeker van het
feit dat ik niet naar een schoenwinkel ging
en n daar een paar slecht passende?
voetbedeksels aanbood, of ze n liet toezenden. Of
n bedoelt toch niet (dat ware ook rhetoriech)
dat het gedeelte van de kolom in de Groene,
dat myn artikel is, een schoen zijn zou ?
Het begin van uw schrijven dat u zoo
vrindelij k waart aan my te richten begint
met rhetoriek; u meent in deze juist tegen
mij te moeten ageeren; het lijkt me de om
gekeerde waereld....
II. U tracht een zinswending van mij als
rhetorisch te doen gelden. Ik moet bekennen
dat ze n zoo moet toeschijnen. Ik zou me
niet kunnen voorstellen dat n sommige dingen
u kunt voorstellen. Dit zou va* .grooter
Imaginatie getuigen dan ik weet dat u bezit,
tevens van meer belezenheid en wijder be
grippen blyk geven, dan ik ooit in iets van
n vond.
Personificatie, personifiëering (sta my' tóe
dat ik dit, onderwijzend, u 't leere) is in
beeldende kunsten een veel voorkomend iets.
Er wordt voor geëischt vormende kracht:
eerst voldragenheid van het begrip in den
geest van den maker, van den aanstaanden
maker, en dan het gelukkig oogenblik, het
wondre, scheppend, tijdstip, dat het voldragen
begrip ter waereld brengt. Ik moet n toe
geven dat niet n alleen deze vormende kracht
mist. Het tijdperk van het realkme, en van
het naturalisme, dat we doormaakten, is niet
gekarakteriseerd o. m. door zyn rijke
verbetlderide kracht. Het verbeeldde weinig, tiet
wierd hoe langer hoe objectiever. Zyn objec
tiviteit is, omdat deze van kleiner geesten
is, gauw door te zien, en te doorzien. U hebt
n uitsluitend, het blijkt uit uw neigingen,
naar dit zakelijk realisme" gekeerd. (Zakelijk
realisme is een frissche term voor iets wat
met de schoonheid verband zou moeten
hebben; de term ly kt van een hypotheek
bank). U kont dus, door uwe neigingen,
niet zien dat in my'ne zinswending de waarde
bepaling gepersonifieerd is, en daardoor met
wat ik ook meer won personifieeren
aangrypbaar" wierd. Ik herhaal n u moet
weinig belezen zyn om deze eenvoudige per
sonificatie niet te kunnen zien. Uwe opmer
king over het woord schamel, is een bewy's
te meer dat a van de gewone taal figuren geen
kennis hebt. Ik zal deze opmerking zelfs niet,
daarom, beantwoorden. U hebt geen enkel
recht, zoover ik me kan voorstellen, om me
aan te geven welke woorden te gebruiken
zyn zouden, op welke wijze. Ik beschouw
deze opmerking dan ook alleen als een bewijs
van onwetendheid ea van een conventioneelen
geest die nooit een nieuwe, versche, uitdruk
king vond noch vindt uwe kritiek is in
deze ook my niet competent
III. Gaarne hadde ik verder dat u my
het woord Romantiek dat u zoo gaarne mis
bruikt, eens defimeerdet. U gaat er zeer
dartel mee om. Zeer dartel. En toch beb
ik het gevoel dat n het niet definieeren
kunt. Ge moet voor het begrip eenigszins
vervaard zyn, hoewel ge u zoo gerust
schijnbaar gevoelt in uw zakelijk realisme".
Er is een ontaarding van Romantiek zooals
in wanneer de doodsklok luidt" die my
niet aandoet. Doet deze n aan ? Het is
een vermoeden van me dat ge deze ontaarding
misschien zakelijk realisme vindt. Het is
een vergissing die voorkomt omdat ge niet
bepaalt. Ge leent hier en daar wat, maar
ik wilde de n eigen kenmerken-bepaling,
Een discussie ware dan misschien mogelijk.
Ik zou me dan kunnen voorstellen waarom
u Rembrandt eeren kunt van uit uw realisme.
Ik zon me dan kunnen voorstellen waarom
n die een Uzeltje op uw naam uitgaaft,
iets durft zeggen tegen Boecklin's Triton en
Nereïde en een z wemmenden Centaur, met
welk werk vergeleken, het uwe, evenmin
als met iets anders, wat ook vergeleken, ooit
iets beduidt. U publiceerdet daarna nog een
boekje, waarover ik het niet zal hebben.
Van Busch's leven weet n eenige zaken
maar van zyn geest moet u weinig helder
geworden zyn anders.hadt ge dit Uzeltje
toch niet kunnen publiceêren en dat andere
boekje, nooit bedacht. Ook dit is een bewijs
van uw vaagheid. U doet maar wat....
IV. U schryft dat de nieuwe romantiek nog
slechts door woordenWO^dt aangemeld". Het
is inderdaad waar. Ze bestaftJtBgrootendeela pas
in woorden. Maar... HeJ werk van A. van
Schendel is n dus aiejt beland zou ik meenen
uit-dit tmalen op iNwrdétf*; H"et werk van
de nieuwere DuHschers,5de'sobere en toch
ryke contouren dier schrijvers, l aas t U Met,
zaagt n niet? U ontgaat, met te gauw te
begrypen kleine handigheid,' al de vragen die
ik n stelde. Het is een manier van
debatteeren die met my niet lokt. Ik houd van
werklykheid" u praat er over, maar u
doet er niet aan. Het Komt meer voor.
Inderdaad is de nieuwe romantiek uitge
sproken in woorden ook in kritieken. U
schy'nt te weinig van deze zaken en dingen
te weten. U schy'nt niet te kunnen begrijpen
dat discussies en litteratuur over nieuwe
richtingen, dikwyls vooraf-gaan aan de
uitingen in de schilderskonst. U schynt
my toe niet op de hoogte t e zyn, in geen enkel
van uwe artikelen die alle ken ener k loos zyn.
V. Voortgaand vind ik mij genoemd als
propheet Ik mocht wenschen dat ik dat was.
Het is een van de vele eigenschappen die ik
my niet in n kan denken. U mist totaal het
prophetische het is geen eigenschap die
by uw aesthetisch? krenten-tellen past. Er
zyn in Holland meer van die krententellende
docenten... die met het Schoon omgaan als
met bovengenoemde dingen uit den kruide
nierswinkel. U zegt dat ik een propheet ben
voor de romantiek. Een propheet, ik mocht
het zyn maar in deze ben ik slechts de
waarde-bepaler van de verschillende rich
tingen. Ik wil weten wat het realisme is, wat
het naturalisme inhoudt, wat de romantiek
a's kenmerken heeft. Ik wil weten waarin
het hoogst de geest, de wetten van dien geest
ge-uit worden. Ik houd in deze van geen
praatjes voor de vaak". Het is het Dnitsche
romantisme dat ik noemde, eigen zich zeer te
keeren naar het wetenschappelijke (n ken t die
vroegere romantici niet). Het was dat roman
tisme meer van belang vol beschaving te zijn
dan uw realisme: zoowel in het natuurkundige
als in het philosophische. Het wordt daar
om, door uwe vage beweringen, niet ineens
weg-gewimpeld. Het zal het nieuwe roman
tisme evenmin eigen zyn .flauw van geest te
blijken. Het zal gebaseerd zijn op een nieuwe
synthese van het weten. IJet realisme is een
verzameling uitgekozen feiten," het natura
lisme is een verzamel! ug willekeurige feiten
(alles om de schoonheid gedacht); de nieuwe
romantiek kan de hoogheid van de nieuwe
synthese, die in het wetenschappelijke wordt,
in zich hebben. Ze hoort even werkelijk te
zyn als wat ook. Schoonheid, is een werklyk
heid ge schynt u dat niet helder voor
den geest te kunnen stellen -~ schoonheid
is een werklykheid, een edelste. Ze is niet
wat u in het jargon van den dag werklykheid
be-noemt, zy is de tydelooze werklykheid,
dat is: een lieflijk evenwicht. U noemt werk
lykheid b.v. de troepen der fabrieksarbeiders
alleen ik noem de schoonere werklykheid
de koppen en de ly ven der uitvinders die onge
zien deze troepen beheerschen. Deze
geestvollen in hun rijkheid te schilderen is de
waarder werklykheid kennen. Dit weet u niet.
U praat wat voort in het jargon van dezen
dag. U ver-beeldt niet, u herkauwt, wat een
naamgenoot schreef. Het is geen werkly'k
polemiseeren met u. Ik vind in n niets buiten
wat iedre zoo gebeeten beschaafde weet. U
proneert u zei ven als de specialist van het
realisme het lijkt my toe dat ik in vroeger
jaren met dieper greep, meer aan den lijve,
den hartstocht daarvan ondervonden heb,
dan u. U komt in deze by my niet bij een
onkundige. Uwe bewering dat de aangekon
digde romantiek slecht schilderen zal, is ten
laatste een bewijs dat u of maar wat neer
s hryft, en zonder eenige overtuiging juist
van den propheet, of dat u voor analogieën
niet gevoelig bent. Het is te hopen dat de
nieuwe Romantiek, zoo ze komt, het handwerk
meer eere dan uw realisme (impressionisme
meent n), het handwerk veredele omdat de
geest eadler wierd. We hebben daarop te
wachten. PLASSCHAERT.
* *
I. A 1. Oef,' oef!
A 2. Zwy'g, veny'ning serpent, bezie n
zelve," repliceerde vrouw Stuyk. Zoo ook
de heer Plasschaert;
B. 1. Alleen omslachtiger.
II. A J. Het slordig gestelde, lange artikel
bevat geen enkel argument. A 2. Is pretentieus.
II. A 3. Verward II B. l
Smakeloos-persoonlyk...
III. A 1. Arme Romantiek !
A2.Ganu verderuwgang.WelEd.Geb. Heer.
B 1. Maar doe tenminste geen aanvallen
meer op een zoo nu ja, onfijne wijze. Dan
beloof ik gaarne nooit meer iets van u te
zullen lezen.
CORNELIS VKTH.
Orer een merkwaardige bijdrage lot de studie
?an arbeiderwcöologie.
Klanken van strijd, artikelen en schetsen,
byeengegaard uit de geschriften van
W.H. VLIEGEN, 9 Sept. 1883?9Sept. 1908.
De beoordeelaar die zich eenvoudig; stelt
op het door den heer Vliegen ingenomen
sociaal-democratische standpunt, en zich
verlustigt naarmate de aanvallen in deze
artikelen op het kapitalisme gericht hem
raker dunken; en de beoordeelaar die zich
principieel tegenover hem stelt, en tracht
te bewijzen, dat 's schrijvers uitspraken en
motiveeringen niet in overeenstemming zyn
te brengen met wijsbegeerte of economische
wetenschap ; en ook hy die deze journalistieke
eendagsvliegen" niet de moeite van een
dieper onderzoek waardig keurt; zy allen
moeten de eigenaardige beteekenis van dezen
bundel niet actueele krante-artik eitjes en
eenvoudige, propagandistische
feuilletonschetsjes voorbijzien. Kritiek die op het hier
aangeduide niveau blijft heeft eigenlijk haar
tyd gehad. En de schrijver waarschuwt er
in zyn voorwoord nadrukkelijk tegen, waar
hy opmerkt: Ik hoop niet, dat iemand zich
zal geroepen gevoelen mijn oudere artikelen
te gaan ontleden. Ik maak geenerlei aan
spraak erop, dat ze blijvende waarde hebben.
Ik was geen sociaal-demokraat, die, met
wetenschappelijke wapenen toegerust, ten
stryde trok voor zyn beginsel, ik was een
arbeider, die uitschreeuwde 't geen zyn klasse
gevoelde, die uiting gaf aan 't geen daar
leefde en gistte in die massa, die eindelijk
in beweging raakte". De aard van dit boekje,
immers de psychische ontwikkelings
geschiedenis van een journalist die de
sociaaldemocratische beginselen eerst uit instinct
en later uit inzicht" heeft gediend nu 25
jaren, en niet alleen van zyn persoon maar
ook van dagenen die hem in deze maat
schappelijke functie plaatsten en handhaafden,
van zyn publiek de aard van dit
boekje geeft ons, meenen wy, de daarbij
passende, typische beoordeelingswy'ze aan:
Wy hebben er in te zoeken een onbevangen
uiting van de geestdrift en den haat,
van het sarcasme en het medegevoel,
van alle affecten die in de afgeloopen vijf
en twintig jaar de ziel van de Nederlandsche
socialistische arbeidersmasea haren inhoud
verleenden: geboekstaafd door, en gedeelte
lijk vergroeid met opvattingen van den
publicist Vliegen, die zich in den stryd
vormde; die ja, zelf arbeider was, doch
geensdns naar Troelstra in Het Volk (no.
2586) stilzwijgend aanneemt een gewoon,
niet verre boven het gemiddelde stijgende
werkman, in dier voege, dat de uitroep (U a. p.)
Arbeiders, ziet naar de jen, dit is uw eigen
vleesch en bloed, dit ij uw toekomst, uwe
hoop, uw redding l", op het intellectueele toe
gepast, gerechtvaardigd zonde zyn. Zeker,
de heer Vliegen heeft veel van zyn kundig
heden te danken aan den stryd dien hy zoo
ernstig en zoo eer l y k opnam; doch nauwlet
tende analyse, b.v. van de kleine, deels
aandoenlijke, deels ironische vertellingen die
men in dit boekje hier en daar aantreft,
voert tot de conclusie, dat hy die zóó weet
te vertellen, al blijft hy ook met zyn
onderwerpen in beperkten kring, en afgezien
van zekere styl-onbeholpenheden, over
een meer dan gewoon literair talent moet
beschikken. Kort geleden deed een bekend
Nederlandsen auteur 'een bundel novellen
verschijnen waarin soortgelijke onderwerpen
worden behandeld; en de zich byna opdrin
gende vergelijking van overeenkomstige
schetsjes by beide auteurs doet ons aanstonds
de verhouding tusschen gepolijste oppervlak
kigheid'(by den vakman) en ruw, doch bondig
en zuiver uitgedrukt gevoel (bij den amateur
Vliegen) gewaar worden.
? Wetenschappelijke kritiek op dit werkje
trachte dus eerst zich voldoende vertrouwd
te maken met de persoonlijkheid van dezen
bed wongen- warmbloedig»,
vorstelyk-sarcastischen democraat, ten einde het hem eigene
sentiment, daar waar het te sterk spreekt,
te onderkennen en te scheiden van het alge
meen e arbeiders-sentiment dat hier doorgaans
aan het woord is; een door ons ondernomen
poging leert ons, dat dit niet zoo moeilijk
valt als men wel geneigd is aan te nemen.
En het resultaat? In al deze artikelen, ja,
zelfs Ln .den smaak welke uit het overvloedige
materiaal juist deze stukken schiftte,?men
geloove toch niet, dat de keuze, al had zy
ook op la teren, r y'peren leeftijd plaats, de
onbevangenheid van de spontane jeugd te
niet zou kunnen doen, waar het geldt iemand
die essentieel zoo zeer zich zelve bleef als de
heer V. door het geheele boekje zal men zien
schemeren die groote, gretige ziel van den
opstandigen bollandschen arbeider, zoo nauw
verwant aan Mnltatuli; die, waar woorden
te kort schieten", in een paar
soortelykonoorspronkely ke ry men aan zyn gemoed lucht
geeft; die met eigenaardig-kinderly'ke logica
meespreekt over veel en velerlei dat hy niet
kent; die instinctmatig aanneemt dat de hem
onverklaarbare handelingen van fijner be
schaafden berusten op datgene waarop zy
by hém zouden berusten, indien hy ze
bedreef: op vertoonerige berekening of
slnwen moedwil; van den Nederlandschen ar
beider die, evenals zyn vaderen theologisch
aangelegd, gaarne en met vaardigheid de
Schrift citeert; ook waar het niet theologi
sche aangelegenheden geldt wel eens een
oefening" wil honden ; en in zyn paganistisch
heden de geliefde vierdagen van zyn Christe
lijk verleden met een zekere vroomheid tracht
over te planten; die oordeelt, dat het Staats
hoofd toch ook maar mensen is'; die met
onverzettelijke scherpzinnigheid doordringt
tot de kern van zekere vraagstukken uit de
Mythologie, maar dan ook taai aan zyn
meening vasthoudt; die Z. H. den Paus zelfs
wel een lesje wil geven in kerkhistorie; die
zich, onder terzijdestelling van eigen inborst,
omhangt met allerlei onbegrepen modems,
mits het strijdig zy met het Oude. De se
bundel toont ons verder hoe de begaafde
jonge strijder, nog by'na geheel behoorend
tot de arbeidersgroep hier vluchtig géteékend,
zich gaandeweg vormde tot den eminenten,
vastberaden partijleider die hy na is. Nog
vinden wy al deze karakter-trekken in de
laatst-geiateerde artikelen terug ; maar ge
temperd, in bedwang gehouden door
cosmopolitisme en humoristischen ky'k op eigen
fouten.
Misleiden de voorteekenen, zwak nog
trouwens, ons niet al te zeer, dan zal de
toekomstige geschiedschrijver zich voor een
overwegend deel van zyn werkzaamheid ten
doel stellen: tot klaarheid te geraken om
trent de psychologische gesteldheid van de
groepen waarin de volkeren, tengevolge en
ter verscherping, nu eens van belangentegen
stellingen, dan weer van ideologische geschil
punten zich splitsen. Onze veelschrijvende,
drok-polemiseerende tyd biedt den geduldigen J
onderzoeker daartoe bronnen te over. Romans?
en dagbladen, schot- en strijdschriften zullen
hem gegevens verschafien; bruikbare, be- '
trouwbare gegevens, indien hy' voldoende
kritisch is aangelegd om te overwegen dat
ongeoefende penvoerders byna altijd
onbewustelyk simuleeren; naar Nietsche's woord:
eigen onvrijheid bemantele door voor de
verlossing van anderen te willen strijden,
eigen zonden delgen, door de zonden van
anderen te belichten. De geschiedschrijver
die het zeer ingewikkelde en verwarrende
beeld dat de ziel van de socialistische ar
beidersklasse ons biedt nader zal willen
determiueeren: zal wenschen na te gaan, hoe
de algemeene principes, door de theoretici
geformuleerd, door de massa-ziel, als ware
deze een prisma, werden gebroken, alvorens
tot daden te leiden; die vindt in dezen bundel
van den heer Vliegen een onschatbare bron
van gegevens. E. D'OLIVEIBA JB.