Historisch Archief 1877-1940
No. 1778
DE AM S TE R B A MME H WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
ware Jicht (l Job. 2:8) achjjnt reeds, en
RrahM (Kw>. 2:14?18) bedaidt ons, dat wg
ono mets meer moeten «antmkken van den
astrologischen eeredienst r Joden, den
Sabbatb. indnie, omdat over 'de overheden
en 40 machten' Christin Jezus beeft
gesegepnmM. De wereld behewschers deier duister
nis, andere gezetst .de plan«etg«det>, arjn vol
gens Bpb. 6:12 joist de wegens, waartegen
de wenteling gaat; de Heer der Joden wordt
naar luid van l Kor. 8:6 door de Jeznancn
niet neer ale beer erkend, want die (Epb.
3:14} borgen hunne knieën roor den Vader.
Ze hebben (Epb, 4:5) a Heer, en die Heer
ia niet de beo*e god decor wereld, niet
Jaldabatóth of Saturnu?.
Zedelijkte'd, roman uit het huwelijksleven,
door JOH ANK A STREETEB. Amsterdam,
10W, W. Veriliiy*.
't Is dan waar: we leven vervaarlijk snel
tegenwoordig ook in de romaap.
In hoofdstuk I TAB dit boek lezen we,
dat Lien de Haan het huishouden van haar
zuatat, die kxankxinaig geworden ia, tijdelijk
zal gaan «Mnttmap.
In II wandelt Lien al gearmd met Henri,
haar ?«?ter, 'e avondïdoor Utrecht'» straten.
Ln III zoenen «e elkaar.. .
? We zyn dan paa zes-en-twintig kleine,
rcjial-bedrukte blada$den ver.
't Ia duidelijk dat, waar d» genegenheden
zoo hard van stapel gaan, 't mis moet loopen.
't Loopt ook mis...: VI, bladt 52. Van
strijd, TAB angst voor de gevolgen, van
schaamte of wroeging hebben we dan niet
veel gemerkt, soo min hjj den zwager ala
TOJ Lien. 't Ia allee heel prettig en vlot ge
gaan. Oeb, nietwaar, «la er «naar goede wil
en medewerking ia. Eg, deze kwaliteiten
waren aan beide kanten aanwaai?...,
Doch zoo eenvoudig zijn dergelijke grapjes
nn toeh nog niet... vooral ia ban gevolgen.
De jta> weeën Wijven gewoonlijk niet uit
en «e» pilearaak kan is dit geval niet te
lettélM»Vïroj«B\ opgevat. De «tra* volgt ook
hier » ?nart', trouw en onverbiddelijk, als
haar cehftioar.
Qp «en mengen mnatljjlr voelt Lien (se ia
nog ftaawer kf haar awagw) w* te
en te eflendig om op te alaau"; en e*n
vreeaeJjjk» «ngat. meer «n meer ontdaan van
hoop, kwelde haar: Hnn verboden omgang
had dan toch gevolgen". Li»n zit daar
begrijpelijk er *ü« leelyk over in de penarie:
Henri had haar toch de stellige verzekering
gegeven, dat 't geen gevolgen ton hebben,
dat hij wel oppaste. Hij aïg de k t er, kon 't
toch wetec. Had hij «ich vergUt ?"
En was deze ramp het dood-natuurlijke
gevolg daarvan?"
Of, of zou het ook iets bovennatuurlijke
kunnen züaï'
Hier ia Lien in haar twijfel klassiek. Even
wel ecbgrrt het meisje, na al wat er gebeurd ie,
toch wel een weinig al te naïef, om niet te zeg
gen : stupide. Wat had ae ia 'hemelsnaam het
boven-natuurlijke erb$ te halen T 't Was
immers alles zoo laag by den grond en voor
de band liggend, ale 't maar kar.
Nn zon men zoo denken: Liec, kindlief,
maak gem aofgoa noor d«n tijd, Heiri ia
dokter, hij heeft je dit akkefietje aangedaan,
hy zal n n ook wel zorgen dat alles weer
behoorlek in arde komt. Zy denkt er ook
soo «wt, «n «preekt mat hem ia dien s».
Maar (ondoorgrondelijk cgn de wegen der
heerac) Henri bi$kt »u op een* een nobel
raensch te lijn, hq heeft scrupules: als
dokter mag ik je geen vergif ingeven, en zonder
gif gaat 't niet weg, zei hfl schynbasr kalm".
H|j geeft haar desalniettemin een onschul
dige drank, maar waarvan hu toch bjj ge
regeld ge M nik 't Eoedige euccea verwachtte."
Dit succes" laat evenwel nochtans wachten.
Tot overmaat van ramp wordt de krank
zinnige cwter beter en komt t huig. Lien gaat
naar haar moeder in Kampen terug en op
zekeren dag brengt ze deze op de hoogte
van hatr toestand. Bat de moeder reeds
zwaar getrc ffan door allerlei leed, P. a.
heriditaire kraBferiniiigkeid in haar g«zin diep
verslagen ie, kan men nagaan... bij zichzelf
doch niet in het boek, want in deze scène komt
fchrijfeter'e oonaaeht al heel deideüjk aan den
dag, ondanks «enige waarschijnlijk wel natuur
getrouwe bijzonderheden. Als getraind door
de vele ellende, treedt de moeder zeer
kordaat op. Z» gaat met Lien naar het
Zuiden van Limburg, en daar in een afgelegen
pension baarde (Lien) ia den vroegen morgen
tiaar kind, «en mefcje, dat «p L<en'a verlangen
den naam ontving van Agitea" hetgeen
eea toespeling ia op Agnaa Dei, Lam Ooda,
dat de rootten der wereld draagt...."
Lien keert met baar moeder naar Kampen
terag; doch haar leven ia nn vrijwel
gebioken; zij houdt van Henri, maar kan en
mag met met hem trouwen; het kind ia haar
c genomen, en bovendien verkeert ze voort
durend in angst dat de kennissen baar tehande
zullen o at dekken. Haar moeder deelt die vrees
en zal eerst rust heb beo, eis Lien .goed en
wel aan den man i*. Daartoe worden alle
pogingen in bet werk gesteld, en dit lukt
dan ook vrij spoedig.
Onder Mevr. de Haaii's dei tien gedegene
reerde kinderer, waarvan er al vjjf een
natuurleken of onnatuur lijken dood gestor
ven zy'r, laat de schrijfster, zeer
menechkuudig, ook een artist optreden; Adolf,
een bijzonder onfriscbi en ongunstig type.
Adolf heeft een rijken, maar ver loopen vriend,
die den weinig vleienden en vloeienden
naam van de Peaters" draagt. Deze nobele
heer wordt een goede party voor Lien geacht.
En zoo gebeurt 't ook. Lien houdt wel niet
van hem, en ze poogt hem ook nog af te
schrikken door de mededeeling, dat ze een
kind heef!-, maar dergelijke kleine obatacles
komen niet eens in aanmerking. Ze trouwen
en gaan op een groot buiten wonen.
Wu, moderne weekelingen, vinden nn, dat de
arme Lien waarlijk meer dan zwaar genoeg ge
straft if\ we gunnen haar dit weelderig leven van
harte en gaan juist hopen, dat zeer volop van
genieten zal, ala God, i. c. Johanna Bteketee,
't anders bestiert. Lien is nog geenszins aan
het einde van haar lijdensweg: na eenigen
tyd blijkt er onder het gras een adder geloerd
te hebben in den vorm van een geheime
ziekte. Da Peetere wordt wel niet ronduit als
de oorzaak aangewezen, maar ik ben dan toch
maar zoo vrij hem er op aan te zien.
Middelerwijl is Lien weer de dupe. Ze wordt
geopereerd en sterft. Haar man neemt Agnes
bij zich en hiermee ia het verhaal ten eind».
De aandachtige lezer" zal bemerkt hebben
dat de titel Zedelijkheid" ironisch bedoeld
ie. Het treurige nu is, dat de schrijfster met
deze bedoeling baar doel een weinig
voorbijeehso*. De bittere ironie, welke zij in don
titel legde, slaat dermate op den lezer over,
dat 't hem met den besten «il ter wereld niet
mogelijk ia door al de narigheid, die hier zoo
««beholpen en overdadig wordt opgedischt,
ontroerd te geraken. Hoe komt H nn, dat
dit eigenlijk diep-tragische gegeven ons zoo
weinig doet? Omdat alles in deze roman
oppervlakkig en niet- of onzuiver-gevoeld
is; de menechen er in zijn geen menschen,
laat staan bekenden of zelfs goede bekenden
voor ona geworden. Ze laten ons kon4. Evenals
over de Gemengde Berichten" lezen we
over al dit leed heen met een zekere onver
schilligheid, nog verscherpt door wreve',
omdat t soo lang duurt.
Voor détail critiek verwijs ik belangstel
lenden oaar het boek zelve. De bewijzen
voor m$n bewering zyn daar zeer gemaklij k
te vinden.
Laat mij nu echter eerlijk iyn en bekennen,
dat 't mij spijt, deze auteur znlke onaan
genaam-klinkend e woorden te moeten toevoe
gen : Want dit lijkt een wreed bedrijf. Mevrouw
Steketee immers teef t 't blijkbaar zoo erg
en zoo eerlek gemeend; ze heeft iets sterks
willen doen: een dtó i l Ze heeft onderwerpen
behandeld, woorden uit haar pen laten vloeien,
die maar niet iedereen zoo aandurft en waarom
ze door menigeen nit haar omgeving met
den nek zal worden aangezien; ze is, om
soo te zeggen, dwars door de wol, die schaamte
heet, heen; ze heeft gemeend iets moedigs
te doep.... En dit laatste heeft zij ook
ontegenzeggelijk gedaan; ze beeft de
maatschappe'yke oi d a verbroken, en is daar buiten
gegaan. Dat is altijd iets, niet waar. Maar,
al is men buiten de maatschappelijke orde,
daarom is men dan nog niet altijd juist
io ... de kunst.
Dit is een tamelijk veel voorkomende
vergissing, en 't is de uw», mevrouw. Zelf
vertrouwen is een mooi ding; maar, evenals
gottd, k»n men 't allén, onvermengd, niet
verwerken, en het-f t 't als zoodanig geen
practiaeh na*, ttadt a maar wat meer twijfel aan
u-zelve gehad l... Nu ging het scbrij ren van dit
boek zoo mei en gemakkelijk, en u dacbf, dat
dit vanwege de heilige inspiratie was, terwijl
't helaas niets anders dan een doorzichtige
oppervlakkigheid bleek te zijn. Met een wei
nig zelf-critiek (of ditc-twjjfel, wat nagenoeg
het zelfde ia) rondt n na de eerste hoofd
stukken zijn opgehouden, en de roman en
deze critiek zonden niet geschreven irjn.
Hetgeen TOOT ons beiden misschien wel zoo
aangenaam ware geweest. Immers, 't is niet
prettig dit alles te moeten slikken, maar 't
is evenmin prettig 't te moeten ingeven. En
toch gevoel ik my' er toe verplicht. Geloof
mij, als ik n ze f, dat ik 't alleen doe uit
de kracht der overtuiging en der hope: n
een weldaad te bewijzen, door n van de
kwaal, die schrijven" heet, te genezer.
Want waarlyk, merrouw, wat doet u in
de kou ?
J. EVEBTS.
(In<reiiondtn\
Mijn weigering den leerling Verhagen op
zyn '.eer gegronde vragen" een zakelijk
antwoord" te geven, heeft het ge wen echt e ge
volg gehad : zy heeft den meester Diepenbrock
uit lijn verschansing" gelokt.
Jïu zal ik nit t beweren, dat het aangename
van het geval voor my gelegen ia in de
kritiek door dr. D., met al de autoriteit
waarover hy als deskundige beschikt, op
mijn geschriften uitgeoefend.
Wel lijkt het mij niet zoo erg, dat de
heer D. daaruit eenige zinnen heeft kunnen
lichten, die door hem nit literair oogpunt
niet fraai worden geacht. Want ik maak
niet de pretentie letterkundig te zïjn en het
was my ook nooit om mooi-schryven te
d oer. Bovendien kan ik nog troost vinden
in het feit, dat zelfs bet werk van den letter
kundige van professie zich niet altijd vrij
kan honden van onlogiechen zinbouw en
minder gelukkige beeldspraak, zcoals ook
het opstel van den heer D. in het nummer
van 8 Juli van dit blad bewijs*.*)
Ik zon er dan ook niet aan hebben ge
dacht den heer Verhagen om het gebruik
van zulk een beeld lastig te vallen (de kritiek
van den heer D. ia ten deele als afstraffing
daarvoor bedoelt ) wanneer niet dat blijkbaar
opzettelijk onzuivere beeld beoogd had het
even onznivere doel : den oppervlakkige n
leoer te raggereeren, dat ik mij tegen de
beschuldiging van dubbelzinnigheid riet kan
verdedigen en mij daarom achter mijn eigen
publicaties verschanb". Mijn desbetreffende
opmerking bedoelde dan ook eer een cor
rectie in moreelen dan in letterkundigen zin.
Zoofch gezegd, ik kan my troosten wanneer
de mogelijke gegrondheid van des heeren
D's kritiek beperkt blijft tot de literaire
kwaliteiten van mijn werk, al is het ook mij
fangecamer daarom te wot den geprezen, dan
te worde a gelaakt.
Erger zou het echter zyn, wanneer het
jutet ware, wat de heer Diepenbrock ook
beweert n.', dat iedere bladzijde van myn
hoogdravende en verwarde" geschriften
staaltjes van wan-logica geven te zier. Want
niet alleen zon ik dan de illusie moeten
prijsgeven van mijn gedachten en bedoelin
gen, zij het dan ook niet in literair fraaien
vorm, toch voor een ieder die begrijpen wil,
verstaanbaar te kunnen uitdrukken (een illu
sie, welke ik eerlijk gezegd tot dusver
gekoesterd heb); ik zon bovendien zelf aan
de oprechtheid van myn bedoelingen moeten
twijfelen, omdat oos ik gemie aan logica en
*) Zonder van bombast of van valsche reto
riek te willen spreken, en alleen om den des
kundige jegens den leek zachter te stemmen,
geef ik hier eenige staaltjes van beide soorten
van minder geslaagde uitdrukkingswijze, nit
het achttal passages, die my in het opstel
van dr. D. verdacht voorkomen en waarvan
het bedenkelijke my ir derdaad ran bevoegde
zijde werd bevestigd :
Niet het minst comische van het geval
zou het zijn, dat V. ntet meer met 8. Z.
wil debatteerea en H. niet meer met V.,
bevatte het boekje Muzikale Brieven" niet
een artikel ...... "
De cherpomlyndheid van Beethoveu's
melos en rbytmiek doet hem ons kennen
als een zoon van den Germaanschen stam
wel ia waar, maar met een onmiskenbaar
latynrche inslap,"
een kunstvermogen ... waaraan Mahler
in zyne partituren op even practische als
geniale wüze telkens hulde brengt als bij
den dirigent met dikke letters voorschrijf t :
Zeit lassen.""
WILT GIJ AANGENAAM RIJDEN koop dan een
SPIJKER AUTO, TYPE 1911.
Industrieele maatschappij TROMPENBURG
Amsterdam.
Industriecle Maatschappij TROMPENBURG,
Amsterdam.
immiiiituiimmMMMiiimiMMiMMiiiiimiMntiiiiiiiiimiiiiimmiiiiHiii
en we kunnen ze nauwelijks tot bedaren
kiy'gen.
De thermometers, gauw, gauw! Ooi half
vijf moeten de temperatunrlijsten ingeleverd
worden!
Vijf minuten later zitten ze allen in postuur,
de kleertjes losgemaakt boven de ronde
armpjes, 't kwikballetje behoedzaam in den
oksel, de linkerarm stevig ondersteund door
de rechterhand. Er wordt niet gelachen
zooals gewoonlijk, de oogen staan treurig, hier
en daar welt er oog een traan, c ie met duizend
voorborgen (vanwege des thermometer 1)
wordt weggeveegd, EU en da» boort men rog
'n «nik j e... Na 10 minuten komen ze allen
bfy ona om de temperatuur te laten fflezen,
reiken óns de hand om den polsslag te teller,
en daai&d k'cddc uo geheele gemeente iiuL
aar. De grootereu helpen de kleintjes, gaan
dan in een kringetje staan om elkaar'* kleeren
dicht te knoopen, en met dit grapje begint
het gelach weer l
't Is vijf uur, de kinderen zijn weer geheel
onder onsen invloed!
Léonie
Fn nu de treurige, de vreeselijke geschie
denis eener volwassene, de krankzinnige
Léocie...
't Was in L., in mijn allereerste verpleeg
stersjaar, dat ik haar leerde kennen. |
Ze woonde heelemaal boven, in een klein,
kaal hokje met dik traliewerk voor de ramen,
in een trieatig hoekje van ons ziekenhuis».
De levensloop van Léonie was ontzetten'1.
Kind van een knap echtpaar, was zij een
beeldschoon meisje geweest. Door ongelukkige
omstandigheden waren ze geheel verarmd uit
X. naar L. getrokken, en hadden daar getracht
aan brood te komen. Léonie wasehte en streek,
maar haar Echconheid werd haar verderf, en
ze verdiende grof geld als gevallene. Haar
geheele familie verachtte haar, alleen haar
moeder bleef haar trouw.
Zedelijk verloren du?, maar ook lichamelijk
een wrak; de lyphilis greep haar zóó hevig
aan, dat ze krackiinnig wen', en hoe langer
hoe meer alle mecschely'kheid verloor. Toen
ik haar verpleging overnam, was ze al een
vol jaar in da inrichting, en de oudste leer
lingen wisten nog hoe vél beter ze was in
't begin; maar nu.. .
Zie haar daar loopen met sloüenden gaag, de
gitzwarte oogen wild om zich heenziecde,
het prachtige zwarte krulhaar woest om het
hoofd. .. Wat voert ze toch uit ? Oi
ophoudelijk loopt e iia/>r dti; gcotoltscn ia <-'.j?.:
hoek, doet een klepje open, draait enkelo
passen in de rondte, steekt de bevende baad
uit, (hoe slank zijn die vingers!) sluit't klepje
weer, draait weer rond. Aliyd door, altijd
door, terwijl de lippan voortdurend preveisr.
heel zacht: La robe blanche depuis nior ; oh,
oui, la robe blanche!"
Léonie is a's een dier. Ze bevuilt zich op
de ellendigste wijze, kan niet alleen eter,
kent by'na nooit een oogenblik van helder
heid, 't Is een toer haar 'a morgens aan to
kleedan, want Léonia kan ons wel esns in
woede dreigen met haar tanden, en stil zit
ze nooit, 'k Zie me aog tobben om het krul
lend haar uit de war töh rij gen. Zy liep rond,
ik haar na; komisch en toch diep treurig!
's A7onds werd het bad binnengebracht.
't Bed! Ean houten bak, met kuessns en
dekens gevuld, meer niet! LéDnie met het
dwangbuis aan werd daar te slapen gelegd.
Men höa haar uiet temmen ; aüeen met het
eten had men een weinig macht over haar.
Als ik met het gevulde bord binnenkwam,
stortte Léocie met gretige cogen op me af,
maar ik hield het weg van baar, Léonie,
assiede-toil" Ruggalings, met tegenzin, de
glinsterende donkere oogen strak op het bord
gericht, krocp ze naar haar rieten stoel. Dan,
schrokki?, gulzig, dierlijk, slokte ze
deongekauwde brokken naar binnen. Met vollen
mond, zich bemorsend met het voedsel, pre
velde ze: La robe blacche depuis hier," bij
iedere pletter spatte 'c voedsel uit haren
mond...
Het temperaturen was een kwelliug. Met
dcc thermometer onderden arm wilde Léonie
zich losrukken, liet zich plots plat op den
grond vallen, wentelde zich om en om op
.
beginner. Toen beproefde ik het vol
gende: ik zette Léoiie op haar stoel, git g
zelf op de armleuning zitten, sloeg mijn been
over haar knieën. Met de eene hand hield ik
den thermometer, met de andere streelde ik
haar voortdurend werkluigelyk over
'l^voorj hoofd, terwijl ik heel zacht 'n lied zonp...
En werkelijk, ca: hielp! Zs hield op met
haar eindeloos: La robe blanche", zat stil
te luisteren, tot ze opeens 't weer uitkrijschte:
,,0h, oui, la robe blanche depuis biet!" en
mij met al de kracht vsw haar uitgeteerd
lichaam op zij duwde, ..
Ik was aorns l ing voor Léonie ' Esn
waarzinnige vrees greep me aan, als ik '«avonds
bij 't zwakke schijnsel eaner kaars (er was
nooit licht in haar hokje), Léonie onvtrhoeds
op me toe zag vliegen, taet verwarde haren
en krankzinnige ooger. Eens zelfs geheel be
bloed, door een stoot dien ze zich gegeven
consequentie in spreken en handelen, ala het
typiache kenmerk van onzuivere bedoelingen
beschouw.
Nn is het, wat mijn woorden betreft, niet ,
mogelijk het tegenovergestelde te bewijzen,
coolang de kritiek van den heer D. zich tot
de hierboven aangehaalde algemeenheden
bepaalt. Die kritiek betreft echter ook en
niet het minst de rol, die ik in het muziek
leven vervol, dus mijn daden; en daartegen
kan ik mij althans in het algemeen verdedigen
door de lijn te trekken, waarlangs mijn be
scheiden muzikale loopbaan zich bewoof,
om aldua aan te tooneu, dat tnsschen het
begin daarvan en myn tegenwoordig stand
punt, die IQn den kortst* n afstand vormt,
tr>. f. w. dat zy vrij van kronkel?, ala
linea recta het beeld van zuivere conse
quentie is. Ongetwijfeld wordt die taak be
langrijk vergemakkelijkt, nu met instem
ming van den heer D. bewering zonder
bewijs in deze polemiek geoorloofd bleek.
Toch deuk ik van die vrijheid slechts in
zoover gebruik te maken, ala mij voor het
geen ik beweer, ook het bew§s ten dienste
a!aa*.
Begin ik nn die lijn te trekken, dan treft
het mij reeds dadelijk als een bcogat merk
waardige coïncidentie, dat omstreeks den aan
vang van myn loopbaan, de heer Diepen
brock, blykeni »ij» schriftelijke uitingen,
omtrent het weawi der opembare
ttaiiekbeoefening dezelfde opvatting huldigde, ala
waaiaan ik tot heden onafgebroken trouw
gebleven ben. Ik duif zelfs verder gaan en
ook daarin tusechen den heer D. en mij eenige
verwantschap onderstellen, als ook hem de
aanraking met de mazikale werkelijkheid
dermate py'nlyk -moet zyn geweest, dat ook
zijn deelneming aan het openbaar muziek
leven vermoedelijk daardoor ia verlaat. Hoe
dit zif, ik maak voor mij op geen andere
dan op deze bescheiden muzikale gave aan
spraak, dat het bewustzijn van een hoogere
beteekenia der kunst, dan die in het open
bare muziekleven daaraan wordt gehecht,
mg aangeboren ia. Dit was de oorzaak, dat
hoewel de omstandigheden in die
richting leidden ik de sterk sprekende
neiging tot de muzikale loopbaan gedurende
langen tijd bedwong; het was eveneens de
reden, waarom ik nog op meer gevorderden
leeftijd een plaats aanvaardde in het
Amaterdamfche Concertgebouw-orkest.
Na ia er tusachen dezen stap, toen dcor
my gedaan en het scherpe oordeel, door den
heer Diepenbrock in dien tijd over dit
concertinstituut geveld, slechts schijnbare tegenstrij
digheid.
In zyn artikel Orer Verhuist'1 in De
Nieuwe Gids" van 1391, staat in een zoo loa
verbaid met wat voorafgaat en volgt, dat
het is als de spontane uiting van een o ver
kropt gemoed:
Is HET MOGELIJK IETS ANTI-AETISTIKKERS
TE MAKSN DAN HUT COKCERTGEBOmV TE
AMSTKEDAM ?"
Mes ziet het: hier stond de heer Diepen
brock geheel op mijn hierboven aangeduide
standpunt, al was het zeker hoogst oubiliyk
het AmsterdanHche Concertgebovw voor te
stellen als het ergste wat op dit gebied denk
baar i?. Zulk een oordeel was dan ook alleen
maar daardoor mogelijk, dat juist wat my in
die instelling zoo bizonder aangetrokken had,
blijkbaar nog niet tot de waarneming van
den schiijver doorgedrongen was, n.l. dat in
datzelfde anti-artistiek e Concei tgebonw door
Willem Kes de tand was geslagen aan dat
eerste, meest noodzakelijke muzikale
hervormingswerk, waarvan de resultaten door den
heer D. nu weet zoo bovenmatig hoog worden
geschat.
Zeker: ik zal de laatste zijn om te ont
kenner, dat ook na dien tyd dat werk nog
is voortgezet. Maar waar er tusschen het
heden en het verleden slechts gradueel, doch
geen principieel verschil bestaat, daar wil
het mij voorkomen, dat de beer D. het ver
wijt van inconw quentie E iet zal kunnen
ontgaan, zonder zyn vroeger of zyn tegen
woordig oordeel te herroepen.
Nu maak ik er aanspraak op, dat aan
mijn meening in deze een zekere waarde
worde toegekend, omdat ik in verschil
lende functies een niet onbelangrijk aan
deel in dat hervorm ir g iwerk heb gehtd.
En het was juist, omdat een meer
principieele hervorming van den aard als thans
nog door mij wordt voorgestaan en ala in
1891 ook door den heer D. noodig scheen
te worden geacht, onverzettelQken tegen
stand vond, dat ik mij ten laetste als voor
den algemeenen gang van zaken verantwoor
delijke functionaris terugtrok.
Na deze stoute bewering van tucs IBBALIST .
VAN (myn) CALIBEE" ; van KEK WILLSM H.,
DIE VO»E EEK KLOO8 OF EEN VAN DXYSSXL
GAAT SPELEN", van EEN MJDKESN, RANCU
NEUZEN AUTEÜE VAN BOMBAST1', Van BEN
BOOSAAÉDIGEN AAKWBNDBB VAN SOPHISTISCHB
TBDCS" zal de opmerkzame lezer van Dr.
Diepenbrock'e artikel Beethovenschwindel" on
getwijfeld van dien geleerden schrijver op
nieuw de uitnoodiging tot een
gecomhineerden schaterlach" verwachten.
Maar ik meen toch, dat er eerder aanleiding
tot zulk een vrooly'kheidsuiting bestaat, in
de metamorphose, welke de heer D. ook ten
aanzien van dezen ,/ypischen functionaris'
heeft ondergaan.
In een echryven, door hem in 1904 aan
het Concertgebouw-orkest gei ich t, geeft de
heer D. als zijn meening te kennen, dat
HET VEBIJES VAN DEN HEEE H?EN VOOE DB
STOFFELIJKE, EN VOOE DB MOBEBLE BELANGEN
VAN HET CONCERTGEBOUW OKKEST ALS ZÉB
GHOOT, WELLICHT ONHERSTELBAAR MOKT WOR
DEN BESCHOUWD", waarom hy dan ook dat
verlies .?TEN DIEPSTE BBTBEUET''.
Nu zou ook ik gaarne, met den
welwillenden lezer, voor deze inconsequenties
tilllllllMtmillMllllllllMllimiUIHIIHIMtllllllllllllMmilltHinMIHHMIial
40 centa per regel.
BOUWT te WUKSPEET.
Inlichtingen bij het bortwbureau Arti",
aldaar.
COGNAC MARTELL
Agenten: KOOPXiKS&BROINIEB, AffliMl,
Eenige
Fabrikanten
V/.BengerSöhne
Stultgarf
Eoofddepót te AMSTERDAM: Kalverstr. 166
K. F. DEOSCHLE-BEggEB.
Piano-, Orgel- en inziekhandel
Meyroos «f* ttalshoveo,
ARNHEM. KONINGSPLEIN 9.
Interc. Telefoonnummer 913.
VLEUGELS en PIANO'S
in Zoop en in Euur.
REPAREEEEN STEMMEN BUILEN.
>: BADEN-BADEN - HOTEL DE L'EUROPE, "
???????????????????????????????aiBiiiiiiilHiiBiBii' Allereerste Rang Hotel met allen
*"^'~~J~^":'"""' -??"-'»«* i i comfort. Prachtig gelegen tegenover
??????????????????«?????????????????????????l het Kurpark.
Uitvoerig geïll. Prospectus gr. en fr.
Intern. Verkeersbareau Amsterdam, Raadhuisstr. 16. Tel. 7*£7.
had.. Dan verloor ik alle zelf bedwang, duwde
de krankzinnige van me af, gooide de deur
achter me dicht. D«ir stond ik te hijgen
en my te bezinnen: Wat, bang weien voor
Léonie?" En langzaam, dralend, ging ik weer
naar binnen, schichtig om me heen ziend uit
welken hoek Lëonie op me af zou vliegen...
En dan eischt men nog van ons, verpleeg
sters, dat we kaltc. opgewekt en vroolyk
iullen zijn l!
Léonie's moeder hield niet op haar met
teedere liefde te koesteren. Zalf ziek, klom
ze hygend de drie verdiepingen op, liefkoosde
en Ecende batr, gaf haar lekkere brokjes, vroeg
dringend en angstig: Léonie, maccérie, ma
connais-tu? Comment est ce qne je m'appelle?"
Soms volgde er een fluisterend: Maman,"
esn anderen keer gilde zij de moeder toe:
VT??> rob" b'anete derr.:« b(f-*'" ».! rair 't
geweest was, k^am de vrouw vroolijk of
treurig naar me toe. ,,Blle m'a reconnue,
MademoiselleT' cf: Xop, non, <;a ne va pas
bian aujuura'cui. Mais jereviecdrai bientót.
Panvre eufenl l"
O! dien zin: Oh, cui, !a robe blaacae
depuis bier l" hoe ken zo dien in haar
orrastige dagen tot ia het oneindige herhalen!
Nu eens gillend, met woeste woede; dan weer
klagend, als uitte ze daarmee al haar onder
vonden leed; maar altoos zoo luid dat het
doordrong tot in onze slaapkamers. Uren
aaneen, tot ik haar 'e morgensom 6 uur vond,
óp van het waten, schor van het roeper;
maar zoodra ze mij zag, begon de rau *e keel
opnieuw: La robe blanche! Li robe blanche
depuis hier l''
En wat wis dat toch met die japon?
De moeder vertelde het mij, veel later,
toen Léonie gestorven was.
Die witte japon was haar lievelingekleed
ge w eest; zy had die slechts n keer aangehad,
vóór ze weg moest wegens haar krankzinnig
heid, 't Was dus de laatste duidelijke herin
nering dier n il zieke hersenen...
Toen Léonie gestorven was? Ja, want ze
stierf terwijl ik nog te L. was. Zs was kort
te voren erg ziek geworden en vieemd
genoeg, veranderde ze geheel in dien tijd.
Er hangt in 't Stedelyk Museum te Amster
dam een schilderij, voorstellend 'n doodziek
aapje. Het dier ligt er zoo in-zielig, met
gesloten oogen, en poogt de verkleumde
voe'jes in de hand te warmen ... Zóó werd
Léonie klein, verschrompeld, ineengedoken,
in-in-zielig.
En eens op een avond stonden we allen
om haar bed; met een snik je stierf ze aan de
b^rst der moede»1. He .-esters (nu waren die
er ook 1) grienden; wij waren bedroefd, want
we hielden van Léocie.
En nu kwam er uit een groote kartonnen
doos een wüzyden b'ouee en een fijne witte
rok ... la robe blanche ...
We legden het djk in een verduisterde
zaal, en ra enkele dagen gingen wy het voor
het laatst nog esrs zien. Hadden we dit
maar niet meer gedaan!
Ce dood, de wonderbare dood, die moede,
pijnlijke trekken wegstrijkt en het gelaat
mees'al zoo moei maakt, de dood had bier
een vreeseliike verandering teweeggebracht!
Al de gemeene zinnelijkheid, die Léon:e
tot een diepgevallen prostituee had gemaakt,
stond nu op dat gelaat te lezen. De oogen
half open, de bovenlip opgetrokken,?'twas
ontzettend! ...