Historisch Archief 1877-1940
No. 1807
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Neen, lezer, ik bid n, lees hierna Van Looy
nooh Erena over na, noch zelfs den on den Jozef
Israël», om slechts Nederlandeche antenis te
noemen;...
Maar ik wil niet onbarmhartig zijn, waar
ik gaarne herbaal: ik zie tegen dese Spaansche
Bei»" op. Ik heb er eerbied voor, omdat ze,
beter dan walke reeks uit deaen bundel, beter
dan de gedichten die het met opzet of meer
nadrukkelijkheid doen, de ontwikkeling der
Idee voorstelt en onder beeld brengt. Op zich
zelf kannen de aesnetten, waar ze nit samen
gesteld is, gebrekkig zij», gebrekkig van
wege het impressionisme dat Verwey juist
vervangen wou door meer-geordend, door
opgebouwd gevoel. Maar dat onbeholpen im
pressionisme verzekert er eene frischheid
aan, die aan de Idee der Vreugde om het
Natuur-leven haar bigden glans, hare ade
mende bewogenheid verzekert; die ze in
een woord mededeelzaam maakt. Deze
verzen zjjn niet uit de redeneering van den
dichter ontstaan; zjj zjjn de zangen van een
liefde; zjj zijn, zooals Verwey zeli ze toe
spreekt:
Verzen die beeld znlt zjjn van vreemde steden,
En van nw dichter die ze door ging, hondend
Het hart licht, en een liefde die vergoud snd
Uit d' oogen scheen, glansde in zijn vleezen
leden ";
verzen van onsuiveren toon, van geforceerde
en on&ave plastiek, van on voldragen ivthme,
van onmachtige factuur, maar die ademen,
ten minste, van onbezorgd leven zonder ver
dere bedoelingen, die de vrucht niet zjjn
van zwaartillige redenatie of den zucht niet
dragen naar ragfijn betoog, verzen die ia
elk geval, mét bon gebreken, opwegen tegen
de volgende, die wél vormvolmaakt zijn, maar
tevens levenloos en zniver-cerebraal:
Wie zal met taaie zinnen U betoogen
Leven, U, Uw Zjjn, Uw Heerlijkheid?
Dat te Al-in-Een, en Een-in Al, vermogen
En oorzaak U-zelf en geen andren zjjt?"
of in dit sonnet (het laatste dezer veelvul
dige citaten), eveneens nit de reeks Tot
het Leven" genomen, dat, met zjjn knappe
techniek, het n-dichterljjkste ding is dat
men lezen kan:
Leven, zij zeggen van.bet Dichter wezen
Dat het iets groots en iets bijzonders it,
En toch komt niets in gén mensch opgerezen
Of 't is een beeld en een gelijkenis.
Door andren hoor ik wetenschap geprezen:
Die droomt niet wat maar Schijnt, die leert
wat Is.
Maar 't eerste Weten, splitsing van ons Wezen,
Verbéldt gesplitst eeuwge verbintenis.
Zoo zie ik, Laven, en wees Sjj mijn Richter,
Niets vreemds in wat elk mensch doet, groot
en klein;
En 'k zie geen Dicht als droom en 't Weten
lichter;
Maar alles is Noodzakelijke Schijn;
n in die GÜzjjt, dat's de ware Dichter,
Maar 'k vat niet hoe Ge in n mensch niet
zondt zign.
*»*
Nu kom ik weer voor den da 4 met mijne
Traag: mogen wij zeggen, mag Albert Verwey
beweren, dat met den bundel Aarde" alleen
nog de ontwikkeling der Idee" bemoeid is,
de andere ontwikkeling ik heb ze lang
genoeg gekarakteriseerd geheel afgeloopen
zijnde? Vinden wij, vindt de dichter, in deze
verzen, wij de begenadigende bevrediging, hij
de zekerheid van den eigen harmonischen
groei-in-menechelykheid ? Is dit, in alle
oprechting, waarlijk beter dan wat ik aanhaalde
nit de Nieuwe Gedichten" ?
Ik zal hier geen woord aan toevoegen: de
citaten spreken vaor mij. Zjj zeggen of het
geestelijk element genoeg doorleefd en door
leden was, zij zeggen of het zinnelijk element
genees gedragen en gekoesterd was, om tot
kunst te gedijen. Zij leeren of de natuurlijke
ontwikkeling" rjjp genoeg was, dat de dichter
voortaan nog alleen aan de ontwikkeling
der Idee" behoefde te denken. En zij zijn
«eer duidelijk in hunne leering, of Verwey
werkelijk der Jeugdpoëzie" in haar dubbel
verschijnen ontgroeid is, tenzij in zijn eigen
meening.
Gelukkig volgt op &arde" het boek de
Nieuwe Tuin", en op de Nieuwe Turn"
volgen nog schoonere bundels. Het zal ons
een vreugde zjjn, ze hier met minder restrictie
te mogen bespreken, dan dit eerste deel der
Verzamelde Gedichten'' ons oplei. *)
KABBL VAK DB WOBSTIJNB.
*) Het treurspel Tohan van
Oldenbarnevell", waar deze bundel op sluit, verkies ik
Afzonderlijk te bespreken met Jacoba van
Beieren" en Cola Bienzi", de andere drama's
van Verwey, in de volgende deelen ver
schenen.
J, Boeser in bet gelioiw m
de Boüwinisl, Marnixs raat,
Een nog , onbekende (en aankomende)
schilder, wiens werk?naar bet uiterlijk ook
voor den min fijnzinnigen schilderij minnaar
wel een schrikbeeld moet zijn van
onbeliiliiiHiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitininimnmMinimiiiimniiiniiitnmiliinW
Hoeveel teeder licht speelt voor de onder
wijzeres na o ver den zwarten tijd, die voorbij
is l Zy' is heden bij het onderwijs, een milde
kleine koningin. Een vrooljjke zelfs. Zy
zou zoo graag Martha nog eenmaal zien
lachen en maakt daarom de heele klasse een
paar keer aan 't lachen. Martha wil ze tóch
voor zich winnen, tot eiken prijs. Zjj heeft
van nacht wat moois bedacht.
Zon de eenvoudige verdedigingsrede, die
de waschvrouw gisteren voor de zelf moorde
nares uitgesproken heeft, niet overtuigend
werken. Wanneer een welbespraakte mond
ze luid in de gerechtszaal verkondigde? Ze
wil zich met Mar t h a's vader verstaan, wil
hem helpen, met geld en alle energie, de
beste rechtsgeleerde der stad als verdediger
voor z'n vrouw trachten te krijgen. Maar
vader zal haar door zijn geachten en bekenden
juristen-naam helpen, de belangstelling van
den verdediger voor de zaak op te wekken.
Vór alles wil en moet zq 'c vertrouwen van
het kind bezitten, wil nit den mond van het
kind zelf hoor en, hoeveel het van haar
moeder houdt, wat de moeder voor haar
geweest is. Het geheele gerechtshof zal de
macht der moederliefde voelen zooals zjj die
heden gevoeld heeft, de liefde die het beste
voor liet kind wilde, de vertwijfelde moeder
liefde, die in den dood de beste oplossing zag.
Zul je voor morgen eens erg mooi
schrijven, Martha? Je inspannen voor je
moeder, dat ze bly is, als je weerkomt ?"
fluistert ze aan 't eind van den schooltijd 't
holpenheid en morsige uitvoering. Inderdaad
valt er genoeg op aan te merken; er zijn
misteekeningen, die deze figuren spins het
aanschijn geven van gedrochtelijke wezens
en in 't algemeen ziet het werk, zoowel
in de vorm als in de' klenrdniding er
groeaeljg uit. Maar is daarmee de waarde
schatting volkomen? Is het dezen schilder
.zoo euvel te duiden, dat hij in weinig
gesoigneerden dracht en met nogal linkse h
manieren voor 't voetlicht treedt ?... Als
er kan toegegeven worden, dat dit werk
onrijp te> moge nn eens op de betrekkelijke
waarde van den onrypen staat den nadruk
zjjn gelegd,- daar de kwalificatie onrijp"
zoo dikwijls misplaatst wordt bevestigd.
Want in de aanduiding van onrijpheid ligt
de erkenning der aanwezigheid van een Jtern
opgesloten en hoeveel kernlooze kunst
uitingen" zijn er niet, die een valschen schijn
van waarde aannemen, door een heel wat
meer gefatsoeneerd of ordentelijk voor
komen, dan dit werk eigen is. Het vraagstuk
over den samenhang, of de wederkeerige
verhouding van inhoud en vorm het
geestelijke en het stoffelijke deel in het
kunstwerk dringt zich hier weer op, en
in aansluiting daarmee een verklaring van
het belang der technische hoedanigheden.
In 't algemeen zij hier alleen opgemerkt, dat
de waarde van techniek en bekwaamheid
doorgaande meer afgemeten wordt naar den
graad van hand bedrevenheid of schoolsche
kundigheid, dan naar de karaktervolheid van
een uitvoeringswyze, die doeltreffend blijkt
tot het openbaren ..van een levenden zin
achter de handeling.
. Zeggingskracht is allereerste eischdnavan
den vorm, waarmee dan «ok de aanwezig
heid van een in koud een kern evident
is. Maar de zeggingskracht, die iedere
rechtstreeksche uiting vam een waarachtige aan
doening eigen is, kan meer of minder over
tuigend zyn, naarmate de volheid of de diepte
van den innerlijke n zin. En vindt juist de
praktijk met al de vakkundige ervaringen,
weer haar wederkeerige werking in het be
vorderen der geestelijke ervaringen en tot
verdieping van het gevoel. Daarin ia gelegen
de werkelijke beschaving en hoe voller het
innerlijk leven van den kunstenaar wordt,
en uitgebreider zy'n uitzichten, des te meer
zal hjj streven naar volmaking van zy'n ver
mogen, dat is in gaven vorm zyn ontroeringen
of geestelijke ondervindingen belichamen.
Nn kan bij dezen schilder de zelfopvoeding
nog lang niet voltooid heeten, maar wat
reeds nit zjjn handen kwam, is van waarde
om de natuurlijke expressieve macht. En de
expressie is, in al haar rauwheid, zoo kantig
en spontaan dikwijls, dat veel van deze
figuratie's van menschelijke misère aangrijpend
werken. Er ia in deze gruwbare voorstellingen
der menschely kheid, verbeestigd door lichame
lijke of geestelijke ellende, de bestiering van
een zekere Zola-istische opvatting; met al
die grofheid van teekening is de typeering
der aangezichten, de karakteriseering ook
vooral der handen, zeer pakkend toch dikwijls
te heeten. De beeltenis bijv. van een dee
moedige waanzinnige met het treffend en
dlepbegrepen gebaar der tastende, dwalende
handen (aan de beweging der handen alleen
kunt ge den krankzinnige teekenen) is van
een schier beknellende natuurlijkheid. Zoo
zy'n er veel meer dingen onder dit
knnstelooze en nogal flodderi g met pastei gekleurde
teekenwerk, waarvan een fascineerende
macht uitgaat, alle beelden van haveloosheid,
menschen die in geestelijke verstoMptheid
of doffe gelatenheid hnn leven van ont
beringen en bestaanszorgen van den eenen
in den anderen dag uitduren.
De kern of inhoud van deze kunst is hier
mede iets nader aangeduid en my'n doel was
daar nadrukkelijk op te wijzen. Want die kern
is van te meer beteekenis wijl ze een element
bevat, dat in onzen tjjd echaarscher wordt:
het dramatische. Versierende of decora
tieve neigingen zy'n overheerschend in de
tegenwoordige strevingen. Dit werk echter
toont een verwaarloozing in het streven naar
schoonheid door verfijning en veredeling van
kleur en vorm. Maar het getuigt van een
scheppingsdrang uit de mededeelzaamheid
van menschelyke ontroering, van een roman
tische gezindheid zelfs, en kan deze schilder
door een zelfkeur met zy'n wat al te boute
uitingen tot verdere beschaving komen, dan
is er kans, dat behalve de aangrijpendheid
die zijn weik soms al heeft, ook door een
meer st yl volle houding zy'n uiting aan
grootschheid zal winnen, en wat nu nog te veel een
natuur-getrouwe voorstelling van verschil
lende schoreme typen uit de gemeenschap
mag heeten, kan dan wellicht een algemeener
uitbeelding van menschelyke ellende worden.
W. STBBNHOFF.
Veere, Heemschut
Veere is een der vele steden die van het
stil kapitaal der schoonheid leven, en leven
blij ren konden. Ieder bestuur in ieder ander
land ziet tegenwoordig naast de aesthetische
de practische waarde van zulken stedenadel
kind in. Martha knikt. En nn is werkelijk
de weg naar het kinderhart gevonden, Men
kan den anderen dag aan ieder der stijve
letters zien, hoeveel toewijding het kind in
het moeilijke werk gelegd heeft.
Gerda Rode kan verheugd zjjn. Voor
moeder" laat ze Martha nu voortaan alles
leeren, alles doen. ., Voor moeder" verzet het
kind zich tegen haar droomen. En aldoor
meer. Als de onderwijzeres op den weg naar
huis, die nu juist, met een omweg van een
half uur, door het fabriekskwartier loopt,
het eene punt in de ai al van 't kind aan
roert, waaruit alle leven straalt, dan vloeien
de woorden van de ichnwe lippen, en ieder
woord is voor de onderwijzeres leerstof, voor
de vrouw heerlijkheid, voor de juristendochter
materiaal.
Zy zet haar zaak door. Zy heeft er haar
lammen vader voor weten te interesseeren,
en met een aanbevelingsbrief van hem den
advocaat opgezocht, op wien na beraadslaging
met Martha'd vader en haar collega de keus
gevallen is. Dat was een aangrijpende beraad
slaging. Zy' had nog nooit een man zoo zien
huilen, een hart zoo zichtbaar zien sidderen
door de ribben en spieren van een reus, als
dat van dezen berpuwvollen misdadiger nit
de yzerfabriek. Hy had z'n vrouw tot haar
daad gedreven. Zij had hem immers gezegd:
A.ls je nog eenmaal die onschuldige kinderen
slaat en zulke godslasterende woorden gebruikt,
spring ik in 't water. My'n arme, vroolyke
kleuters zullen geen wilde beesten worden.
in. Ziet de Veersche gamesnte-regeering
dit in?
In der tijd is het binnenkomen in het
kleine stadje vlak bij de Groote kerk (het
hospitaal) vernield door een ry huisjes, die
EOO niet geheel, toch gedeeltelijk, op grond,
die van de gemeente was, staan en welke
buitjes, als een stadsbuurtje vol arme
aanstellerij, het schoon verminderen van de
andere arme maar oude, wrakke maar
schoonverweerde gebouwtjes, die voor den schilder
den rijkdom der kleuren hebben en voor
den bouwmeester het bevallige of stoute of
edele der verhoudingen. Ik heb in een alge
meen gehouden artikel (wellicht met enkele
satirische opmerkingen over bepaalde ge
vallet.) indertjjd een protest geuit dat zeker
nog forscher had kunnen zijn.
Daarna is in Walcheren een vereeniging
Nehalennia" opgericht, als onderdeel der
grootere Heemschnt".
Het oprichten heeft goede gevolgen gehad.
Onlangs is ter sprake gekomen het af
breken en weer opbouwen van de katholieke
kerk te Veere, die daar op den hoek staat
van markt en havenkade an die tusschen
het oude huisje de Kolve" en het goede
hulpje de Fortuyne" staat. Wat na het af
breken weer gebouwd zou worden, was als
bouwwerk niet aan te bevelen. Er kwam een
protest in den Middelburger en in den Nieuwe
Rotterdammer. Ik wist niet wie de schrijver
was, maar het was iets dat goed deed. Ik
was bijna begonnen te prijzen, wat in deze
geen lof verdiend heeft. Ik dacht, dat het
gemeentebestuur van Veere zich uitgesproken
had in dit artikel (hoewel het my verwon
derde); ik dacht dat de raad, de burge
meester, de wethouders bekeerd waren; dat
ze een geval van ontsierinp, als door een
andera kerk op da kade, wil dan voorkomen;
dat ze inzagen dat ze gezondigd hadden. Ik
had hun een mooien krans willen laten
vlechten van eerbetoon. Ik dacht dat ze
zorgden, dat het by' n verdronken kalf
bleef en snel de put gedempt hadden voor
verder verlies. Ik had verkeerden geprezen,
had ik mijn voornemen volvoerd. Twee
anderen komt lof toe; in gelyke mate. Aan
het katholieke kerkbestuur, dat willig zwichtte
voor goede redanen, en een wijziging in de
plannen bracht, en aan Nehalennia of het
lid daarvan, die beiden of alleen de schoon
heid van Walcheren wilden handhaven,
herstellen, weer willen doen opleven. Deze
vereeniging kan neg veel doen. Juist omdat
Zeeland klein is, zy'n da aanrakingen onder
ling er direct, en juist daarom is het mogelijk,
dat zulke vereenigingen, geleid door de goede
krachten, grooter invloed hebben dan in
grooter gewest.
Een verzoek yolge; iets dat reeds lang in
my'n gedachten is...
Er is in de vele oude steden en stadjes
van ons eens rijk, nog niet arm land, een
goed werk te doen. Ook hierin handele de
vereeniging Heemschut en hare
onderafdeelingen, die onder welken naam ook hetzelfde zui
vere doel beoogen. Het dett.il aan de oude
huizen aanwezig worde in teekeningof inphoto
verzameld. Want naast dit, wat de oude wo
ningen aan groote of sierlijke verhoudingen
bezitten, schuilt er nog allerlei aan ze, binnen
of buiten, wat da moeite waard is. Wordt
dit niet verzameld, dan zullen botten en
knoppen van de Roos der Schoonheid binnen
kort vermist, en voor da lateren voor altyd
onvermeld bly ven. Er sy'n allerlei fijn heden
of dartelheden van den menschelyken geest
nn nog te vinden, die een felle zucht tot
verwoesting binnenkort vernield hebben za!.
Ook hierin moet meer voor de kleine steden
en dorpen gezorgd worden dan voor de groote,
waar altyd genoeg ichoonheid-lievenden zy'n
om het schoon zoo noodig te verdedigen. Ik
weet deze beide dingen van dichtbij en uit
ondervinding; ik ken de kleine stad en haar
onverschilligheid voor haar eenigen rijkdom
en de zorg van de groote stad voor wat haar
nog rest van vroeger en tijd...
Hoe ik my' dit denk, dit bewaren?
Een teekenaar aan te wy'zen voor een
streek, of voor een stad, ware een ideaal, en
toch vervulde het misschien de verwachting
niet. Beroep werd wat liefde moet blijven,
taak werd wat telkens opnieuw verrassing
moet zy'n. Het bette ware zoo de schilder»dit
wilden inzien wat ik hier voordraag, en met
genegenheid allet verzamelden wat het oog
verratt of verrukt. Zy konden dan niet alleen
de ge y els t eenen teekenen en de engelen op
bazuinen laten toeteren in den boog van een
deurpost, ze konden ook de balken teekenen
die in Gothische letters by'belsprenken be
waren of andere, waar de Zaenwsche
opzwemmende leeuw zich boven water houdt
in het midden, en die ter zijde een versiering
vertoonen van regelmatig weerkearend figuur;
ze konden den Schotschen distel vinden; en
een sleutelgat, geflankeerd door twee dolfijnen.
Ean tentoonstelling kon dan alle deze dingen
aan hen vertoonen, wien dit niet zonder
belang is, en daarna kon dit alles, geklasseerd,
in bewaring gegeven worden, waar het thuis
hoort: aan de Technische Hoogeschool. Ik
weet dat er nog vele verrassingen verborgen
zouden blyken te zy'n en ik weet dat een
En toch was de duivel nog eenmaal in
hem gevaren om wat aangebrande linzen.
Nu zou hy ze graag eten. ledere beet smaakt
hem buitendien nu toch als aangebrand. De
ervaren collega van Gerda had bargen
gemeend:
Ominl Nn zal je vrouw ze niet meer
laten aanbranden I Dat weet je wel. Na
zoo'n les.
Zooals zij met den reus praten kon! De
jonge onderwijzeres bewonderde haar aldoor
meer. Vooral wanneer men het groote,
barsche meitjo maar goed kende. Gerda had
haar eenmaal, na een gemeenschappelijk
bezoek aan den gevangene, haar krachtige
hand willen kassen. Toen had ze, in plaats
van het toe te staan, Gerda eerst afgestooten,
maar plotseling in haar armen gesloten en
gekust.
Van de winkels te vertellen, waar deze
onverwoestbaar praktische stof te kry'gen was,
scheen het eenige zwakke punt in het groote
denken van dit meisje. Kleurend en half
met tegenzin vroeg Gerda eens:
Welke winkels zy'n het?
Het was haar eender. Ze had de som, die
ze van haar traktement voor kleeren bestemd
had, tot de helft verminderd, omdat ze voor
andere dingen zooveel noodig had.
De verovering, waartoe haar met moeite
volgehouden elegance niets had geholpen, was
haar nu gelukt. Martha had haar schuwe
ziel wyd voor kaar opengelegd. Zij liet de
onderwijzeres niet uit haar oogen gaan, liep
enkele schilder, als Tholen, van zelve ver
zamelde en noteerde wat ik zoo gaarne in
teekening, in veiligheid gebracht zag.
Muiea. De meeste begrootingen onser musea
zijn klein. Er moet das met schranderheid
gehandeld worden, zullen we iets kunnen
aankoopen voor het land, en iets bewaren
kunnen van de schatten die van tijd tot ty'd
bier door de geesten gemaakt worden. En
toch gebeurden er en gebeuren er nog steeds
groote geldverspillingen in deze musea. Deze
geschieden zelden door het aankoopen op
ontijdig oogenblik van minderwaardige osde
werken; deze geldspillingen gebeuren nog door
het niet tijdig aankoopen van modern wert.
Het museum leeft van den kry'g" in den
slechten zie. Het verwacht steeds dat par
ticulieren zullen aanvullen, wat het bestuur
naliet. Want het gaat niet aan steeds naar
de geldmiddelen te wy'zen en te zeg jen: non
possnmus, het ware b.v. de zaak geweest,
indertijd te koopen tegen de uiterst lage
pryzen die besteed werden voor de baste
werken van de Hollandsche school. Wat
deden toen de directeuren en wat deden toen
de besturen die in menigte zwermen om de
bestuurders dier openbare instellingen? De
directeuren vergaarden wellicht wetenschap,
waar ze zich van geen kunst bewust waren.
Maar hoewel alles te pryzen is wat het
wetenschappelijk bezit vermeerdert, ze waren
daarvoor niet aangewezen; ze behoefden
daarvoor niet aan het hoofd dezer instel
lingen te staan; ze konden dit, ergens op
een kamer zittende, doen, waar ze niet met
het geld der natie te maken hadden, noch
in de gelegenheid waien die natie durend te
verarmen. Want deze wel-gezetenen hebben
het laad een schaégedaan, te groot om te
beseffen. De Marissen, de Mauves, de Israëls,
de Weissenbruch's ge moest ze hier in
menigte kunnen vinden, iu de openbare
tentoonstellingszalen. En wat vindt ge, had
den Drucker en Mesdag niet geschonken wat
het land miste? Wat zonden we kunnen
t o on en van wat toch een bloeitijd was, zoo
we den vreemden alleen konden laten zien'
wat deze- slechte opzichters-der-schoonheid
verzameld hadden met hun angstige
onkundeder-schoonheid! En welke schaéhebben ze
niet gedaan, en zullen ze over e en wen
nog doen l Moeten zy°, die de Hollandsche
school der 19de eeuw bestudeeren, dan naar
Schotland, Canada, Amerika en verder gaan
om volledig te leeren kennen, wat hier in
uitgezochte werken aanwezig moest zyn en
kon zijn, ty'dig gekozen door de stoutmoe
dige bezonnenheid van werkely'k
schoonheidgevoeligen, die het tydalyke scheiden konden
van het blijvende, en niet aarzelden in schrale
onwetendheid l
PLASSCHAERT.
Berichten,
GEOBQ BEANDEB. Ter gelegenheid van den
zeventigsten verjaardag van dezen Deenschen
auteur, op den 4en van deze maand, werd
door zy'n uitgevers te Kopenhagen een
geïllustreerde editie van zy'n werk over
Shakespeare uitgegeven. In de Koninklyke
Bibliotheek te Kopenhagen zal een verzame
ling geschriften, op hem betrekking hebbende,
den grondslag vormen van een
Brandesarchief. Brandes heeft beloofd alle hand
schriften van zy'n werken, alsmede de in
zijn bezit zyn de uitgaven en vertalingen
daarvan, aan deze verzameling te schenken.
HEKRY LABOUCIIEEE. Da erfgenamen van
dezen onlangs overleden, ook bij ons te lande
wolbekenden, journalist, hebben de samen
stelling van zy'n levensbeschrijving opgedragen
aan zyn neef Algar Thorold, die reeds meer
dere werken heeft geschreven. Deze houdt
zich aanbevolen voor inzage van alle mogelijke
geschrifte»als brieven e.d. welke hem bij zijn
werk kannen dienen. Natuurlijk zal al het
hem toegezondene aan het adres van
Truth, Carteret Streef, Westminster?naar
zy°ne verzekering met de meeste zorg worden
behandeld en behoorlijk teruggezonden.
MEMOIBS OF MANY MEN is de titel van een
werk van M. B. Field, waarvan binnenkort
een herdruk zal verschijnen. De schrijver
was eeen Amerikaan, die bevriend was met
Thackeray en die met verscheidene beroemde
mannen van dien tijd in aanraking is geweest.
De eerste uitgave van het boek verscheen in
1873 en bevat vele anecdoten omtrent Dickens
en Thackeray, terwy'l er ook aardige herinne
ringen in voorkomen aan Napoleon III,
Macaulay, Palmerston, Disraeli, Thiers, Guizot,
Emerson, Lincoln, Jenny Lied, e. a.
JULES LEMAITKE geeft een serie lezingen
over Chateaubriand, welke later in
boekformaat zullen worden uitgegeven.
LOBD LYTTON is bezig een biografie te
schrijven van zy'n groot va Ier Edward Bul wer
Lytton, maar het is nog niet zeker wan
neer het boek zal verschijnen. De in 1883
verschenen levensbeschrijving van Bulwer
Lytton door zy'n zoon, loopt niet verder dan
tot 1833; het te beloofde werk zal ook
belangrijke gegevens bevatten uit de laatste
veertig jaren van zyn leven.
ROBEBT BROWNING. Ter gelegenheid van den
honderdsten geboortedag van E ober t Brow
ning op 7 Mei a.s., zal een Jubileums-uitgave
van zyn werken verschijnen in tien deelen,
gedrukt met flinke letter op fraai papier
en met een bibliographische en verklarende
inleiding bij elk gedicht door dr. F. G.
Kenyon. De oplage van deze editie is beperkt
tot 750 exemplaren, waarvan 500 voor Enge
land en 250 voor Amerika. Elk deel zal een
portret van Browning als frontispiece bevatten;
verschillende van die portretten worden voor
het eeret gepubliceerd. De gedichten zullen
chronologisch worden gerangschikt. De beide
eerste deelen verschijnen tegen 7 Mei, terwijl
de geheele editie dit jaar compleet wordt.
BOEKVBBKOOPISO TB LEIDEN. Bjj de firma
Burgersdyk & Niermans Templnm
Salomonie", zal van 21?27 Februari eene
boekverkooping gehouden wotden welke zich
uitsluitend beweegt op het gebied der ge
neeskunde en aanverwante vakken, chemie,
pharmacie, natuurkunde, wiskunde,
sterrekunde, zoölogie, botanie en geologie. Zij
omvat over deze wetenschappen plm. 3300 nrs
o.m. afkomstig van Dr. H. G. J. van
Doesburgb, arts te den Helder, H. van Lmnteren,
botanicus en tuinbouwkundige te Utrecht,
waarby het anthropologisch en natuurweten
schappelijk gedeelte der boekerij van Baron
G. W. W. C. van Hoëvell, oud-gouverneur
van Celebes en onderhoorigheden en de
boekerij van een oud-hoogleeraar in de
chemie.
De catalogus ia verkrijgbaar, en alles is
19 en ?0 Februarie te zien.
. Daar het tegendeel niet ge
vorderd is, behoef c een schrijver zich niet bij
de inzending van n enkele novelle te be
palen. Maar bescheidenheid zal ook hier als
een sieraad worden aangemerkt.
IIIIMlIIIIIIIIIIIHMIIIIIUMtlMIMIIIIMHI
40 cents per regel.
BOUWT te NÜNSPEET.
Inlichtingen bühet bouwbureau A r t i".
aldaar.
DELAONAY BELLEVILLE
AUTOMOBIELEN.
Hoofd- Acent roor Jfederlandi
J. LEONARD
AMSTERDAM.
J. LE MINJE,
Amsterdam.
OUDE GENEVER
merk Nectar".
? 1.38 per D literflesch.
WIJNEN, COGNAC etc.
Badplaats in
ZuidTirol. Heerlijk
klimaat. Seizoen
September Juni
1910/11 30826 Dadgahten. Stedelijke Knr-en
Badinrichting. Zanderinstituut.
Komdwaterinrichting. Koolzuur- en alle geneeskundige
baden. Zwembassin. Inhalaties. Druiven-,
Mineraalwater-, terrein- en openlucht
ligkuren. 4 gekanaliseerde
hoogebronwaterleidingen. Theater. Sportterrein. Concerten.
20 Hotels Ie Rang. Sanatoria. Talrijke pensi
ons en villa's voer vreemdelingen. Prospectus
gratis bij de Kurvorstehang.
LUG-ANO
Hotel Bristol.
(ITAIIAANSCHE MEREN), Schoonste Win
ter- en Voorjaar-verblyfplaats. 1ste kl. Hotel,
prachtig gelegen, met gr. Panorama. Kamer
vanaf fr. 4.?, Pension vanaf fr. 9.?. Eigen.:
C. CAMENZUND. Prosp. gr. en fr. Intern.
Verkeersbureau Raadhnisstr. 16, Amsterdam.
haar buiten schooltijd als een schaduw na,
wachtte na schooltijd als een trauwe page
op haar en legde haar handje in haar hand,
als hoorde bet zoo.
Zij was ecüter het egoïstische en
trouweloosste wat men vinden kan in het bedriegelyk
gebied der liefde, deze kindergenegenheid!
Want zoodra zy de hand van de onderwijzeres
om de hare voelde, begon de kleine vroolyk
te babbelen over de aanstaande terugkeer
van moeder.
En den grooten dag in December, den dag
na de bewogenste rechtzitting, die sedert
lang in de stad plaats had gevonden, de
jury had de zitting tot middernacht gerekt
dien dag, dat Martha te laat op school kwam
en des ondanks trotsch over de biddende
klasse schreeuwde: M'n moeder is er weer!"
dien grooten dag was de onderwijzeres geheel
vergeten. Het kind keek over haar heen
met lichtende oogen. In het speelkwartier
hing zy maar even om haar hals en jubelde
in een oogenblik wel tienmaal: M'n moeder
is er weer!" En na de school was ze snel
als de wind weg, eer de onderwijzeres haar
hoed zelfs vastgestoken had.
Een py'nlijke beleediging had haar zalig
hart bezeerd. Maar dat was wel goed. Heer
lijkheid en leed geven een zoeten weemoed
aan de ziel van een jonge vrouw. Zonder
gevoel van leed zon deze ry'kdom en vreugde
beslist tartend geweest zijn. Het blonk haar
immers uit alle oogen tegen, hoewel bedekt,
zooals onder het personeel, het: Bravo.
Flink gewonnen!" En bovendien dat geluk
in de kamer der armen. Ja, zy kon de pijn
van haar wond best verbijten.
Zy' kon het ook verdragen, dat Martha twee
weken later, midden onder het feestelijke
gezang, met achterlating van pop, wagentje,
koek en pantoffeltjes, met een schellen kreet
wegliep van het kerstfeestje, dat G ar da voor
de drie kinderen aangericht had, en waartoe
ze de moeder opzettelijk niet had
uitgenoodigd.
Ik dacht op eens, dat moeder weer weg
was! legde het meifje, dat nog over haar
heele ly'f sidderde, Gerda uit, toen ze later
met de kinderen en de heele speelgoedwinkel
na kwam.
Je bent een leely'ke spelbreekster l"
plaagde de strenge onderwyzeree.
Maar ze had toch teere gedachten voor
het kind toen ze in een prettige stemming
naar huia reisde, in een goed verwarmde
coupédetde klas. Het kwam er immers
niets op aan, of ze eerste, tweede of derde
reisde, meende ze.
Ze ging naar huis, naar haar ouders, niet
naar de luitenantsfamilie aan den Ry'n. In
den zomer, wanneer ze er geen baltoiietten
voor noodig had, zou ze misschien haar
zuster bezoeken.
En het danslied mag graag verklinkenl
dacht ze. Zy' had een andere melodie ge
vonden, een groote, vrije. En die beviel
haar goed ondanks de ernst ervan.