Historisch Archief 1877-1940
No. 1810
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND.
in kringen als de facetten op een brillant,
de oesters, glimmende kussentjes licht
zeebruin en teer grijs, met lichtspikkeltjes in
het zeerecht, ieder in de roomgladde schoot
van zijn eigen schelp gebed e a maakten ons
heele kamertje vol vluchtige zeegeur; en daar
bij de glaniig zilveren glimmende drietandige
vork j es als neptunnsstaven nit een tooneel,
waar kinderen mee spelen; de gonien pauken
der doorgesneden citroenen en het licht- oraoj
ebroine bier binnen de geslepen ksgelwanden
der hooge glimglazen, gekroond door het
stervende- schuim; en de poreuze plankjes
knabkelbrood mee hun bruinige en bijna
zwarte brar. d vlekjes..." enz.
Als een stuk gesprek" moge dit niet Keer
aannemelijk zyn, op zich zelf ia het aardig
en appetijtelijk gezien. Precies Van Deyasel
in zyn eerste manier.
En hier is nog zu!k een brotjs: geestig
verpersoonlijkt naunrgeroel: ...ja, daar
rechts in de verte is de IJssel. Hou j g van
een rivier, ik niet. Dat stroomt maar voort
met zijn gekolk om de kribben, zonder je
iets te vertellen, hij is veel te gauw voorbij
om zich te laten kennen, hij spiegelt niet
eens je zelf weer. Hij schommelt maar wat
met zijn geelgroene kop en is weg, altijd
weg. Het kan je niks schelen wat er in hem
leeft, hij ademt alles in zonder iets weer te
geven, hq antwoord nooic op wat ja hem
yraa&t, hij doet alles altijd hetzelfde en alles
in zijn eentje, bjf donker weer is zijn groen
wat groezeliger, by zonnenschijn een beetje
geeler. Waait het hard dan kruift er wat
schuim en struikelen er wat golven op ayn
rng, is het een harde winter en probeert
de vorst hem een poosje vast te hcuden,
dan schurkt-i zijne schouders een paar maal
en dondert er de schotsen af, dat maakt
wat herrie en 't schijnt of h|j zicb. met de
wereld bemoeit, doch da's alles maar schijn
hoor l HU gaat zijn eigen weg en bevaart
zijn geheimen, da ouwe dwarskop, de egoïjt."
Het volgende is typeerend voor de sar
castische wijze waarop deze schrijver zekere
groepen van de burgerklasse bekijkt.
Ze voelden zich de room van de
maatscnappy, de kroan van de bescnaring, het
fondament hunner klasse, zonder te bemer
ken, dat de r om zuur, de kroon van blik
en het fundament aan het verlakken was.
Za hadden hun buitens, hun bonnes, hun
bals, de last van hun arme familieleden, en
hun verveling. Za baden hardop en vloekten
in stilte, waren kuisen in den Hrag, onder
danig tegenover hun chefs, en in '^openbaar
beleefd tegenover hun vrouwen. Za geurden
van vaderlandsliefde, koningsgezindneid en
parfumerieën, met hun bekrompenheid en
hun decoraties. Hun dagelijksche genoegens
waren schijn, hun hooge aspiraties waren
schijn, hun kunstlief ie was schijn; alleen
hun ijdelheid, hun fijne diners en hun
maagkwalen waren werkelijkheid. Het gesag hiel
den ze hoog, hun ondergeschikten gunden ze
gepaste genoegens en behandelden hen met
aristocratische belangstelling; in het kort,
het zonden compleete schurken geweest zijn,
als ze niet zoo diep beklagenswaardig waren."
Dit is dan, voor een leelijk deel, de bour
geoisie. Maar het socialisme is heel andere...
thee, had ik haast gezegd, omdat het wel
eens lang nat" woidt, wat wij er hier van
te slikken krijgen. De compleete wordings
geschiedenis van een socialist en hoe het
hem wél gaat en hij zegen verspreidt in deze
wereld vult een bladzijde of zeven in een
eenvoudig gesprek van L?o met zijn vriend
Van Ingen, die daarbij het volgende als zijn
idee van een ideaal bestaan te kennen geeft:
. . , Als je aen betrekking had, die je
niet losliet, omdat ja er van moest eten, een
betrekking, die een uur of vier vijf van den
dag in beslag nam, waarin je werk moest
doen, dat je bepaald antipathiek was,
dan begon je pas je vrijen tijd te
apprecieeren en er mee te woekeren... Omgekeerd
kreeg dan bet werk in je betrekking die
onmiskenbare waarde, dat het de schoonheid
van je eigen tijd verhoogde....
Maar een schilder als Leo, zooals er zoo
velen z|jn, die de beschikking over zijn
geheelen dag had, kon onmogelijk de vnjheid
hoog stellen, omdat b.y de tegenstelling niet
kende waaruit zij te voorschijn trad. Waar
gedwongen matige arbeid het leven met den
dag blijer doet worden..,. daar brengt de
gedwongen vrijheid dagelijks achteruitgang,
dagelijks grooter vermindering van
leversvreugde", en f.
Hoe waar is dit l Hoe menige brave krui
denier, retiiédes affaires, in welverdiende
rust op een buitentje gezeten, heeft zijn
levensvreugd zien tanen, toen hij ophield
zijn si£ge zorgen aan pruimen en petrolie
te wijden. Zelfs het hengeier, dat toch
altijd zoo'n liefhebberij van hem geweest was,
kon hem op den d u ar niet bekoren en als
voor Hamlet, verloor het leven ook voor
tem allen glane. Inderdaad, zoo men niet
zeker wist, dat een vurig sociaal-democraat
hier verhandelt over een ideale levenswijs,
zoo lichtzinnig verraden had. De lieve, op
wekkende brie ver, die zij nog voortdurend
ontving, vormden zulk een tegenstelling
met den toon waarop de anderen" haar
toespraken I Niets van haar vernemend dan
wat zij zelve hem mededeelde, bleef de
soldaat daarginds haar eerbiedigen en lief
hebben. Iets leerde het leed haar: thèns
achite zij hem en zijn liefde. E a zonder zich
rekenschap te geven van wat zy' durfde be
staan, beantwoordde ze zijn brieven met een
onbevangenheid, die zij als vanzelf weer
vond teiwjjl ze hém schreef,?de onbevangen
heid van voorheen, en liet hem, dusdoend
in een wonderlijk droevig spel, en om tijd
te winnen, het geloof, dat zy nog dezelfde
was gebleven als vroeger: het schuldelooze
meisje, dat hij gekend had;
Het deed baar goed, zich oprecht bemind
te wetec. Zou zij daar afstand van moeten
doen? En waarom moest zy' hem reeds ze o
spoedig ongelukkig maken? Het zon altijd
nog vroeg genoeg daartoe zijn. Zy wilde
zich -bejjvereu, dat Guilhem tot het einde
zijn illusie behield, indien dit mogelijk was.
Hu heeft nog drie jaar den tijd", hield ze
zich voor, en dit maakte haar vermetel.
Trouwens zy' kon er niet buiten. Het was
haar eenige vreugd, een pijnigende
vreugde. Als hij mij doodslaat, wanneer
myn slecht gedrag hem ter oore komt,...
zooveel te beter", dus dacht zij, tot
dien tijd tenminste wil ik nog gelukkig zyn".
Wat haar niet belette, de levenswijze, nu
toch eenmaal aanvaard, voort te zetten in
de tnstchenpoozen, en zich te vermaken"
met studenten en officieren.
Plotseling kwamen er echter geen brieven
meer. En het was toch nog nauwelijks in
men zou kunnen meener, dat het maar een
vulgaire bourgeois was, want zooals hu, denkt
de burgerklasse 'er precies ook over. Een
ordelyk, gematigd bestaan gedeeltelijk voor
de wken" en gedeeltelijk voor de liefhebberij
en: postzegels, een homberfja eneen whistje,
of zoowat mnaiek en knust. Er is niets tegen
dat iemand schildert (met olieverf of pp
porgeleir) of wat echryft of musiceert, mits
het maar p ty'd, dus niet vór of na Bturs-^
tijd, geschiedde. En daar bljjft men au fonds'
ook het gezondst bij. Al die excessen leiden
maar toe overspanning, je leven aan de
kunst wijden," zooals dat dan heel mooi
heet, jongens l je komt er niet ver mee in
onze maatschappij, waar vooruttkomen" het
parool is.
Daar heb je nu bijvoorbeeld die Leo en
Oerda, die twee onverbeterlijke Bohèoaes,
als die nu iets meer de bourgeois-deugden
van matigheid en orde hadden bezeten, en
hun wemchen beperkt tot het redely'ka en
ordentelijke, dan....
Maar zoo wil ik niet doorgaan, want de
schryver heeft dit toch eigenlijk niet aan ons
verdiend en het ware een slechte dank voor
zooveel dol vermakelijke scènes nit het huis
houden van L 30 en Garda, indien men hem
aan een onbedacht woord, of zelf j een
gansene onbedacht*, afschuwelijk platte rede
neering vastbinden wilde. Hetgeen L10
en Garda in han (on)practiscae levens karak
teriseert, r.l. dat zy fragmentarisch, of wel
rhapsodiech beitaan, eikestemming, eiken luet,
elk bedrijf bestond tot het uiterste out' n /ten,
dat is aan den auteur Timmerman in zijn ge
schrijf eigen. Als ean naturalist van de goede
oude soort, valt hij aan op al wat te beschrij
ven is en viert zijn bseldingslust uit, aich
om verband en evenwicht of samenstel maar
nauwly'ks bekommerend. En indien het toe
val van zijn weg hem brengt op een punt,
waar hy de bourgeois wereld in't zicht krygt,
dan ziet men hem rood opzwellen van ver
ontwaardiging en komt er een woordenstioom
als gloeiende la ra, bladzijden lang. Ea indien
hjj zich de academische pedanten herinnert,
die zy'n vurige jeugd belorven hebben, schiet
er weer zoo een dito stroom loa. Ea als Lij
de zegeningen gedenkt, die het socialisme
aan hem gedaan heeft, wér eer, een
zoetvioeiende dezen keer. Ea gis hy' over de
Nieuwe Gidsers (ja, waarachtig, over de
Nituwe Gid»van anno '80) te spreken komt,
hél op 't laatst en ganschelrjk overbodig,
vór dat indrukwekkend lugubsre einde van
Leo's huwelijk met Oerda, dan zegt hij zoo
veel bitse en rake, en geestig-ware dingen
orer bekende schilders en literatoren, dat...
men maar wenschen zoo, dat het den
menschen van tegenwoordig mér interessaerde,
dan men vreezen moet, dat het doen zal,
omdat wij zoo ijselijk snel leven.
In die onvergetelijke bladzijden stijgt dan
nog eens de Nieuwe Qidt, in zyn al ouden
pracht, omhoog, gelijk een apotheose. Al de
appreciaties, harrewarrerijen, beschouwingen,
grieven en geestdriften van de nn oude en be
roemde figuren nit dien ty'd hunner jeugd wor
den een oogenblik weer voor ons Ie venden een
stroom van zuiveren weemoed en teederheid
vervult ons het hart. Zoo beminlijk anachro
nistisch als dit boek aandoet! En
hpegeestdiiftig en ouderwetsch is deze schrijver, als
een geestig en talentvol jongeling uit die
tachtig jaren, wiens jeugd in het y'a gecon
serveerd en thans eerst ontdooid zonde zyn.
Al zyn deugden en gebreken hebben een ver
leden aanzien en zyn gansche persoonlijkheid
kenmerkt dat ongegeneerde en tartende en
dan weer dwepende en bezielde, dat wij toen
kenden en innig waardeeren gelijk wij
het nu niet meer doen.
Helaas, zelf j de kunst, de kunst van beelden
en typeeren, gelijk zij in dit boek aan Leo
en Gerda bedreven wordt, is ons verdacht
geworden. Hoe levend en waar die twee in
de afzonderlijke tafreelerfook schynen moger,
hoezeer nit het leven gegrepen", een totaal
begrip van hun persoonlijkheden wordt ons
niet vergund. Zij schijnen te veel van dag
tot dag gecopieerd, te zeer bij gedeelten van
buiten en niet van binnen-uit gezien, om ons
te bevred'gen en niet den indruk te wekken,
dat hier op oud-naturalisthcae wijze het leven
voor de kunst werd in de plaats gesteld. Het
boek wemelt van fijne en diepgaande opmer
kingen o?er L?o's en Gerda's karakter, maar
het schy'nen de overpeinzingen van het ver
stand en niet de doorschouwing, de spontane
schepping van een kunstenaar. Zoo is er veel
kunst gemaakt in de tachtiger jaren, die ten
slotte enkel namaak van de werkelijkheid
bleek en sedert lang alle aantrekkelijkheid
verloor.
Maar het boek van den heer Timmerman
zal ons nog lang hengen, als onverdachte
echo van een grootsch verleden, als de ge
waarborgd-echte reproductie van een zeer
schilderachtigen levensstaat en als de ver
warmende geestdrift van een pittig en levens
lustig reeds bejaard heer, getuigende van de
de eerste maanden van het vijfde jaar. Dit
onverhoedsche zwijgen vervulde haar ziel
met feilen angst. Zou hij het weten?
Heeft men het hem meegedeeld? Te heviger
w_as nog haar benauwdheid doordat zy, a's
het stilzwijgen eenige wtken had geduurd,
in het gasthuis werd verpleegd voor een
afschuwelijke ziekte, die zy' met haar ontuchtig
laven zich op den hals had gehaald, en welke
haar geheel misvormde.
Ziehier wat er gebeurd was:
Eenmaal ingedeeld bij zijn escadron had
Guilhem, sterk door zyn ernstige liefde en
zeker van zyn bruid, zich weldra onder
scheiden als een feroi, leergierig en voor
beeldig soldaat. Het scheen hem toe, dat
hy, van dag tot dag, Yvaine moest
vardienen, Yvaine en hun toekomstig geluk.
Vandaar zyn onberispelijk gedrag. Lavend
op de brieven die hy nit Frankry'k ont
ving, en welke hem de ziel vervulden,
dacht hy schier aan niets anders dan aan
zijne Yraine. De afwezighei i verveelvou
digde hare lieflykheiea, en daar onder den
schoonen ooatelyken hemel maakte de droef
geestigheid van het onvervulde verlangen
haar nog bekoorlijker dan zij hem was in
het land van Bretagne. De vreugdevolle
zekerheid, dat zy eens zyn vrouw zou zyn,
verblijdde hem uitermate en durend; elke
dag bracht hem nader aan haar!
Toen hij kwartiermeester werd, met de
dienst medaille, verdubbelde het zy"n trots,
dit te kunnen schry'ven aan zijn lieve, goede
vrouw. Ah I Hos hadden de woorden Vader
land, Ear, Gezin", hun schoonen eersten klank
behouden, dank zy de zuivere gevoelens, die
hy vanuit zy'n land had medegebracht l Zijn
onverstoorbaar geloof deed hem, als hij
velerhande liefden zijner jeugd met een vuur,
dat ons jongeren beschaamd maakt. Wy weten.
tiet altyd precies meer waar hij't over heeft,
maar zijn bazieling, ayn hartstochtelijke over
tuiging zyn weldadig om aan te zien en wij
hopen, dat de lieve God hem nog lang het
leven sparen zal.
FKANS COENEN.
De Vrijmetselarij.
n.
Naar luid van een kort na 1815 geheim
zinnig aan het licht gekomen en eerlang even
geheimzinnig weer verdwenen document, het
zoogenoemde charter van Keulen, zijn op Sint
Jan (24 Juni) 1535 negentien uitverkorene
meesters van e ven zoo ;ele loges of plaatselijke
vereenigingen uit verschillende landen te
Keulen vergaderd geweest als Vrije Metselaren;
onder die loges wordt een te Amsterdam,
een te Rotterdam en een te Middelburg
genoemd. Wijlen prins Frederik hecfc nit de
Keulsche oorkonde het geloof aan
deonontbeerlykheid van uitverkorene en
oppernitverkorene meesters opgedaan, doch tusschen
de Vrijmetselarij en de Tempeliers is, naar
het schijnt, volgens haar geen verband; voor
1440 zonde de Vrijmetselarij de broederschap
van Sint Jan hebben geheeten, en eerst daarna
een a broederschap van vrije metselaren zijn
genoemd. Alleen Christenen mochten lid zijn,
geece Joden dop, en by' de toelatingen
mochten de beproevingen geenerlei wreedheid
medebrengen Reeds deze trekken verraden
echter, dat de zoogenaamde oorkonde een
ondarschoven stuk is, en dat de Vrije Metselarij
haren naam eerst sinds 1717 heeft uit Engeland,
is van ei der 8 duidelijk genoeg; men heeft hier
om geen geloof te hechten aan de echtheid
ook ven de, tagelyk met het Keulsche charter
te voorschy'n gekomene en weder verdwenene,
notu'en der loge Frederiki Frededal, volgens
welke op 27 December 1G37 de elfjarige zoon
van prins Frederik Hendrik, later Willem II,
als kind der broederechap of Lov/ton is aan
genomen. Ook dit stuk zal met net oog op
onzen prins Frederik vervaardigd zyn.
Als alle echte en onechte theosophie is
onse Vrijmetselarij vol mystificatie. Da vraag
blyft hier, of er eenig verband is lunchen
de Tempeliers en de Rozekruisers, want da
laatsten, zoude men zoo zeggen, hebben in
de Vrijmetselarij gnostieke symbolen doen
overgaan, die best uit het Oosten hadden
kunnen komen met de Tempeliers; er bestaat
ejhter, naar het schijnt, een tusscben 1568
en l G12 geschreven dagboek van zekeren
Hotea Lucht, dat alle symbolen dsr latei e
Vrijmetselarij in den zin der Razekruuers
vertoont en met de Tempeliers niets heeft
te maken. De Rosekruisers zelven hebben
voor 1612 nog niet bestaan, al hebben wij
by Roos en Kruis met name reeds aan Luther
te denker. In 1614 ia te Kassei van zekeren
Johan Vakntijn Andreae een boek veischenen,
getiteld Fama Fraternitatis, wainn verteld
wordt van ze'ieren C/irittiaan Rozekrms, die
kort voor 1400 een pelgrimstocht had onder
nomen naar het H. Graf, onderweg was
ingewy'd in de naluurkennis en de wijsheid der
Arabieren, en ca zynen terugkeer in
Dnitschland met zeven vrienden de broederschap van
hel Rozekruii had gesticht. De Faam der Broe
derschap blijkt hier eene mystificatie, waar
mede alchimie en theDSophie van Andreae's
dagen in een bespottelijk daglicht werden
gesteld; niettemin schijnt juist dit bosk aan
leiding te hebben gegeven tot het ontstaan
eener orde van het Ouldin Rozekruii, die in
de 17de eeuw ook ten ontzeot, in Amsterdam
en 's Gravenhage, vasten voet heeft gehad.
Want waar de mensch boven de ^odsdienstgo
voorstellingen zijner omgeving uit wil, zonder
dat hy komt tot wetenschappelijkheid, om
van de zuivere rede niet te spreken, zoekt
hy het hoogere en ware in de
verborgenheden der theoeophie. De Rozekruiseis van
de 17de en 18 Je eeuw hebben altoos beweerd,
dat hun stichter esn Dnitecher was geweest,
die in 1387 naar Damascus was getrokken,
en daar toegang had verworven tot een ge
nootschap van Arabische wijzen, die hem
hadden ingewijd in hunne geheimen; na
zynen terugkeer had hij dan aan 63n klein
getal uitverkorene vrienden ssyne kennis
medegedeeld.
Aan astrologen en alchimisten zijner dagen
had Andreae een aantal symbolen en geheim
zinnige gemeanschapsteekenen ontleend, die
voor het meerendeel wel zullen aftomstig
zijn geweest uit het Oosten, want daarheen
verwijzen o.a. de Slang en de Lotusbloen.
En Francis Bacon (1561?1625) die omstreeks
denzelfden tyd van de Arabische
sterjewichelaars het denkbeeld van een Huis der
Wijihtid zal gcërfi hebben, sprfekt in zijn
onvoltooid nagelaten geschrift Nieuw Atlantis
over een Huis van Salomo, wanneer hij de
gedachte oppert van de stichting eener
vereeniging, die zich zal wijden aan de bevor
dering van wetenschap en kennis. Is te;
Yvaine's brieven las, de enkele verwarde
woorden voorby lezen of deze uitleggen ten
goede.
Denk u eeng, dat hij plotseling van iemand
de waarheid vernomen had, en de zekerheid
van haar schuld zyn vertrouwen had ver
nield, welk een diepe weerzin, welk een ver
gift, welk een afgrüzan van het leven I Welk
een instorting zou er op zyn gevolgd I Ware
hij, die, voorwendend, de waarheid te die
nen", hem de bewijzen van haar elachtheid
gegeven had, met zijn ijver niet even dom
als laakbaar geweest, en niet eerder een
moordenaar dan een vrieid te noemen? Of
maakten de trouwhartige brieven van zyn
deugdzame, zy'n heilige Yvaine voor hem
niet het ware geluk uit, daar, in zy'n ge
dwongen afzondering, die zoo vol van zoetste
ver w achtingen was, en, wel bezien, zijn eenige
werkelyk gunstige levenskans? Lttek deze
verwijdering niet het eenig bestaanbare geluk
tusschen twee lieden als zij?
Onderstel eens, dat hy had vrygeloot, en,
daarginds, getrouwd was met zijn Yvaine.
Welk een onderscheid! Na de eerste ver
rukkingen zou hij bespeurd hebben hoezeer
onbeduidend, nutteloos, onstandvastig, be
haagziek en gevaarly'k zyn ecatgenoote wat',
en, ach, wat al steelsche tranen had hy'
gestort, hy die den echtelyken staat niet
anders zich denken kon dan heilig en
onaantastelijk. Welk een verdriet weldra! Welk
een schrikwekkende ouderdom l Welk een
eenzaamheid in hun samenzijn, zoo een of
andere onberadenheid zijner vrouw zelfa niet
tot een droevige ontknooping had gevoerd.
Welnu, instede dezer positieve uitkomst
van het, zoo geheeten, verwerkelijkte güluk,
was aan dezen man, voorbestemd om slechts
toevallig, dat ons in de constitutie van
Anderson, het in 1723 te Londen verschenen
eerste wetboek der Vrije Metselarij, verteld
wordt, hoe met behulp van Adon Hiram
ibif, den volmaaktsten meester ter wereld,
de beroemde tempel van Salomo" gebouwd
is? Thomas de Quincey, weliswaar, heeft in
eane verhandeling van 1824 over
Vrijmetselaren en Rozekrnisers, die in het London
Magazine verschenen is, zy'n best gedaan om
te betoogen, dat de eerste Viymeteelaren in
Engeland Rozekrnisers uit Daitschland zyn
geweest, die zich in Engeland hebben ge
noemd naar de plaats hunner samenkomsten;
zoo zoude dan van Engeland nit en onder
een H'ngekchen naam eene Duitcche secte
zich over de aai da verbreid hebbeD. Feitelijk,
schynt het, hebban de Vrij metselaren te
Pary's, wier oudste loge van 1725 iagteekent,
nog altoos Rozekruisera ala ordeleden van
dan hoogsten rang, die verleend pleegt te
worden aan voorname Eagelsche bezoekers.
Maar hiermede zal wel niet meer waarschijn
lijk zyn gemaakt dan dat onze Vrijmetselarij,
wier moederloge eene in 1717 gestichte
vereenigde Londen sche loge geweest is: met hare
middeleen wsch Engelsche metselaar
sherinneringen en nieuwere dmtUch Bacocische
verwachtingen van bijzondere verstandsver
lichting eene min ofte meer geheimzinnig
opgedirkte wereldburgerly'kheid van Duitsche
Rozekiuisers verbonden hei f t.
Hunnen naam schijnen de Vryme'selaren
te hebben van de Common Hall of the London
Ouild of the Freemasons, waar in 1646 onder
voorzitterschap van Ckriitopher Wren geheime
vergaderingen zij a gehouden, met het doe!,
om de monarchie te herstellen; hiermede is
dan tegelijk tot op zekere hoogte verklaard,
hoe de taal en de symbolen van den bouw
kundige'hebben kunnen overgaan in lodges,
loges of loodsen, die in het geheel geene
loodden of Bauhülten meer waren, maar a's
stille vereanigingen van hoogere strekking
waren bedoeld. Dat in de dagen van de
stichting der eigenlijke moederloge da
gedachtenwereld ook van de Rozekruisers in
Engeland is bekend geweest, aien wij dan
bijv. in 1714 by dan dichter Alexander Pope.
The Rosicrucians", segt deze in dat jaar
tot de dame, aan wie hij de tweede uitgave
van the Raps cf the Lock opdraagt, are a
people I must bring you Ecquainted witb.
According to these gentlemen the four
elementa are inhabited by spirits, which thty
call gaomes, nympbs, sylphs, and salamanders;
the gnornes or demons of earth delight in
mischief, but the fylphe, whose habitation
is in the air, are the best-conditioned
creatures imagiüable." In 1717 hebben zich als
dan te Lauden, onder leiding van den
Preshyteriaanechen predikaat James Anderson,
den oudheidkundige George P«yne, den
catuuronderzoeker Desaguliers en dertien
lords, vier nog voorhanderie
'metselaarsloodsen' vereanigd tot vorming van eene
groote loge, iot btvardeiing van geestelijken op
bouw bestemd, van eene vereenigiag tot
achttiende eeuwecho verstandsverlichting
alzoo. Esrste grootmeester is Anton Sayer
geweest, en aan Anderson werd de taak opge
dragen, mot de oude metselaaiswetten voor
oogen, doch rekening houdende met het ver
anderde doel, een wetboek te vervaardigen,
dat voor alle afdeelicgen van den nieuwen
bond van kracht zoude zy'n; dit wetboek is
in 1723 verschenen, en staat bekend als p"e
constitutie van Anderson.
Schotland," zegt Mr. H. Maarschalk t. a. p.
op blz. 63, was van de Vrymetsslarij de
bakermat geweest en bad als zoodaniB steeds
het oppergezag uitgeoefend." Maar ' eïblijkt
niet, op welke gronden deze bewering rust;
het schijnt echter, dat tot beroid-jring van de
belangen der Stuarts in 1728 de oppergraden
der Vrijmetselarij, de soogenoemda Schotsche
graden, zy'n ingesteld door den S.ihot Rimsay.
En Maarschalk zelf betwist niet, dat tl de
loges op het vasteland rechtstreeks of middel
lijk afstammen van de in 1717 gestichte
Locdeneche; feitelijk is ten onzent de eerste
lodge, loge of loods van 'vrije metselaren',
onder voorzitterschap van zekeren Vincent
la Cbapelle, den Sjten November 1734 ge
opend te 's Graienhage, van waar dan eerlang
voor de Hpllaodsche broederschap door zeke
ren Liégeois uit bet Engelsche Groot Oosten
te Londen een constitntiebrief is gehaald.
Het jaar daarna, den 3en Nov. 1735, heeft
in de Amsterdamsche Courant Louis Dagran
laten drakkec: 's Gravenhage, 3 November.
Den 24^ten van voorleden maand is alhier
op de Nieuwe Doelen eene Hollandsche loge
(?La Véritable Zé'e') van de van ouds be
roemde broederschap der Vrijwillige Metselaar
opgericht, met alle verelschtesolemniteiten."
Waar echter die broederschap van ouds be
roemd" wap, blijkt opnieuw nit het feit, dat
in Hollandsche vertaling te's Gravenhage in
1737 de constitutie van AcderEoa gedrukt i»,
die daarna tot 1757 als wetboek ook in ons
land heeft gediend, en nog ten grondslag
heeft gelegen aan het wetboek, zooals dat
ten onzent in 1760 is verschenen; dat wij
hier eenvoudig met iets nieuws van die dagen
te doen hebben, blijkt ook uit het feit, dat
van het Vaticaan, welks waakzaamheid in
zulke zaken meestal spoedig van zich laat
hooren, het eerste schry'ven tegen dei Vrijmet
selarij is uitgegaan den 28iten April 1738.
(Wordt vervolgd). G. J. P. J. BOLLAND.
BOUWT te NUNSPEET.
Inlichtingen bij het bouwbureau Ai t i",
aldaar.
DELAONAY BELLEVILLE
AUTOMOBIELEN.
Hoofd- Agent roor Nederl»4i
J. LEONARD LAHB,
UL8TEKDUL
Eenige
Fabrikanten
rW.BengerSöhne
Stuttgart
Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalverstr. 166
K. F. DEPSCHLE-BENGEB.
Piano-, Orgel- en Mnziekhamlel
Rïeyroos & lialshoven,
ARNHEM, KONINGSPLEIN g.
Interc. Telefoonnummer 913.
VLEUGELS en PIANO'S
in Koop en in Huur.
REPAREEREN STEMMEN RUILEN.
RIMT"
Miei best toehende
AUTO-G AR AGE RENAULT. - FREDERIK HENDRIKLAAN 84.
's-GRAVENHAGE. Telefoon Schev. 1533.
LUOANO
Hotel Brfstol.
(ITALIAANSCHE MEREN). Schoonste Win
ter- en Voorjaar-verblijfplaats. 1ste kl. Hotel,
prachtig gelegen, met gr. Panorama. Kamer
vanaf f r. 4.?, Pension vanaf fr. 9.?. Eigen.:
C. CAMENZ1ND. Pioep. gr. en fr. Intern.
Verkeersburean Raadhnisstr. 16, Amsterdam.
wezenlijk gelukkig ta zijn, deze tijd van vier
jaren geschonken, mesr dan vier jaren van
ongestoorde zaligheid, vervuld van een hecht
vertrouwen, van dea echoonen schijn van
het onbereikbare, van opbeurende herinnerin
gen, daaglijks genietend herdoorleefd. En dit
alles dank zij esne dubbelhartigheid met
vrees gemengd, dank uj eene vergeeflijke
valechheid van haar die hy niet kon ver
doeken. Vergeeflijk ? Stellig; immers hoe zou
men geaardteien als de hare zondig of
eehuldeloos mogen noemen? Kan men dan
niet evenzeer de lesuwrikken misdadigheeten,
wy'l aij de verlokking van den spiegel niet
weerstaan ?
En indien men ons tegenwerpt, dat dit
geluk ds vrucht van een leugen was, dan
antwoorden wij: dit bewijst dat God, voor
wie zulks waardig zijn, fcteeds het kwade
nog ten goede te keeren weet. Eaook: Welk
geluk, in deze onedele wereld is, wel bezien,
niet verweven met een leugen?
Op een nacht in esn der eerste maanden
van dit vijfde jaar werd Guilhem door de
trompet gewekt. Er was een oproer van da
Arabieren. Hij sprong in het zade). Men
viel aan.
Woest ging de schermutseling toe, doch
voor er een uur verloopen waa, bleken de
muiters bedwongen.
Als de ruiters weerkeerden in het kamp,
klonken twee, drie geweerschoten; kogels
gierden, en plotseling, midden nit de aifa's,
gleed een scaaduw langs de paarden. Waar
schijnlijk een vluchteling, die een gesneuvelde
wilde wreken. Hij dook naast den kwartier
meester op, en als deze zy'n sabel verhief,
stiet de inboorling zijn flissah voornit. Van
ouder tot boven drong het wapen door de
borst van Guilhem, die stervend op den nek
van zy'n paard zork, terwijl de Arabier aan
den wegkant vlood in een boschje van dadel
palmen.
Men legde hem op een draagbaar, doch hy
beduidde hun, dat zy zich niet op moesten
houden. Hy zon toch niet meer levend aan
komen. Het was gedaan.
De volle maan, aan den weidschen
Afrikaanscheu hemel, belichtte helder den troep
ruiters.
Ziend hoe van oogenblik tot oogenblik dit
leven sneller doofde, voelden wie om hem
henen waren en van hem hielden, hunne
oogen vochtig worden, en stil, met de helmen
in de handen, stonden zij het aan te zien.
Hy bracht moeizaam iets te voorschijn;
het was het kleine portret van de aange
beden verloofde, welke hij nu nimmer zon
weerzien, maar die hem had gezworen, dat
zij, als hij in den oorlog werd gedood, zich aan
God zou wijden.
Dan, daar het ware geluk hier op de aarde
slechts in zichzelf te vinden is, en, door een
wonder, zy'n onverzettelijk geloof hem behoed
had voor uiterly'ke ergernissen, nam hij
zy'n edel en zuiver vertrouwen ongerept
weder met zich mede. Hy maakte een kruis.
En daarna, terwijl zijn gelaat een glorievollen
glans bekwam van begeesterde, kalme vreugde
als van een verheven bruidegom, kuste hg
teeder het portretje van Yvaine, en stierf
zoo zacht, en met het aangezicht van een
uitverkorene.