Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
NÖ. 1810
HET NIEWSTB GROOTE STATION VOOR DRAADLOOZE TELEGRAFIE IN FRANKRIJK.
Het nieuwe station voor draadlooze telegrafie te Bonlogne sur Mer, waardoor men
in verbinding itaat tot met Algiers toe. Naar een teekening van Harold Oakly.
De Nederlandsche Dagbladpers.
in.
Er is nog de grootendeels onzijdige
kleine dagbladpers.
Deze kent den te-kort-dekker niet of zoo
al. dan vervult hij een veel bescheidener
rol dan bij de groote partjj bladen.
Die kleine bladen zij a bijna alle opgericht
uitsluitend met het doel, geldelijke winst
te behalen.
Bijna alle",want onzijdigheid" ziet alleen
op staatkundige onzijdigheid, in kleine plaat
sen bestaan blaadjes, die in stand worden
gehouden om zekere personen in gemeente
raad of kerkelijke colleges te brengen of te
handhaven.
De andere kleine bladen behalen soms
fabelachtig hpoge winsten, maar van een
mededinging in deugdelijkheid van de waar
kan hier heelemaal geen sprake zijn, om de
eenvoudige reden, dat de Nederlandsche
kleine dagbladpers geen eigen, zelfs geen
afzonderlijken inhoud heeft.
Uit een half dozijn geheel of ten deele
geschreven bladen, wordt in een uur tijd het
blad bij elkaar geknipt, de schaar wordt
tamelijk wel door het bloote toeval bestuurd.
De knipper weet, dat hij van de hoofd
artikelen moet afblijven, omdat daarin
soms een meening kan geuit zijn, al het
andere kan hij veilig nemen en hij neemt
er natuurlijk maar een klein stukje uit,
zorgdragende te beginnen büeen hoofd
letter en te eindigen bij een punt, zonder
het stuk, dat hij knipt, overigens te lezen,
hu heeft daarvoor geen tijd en in vele ge
vallen mist hij de noodige ontwikkeling om
een artikel uit een graot dagblad te be
grijpen. De moeite van de lezing kan hij
zich dus veilig besparen. In berichten wordt
soms de tijdbepaling heden" en gisteren"
overeenkomstig de waarheid in gisteren"
en eergisteren" veranderd, omdat het be
richt door bemiddeling van het knipblad
een dag later tot den lezer komt, maar
velen hebben deze overdreven nauwgezet
heid afgeschaft, en ik sprak eens den direc
teur-hoofdredacteur-eigenaar" van zoo'n
blad, die zich streng afkeurend uitliet over
die aanstellerij om woorden te veranderen:
ik houd er niet van, redacteurtje te spelen,"
waren de woorden des hoofdredacteurs,
woorden, die ik nu dertien jaar lang in mijn
geheugen heb bewaard.
Geschreven stukken", zoo verklaarde een
ander mij ('s mans inkomen werd een jaar
of zes geleden op een halve ton per jaar
geschat) wil ik niet eens present hebben,
want dan moet ik iemand te eten geven,
dia verstand heeft van de" en den"." Hij
bedoelde een corrector: een proef, waarbij
de copy in druk aanwezig is, kan wel ver
beterd worden zonder verstand van de en
den." Een derde heb ik hooren zeggen,
met mijn eigen poren: journalisten kan ik
aan mijn blad niet gebruiken. Die hoeren
denken altijd, dat ze meer zijn dan ik."
Ik noem hier de ergste, niet de zeldzame
gevallen: De groote meerderheid van de
bladen»die ons land ziet verschijnen, wordt
samengesteld zonder eenige de minste jour
nalistieke medewerking.
Tüsschen deze en de bladen met volledige
redactie, correspondenten in binnen- en
buitenland, telegrammendienst, eigen ver
slagen, beurs, markten enz. staan wel andere,
die een soort van redactie hebben, maar ook
bij deze is geen schijn aanwezig van een
mededinging in deugdelijkheid van inhoud.
Wanneer men aan de paleisachtige ge
bouwen, waarin die prnldingen worden
saamgeflanst, een bezoek brengt, vindt men
ergens een deur waarop redactie" staat en
achter die deur zitten inderdaad een paar
heerem, die een soort werk verrichten, dat
ook op echte redactie-bureaux wordt gedaan.
Er is allicht een verslaggever, die voor het
laatste nieuws zorgt, dat in de stad zelve,
op den eigen dag der verschijning, is voor
gevallen en dus niet uit andere bladen over
genomen kan worden, zoodat de lezer den
indruk krijgt, met een echt nieuwsblad te
doen te hebben.
Bijna nooit ontbreekt de tooneel- en
muziekverslaggever (de criticus", groote goden!)
omdat het als zoodanig bezoeken van theaters
enz. een machtigen invloed op iemands
ijdelheid blijkt uit te oefenen. Wat zij
schrijven in termen, aan Kössing ontleend,
is ten eenenmale onbegrijpelijk voor de lezers
van dergelijke bladen en trouwens voor de
schrijvers zelven in veel gevallen.
Eindelijk is er gewoonlijk nog een of ander
heer, die een of andere liefhebberij heeft:
een gepensioneerd officier, die over leger
toestanden schrijft, of een onderwijzer, die
zijn hart uitstort over onderwijs-zaken.
Gelezen worden hun artikels niet, maar
den «chrijver geven zij pleizier, soms
maar niet altijd bovendien nog salaris
en in elk geval de door velen zoo vurig
begeerde hoedanigheid vandagbladschrijver
(?kassian" zeggen ze op Duinoord).
De feuilleton-vertalende juffrouw komt
somtijds trotsch haar werk persoonlijk ter
redactie brengen en bij de administratie
haar speldegeld innen, als zij het krijgt.
En dat is al.
Voor den eigenaar van zoo'n blad, die
zichzelven vaak de titels directeur" en
hoofdredacteur" geeft, hoewel hij geen
eenvoudigen Hollandschea brief kan schrij
ven zonder de grofste stijl, taal- en spel
fouten, is zulk een redactie eigenlijk niet
veel meer dan een stal paarden, waarmee
de rijke, voora) de rijk gewordene, pronkt
zonder dat hij ze noodig heeft en dat hij
de heeren niet noodig heeft, moeten zij vaak
genoeg ondervinden.
Trouwens: deze soort van knipbladen gaat
al meer en meer over in de eerstgenoemde
soort die ten eenenmale geen reiactie er
op nahoudt. Alle vertoonen een neiging
tot inkrimping van hun redactie, de minste
geldelijke tegenslag kost een of meer van
de redactieleden hun ambt en het dient
ook erkend: de toestanden eenmaal zijnde,
zooals ze zijn, deze bladen eenmaal bijna
geheel met de schaar samengesteld wordende,
dat is waardeloos, volstrekt waardeloos
zijnde voor verspreiding van kennis, ont
wikkeling en beschaving, den lezer niets
zeggende, dat hij verstaat, ia het geld aan
zoo'n scnijnredactie besteed, als
weggeworpen te beschouwen.
Eren goed als de gansch en al geknipte
bladen, zou men den inhoud van een van
deze bladen kunnen verwisselen met den
inhoud van een der mededingende zonder
dat de lezerskring het bemerkte, met uit
zondering dan van de neefjes en nichtjes
en bitter vrienden des krijgsmans, die nu
onderwijstoestanden zouden vinden op de
plaats, waar voorheen de met blauw om
haalde legertoestanden waren te genieten.
De neefjes, nichtjes en bitter vrienden zouden
de eenigen zijn, die de veraiadering gewaar
werden en met vreugde, want zij zouden
nu ontslagen zijn van de lezing van oom's
of bitter vriend's pennevruchten.
En zooals deze soort bladen al meer en
meer overgaat in de geheel geknipte, gaan
de vroeger en nog steeds zoogenaamd"
volledige bladen over in half geknipte.
Het langst handhaven zij hun
Reutertelegrammen, hun beurs, enz,, 1) wanneer
al lang alle eigen briefwisseling, verslagen,
berichten, kortom alle eigen journalistieke
inhoud is verdwenen en alleen met dien
inhoud is immers de mededinging in deug
delijkheid van waar te voeren.
Hoe zeer deze mededinging dus in de
geheele dagbladpers ongeveer is opgehouden,
bewijst reeds het feit zelf, dat dit stelsel
van dag aan dag uitsluitend gestolen
goederen verkoopen, onder de oogen zelf
van de bestolenen, zich zoo ongestoord kon
ontwikkelen.
Die bestolenen toch konden zich daar
tegen hoeden door een enkele klacht bij den
officier van Justitie ingevolge de auteurswet.
Dat zij dit niet doen, is waarlijk niet
uit broederlijkheid jegens de dieven: de
bedrijfshoofden van dagbladen gunnen elkaar
het licht in de oogen niet.
Overal waar zij zich elkanders mededin
gers voelen, in den strijd om advertenties
vooral, vechten zij zonder genade, zonder
in acht neming van eenige oqrlogszede,
zonder eenig begrip van ridderlijkheid, ja
zelfs van fatsoen. Brutaal woriït gelogen
omtrent de grootte van eigen oplaag en dien
van den mededinger. Alles, wat in den
fatsoenlijken handel ongeoorloofd is, ge
schiedt hier.
Maar: wie den inhoud neemt, neemt niets.
Zopdra zij waarde gingen hechten aan
den inhoud, zou het overwicht in het dag
bladbedrijf weer komen bij den
dagbladschrijver en uit het voorafgaande heeft
men gezien, hoe het bedrijfshoofd dit vreest.
Het stelsel, dat den dagbladschrijver al meer
en meer overbodig maakt, ontneemt hem
ook daar, waar 'men nog zijn diensten ge
bruikt, alle economische weerkracht, men
kan met hem en met het blad doen wat
men wil tot de grens, die het geweten van
den schrijver stelt, maar heeft hij die grens
bereikt, dan is hij gewoonlijk ook aan het
eind van zijn ambt, zooals het publiek nu
en dan heeft gezien en zooals veel vaker
gebeurt zonder dat het publiek het ziet.
Zij, die een ander beroep uitoefenen, welk
ook, hetzij dat van kunstenaar, van koopman,
van geleerde, van winkelier, hetzij zelfs dat
van ambtenaar of geestelijke, die weer op
geheel andere wijze aan den strijd om het
bestaan deelnemen, moeten even over dezen
hoogst eigenaardigen toestand nadenken,
waarbij mededinging in de deugdelijkheid
der waar ten eenenmale niet bestaat.
Züzullen dan de groote tegenstelling
zien, tusschen alle andere bedrijven
eenerzyds en dat eenige, waarin de mededinging
in deugdelijkheid van koopwaar niet bestaat,
anderzijds.
Want hoeveel of men ook hoort omtrent
mededinging buiten deugdelijkheid van ge
leverde waar, hoeveel men ook klaagt over
onbekwamen, die bekwameren naast hen
den loef afstaken door kuiperij of door on
schuldiger persoonlijke eigenschappen, door
verwantschap, door bevoorrechting, op hoe
veel wijzen men het publiek en hen, die
tusschen publiek en voortbrenger staan,
weet te misleiden, ten slotte wordt de maat
schappij nog beheerscht door het streven
naar voortbrenging van het beste.
Daardoor is aan den invloed aan den
helaas ergerlijk gropten invloed, ik geef het
toe van knoeierij en kuiperij en vleierij,
van vooroordeel en onrecht in heel de maat
schappij een zekere natuurlijke grens ge
steld. Die grens ontbreekt alleen in het
dagbladbedrijf.
Zeker, ? een fabrikant zal zgn zoon een
goede betrekking geve»op zijn fabriek,
ook al is die zoon een ezel, maar met een
neef zal hij al veel keuriger zijn, buitendien
kan hij niet alle betrekkingen op zijn fabriek
aan ezelachtige familieleden geven en als hij
verstandig is de fabrikant dan zal hy
zorgen, dat zijn ezelachtige zoon zelfs niet
al te veel invloed krijgt en is hij niet zoo
verstandig, wel, dan zal de fabriek na korter
of langer tijd aan die fout ten gronde gaan
en plaats maken voor een beter bestuurde.
Zeker, een minder bekwaam kapitein kan
eerder majoor worden dan zijn bekwameren
kameraad, wanneer hjj beter de kunst ver
staat, zijn meerderen in rang te vleien, maar
laat een sergeant nu eens door kuiperij
plotseling tot generaal worden bevorderd!
Zeker, men kan water men gen onder den
wij», maar wijs mij den man, die zuiver
water voor zuiveren wijn weet te verkoopen!
Zeker, tamelijk slechte waar kan door
groote reclame (je overwinning behalen op
tamelijk goede, maar zeer goede waar zal
toch wel verkoopbaar blijven.
Denk u, tracht u nu evenwel een bedrijf
te denken, een beroep, waarin tusschen het
allerbeste en allerslechtste geen enkel ver
schil hoegenaamd is of een verschil ten
nadeele van het beste.
Dan zou de eerste de beste recruut, neen
de eerste de beste burger zonder armenen
beenon plotseling zijn benoeming tot
divisiegeneraaf kunnen thuis krijgen. Dan zou
een kleurblinde kunstschilder kunnen zijn,
een doof-geborene orchest-leider, dan zou
men in den meest letterlijken zin steenen
voor brood kunnen geven aan het ontbijt.
Welnu, zoo en niet anders is de toestand
in het dagblad-bedrijf.
Het geldt hier feiten en geen waardeering.
Niemand s ijdelheid kom ik te na.
Wie n artikel opstelde, kan zich ver
beelden, daarmee zijn bekwaamheid te heb
ben bewezen als dagbladschrijver. Goed.
Maar de velen, die de hoogste plaatsen in
het vak kregen zonder dat eene artikel ge
schreven te hebben? Zonder dat zij n
bericht, n regel voor de drukpers gereed
maakten ? ' Zonder dat de werkgever hun
n enkele vraag, betrekking hebbende op
hun schrijfkunst, stelde?
Zij zullen bezwaarlijk kunnen beweren,
door hun bekwaamheid op de plaats ge
komen te zijn, die zij bekleeden.
En zij, die hun zilveren feest als dagblad
schrijver vierden zonder ooit n enkel
artikel te hebben geschreven, n enkel
verslag, zullen zij beweren, dat hun talent
eerst na hun benoeming gebleken is?
Ea zij, die nu wél schreven en talent
hebben of meenen talent te hebben, maar
die toch naast, vaak boven hen, die
anderen zagen benoemen, kunnen zij zeggen,
dat hun talent hen gebracht heeft, waar ze
zijn?
Ik meen voldoende in theorie te hebben
aangetoond, dat het dagbladbedrijf, zoowel
ten aanzien van de groote, als van de kleine
pers, van den grond tot den top, van buiten
en van binnen door en door verworden en
voos is.
Bij toetsing van theorie aan praktijk zal
ieder, die op de hoogte is, omtrent de groot 3
bladen, moeten erkennen, dat zij schier
zonder uitzondering achteruit gingen en
achteruitgaande zijn in fioancieele kracht
en in staatkundigen invloed, dat voor
geestes arbeid bij sommige n vierde (bij
enkele nog minder) wordt betaald van wat
er twintig jaar geleden voor betaald werd,
terwijl de loonen van het personeel (zetters,
drukkers enz ) met ten minste 50 pCt. stegen,
zooals trouwens in alle andere beroepen];
dat vele van ouds goed bekende bladen
stierven of nog kwijnen, van geschreven
bladen geknipte werden, terwijl de verande
ring in omgekeerde richting nagenoeg 2)
onbekend is.
O uitrent de kleine, geknipte bladen, schijnt
de praktijk minder duidelijk te spreken;
er zijn er, die reusachtige winsten maken,
erkende ik reeds.
Het is min of meer brutaal, zelfs ten aan
zien van dit dagbladbedrijf, de schatten
opleverende knipkrantjes, te concludeeren,
dat het doodziek is.
Toch zal men mij van die brutaliteit niet
genezen, hoe vele hooggeachte vakgenoqten
mij van dezen of genen plagiaatkoning,
DUITSCIIB STUDENTENZEDEN.
Een DnitEch student bekijkt in den spiegel zijn voorloopig nog glad gelicht,
alvorens hy gaat duelleeren en voorgoed wordt gelidteekend. De studenten-dnels
zjjn ook in Dnitjchland verboden bij de wet, maar zy vormen de voortzetting van
een zeer ond gebruik en worden daarom geduld. Men heeft berekend, dat er niet
minder dan 20.000 duels jaarlijks plaats hebben. De lidteekens, welke de wonden,
in zulke duels opgeloopen, nalaten, worden beschouwd als bewyzen van moed en
bedrevenheid met de wapens. Soms gebeurt het, dat er maatregelen genomen worden
om te zorgen dat de wonden in ieder geval goed zichtbare lidteekens nalaten.
eigenaar, directeur of hoofdredacteur van
zulk een blad, dat geen regel eigen schrift
bevat, verzekeren: hij is een ezel, is zonder
eenige ontwikkeling en beschaving, schrijft
geen volzin zonder taalfouten, is een halve
idioot en een heele barbaar, maar een
uitmuntend exploitant!
Ik neem dit niet aan op gezag van
menscheri, die evenmin verstand hebben van
exploitatie als ik zelf en geen anderen grond
hebben voor hun bewering dan dat de onder
neming goed gaat.
Men zou dan van een hazardspeler, die
wint, ook kunnen zeggen, dat hij een goed
speler is.
Tegen n van die blaadjes, dat succes
heeft, zag ik er twintig oprichten en weer
verdwijnen (deze soort wordt bijna nooit
kunstmatig in stand gehouden) na den oprich
ter tot den bedelstaf te hebben gebracht en
dan heb ik te veel eerbied voor de kunst van
exploitatie dan dat ik zou willen aannemen,
dat de eerste de beste, uit de heffe des volks
voortgekomene, zonder eenige handelskennis
en die nooit van bizondere scherpzinnigheid
blijk gaf, plotseling verandert in een uit
muntend exploitant.
En in de praktijk zag ik nooit iets van
een belangwekkenden economischen strijd,
door zoo'n blad gevoerd. Het eene knipblad
ontstaat, krijgt een groote oplaag, niemand
weet,waarom en waardoor, en slaat na eenige
jaren eenvoudig den mededinger dood, die
achteruit ging naarmate de ander veld won.
Een talentvolle verdediging heb ik nog nooit
gezien. Als zoodanig is toch waarlijk niet
te beschouwen, dat een tombola met honderd
prijzen wordt beantwoord door een tombola
met honderd twintig prijzen of een prijs
verlaging door nog wat sterker prijsver
laging !
In alle bescheidenheid: dat kan ik ook,
ik, die heelemaal geen exploitant ben.
Welnu, ziedaar het dagbladbedrijf, dat
staat tusschen het volk, terwijl het dorst naar
waarheid en de mannen, die bereid en in
staat zijn, die waarheid te brengen, de
waarheid, die de samenleving niet ontberen
kan I
Ziedaar wat den dagbladschrijver de vrij
heid ontneemt, die tevens een der eerste
vrijheden is des volks, die het voorheen ten
koste van zooveel bloed heeft moeten ver
overen op koningen en tirannen!
Dec. 1911. M. MORESCO.
(Slot volgt).
1) Men züvoorzichtig: vele bladen hebben
met leuk gezicht een rubriek telegrammen".
Staat er niet nadrukkelijk bü, dat ze van
Kenter of van 'n eigen correspondent zijn, dan
zyn ze k gestolen. Ook wordt het kunstje
uitgehaald, eenvoudig dag in, dag uit de
beursnoteering te geven ... van den vorigen
dag (geknipt das).
2) Nagenoeg" is een liuiging voor de
mogelijke ervaring van anderen. Schryver
dezes kent niet n geval daarvan.
GnstaT Mehlers Achtste Symsbonie.
Het was Mahlers ingeboren aandrift, zyn
fatum : hemel, aarde en ik drie werelden
in durende weerspiegeling en stry'd. Hier
door 'c meest is zijn psyche verwant met
de Beethovensche, die allengs en langzaam aan
da muzikale kunst weer naar den horizon
richtte, waar Bach stond- in zijne
MatthaenaPassion, met de aarde tot voetschabel, van
waar hij reikte en blikte ia 't oneindige,
Bach, de opvolger der Italianen en
zestiendeeeuwsche Hymnenzangers, deze Elyseesche
voort setters der vroegere monodie, in welke
enkel de ziel sprak, da eeuwigheidskern.
Want er bestaat een leven, dat Mabler op
dezelfde wijze zag en moest zien als de
Egyptische Pharaos, als de Joodsche profeten,
ah Flato of Dacte bet zagen vanuit het
onveranderlijke, geheimzinnige en onver
gankelijke rlicht", de menschheid ver
gezellend als bare andere zon.
Zulk hemel, aarde en ik, in die weer
spiegeling en strijd, riep eene tragedie te
voorschyn van grootere dan
Shakespeareaansche conceptie. Men zou 't wel de
gewicatigste opgave voor den
Maaierpanegyrist willen noemen, de onderlinge
verwantschap klaar aan te toonen, het won'
derlyke verband en evenwicht tusschen de
structuur van n werk en het gezamenlijke
drama, als dezelfde hooge en weidsche ge
leidelijkheid. Moet men hem om de boven
aangeduide kosmische eigenechap rekenen
bij de uitnemendste geesten van alle eenwen, hy
isoleert zich tot de allervoortreffelyksten
door zoodanige onwankelbare innerlijke con
sequentie welke in dezen verwikkelden tijd
met de vele wereldbeschouwingen nog zeld
zamer toeschijnt. Zeker kon de Achtste
symphonïe niet ontzaglyker ingeleid worden
dan door de Rembrandtieke finale der Zevende,
Der Ta g" met het mystische
klokkengelai, aanstormend en bezielend.
Hoe uitgestrekter een meesterstuk gecon
cipieerd is, des te vlugger analyseert men het
in zijn uiterste trekken; maar langs den blik
naar het eindpunt schemeren zy waartsche
lijnen, er doemen détails op en nog fijnere
geledingen en naar mate men nauw
keuriger doordringt, vindt men invallen zoo
geniaal in hunne sublieme ondergeschikt
heid, dat ze eiken commentator moeten be
angstigen. En daar het echoone werk organisch
groeide, spreken we liever kort dan lang over
de muiiek, maar dan denke de lezer ge willig
aan de woorden van den Fanat-tekst:
Freudig empfangen wir
Diesen in Puppensland;
Also erlangen wir
Engliscb.es nterpfand."
met een beetje intnietie zal by in elk thema
da phyaionomie der compositie terug vinden.
Het is even moeilijk om zonder apologie
over dit werk te spreken. De bouw der
eymphonie is doerechynend en begrijpelijk voor
iedereen, wiens aanvoeling varder reikt dan
het tiaditioneel formalistische, wat hy hier
niet zoeken mag, omdat het begrip
Symphonie", men neme het etymologisch "als
samenklank" of historisch als omschreven
rorrn, eenerzyds onbegrensd is, en van den
anderen kant sinds haar opkomst in de
zestiende eeuw door iederen componist gewij
zigd werd. Slechts in onze dagen, na men
meer theoretici telt dan kunstenaars (en
welke theorie is niet conservatief?) kan het
gebeuren, dat de bewonderenswaardigste
meesters, van B set hoven tot heden, worden
geloochend door doctrinaire heeren, in wier
breia methodisme en geestelijke industrie
elk enthousiasme verstikten.
Het werk is doorschijnend, transparant,
maar tegelijkertijd vol van de diepzinnigste
symboliek. Men tref c tnsschen tekst en muziek
een EOO innige verhouding en hartstochtelijke
aanhankelijkheid, waarmede woord en toon
elkaar toe vlammen en ieders gloed voltooien,
dat men hier geen tytbme of toon aanwijst
zonder zyn poëtiechen achtergrond en geen
woord zonder zijn sensitieve verklanking.
Bovendien is de constructie, vooral van het
eerste deel, een wonder van musikale architec
tuur. Hij werkt daar zeven thema's nit behalve
verschillende kleine motieven, doch zie hoe
hij elke maat dringt en groepeert om zy'n
luide, felle en gloeiende hoofdmelodie, welke
hij hooger en hooger opstormt en al de
andere bruisen mede op en stormen ze
na in hare hemelvaart. Het onwrikbare
centraalpnnt e s verklaart men beter en
aesthetischer door het hecht- fundamenteele
van zijne twee teksten, van het opperste en
sterke sentiment dat hij vertolkte, dan door
bij den componist een terngwaarteche wending
te veronderstellen, naar een vroegere
tonaliteits-techniek (al misstond die da meesters
niet.) Het is aangrijpend van menschely'kheid,
wanneer hij de fluisterende, terugdeinzende
schuchterheid of weeklagend samenkrimpen
by In firma (verstrek ons) begeleidt met de
versomberde melodie, welke te voren
matelooze vreugde en lief Je zong, tot den Paraclitn?,
den trooster, levende bron, vuur.
De compositorische techniek is even geniaal
en onafscheidelijk van het innerlijk wezen
der muziek; in den Veni Creator loopt de
polyphonie ontoombaar, in overeenstemming
met den tekst gelijk Mabler hem opvatte;
bymnisch, vurige aanroeping en
verheerlyking; in de Faust-scène, de hemelvaart, is
alle passie stil, het leven geaetheriseerd, het
sentiment verheven en rustig, zonder dat
hy zy'n stijl behoefde te veranderen. Dat