Historisch Archief 1877-1940
(*?
')
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1822
Kasteeltuin 16e eeaw: Hoogtepant van de Renaissance.
- Het huis van Rubena te Antwerpen, A°1692. Benaiggancetain.
""' Tuinen en Tuinkunst
De eerste zomerdagen geven altijd zoe
ten aandrang tot weelderiger leren. Men
vraagt mij, dat er hier geschreven worde
over tuinen en Hollandsen buitenleven.
Ziedaar da trek naar het groen. Het ge
geven is aanlokkelijk maar wat vaag en
omvangrijk. Het zij daarom vergund op
bescheidener wijze en meer j onrealistisch
te werk te gaan. Laat de geschiedenis van
onze Nederlandsche tuinen het onder
werp wezen, en laat een boek van ge
lukkig nog aanvalligea leeftijd" onze
gids zjjn.
Jhr. C. H. O. A. van Sypesteyn heeft
in een fraai uitgegeven boakdeel (bfj
Martinne Nijhoff te 's-Gravenhage) zjjn
notities van twintig jaren verwerkt en
een over 't algemeen aangenaam, zeer
Nederlandsen en populair boek geschre
ven. Met beminnelijken eenvoud wordt
het zware deeltje een inleiding genoemd.
Ik schreef het, zegt de auteur, omdat ik
niet eeuwig kan blijven wachten of
niemand anders met een geschiedenis als
deze aan den horizon verschijnen wil.
Hij heeft er goed aan gedaan. Wat
weet de gemiddelde landgenoot, ook de
be-middelde, die eer s t in de laatst e j aren
gewag hoorde maken van Nederlandsche
tuin-architecten", maar die overigens er
zoo bratf aan gewoon is zijn huizen door
ondernemende timmermansbazen en zijn
tuinen door tuinmannetjes te zien ge
bouwd", wat weet hu van de geschiede
nis van den tuin en van tuinarchitectuur P
'n Luttel klein beetje. Met zijn weierhelft
herinnert hij zich Le Nótre's park-ter^
rassen bij het Yersailles-paleis, waar zij
toen ontroerd een madelief je plukten in
het gras (het ligt na zooveel j are* bleek en
gedrukt in den verouderden Biedeker),
maar sedert erkent hij alleen de schil
derijen van de Yierjaarlrjksche en de
muziek van Mengelberg als hoogere kunst.
Tuinkunst P Zou er zooiets als tuinkunst
zqn P Zooiets als tuinarchitectuur P Waar
om niet P Denk eens aan: kan er
liefelijker ontmoeting denkbaar wezen dan
die van bloemen, boomen, heesters en
de bindende Muze P
Kunst is bindea. Kunst is beteugelen,
snoeien, snijden. Kunst is keuze?en weer
vereeniging. Ik weet niet, zegt de heer
van Sypasteyn, waarom ik mee zou doen
aan het verzet tegen geknipte boomen,
geknipte hagen, .een zuiver geschoren
haag acht ik mooi; mooi door de zuiver
heid en strakheid der lijnen, mooi waar
ze in sierlijke buiging de kromming volgt
van het pad, mooi door de lichteffecten
op de groene geschoren vakken." Wie
zon, vraagt hij voorgewend naïef, een
echten natunrtuin" bewonderen P Die is
anders op vruohtbaren grond gemak
kelijk te verkrijgen. De proef is niet
moeilijk te nemen. Men zende slechts
den tuinman weg en late de natuur haar
gang gaan "
Deze opmerking bevat geen critiek op
den landschapsstijl" in de tuinkuflstl
De landschapsstijl was een alleen we«r
mér naderen tot de natuur na de
buitensporigheden der Renaissance- en
Le Nötre-kunst en van het snoeimes.
St. Gaorge in palm, zijn arm ternauwer
nood lang genoeg, maar hij zal in staat
zjjn om met April den draak te steken,"
spotte Pope in The Gardian."
Nauwe«.'>''
Plattegrond van het Kasteel Brederode by Haarlem.
Voorhof 15e eeaw.
lijks echter was
de gerechtvaar
digde terugkeer
tot de natuur
volbracht of de
in Engeland ge
boren en bq
ons ingevoerde
landschapsstijl
was reeds aan
zijn verwor
ding toe. De
natuur-alleen
voldeed te wei
nig. Zij mocht
niet van de
verbeelding"
beroofd blij ven.
Zij moest ver
fraaid.
Welke schrik
wekkende din
gen toen ge
beurden weten
wij ons nog
wel voor te
steil 9n, die in
pietlutterige
tuintjes den na
bloei vinden
van de verschil
lende horreurs
dier dagen. Of bluft u niet nog dik
wijls een steeaen hondje toe van een
villa-perk P Kijkt niet een dwerg van
gebakken klei, mst rooden muts, zoo
genaamd guitig; hier en daar, pok bij
hpogst-aangeslagenen, boven de viooltjes
uit P E a ach, het geschilderde vergezicht
is nog in eere. Zelfs op de Ideal Home
Exhibition" te Londen, waar de Prins was,
heeft nog onlangs Holland zich zulk een
coulisse niet geschaamd. Dat waren toen
tulpenvelden, op een schutting afgebeeld.
Vroeger was 't nog erger. J ar. van
Sypesteyn, die zich terecht dankbair toont
voor wat de landschapsstijl
voor Engeland en ons land
beteekend heeft en
beteekent (denk alleen maar
eens aan het Vondelpark),
geeft een aardigen blik op
de gruwelen, die dien stijl
vergezelden. In een boek
van 1802 (van Siegel, in
het Fransch, uitgegeven te
Leipzig) vond hij kopergra
vures, model-tuinen voor
stellend, paradijzen van
West-Europeesche cultuur:
zopals dit: In den eenen
tuin zien wij al dadelijk
een Cblneesehe brug; verder andere
bruggen in Gothischen stijl e a een
kettingbrug; een stroohut waarbij mat
ten gehangen zijn, om haar het aan
zien van een visschershut te geven;
voorts eene moskee, en daar vlak bij
Diana". Wat verder een grafmonument
met opschrift op een dsnkbeeldigeu afge
storven vriend." Dank u deze landelijke
verbeeldingen smaakvoller zoo ge kunt!
E m van de gedeelten in Jhr. van
Sypensteyn's boek, dat misschien de be
langstelling het meest wekt. betreft de
?tiddeleeuweOi' Orar den Rpmeinachan
tuin, dan beroemden van Pliuius, is «Ie
schrijver terecht kort. Hij spreekt des te
uitvoeriger over het ontstaan en de hoogst
interessante ontwikkeling van den tuin
uit da middeneeuwen. Uit het rijk
geillustreerde boak vindt men hier ook den
plattegrond van het Kasteel Brederode
weergegeven. Men moet zich zulk een
kasteel door een gracht, of dubbelen
gracht, omringd denken. E wat kwam de
bezoeker op den voorhof. Voor vijanden
het minst bezwaarlijk te naderen, mochten
op dien voorhof de edele jonkvrouwen
in de roerige eeuwen dar
kasteel-oorlogan nimmer zich toonen. Een scha
king was spoedig volbracht eu in den
geests des tij ds". Het binnenhof, meestal
klein, besloten in breede, massieve muren,
kon haar en hare gezellen bergen. Daar
was de moestuin eerst en de kruidtuin
voor de medicinale kruiden, daar ware a de
vrachtboomen, en de bloemen later. Diar
kwam, in de negende, de tiende, de elfde
eeuw, de minstreel en zong er zij n liederen.
Op 't gras, of op over 't gras gespreide
kleeden of tapijten zaten de bu r ontbeer
en zijne vrienden. Ia de
middel-Nederlandsche ridderromans en volksverhalen
is da boomgaard en zijn de zodenbanken
van den binnenhof da verzamelplaats van
de kasteelheeren. Uit de Chansons de
Clingendaal by 'g-Grayenbage in het begin van de 18e eeaw.
Tninarchitect de destijds beroemde Jan van Call.
Gestes"citeerde de
belezen schrijver
esnige schpone re
gels, waarin Karel
da Groote ver
beeld wordt in
zijn eigen milieu
op een dag in den
zomer. *)
Op dat binnen
plein plantten de
j ankvrouwen,
naast den
warmoashof, de wel
riekende
cruydea". Het boek
feeft op (het
linkt als een
naohtegaalslied):
de Basilicon,
Ruyte, Munte,
Calament,
Thymmus, Tenderyck,
Origa of grove
Marieleyne,
Hysopa, Cenl«,
Coriander, Savie,
Druyvencruydt,
Malrove, Alsem,
Anemone,
Rooamaryn, Gelsemin,
Avendel of Onze Vrouwe Bedstroo,
Paleye, Dille, Anijs, Ammi, Carri...
Maar men leze de zoets lijst zelf verder
in het boek. De jonkvrouwen, mag
men er bij denken, hadden welriekende
kruiden wel npodig voor heur linnenkast
en haartooi: in die bedompte
middeneeuwsche vertrekken met weinig
waschwater....
De vijftiende en vooral de zestiende
eeuw bracht de zware geschutkogels,
waartegen kasteelmuren niet bestand
bleken. Inplaats van zich op de dikte
van de torens te verlaten, verliet men zijn
torens, bij nadering van
een te sterken vijand. De
woonwüze werd daarmee
vrijer. Men kon meer
ruimte hebben, waar trou
wens de geest der Renais
sance om vroeg. De
kasteelen werden hand over hand
veroverd door de Renais
sance. Het werd (16e, 17e
eeuw) een drift naar licht
en weelde, en naar
geBloemtutn 15e eeaw.
nieten in groote parken en langs na
meer-en-meer bebloemde cingels. De
berceaux kwamen in aanzien en de
priëelvormige jardins d'amour. De tijd
van de Renaissance vierde zijn
levensbegeeren uit, niet het minst in de
tuinverfraaiing en tuin-architect"ur.
In een overdaad van details heeft de
smaakvolle en vlijtige schrijver ons een
schets gegeven van dien overgang tot
de Renaissance, en straks den overgang
tot den stijl van Le Nótre.... die op zijn
beurt de wereld veroverd heeft, na ook
aan de Nederlandsche kunst menige
gedachte ontleend te hebben.
's Heeren van Sypesteyn's boek is een
goed boek voor de weelde van mooie
zpmerdagen. Het is in eenvoud gecon
cipieerd en voltooid. Gij snuift er de
tuingeuren uit op van vele eenwen, meer
dan het stof der folianten, die hij toch tot
studie heeft moeten verwerken. Het is
niet stoffig. Dat is een compliment.
Ongetwijfeld is het echter ook niet
onkruidvrij. (Men leest b.v. met schrik:
De oorsprong van de bron verliest zich
in den nacht der tijden" .... met bron"
is hier bedoeld de gewoonte om bron
nen aan te leggen''!); een niet geheel
verdiende aanmerking zon het evenwel
zijn op de neiging van den schrijver te
wijzen om zich, soms meer dan eens, te
herhaten. Zeida ik, dat k de rijke Natuur
zich herhaalt, het z»u eene ironische
verdediging heeten. Neen, dit herhalen,
dit bij lichte zwaaien nu en dan aan
den oorsprong van deze geschiedenis
herinneren, geeft een gemakkelijkheid
van verstaan, die aangenaam werkt.
DEN EECKHOUT.
*) Le roy Charles egt en nn grand vergier;
A vee lui sont Boland et Olivier . . .
I s sont assis sur des tapis blancp,
Et, pour se divertir, joaent aux tables;
Les plas SBges, les plas vieux, joaent aai
[échecs
Et les bacheliers . l'eecrime . . .
Sons un pin, pies d'nn <lantier,
Est un fauteuil d'or masaif:
C'est 14 qn'est assis Ie roy qai tient doaee
[France.
Men kenne ook den Voorhof naar verzen uit den
Walewein; gesc.hrtven wordt orer tic linde, die
steeds op den Voorhcf ttaat:
Die telghe die waren wide
heleet ende wel ondaen;
Si hadden een scone plein bevaen;
Men mochten vele segghen of.
Die linde stond in een vrijthof
Met enen mare alomme belopen."
Verder lijdende zag Walewein den Binnenhof:
Ben portkyn ant hef ondaen
E ode biune den more sach hi sfaen
Scone crude menighertiere;
Die roken van den egglentiere
Daer rooc Boe niet ghebose.
Oac stont daer menighe scone rose,
Acoleyen en de violetten,
Leliën, die gherne smetten,
Dier stont daer een groot deel,
Dus qiam Walewein in dat prayeel
Dat niet gcoonre mochte wesen."
tuintje, bahporende bij een patriciërs woniag.
Zwakke pi«ias! om er esaige La Nö;re-stu'l in te brengen.
Naar een sc'aildery van Cornelis Trooat.
Het park Sorgrliet bij den Haag, met parterrea de comptrtiment"
met broderie", in den stijl van Le ^ö.re.