Historisch Archief 1877-1940
R', 1830
DE AMSTERDAMMER
A°. 1912.
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Ozid.er redactie van. IMIr. IHI. F. L.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad Ko. 124).
Abonnement per 3 maanden ." ? 1.50, fr. p. post ? 1.65
Voor Indië per jaar, h>üvooruitbetaling, mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/«
Zondag 21 Juli,
Advertentiën van 1?5 regels ? 1.25, elke regel meer. .
Advertentiën op de finantieele- en kunsfpagina per regel
Reclames per regel
?0.25
.0.30
,0.40
INHOUD:
VAN VERRE EN VA.N NABIJ:
Wethoudermedeplichtige, door H. J. Het Ambtsge
heim in gevaar, door dr. G. W. Brninama.
FEUILLETON: De Paraplu. Naar het Fransch,
van Gay de Manoaggant, door Joachtm van
Ameyden. KUNST EN LETTEREN:
Cuypers-Berlage. De Zwaluwen neergestre
ken ..., door Lonis Couperus, beoordeeld door
Frana Coenen. Kleine Proaastakken, door
Bodolf Atele, beoordeeld door Frane Erens.
Geef ons den Zindug, door M. v. d.
MejjUnger. INGEZONDEN. BERICHTEN
VROUWEN RUBRIEK: Openingsrede, uitge
sproken op den feestavond ter gelegenheid
van de algemeene Zomervergadering der
Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht, door N.
Manefeldt-de Witt Hnberts. Wie helpt ze
aan n pret*iaën Vacantie-dag, door E.
Heiman*. ALLERLEI, door Allegra. UIT
DE NATUUR, door E. Heimans. Hoe
Amsterdam uitging, I, met af b., door J. H.
RÖJSinp. Aziatische Kunst in het
R(jksEtbnographisch Museum te Leiden, door T.
B. Roorda. E. J. v. Wïsselingh & Co., Den
Haag, Palchri, door Plasschaert. Een Volks
bibliotheek, met af b., door J. Korthals Altes.
Frederik VIII tra Danmark, door Johanna
Diepenhorst. Rooserelt-Taft, door Ton van
Tast. De Stier, met af b., door Henkiemet
't geweer.?CHARIVARI FINANCIEELE
EN OECONOMI8CHE KRONIEK, door v. d.
8. (ad interim). 8CH4.AKSPEL.
DAM8PEL. - ADVERTENTIËN.
m van
Wethouder-medeplichtige.
Aan de openbare lagere school no. 129
te Amsterdam is verbonden een oplei
dingscursus voDr het toelatingsexamen
tot de gemeente -kweekschool. De jonge
lieden, die voor dat examen niet slagen,
komen gewoonlijk terecht op een der
particuliere cormaalscholen daar ter stede
en zijn dan, door de onvoldoende oplei
ding, voor hun geheele verdere leven
gehandicapt, behalve dan nog, dat een
zeer groot percentage van de leerlingen
van die normaalscholen pas na vijf of
zes jaar slaagt. De onderwijzers van de
Examenklasse aan school 129, benevens
het hoofd, de heer J. C. Holtsappel,
hebben dus tegenover hun leerlingen en
de ouders van die leerlingen den duren
plicht, hun leerlingen zooveel mogelijk
te doen slagen voor gemeente- (ofrijks-)
kweekschool.
Doch de heer Holtzappel, hoofd van
school 129, is van kweekschool-voorstan
der plots ijveraar voor normaalscholen
geworden, en maakte voor die veranderde
meening ook proselieten onder de ouders
zijner leerlingen. Die ommekeer in
's heeren Holtzappels meening had echter
een bedenkelijke oorzaak
Einde Maart van dit j aar is een nieuwe
particuliere normaalschool opgericht on
der directie van den heer M. J.
Broekhuijsen, hoofd van school 117. Op de
oprichtingsvergadering van deze inrich
ting, die geen ander doel heeft dan
jacht pp de subsidies van f 700, welke
?het Rijk verstrekt vcnr iedere na min
stens 4 j aar als onderwij zer afgeleverde"
leerling, was ook de heer Holtzappel
tegenwoordig, en uit een op verzoek ver
strekte rooster van personeel en werk
zaamheden bleek iets nog ergerlijkere
over de verhouding van Examenklasse
school 1 29 tot de nieuwe normaalschool.
Hier volgt de rooster, door den heer
Broekhuijsen persoonlijk aan iemand ge
geven, die inlichtingen vroeg omtrent
die normaalschool.
AMSTERDAMSOHE CURSUS TEU OPLEIDING
VAX ONDERWIJZERS EN
>TDEUWIJ/ERE(SSE\.
Personeel :
H. Spruitenburg: Paedagogiek.
F.H.M.Spruitenbuï'g : Aardrijkskunde,
Engelsen.
J. C. Holtzappel: 1) Nederlandsch,
Fransch.
W. Hopman: Geschiedenis, Tee
kenen. Duitsch.
"W. P. Broekhuijsen : (cand. i/d. wis- en
natuurkund.)
Physica en Nat.Historie.
M. J. Broekhuijsen : (deze als directeur)
Lezen, Schrijven,
Rakenen,Wiskunde,
Zang.
De lessen worden gegeven:
In dezen lesrooster wordt misschien
nog een enkele niet noemenswaardige 1)
wijziging aangebracht. Echter komen er
niet meer avonduren bij.
De Directeur:
w.g. M. J. BROEKHUIJSEN.
P. S. Voor Gymnastiek en handwerken
nog afzonderlijke onderwijzers.
w.g. M. J. Br.
In hun begeerlijkheid naar de subsidies
van f 700 waren de families Spruiten
burg en Broekhuijsen zoo kaufmiianiech"
geweest aan hun inrichting te verbinden
twee heeren, die naast het ambt van
leeraar tevens de functie konden waar
nemen van leerlingaanbrenger: n.l. ge
noemden heer Holtzappel en een der
beide onderwijzers"aan de Examenklasse
van Holtzapeels school, den heer W.
Hopman. We zien hier dus den voor
ouders en leerlingen zeer bedenkelijken
toestand ontstaan, dat de onderwijzers,
die, krachtens hun functie en krachtens
het belang hunner leerlingen, opleiden
moeten voor de kweekschool, fiaanciëal
geïnteresseerd zijn bij een particuliere
school, die er juist belang bij heeft, dat
er zoo weinig mogelijk kinderen voor de
kweekschool slagen.
Da heeren Holtzappel en Hopman ver
vulden hu»taak zoo uitnemend, dat bgna
alle leerlingen (ruim 20) der Examen
klasse van school 129 toelatingsexamen
voor de nieuwe normaalschool aflegden,
waarvan slechts el i door de ouders in
geschreven waren. De zeer zakelijke en
practisehe heer Broekhuijsen had d
andere kinderen maar direct een oproe
ping voor het examen doen toekomen,
zoo, dat sommige ouders pas na het
examen bemerkten, dat hun kind voor
een particuliere school geslaagd was.
Voor het verkrijgen van de adressen
dier ouders, had hij, naar zijn eigen
verklaring aan een onderwijzer, in zijn
mede-genooten, Holtzappel en Hopman,
belanglooze bemiddelaars ge vonden. Van
wie anders dan van deze onderwijzers,
of van een van hen beiden, zou hij
trouwens die adreseen hebben kunnen
krijgen ? Voor de andere bestaande nor
maalscholen, nl. die van Michels en van
Werdes, heeft gén van Holtzappels
leerlingen examen gedaan.
Door de redactie van Da Volksschool",
orgaan der afd. Amsterdam van den
ofid van Nederlandsche onderwijzers,
is dit ernstige geval van corruptie en
overtreding van de instructie (het ver
strekken van adressen) gepubliceerd, in
de cos. van l en 8 Mei.
Da heeren Holtzappel en Broekhuijsen
zijn toen bij den Wethouder van Onder
wijs, mr. S. de Vries Czn., geroepen en
hebban het bestaan van de eigenaardige
verhouding eenvoudig ontkend.
Ofschoon de ergerlijke houding van de
heeren Broekhuijsen, Holtzappel en Hop
man, alle drie gemeente-ambtenaren,
toch inderdaad wel een ernstig ambte
lijk onderzoek wettigde, meende de
Wethouder, dat de ontkenning van de
beide schoolhoofden tegenover da beschul
diging van de inferieure
Volksschoolredactie zwaar genoeg woog om haar
in een onderhoud op 11 Mei te verwij
ten, dat het haar doel niet was de
waarheid aan het licht te brengen,
doch... personen, in dit geval hoofden
van scholen, te treffen.
Des Wethouders recht om deze
ungentlemanlike beschuldiging te debiteeren, is
minstens dubieus, waar de onderwijzers,
die de Volksschool-redactie uitmaakten,
nooit blijk gaven van kwade trouw en
zij trouwens k hun collega,
nietschoolhoofd en notabene mede-bond
s1 i d, Hopman baschuldigden l
In plaats dat de anders pientere en
gansch-niet-verlegen Wethouder nu zelf
een onderzoek instelt, neemt hij er ge
noegen mee, dat de Yolksschool-redactie
een nadere enquête zal houden, om de
waarheid van haar beweringen te staven.
Den San Juni publiceerde De Volks
school nog meer bezwarend materiaal.
als gevolg van het verder ingestelde
onderzoek.
Dan 13an Juni werden de leden der
redactie uitgenoodigd, den 17en d. o. v.
een bijeenkomst bij te wonen, onder lei
ding van den Wethouder, te houden naar
aanleidingvan genoemd onderzoek. Toen
de redactie vernam, dat mede
uitgenoodigd waren; de heeren Holtzappel, Hop
man en Traast (resp. hoofd van school
129 en onderwijzers aan de Examen
klasse dier school), Van der Velden en
Vam O^erbeeke (hoofd en onderwijzer
aan de Leerschool) en Broekhuijsen, stel
den zij zich veel van dat onderhoud voor.
De heeren Van der Velden en
VaaOverbeeke zouden dan als getuigen opgeroepen
zijn, vooral de laatste, op wien de redactie
zich in zake verscheidene inlichtingen
beroepen moest.
Doch de redactie-leden werden op die
bijeenkomst moedwillig-onbeleefd en uit
da hoogte behandeld, in onaangename be
woordingen toegesproken, gepaard aan
vuistslagen op de tafel, alsof zij de beschul
digden waren in plaats van de heeren
Broekhuijsen, Holtzappel, Hopman en
Traast. Da heer Traast was n.l. nadat de
heer Holtzappel te elfder ure zich uiterlijk
van de rormaalschool-Broekhuijsen had
losgemaakt, in zijn plaats benoemd tot
leeraar in het hoofdvak, de
Nederlandsche taal, ofschoon hij voluit erkende
zich eerst over de benoeming beraden
te hebben... omdat hij geen bijzondere
studie van Nederlanisch gemaakt had!
Daaruit spreekt wel duidelijk de opzet
van deze geheele normaalschool!
Ofschoon de houding van den Wet
houder van uit de hoogte zijner autocratie
tegenover de volkomen belangloaze
onderwijzera-redactie-leden meer dan
grievend was, en sterk getuigend van
een partijdige opvatting, moest hij zelf,
na de verdediging van de heeren Holtz
appel c.s., die zich voornamelijk be
riepen op geheugenzwakta en vergis
singen, het volgende erkennen:
En vraagt men mij nu, of het den heer
Broekhuijsen tot nu toe gelukt is, vol
doende duidelijk te maken, hoe de positie
van den heer Holtzappel tegenover den
cursus was, dan antwoord ik: neen.""
Het doet eigenaardig aan, dat een
scherpzinnig en ontwikkeld man als mr.
Da Vries met dat neen" genoegen nam.
Dat het geen oogenblik bij hem is opge
komen, dat het zijn eerste plicht was,
een streng ambtelijk onderzoek in te
stellen naar de beweringen van de be
schuldigde hoofden en onderwijzers en
naar hun schuld. In zoo'n zaak is men
moreel-medeplichtig wanneer men zich
neer legt bij: dat was een vergissing"
of ik weet niet meer", waaruit de eenige
en sterkste verdediging bestaan heeft!
Er bestaat een precedent, dat van de
opvatting van het Wethouderschap van
Onderwijs eener groote stad als Amster
dam een vrij wat beteren indruk geeft.
De onderwijzers aan den
Amsterdamschen vervolgcursus voor a.s. kwa?kelin
gen, de heeren N. Bouwman en E. J. H.
Dull, exploiteerden omstreeks 1900 in hun
vrijen tijd zelf een particuliere opleidings
school, die o. a. voorbereidde voor toe
latingsexamen kweek- of normaalschool.
Aan hun school verbonden zij een
afdeeling, die opleidde voor den straks
genoemden vervolgcursus, waaraan zij
dus zelf als onderwijzer waren verbonden.
Zij zouden dus bij het toelatingsexamen
voor den vervolgcursus, als mede-exami
natoren, hun particuliere leerlingen kun
nen bevoordeelen en daarmede tevens
hun eigen beurs. Ofschoon nu de goede
trouw dier beide onderwijzers boven ver
denking bleek en zij op het toelatings
examen voor den vervolgcursus weinig
invloed konden uitoefenen, daar het be
wuste examen buiten hen om geregeld
werd en zij samen een minderheid vorm
den in het examinatorencollege, wenschte
de liberale Wethouder Van Hall, dat
zelfs de schijn van een incorrecte ver
houding tuBschen de particuliere- en de
ge meen te-school zou worden vermeden.
Het gevolg was, dat bedoelde cursus op
gehesen werd.
Dat was een behoorlijke behartiging
van het openbaar onderwijs. De heer
Van Hall begreep terecht, dat alleen
kern-gezonde innerlijke tosstanden den
naam van het openbaar onderwijs hoog
konden houden, en drukte daarom den
schijn van corruptie den kop in.
Het geval met de
normaalschoolBroekhuijsen was echter veel ernstiger.
Hier bpstond geen schijn, hier bestond
zelfs mér dan een ernstig vermoeden: hier
zijn door getuigenissen gestaafde feiten
in het geding gebracht. In de eerste
plaats werd een gemeentelijke inrichting,
door gemeentegeld onderhouden en in
stand gehouden, uitgebuit ter wille van
eenige particuliere kinder-exploitanten,
wel onderwijzers (of liever in meerendeel
schoolhoofden) doch bij wie het geldel ij k
resultaat zwaarder woog dan de ziel en
de toekomst van het kind. Dat het hun
meenens is met hun subsidiën-bedrijf,
blijkt wel uit de voorzorgen, die ze hebben
genomen, om ock, al loopen de leerlingen
tiet alle ronden, hun risico te dekken. De
volgende fraaie verklaring mosten ouders
van leerlingen onderteekenen.
Ondargeteekende, als vader, mos
der, voogd van
verbindt zich tegenover den heer
M. J. Broekhuijsen, Directeur van
den Amsterdamschen Cursus ter op
leiding van Onderwijzers(essen), om
genoemde
dezen Cursus ten einde toe te
doen volgen en daarna examen
te doen afleggen voor de acte van
onderwijzerfes); of, zoo niet, aan den
heer M. J. Broekhuijsen voornoemd,
uit te betalen een bedrag, gelijk staande
met zooveel malen tien gulden, als
het aantal maanden bedraagt, dat
genoemde 1)
den Cursus bezocht zal hebben. 2)
Hiermede gaat accoord
Een andere kant van de kwestie is
misschien van nog veel ernstiger aard,
omdat die in het sociale leven grijpt.
De ouders van de kinderen, die de
Examenklasse bevolken, zijn voor het
meertoüdeel min- of on-vermogend. Hun
verlangen om hun kinderen op te doan
leiden tot onderwijzar of onderwijzeres,
is, wanneer de kinderen daarvoor begaafd
zijn, billijk, en Gemeente en Rijk komen
in betrekkelijke mate die verlangens
tegemoet. Rijks-kweekscholen en ook de
gemeente-kweekschool te Amsterdam
bieden faciliteiten wat de onkosten aan
gaat, die een particuliere school uit den
aard der zaak, ah commercieele onder
neming, mist.
Doch nu hebben gemeente-ambtenaren
den moed gehad om hier in te grijpen en de
fatsoenlijke bedoeling van de gemeente
tegen te werken. Wanneer ze er in slagen
hun leerlingen naar de normaalschool te
loodsen, waarbij zij onmiddellijk belang
hebbende zijn, jagen zij de ouders op kos
ten, die vaak boven dier bereik gaan, en
waaraan de gemeente juist door laag
schoolgeld, kostelooze plaatsing enz. tege
moet wilde komen.
En hierom alleen al had de Wethouder
in moeten grijpen. Hij kan zich achter
geen enkel behoorlijk motief verschuilen.
Zijn aarzelen, zijn later klaarblijkelijk
partij-kiezen voor de hoofden en de door
dezen geprotegeerde onderwijzers, heeft
deze zaak nog verwarder, nog onver
kwikkelijker en voor hem zelf nog be
denkelijker gemaakt dan zij al was. Een
vaste hand en een scherpe blik zijn noodig
om hier te rechten.
De Heer de Vries heeft die wel. Maar
heeft onze clericale Wethouder van ons
Opanbaar Onderwijs er ook DEX WIL toe,
zonder aanzien des pmoons?
H. J.
1) Cursiveering van onr.
2) Ean uit sondering wordt gemaakt voor
duidelijk gebleken noodgedwongen verlaten
van de school vór het eind der cursus.
Het Ambtsgeheim in gevaar.
De artikels 66 en 163 van het "Wetboek
van Strafvordering zeggen, dat tegenover
den rechtercommhsaris met het onderzoek
van eenig misdrijf belast, niet genoodzaakt
kunnen worden getuigenis af te leggen on
ter terechtzitting zich kunnen verschoonen
van hot geven van getuigenis en zelfs van
het afleggen van onbeeëdigde verklaring:
zij, die uit hoofde van hunnen stand, hun
beroep of hun ambt tot geheimhouding ver
plicht zijn, doch. alleen omtrent hetgeen,
waarvan de wetenschap aan hen als zoodanig
is toevertrouwd.
Op deze wetsbepaling berust het feit, dat
nagenoeg nimmer een R. K. geestelijke als
getuige wordt opgeroepen of in allen geval
door den rechter nimmer ernstig getracht
wordt hem over te halen tot het
mededeelen van het -een of andor, dat hem in
den biechtstoel misschien door een beklaagde
is gezegd.
De overtuiging, dat dit biechtgeheim
veilig is en nimmer mag worden geopen
baard, staat ook bij niet-katholieken vast
en menigeen, die heeft waargenomen hoe
het ook door de rechterlijke macht van alle
landen wordt geërbiedigd, is geneigd aan
te nemen, als zou het een voorrecht zijn
en door bijzondere wetsbepalingen worden
beschermd. Dit is echter in geenen deele
het geval, het verschoouen van het geven
van getuigenis van den priester wordt
alleen toegelatea, omdat hij behoort tot
hen, die uithoof'ie van hun stand, beroep of
ambt tot geheimhouding verplicht zijn.
Tal van anderen behooren tot precies de
zelfde categorie; bijv. geestelijken van
andere gezinten, die, al is het niet in een
biechtstoel, de meededeelingen ontvangen
van een gemoedsbezwaarde die troost en
steun bij hem hoopt te ontvangen; evenals
de priester zal hij waarschijnlijk menigmaal
den schuldige aansporen om ter wille van
zijn gemoedsrust een openhartige bekente
nis voor den rechter af te leggen, maar,
indien de misdadiger zelf daartoe niet ge
negen is, zal de predikant, zich beroepende
op zijn geestelijk ambt, nimmer gedwongen
kunnen worden getuigenis af te leggen van
hetgeen hem is toevertrouwd. Hetzelfde,
niemand twijfeld er aan, is het geval met
de gesprekken binnenskamers van den
advocaat met zijn cliënt of van den notaris
op zijn kantoor; het daar verhandelde zijn
zaken, waarvan de wetenschap aan hen is
toevertrouwd, niet als particulier persoon,
maar terwijl zij in hun hoedanigheid in de
uitoefening van hun ambt of beroep optraden.
Tot nog toe mocht worden verondersteld,
dat ook de geneesheeren gerekend werden
te behooren onder deze zelfde categorie van
personen, die door en in de uitoefening van
hun beroep werden vrijgesteld om te ge
tuigen.
In het buitenland is dit algemeen aan
genomen en cok voor zoover de
Nederlandsche jurisprudentie leert kon niet anders
worden verwacht.
De vorige maand is echter anders geble
ken;*) een geneesheer, wiens goede trouw
*) Arrondiesements-Kachtbank (e 's Herto
genboscb, 15 Mei 1912 (Weekbl. v. b. Recht
24 Mti 1912),
en correcte opvatting van plicht aan geen
twijfel 'onderhevig konden zijn, weigerde
voor den rechter eenige mededeeling te doen
omtrent den toestand en de behandeling van
een zijner patiënten en werd deswege door
de rechtbank veroordeeld om te worden ge
gijzeld- Wij haasten ons hier bij te voegen,
dat het O.M. de welwillendheid heeft gehad
de gijzeling voorshands niet toe te passen
en dat de uitspraak van de rechtbank in
hooger beroep terstond is vernietigd, toch
blijft het geval niet minder bedenkelijk.
Wat heden met den medicus is gebeurd
kan morgen den priester treffen, wanneer
toevallig de meerderheid van drie rechts
geleerden, in rechtbank vereenigd, meenen,
dat hij niet valt onder deze uitzonderings
bepaling, omdat b.v. het woord biecht"
niet in den text genoemd wordt.
Want men verlieze niet uit het oog, de
bedoelde arts werd hoofdzakelijk veroordeeld,
omdat hij niet kon of wilde aantoonen, dat
hetgeen hij wist van zijn patiënt hem was
toevertrouwd". De rechtbank nam dus niet
aan, dat, wanneer iemand een geestelijke,
een advokaat, een geneesheer gaat opzoeken
om met hem te spreken en te overleggen of
wanneer hij dezen met dat doel tot zich
roept, hierin van zelf het toevertrouwen"
is inbegrepen en dit laatste niet met woorden
behoeft te worden uitgedrukt.
Een paar voorbeelden mogen dit ver
duidelijken.
Ik werd geroepen in een gezin, waar een
der kinderen een beenbreuk had gekregen,
zooals men mij vertelde door een val.
Spoedig echter begreep ik, dat de man,
overigens een goed huisvader, in drift
de verwonding had toegebracht; toen dit
ruchtbaar werd, kwam men bij m\j om
iets te vernemen. Was het familiegeheim
mij nu minder toevertrouwd", omdat men
het droevig geval mij niet in duidelijke
woorden had geopenbaard P Op zekeren
tijd werd binnen den kring van mijn prak
tijk half begraven in een boschje het Ujkje
gevonden van een kind, dat vermoedelijk
niet geleefd had; waarschijnlijk had het
reeds een paar maanden a daar gelegen.
Bij het onderzoek werd ook ik opgeroepen;
de treurige geschiedenis was mij bekend,
een jong meisje was ver'eid en verlaten;
zij had haar zwangerschap verborgen weten
te houden, haar moeder (een weduwe) was
geheel alleen bij de bevalling tegenwoordig
geweest en had het levenloos kindj»in den
donker weggebracht; haar ietwat afgelegen
woning had dit alles mogelijk gemaakt.
Enkele dagen later werd ik echter geroepen,
omdat de kraamvrouw ernstig ziek was
geworden en bij die bezoeken kwam ik
achter de waarheid. Mocht ik nu geheel
die lijdensgeschiedenis aan de politie ver
raden, omdat de ongelukkigen haar n'et
met zooveel woorden mij hadden toever
trouwd" ?
Zulk een benepen opvatt'ng, die nogthans
herhaaldelijk door juristen wordt verdedigd
f n ook bij het besproken vonnis ten grond
slag ligt, zou eisenen, dat ieder die een
biechtstoel binnentreedt, het bureau van
een advokaat, het kantoer van een notaris
of de spreekkamer van een dokter, wil hy
tegen latere onthullingen gewaarborgd zijn,
moet begint en uit te roepen: wat ik u kom
vertellen, wordt u als geheim toevertrouwd!
De veronderstelling is al te bespottelijk
en toch, ik herhaal het, de hier besproken
veroordeeling berust op de overweging, dat
de patiënt zulk een waarschuwing niet
heeft laten voorafgaan, toen zij zich onder
behandeling stelde.
De geneesheeren hier te lande hebben
trouwens zelf veel schuld aan de
averechtsche opvatting als zouden zij verplicht
zijn allerlei inlichtingen uit hun praktijk
mede te deelen; de meesten ontzien zich
niet aan een veldwachter of politieagent
op eerste aanvraag bijzonderheden mede
te deelen, die deze verlangen te weten
en roept op het land een burgemeester
den dokter ophet gemeentehuis of komt een
marechaussee bij hem aan huis dan ziet
hij daarin reeds een bevel tot spreken en
acht hij zich aan geen stilzwijgen meer
gebonden.
Dezelfde ambtenaren zullen zich wel wach
ten soortgelijke stappen te doen bij priesters
en advokaten, die toch door geen enkel ander
wetsartikel worden beschermd dan de ge
neeskundigen.
De artsen moeten zelf zich meer door
dringen van hun beroepsgeheim en van hun
plicht om te zwijgen over hetgeen in de
uitoefening hunner praktijk ter hunner
kennis komt; hun patiënten, al zeggen zij
het niet, rekenen er toch op, en de over
tuiging, dat zij dit mogen doen, is een groot
algemeen belang, opdat ieder, onder welke
omstandigheden ook, de geneeskundige hulp,
die noodig is, gerust kan en durft inroepen.
't Is nog maar enkele jaren geleden, toen
na een inbraak ergens in Amsterdam, aan
de haak van een hek een afgerukte vinger
gevonden werd; de politie ging onmiddellijk
bij alle medici rond om te onderzoeken wie
hunner dien nacht een verwonde bij zich
gehad had; de man dit voorziende en niet
zonder grond vrezende, dat hij daardoor
zou worden ontdekt, had echter zich niet
onder behandeling durven stellen; eenigen
tijd later kwam er echter bloedvergiftiging
en koudvuur in den arm, waardoor hij ge
dwongen werd zich te doen opnemen in het
ziekenhuis, waar hij echter niet meer te
redden was en spoedig is overleden.
Ware de man overtuigd geweest, dat hij
evengerust zijn wonde had kunnen toever
trouwen aan den arts, als dat hij zijn ge
weten had kunnen ontlasten bij een priester