Historisch Archief 1877-1940
lp.
I», 1833
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOE NEDERLAND
Onder redactie -van.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Hl. IF. L.
uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden ? 1.50, fr. p. post ? 1.65
Voor IndiS per jaar, bij vooruitbetaling, ..... B mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , 0.12'/
Zondag 11 Augustus.
Advertentiën van 1?5 regels ? 1.25, elke regel meer. .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel
Reclames per regel
?0.25
.0.30
,0.40
NOVELLEN-PEIJSTRAAG.
HET GEOOTE AANTAL FEUILLETONS, DAT DE JuÊY TER SCHIFTING ONTVING,
MAAKT HET ONMOGELIJK VÓR DE MAAND SEPTEMBER PUBLICATIE VAN DE
BEKRONINftEN IN UITZICHT TE STELLBN.
iHfHIIIIIIMIlllllllllllllllllllllilllllllllllllllimiilMiiMilllilMimillMliiiMiii
INHOUD:
VAN VERRE.EN .VAN NABIJ: Politiek
en Vakbeweging. II. Regout, Kerkelijke
Barnnm. Departement van Landsverdedi
ging, door X. Kroniek. Wat de Groni
wetecommissie naliet, door van R. FEUIL
LETON: De Bekeering. Fragment, door Coen
Hissink. KUNST EN LETTEREN: Een
kleine wereld, door Frans Halleman, beoor
deeld door 6. van Halzen. De Witte
Barcht, door Marie Koenen, beoordeeld door
Frans Erens. Hjj greep mis, door de J.
VROÜWENRUBRIEK: Tatti Fratti, door
N. Manifeldt-de Witt Haberts. ALLERLEI,
door Allegro. UIT DE NATUUR, door
E. Heimans. Hoe oud-Amsterdam uitging,
II, met af b., door J. H.Roasing. Moderne
Kust in .Keulen, door W. Steenhofl. Ten
toonstelling te Bombnrg, door Flaaschaert.
Fntnriame, door D. Beaamarchais en een
pamflet, door A. J. Sterven naar omstan
digheden, II. WETENSCH. VARIA:
Fotographische reversie, met af o., door dr. P. van
Olst. CHARIVARI. FINANCIEELE
EN OECONOMI8CHE KRONIEK, door v.
d. M. en v. d. 8. Qrer het Departement
van Koloniën. Een Goudsche Dokter in
1614, door D. 8. van Z. Het zwarte
Kabinet, door P. M. Westra. - INGEZON
DEN. SCHAAKSPEL. DAM8PEL.
ADVERTENTIËN.
n van
Politiek en Vakbeweging.
. II.
Zooals wij schreven, hebben, door be
kleeding van ongeveer alle voorname
bestuursfuncties, de leiders van de S. D.
A. P. ook de leiding in handen der
«neutrale" federatie van
vakvereenigingen, waarvan de bekend S. D. A. P.-eesche
heer Oudegeest de voorzitter is.
De sedert Deventer afgescheidene
sociaal-democraten hebben in die
?neutrale" federatie zoo goed als niets in de
melk te brokken.
Arme uitgeworpenen van den
Deventerschen Partijdag, die op de zonnige
keien gezet werdt met den verblindemden
spiegel van uw fanatisme, uw boekenkast
en overigens een pover
organisatie-huisraad en die nu als hagepreekers zonder
permissie l uw nieuwe partijleven be
ginnen moest; gij kreegt wel hier en
daar een luisteraar, en een steunpenning,
en meer en meer een kleinen
gelopfsaanhapg, en langzamerhand wat politieke
afdeeliikjes, en zelfs stond voor u (?de
Brand in de Jongejan" verbeterend) de
heer Wijnkoop als kameraandidaat in
alle districten tegelijk, maar eenigen
invloed hoegenaamd op de zwaargedrilde
legers van de neutrale"
«afc-vereenigingei»die sterke legioenen voor socialis
tische machtsvorming, mistet en mist gij
(door Sneevliefs uitdrijving) nog steeds.
Wie Het Volk" in de laatste weken
las, zou er vromelijk kunnen inloopen.
Hem tracht men diets te maken, dat de
S. D. A. P. toch eigenlijk verdraagt, in
edele zelfoverwinning, de indringing van
deze Wqnkoopianen ('S. D. P.-ers) in de
leiding der vakbeweging. De overgang
tot hun S. D. P. van den
voorzitterredacteur der Ned. Vereeniging van
Spoor- en Tramwegpersoneel" Sneevliet,
had, zoo schrijft het orgaan der groote
en lankmoedige partij, geen represaille
veroorzaakt. Men zweeg en zag het a»n,
tot zichzelf zeggende: wachten wij op
Bneevliets daden!
Men zal ons, daar we geen voorkeur
gevoelen en met ongeprikkelde belang
stelling alle paperassen over deze zaak
gelezen hebben, willen gelooven: die
edelmoedigheid gaat onze studie van dit
geval een beetje te buiten. Een
vakvereenigingsman, die op grond van eene
resolutie, kort te voren (l Mrt.) door
z|jn hoofdbestuur aangenomen, zich vrij
wist toe te treden tot welke politieke
partij dan ook, en die dan (4 Mei) be
merkte, tot uit den mond van
kameradenhoofdbestuurders toe, dat zijn overgang
tot de S.D.P. beschouwd werd als een
oorlogsverklaring, had natuurlijk niet
alleen het recht, maar jegens zijn over
tuigingen zelfs den zedelijken plicht in
het orgaan zijner vereeniging zich schrap
te zetten, vór de door S.D.AJP.ers ge
leide afdeelinkjes hem, onverdedigd,
konden vonnissen. Toch steunt op deze
schriftelijke handeling van den S.D.P.er
alle (min of meer gemeende) verontwaar
diging. Het heele betoog van mr. Troelstra
en van -het Yolk" ligt in de beschuldi
ging: door openbare behandeling van
zijn geval heeft Sneevliet een beroering
geschapen, die hem als verantwoordelijk
leider veroordeelt en onmogelijk maakt."
Het is een schijn-argument, een omzet
ting der feiten. Den S.D.P.er heeft men,
gelijk wij yorige week betoogden, uit
gedreven; op een andere wijze hosft ma n
deze zaak niet te zien. Het ware trouwens
pure dwaasheid om van een Sociaal Dem.
Arbeiders Partij, zooals zij thans is, iets
anders te verwachten dan, bij alle red
ding van den schijn, een oorlog zonder
genade tegen het, niet alleen van 't
beginsel, maar zelfs enkel van de partij
afgescheiden element.
Waarom ? Omdat de S. D. A. P., na
een periode van wording, zich heeft ge
consolideerd tot een organische eenheid
van zekere beginselen, maar ook van
zekere voorkeuren, van zekere persoonlijke
verhoudingen, die aan haar reeds het
klein-menschelijke kenmerk schijnt te
moeten geven, dat aan oude kerkgenoot
schappen zoo opvallend is: de
exclusivistische vereenzelviging van het eigen
tijdelijk geval met de grootsche alge
meenheid die men nastreeft, het eenigzins
persoonlijk-hatelijke gectaire karakter, de
hebbelijkheid om al wat het eigen samen
stel en de eigen clergémaar een beetje
ernstig hindert met alle, ook de onheb
belijk ste middelen uit te bannen, onder
handhaving natuurlijk van zijn beginselen
en vroegere uitspraken in schyn, en onder
veronachtzaming van die beginselen en
die uitspraken in toerkelijkheid.
Eene aardige illustratie van het boven
staande schenkt ons dikwijls de pole
mische werkzaamheid van vooraanstaande
klerikalen en het gedrag van sommige
oude kerkgenootschappen.... Wij be
hoeven wel geen voorbeelden te geven.
De verschillende clerusseji echter hadden,
(het zij ons vergund dit zonder boosaardig
heid op te merken), sedert de twaalf apos
telen hun leer verkondigden, tenminste
eenige volle eeuwen noodig om zótot
verval te raken, dat intellect en karakter
zich begonnen af te wenden. Sedert de
twaalf apostelen," die in Troelstra hun
Petrus vonden, ons land gingen afloopen,
zijn nog geen twintig zomers verstreken....
En reeds ruikt men het gebraden
vleesch van de Savonarola's....
Apostelen zijn tot kardinalen geworden.
Het is onze schuld niet, dat de verge
lijking zich opdringt. Met moet zich be
dwingen om de lijn niet nog veel verder
door te trekken, zooals naar rechtvaardig
heid geschieden mocht, als men in onze
alles a la lettre nemende natie op louter
goede verstaanders kon rekenen.
De billijkheid eischt, daar de ervaring
anders leert, dat wij ons beperken. Ook
al, daar het met andere gezindten en
partijen nog erger gesteld is! Eene
opmerking, in de vergelijking besloten,
mag echter niet worden achter gehouden.
Zij is deze:
De S. D. A. P. gaat reeds den weg
van die oude kerkgenootschappen, die
door de straks genoemde gebreken
het intellect" op den duur van zich
afstooten. O zeker, ook wij weten, dat
een ster te Scheveningen schittert, en
verscheidene personen zijn nog leiders
van de partij, die misschien ook leiding
geven aan hare sociale wetenschap, maar
hun rijen zijn toch wel, zouden wij ten
minste denken, opmerkelijk gedund,...
en de beste krachten van karakter en
van kennis ziet de belangstellende Neder
lander hetzij bij den woestijn-put dolen
van de S. D. P., hetzij in de ieder
oogenblik brandbare barak van Het Week
blad" (terzijde van het welgefundeerde
moederhuis Het Yolk") eenigzins voor
zichtig en verdrietig samenscholen.
Waarom moet de langzamerhand om
zoo te zeggen gepatenteerde aanvoerdster
van velerlei vooruitgang in en buiten
ons Parlement, zoo zichtbaar vervlakken ?
Da studie van het geval-Sneevliet heeft
ons, dat dit gebeurt doen zien... en het
nu Ook eens doen zeggen. Indien iemand
hereeniging van kop en romp aan den
horizont ontwaart, hij zegge het ons
dadelijk, want waarlijk, zooals het ver
schijnsel nu loopt over 's Heeren velden,
is 't, zelfs voor wie maar van korte j aren
geschiedenis heugenis heeft, een bedroefd
gezicht!
Regout, kerkelijke Barnum.
In zijn jongs ten Staatkundigen riei
vestigt Mr. S. van Houten er de aan
dacht op, dat de katholieke minister van
Justitie Regout, onder aanvoering van,
nauwelijks de brutale waarheid bedek
kende drogredenen, voor het ongeloof een
uitzonderingstoestand geschapen heeft.
Het geval geldt, zooals men weet, de
subsidieering van eene in den Haag ge
stichte vereeniging, welke zich het lot
wenscht aan te trekken van, uit
ongodsiienstige ouders geboren, verwaarloosde
kinderen.
Volgens de Kinderwetten wijst de
rechter voor het verwaarloosd kindeene
der, zich daartoe aanbiedende,
vereeniSingen aan, en hij doet de keuze zó,
at het kind in de overtuiging of de
gezindte zijner oudars kan worden groot
gebracht.
In deze lijm handelend had de Justitie
aan de genoemde Haagsehe vereeniging
reeds een viertal kinderen ter opvoeding
o rergelaten.
Ten bate hiervan werd nu door minister
K-3gout de subsidie geweigerd, zoolang
niet duidelijk bleek, dat de ouders zelf
een ongodsdienstige opvoeding als nood
zakelijk voor hunne kleinen beschouwden.
Nota bene de ouders, die zoo juist on
waardig waren bevonden zelf over hun
kinderen te blijven waken! Da eisch, dien
Regout stelde, wordt aan de kerkelijke
vereenigingen niet gesteld, het is een eisch,
die op geen enkele wettelijke bepaling
berust en die zelfs op het terrein van
den rechter treedt. Een motiveering voor
den vaak" vergezelt hem trouwens, zoo
als ieder begrijpt, die de zinsnede maar
even ziet.'
De impertinente strekking nu van
minister Regouts daad kan geen andere
blijken te zijn, dan het ongeloof te duwen
in de positie van, laat ons zeggen, schul
dige toestand'" van onvolkomen" of
halve menschelijkheid"!
Het is alleraardigst bedacht!
In een land, waar de beste geesten voor
een zeer groot gedeelte ongeloovig zijn,
waar de Universiteiten (bescheiden leer
ling o.a. de heer mr. Ragout) in haar
algemeenheid geaomen a-religieus zijn, in
een land, waar heffiéialte der onge>
loovigen zoo goed is, cfat het
misdadigersen overtreders-percentage uit die kringen
verre blijft beneden de percentages der
kerkgenootschappelijke boosdoeners, en
waar (ondanks traditie en allerlei banden)
het openlijk beleden ongeloof reeds vijf
procent der gansche bevolking omvat,
moet een minister, dankbare kleine leer
ling van ongodsdienstige grootere pro
fessoren, de houding aannemen, alsof het
ongeloof iets was om het als een tweede
klasse-toestand te behandelen....
Wij kunnen ons in gemoede niet zoo
ergeren over dit geval, als, naar 't schijnt,
velen doen. Het komt ons voor, dat
men in de eerste plaats, met een blik
op de beschavingsgeschiedenis der laatste
eeuwen, vriendelijk lachen moet.
Tenminste als dergelijke kunstjes niet
verder worden uitgehaald, en men de
Haagsche vereaniging het deel geeft, dat
haar toekomt.
Departement van Landsver
dediging.
Zooals de bladen in de afgeloopen
week vermeld hebben, zal nog dit jaar
een fusie tot stand komen van de Depar
tementen van Oorlog en Marine. Al
zal deze vereeniging in den beginne
uiteraard aan het wezen der zaken,
rakende leger en vloot, weinig veran
deren, zoo zal het toch geen betoog be
hoeven, dat wij ons in deze hervorming,
in deze sympathieke daad, waarin wij
den persoon van Minister Colijn meenen
te herkennen, van harte verheugen: zij
is van groote moreele beteakenis. De
voordeelen van dezen maatregel springen
dan ook dermate in het oog, dat wij
daarover niet behoeven uit te weiden.
Nu echter de reorganisatie nog
slechts in wording is, zij hier gewezen
op een paar punten, die, neemt men
zich daarvoor niet streng in acht, voor
de gezonde ontwikkeling van het jeugdig
departement een nog grooter gevaar
zullen worden, dan het bij de beide
Departementen, aan wier vereeniging
de jonge spruit zijn ontstaan te danken
zal hebben, het geval was.
Da departementen van Oorlog en
Marine toch zijn algemeen bekend
erfelijk belast. De gebouwen, waarin zij
huizen, zijn besmet met den bacillus
bureaucratius, een organisme, dat zelden
iemand, die langer dan zes maanden
achter een ondergeschikte schrijftafel
positie nam, gespaard heeft.
Een van de gevolgen nu van dezen
toestand was, dat, naar men zeide, het
zeer moeilijk werd voor die beide betrokken
ministers, op hun eigen Departement baas
te blijven. De talrijke cellen in de ge
bouwen aanwezig schenen soms even
zoovele bureaucratische spinnen te huis
vesten, die met papier, inkt en gegevens,
uit tabellen, staten en rapporten, uit
archieven en aanschrijvingen,
reuzenwebben sponnen, waarin elke argelooze
zelfs al was hu minister zich verwar
ren moest, zoo deze spinnen dit behaagde.
Booze tongen hebben zelfs beweerd, dat
Minister Generaal Ridder van Rap par a...!
Dr. Kuyper sprak van een spook, dat
aan het Departement zou rondwaren.
In de Kamer werden wel eens uitingen
vernomen, die, in niet-parlementair
Nederlandsch vertaald, daar op neer
komen, dat ze aan Oorlog maling hebben
aan de Kamer."
In het leger zegt men kort en bondig:
als ze aan Oorlog willen, kunnen ze
alles, als ze niét willen kunnen ze niets."
De departementale spinnen kunnen naar
welgevallen afwijken van de bestaande
organisatie, ze steken aanschrijvingen
uit, of trekken ze in als vangarmen,
ze maken koninklijke en andere besluiten
of leggen nieuwe argumenten bij de
duizenden, die, als in een cocon, in het
Receuil Militair holder-de-bolder dooreen
gedeponeerd elk niet bureaucratisch hoofd,
dat er zich in waagt, hopeloos verwar
ren. ...
Elk militair of maritiem minister is,
ondanks werkkracht en kennis, tot zekere
grens afhankelijk van de adviezen en
gegevens, die hem van de bureaux ge
geven worden. De mate van deze
ministerieele afhankelijkheid, welke in de
vredes-praetijk zwaarder drukt dan de
ministerieele verantwoordelijkheid, wordt
in de eerste plaats bepaald door het
karakter van den minister en slechts in
beperkte mate door zijn kennis.
Aangezien bij aanstelling van n minis
ter voor landsverdediging het aantal
departementaal-bureaucratische militaire
machten ten opzichte van hem schier
verdubbelt, bestaat er gevaar, dat de
remmende bureaucratische invloed «p
den minister en diens handelingen een
nog overwegender karakter krijgt en van
de voor ons leger en onze vloot zoo
bitter noodige voortvarendheid minder
te speuren zal vallen.
Daarom zij de defensie-minister niet
zoozeer een politiek minister maar een
man van de daad. Hij moet een man
van karakter, doch vooral geen speciali
teit zijn.
De geheele landsverdediging, ook van
ministerieel standpunt bezien, is ten
slotte vooral een zaak van gezond ver
stand. De grootste gevaren voor de lands
verdediging in ons land zijn vooropge
zette meeningen, militair-geijkte hypo
thesen, tijdelijk in zwang zijnde denk
beelden, verouderde opvattingen.
Elke wetenschap heeft haar stok
paardjes, die tegelijkertijd haar nacht
merries zijn" heeft Prof. Jorissen gezegd
in zijn Historische Bladen." Zoo ergens,
geldt dit in de militaire en
militairmaritieme wetenschap.
Daarom niet alleen een departement
van landsverdediging, maar ook en vooral
een jong en ervaren minister, bij voor
keur niet deskundig, doch vooral n,
die bijv. als een Van Heutsz de kunst
verstaat op bijna geniale wijze zijn
dienaren en vooral zijn departementale
dienaren te kiezen.
En het zij gerechtigheidshalve tot
slot opgemerkt, dat wij zonder Van Heutsz
geen Colijn zouden gehad hebben.
X.
KRONIEK.
IJDELHEID DER IJDELHEDEN.
Dit Weekblad staat niet zoo na aan de
eeuwige deugden als het dagblad De Tijd.
En toch zouden wij anders dan de al
te bescheiden redactie van dat blad; ze
is bezig l geen zógeweldige keel durven
opzetten indien iemand over onze journalis
tieke bekwaamheden schreef wat wij schrij
ven lieten over de hare. Men moet het lieve
stemmetje van de gekwetste jonge dame
tot aan den Dollard gehoord hebben. En
dat enkel en alleen omdat Noctua Catholica,
onze goed-Koomsche medewerker, eens een
sterk m e d i c ij n (feuilletonistisch gekruid)
heeft toegediend aan de roomsche pers en
aan De Tijd" in 't bizonder.
Maakten wij niet onlangs de opmerking,
dat De Tijd" veel boozer is als men haar
zelf aanvalt en den een of anderen Koo ra
senen groote", dan indien b.v. een blad als
de N. R. Ct. een systematische en verborgen
campagne voert tegen de Eoomsche Kerk ?
"Welnu, men leze de vellen druks in De
Tijd" van 8 Augustus (er wordt daarin nog
een vervolg beloofd!) en aanschouwe de
bitter kleine woede van de in hun
leroepsijdelheden getroffen lieden.
En zie hun stumperig gejok, om van den
goed-Roomschen) Noctua met alle geweld
een soort Machiavelli te maken in de oogen
van de kleine luyden, tot wie hun geschrijf
iteedïmeer zich richt, dan tot de lieden
van eenig oordeel: Noctua, zegt De
Tijd," is die katholiek," die ook tegen de
moraal-theologie van Alfonsus de Liguori
teschreven heeft: men kan zich dus denken
toe katholiek" hij is.... (En uit wat voor
>edriegers de redactie van de Amsterdam
mer bestaat, die aan een niet-Katholiek zou
oestaan zichzelf in zijn artikels als Katho
liek voor te stellen l Red. Amstr.).
Kom, edele prinsen van de Waarheid, wij
lebben nu reeds twee of driemaal geschre
ven, dat débestrijder van S. Alfonsus nim
mer katholiek was noch het is, en dat
Sroetua het wel was en het is: zwei Seelen,
wei Gedanken, zwei Namen, zwei Personen.
Met een beetje stijl-kennis hadt gij het
zelf wel kunnen zien Maar Noctua heeft
;elijk, en uw gebrul is een proef op de som
van zijn artikel: gij ziet niet veelt
Wij hebben, toen gij Noctua onlangs van
laster beschuldigdet, u aangeboden elke be
wijsvoering, zelfs per particulieren brief, te
aanvaarden en gij hebt toen noch iets
bewezen, noch iets ingetrokken, noch iets
geschreven, noch ook eenige beweging ge
daan om de vlek van onrecht op uw ziel
uit te wisschen,. en praat er maar weer
lustig op toe, ons blad nota bene opnieuw
van laster beschuldigend, en als eenig be
wijs aanhalend (de Olympus davert) dat
uw weerbericht niét drie dagen oud" is!
Intusschen, alles bij elkaar, dit Weekblad
kan niet zoo na staan aan de eeuwige
Deugden als het dagblad De Tijd"!
Wat de Grondwetscommissie
naliet.
i.
De werkzaamheid der dezer dagen ont
bonden Commissie voor de herziening der
grondwet heeft weinig stof tot juichen ge
geven, ook niet aan de partijen, die in de
Commissie in meerderheid vertegenwoordigd
waren. Behalve de geslaagde poging om
op het terrein der coalitie een gemeen
schappelijk standpunt te vinden in zake
de wijze waarop, en de mate waarin, 'sLands
penningen zullen dienstbaar gemaakt wor
den aan de bevordering van de belangen
der bijzondere scholen en der Kerkge
nootschappen waarbüde tot nu toe
niet aan de staatsruif knabbelende Gerefor
meerde Kerk een niet onaardig douceurtje
zal ten deel vallen bleek de kracht der
coalitie tot grondwetsherziening in haar
richting al zeer gering en was zij zelfs
niet in staat hot door haar meerderheid
gehuldigd beginsel, dat de hoogste staats
macht bij den vorst berust, anders te
demonstreeren dan door de frase, dat de wet
gevende macht wordt uitgeoefend door den
Koning in overleg met de Staten-Generaal
en door in het formulier voor de afkondi
ging van wetten de gratie Gods" een
grondwettelüken ondergrond te geven."
De frase: want niets wijst er op, dat de
Commissie in eenig opzicht verandering
wenscht in den tegenwoordigen gang van
zaken. Ze wil niet, dat aan de
StatenGeneraal eenig deel van hun wetgevende
medebevoegdheid wordt ontnomen en zelfs is
op de vraag, of de Koning zonder wettelijke
machtiging nakoming van een algemeenen
maatregel van bestuur mag verzekeren door
toepassing met den sterken arm mogelijk
te maken, in ontkennenden zin door de
Commissie beslist en dus voorkomen, dat
de Koning door feitelijk ingrijpen dikwijls
grooter leed aandoet en scherper wijziging
in den rechtstoestand brengt dan door straf
oplegging volgens de wet mogelijk is."
Alzoo: weinig sporen van positief christe
lijk staatsrecht in de voorstellen der Com
missie. Is het te verwonderen, dat de tegen
standers der hedendaagsche coalitie met
eenig leedvermaak op deze politieke
impotentie de aandacht vestigen?
Op het kardinale punt, de herziening van
art. 80, verklaart de Commissie zichzelf
onmachtig een oplossing te brengen. Men
moge, met de Standaard, uit wat het Ver
slag omtrent de beraadslagingen te dezen
opzichte leert, toch nog eenige winste"
weten te distilleeren, deze P9ging leert
slechts met hoe weinig men zich in som
mige opzichten kan tevreden stellen, wan
neer men gedwongen is, ter wille van
partijbelang, te loven en te prijzen, zelfs indien
er eigenlijk niet de minste grond voor
bestaat.
In de derde plaats trekt het de aandacht,
dat de Commissie, naast verbloemde en
eerlijk erkende onmacht, over verschillende
belangrijke kwesties heenglijdt, zonder mede
te doelen, of de oplossing daarvan overwogen
is. Wel zegt ze in den regel niet stil te
staan bij bepalingen, waaromtrent hare
overwegingen tot negatieve uitkomst heb
ben geleid," maar in elk bijzonder geval
blijft voor den oningewijde de vraag be
staan in hoeverre de oplossing van kwesties,
die dikwijls het onderwerp van
gedachtenwisseling zijn geweest en waaromtrent de
onvoldoende regeling in de grondwet vrij
algemeen wordt erkend, door de Commissie
is overwogen, zoodat het vaak den indruk
maakt, dat de Commissie liever de zaak