Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1843
De verwondering van den heer van
Embden over het leed der instanties doet
cos dus wat nieuw aan. Dat vermeerdert
eer dan dat het vermindert onze sympathie
voor zyn oproep. Het is een cri de coeur,
die hem eert, en die wij succes toewenschen.
Ook wij wenschen (behalve voor vele
anderen) voor dezen Burgemeester clementie.
De heer Duya wenscht het nu ook. Zou
deze nieuwe Wethouder van Zaandam dan
geen weg weten om haar te verkrijgen P
De algemeene werkstaking
in België.
De Nederlandsche lezer, door de dagbla
den op de hoogte gehouden, weet natuurlijk,
dat België in den loop der volgende maand
of misschien wat later, het minder aange
naam verschijnsel eener algemeene werk
staking zal kunnen waarnemen. Het is ons
doel niet hier te herhalen, wat de Belgische
berichtgevers der Nederlandsche pers zeker
reeds hebben vermeld en gecommenteerd.
Wij willen enkel in het kort, want de
ruimte i»beperkt, de aandacht vestigen
op enkele punten die, meenen wij, nog niet
voor den Nederlandsehen lezer zijn be
handeld .geworden. Wij willen nagaan
1) f de staking zal uitbreken, waar, en
hoe zij zich zal uitbreiden;
2) welke de economiiche gevolgen zullen
zijn voor België;
3) of Nederland van dit conflict een
nadeeligen invloed zal ondervinden.
*
* *
Wy, menschen, zijn allen min of meer
struisvogels. Wanneer wij een gevaar om
zoo te zeggen niet tastbaar voor oogen heb
ben, gelooven wij er niet aan en verstoppen
wügaarne ons hoofd in het zand. De al
gemeene werkstaking in België is sinds
maanden met veel bizonderheden aangekon
digd. En juist omdat wij er zoo lang van
te voren op zijn voorbereid, kunnen wij
ons moeilijk voorstellen, dat het werkelijk
tot een strijd zal komen. Zij, die van oor
deel zijn, dat hier het spreekwoord gelden
moet: Blaffende honden bijten niet", zullen
meer dan waarschijnlijk bedrogen uitkomen.
Het voorbeeld van de Engelsche mijnwer
kersstaking eenige maanden geleden, is daar
een treffend bewijs van. Ook daar twijfelde
men tot op het laatste oogenblik aan de
mogelijkheid van het stilleggen van den
arbeid. Toch hebben de werklieden hun
plan doorgevoerd.
Een weinig nadenken over den toestand
in België, is voldoende om te begrijpen, dat
de aangekondigde protest-beweging niet te
te vermijden is. Toen de uitslag van de
laatste verkiezingen, op 2 Juni gehouden,
in het land bekend werd, en de vrijzinnige
bevolking als met stomheid was geslagen
over de verplettering der vooruitstrevende
partijen, brak de woede over de teleurge
stelde verwachtingen geweldig los. Yporal
in het Walenland, waar het socialistische
element bij de o ver-talrijke arbeidersbevol
king zoo sterk overheerschend is, ontvlam
den de politieke hartstochten zeer hevig
en leidden tot botsingen met de openbare
macht, waarvan het betreurenswaardige
gevolg was: een nqpdeloos bloedvergieten
en de dood van talrijke manifestanten.
Toen reeds eischten de werklieden de
algemeene staking. De socialistische leiders,
die in die moeilijke oogenblikken de tot
het uiterste opgehitste massa tot bedaren
trachtten te brengen, werden uitgegoten en
hunne tot kalmte en overwegen aanmanende
woorden met hoongelach ontvangen. Het
gelukte den afgevaardigden echter het volk
te bedwingen, maar dien uitslag bekwamen
zij slechts, nadat zij zich verbonden hadden
de algemeene werkstaking te organiseeren
lllmilllllllllMlllllnlIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIImMIMItlMIIIIII II MINIMI
Het hiervolgende feuilleton behaalde in de
Novellenprijsvraag, door dit Weekblad
uitgeschreven, den Tweeden Prijs.
KINDEREN
DOOR
SAM: GOUDSMIT.
Onderaan de keldertrap, dicht naar het
daglicht van de dwarsstraat, zat Jaapie
tusschen zijn bergjes vodden, en sorteerde.
Hy zat gezellig zoo, met zijn zitvlak op een
kleedje, en de beenen uitgerekt tegen de
hoopjes wol en zelfkant en gebreid, afge
zonderd van de kamer in het achterste deel
van de kelder, vanwaar, door de glazen
deur, die op een kier stond, de stem van
zijn moeder en het gepraat of gehuil der
kleinen bij onverstaanbare brokken hoorbaar
was, als een niet hinderende maar
genoegelijke aanwezigheid. Vór hem stond de
ruige roodsteenen trap met haar vijf treden,
als een hoogte, waarachter de bovenlichamen
der voorbijgangers langs gleden: meest
kinderen en grooten van de buurt, een
enkele maal een bovengestalte in wat weelde
riger kleedij, die dan vreemd van vermetele
eigengerechtigdheid kleurde in de eerbied
waardigheid van de armoede der straat.
Als grauwe wieken lagen de kelderluiken
naar beide zijden opengeslagen, en de
trapgeul, als de donkere bek van het krot, zoog
gretig de karige strooming in van den
warmen, levenwekkenden,
herfst-doorzonnigden dagschijn.
Achter de huizen van den dichtbijen
overkant klonk het verzwakte geluid van
de wereld tot hem door: gedempt en
versluimerd tramgeklingel, gebonden rat elk
wijning van karren en wagens, en zwervende
naslierten van ventergeroep. Bij het werk
dat hem nog het liefste was van alles, was
het gezellig zitten zoo, tusschen die twee
werelden in: de verre stem van het prikke
lend aantrekkelijk stadsgeweld, dat zonder
hindernis, als met afgestompte scherpte,
vriendelijk aankwam over de huizen, die
als goede oude vrienden waren, met hun
pittige vuile gaten en dofheden van deur
nissen en ramen; en achter zich de gedurige
zachter duiding van de binnenkamer. 11 y
kon daar rustig bij denken, onder het
afpluizen van de vodjes stuk voor stuk, door
zijn vingers, in hun zachtheid van aanvoe
ling, in de vertrouwelijkheid van hun stof
en hun duifen geur en de afzonderende
ombouwing van hun hoopjes. Het was
zooveel beter dan de zware en moeilijke
meubeldingen, zakken en rommel, met vader
en moeder te versjouwen, van binnen op
de kar of uit de stad weg naar huis. En
ook nog beter dan het uitgaan met de
voddenkar, met vader alleen, de buiten
en te laten uitbreken, onmiddellijk na de
opening _ van het Parlement, in November.
Men ziet, dat de socialistische leiders een
wissel onderte'ekend hebben, waarvan de
vervaldag nadert, en dien zij niet kunnen
noch mogen laten protesteeren. Vór de
verkiezingen hebben zij het volk tegen het
gouvernement opgejaagd; zij hebben gewe
zen op de schandelijke bevoordeeling der
bezittende klasse onder het huidige meer
voudige kiesstelsel. De werklieden, door
hun voormannen onderricht, zien in dit
laatste dan ook den afschuwelijker! vijand,
wien den kop moet ingedrukt, en zij eischen
het zuiver algemeen stemrecht. Daar het
meer dan waarschijnlijk, of liever zeker is,
dat de regeering het door de socialisten in
dien fcin in te dienen wetsontwerp, bij de
opening der Kamer, terzijde schuift, is de
werkstaking onvermijdelijk. Zelfs indien
de socialistische Kamerfractie de staking
wilde verhinderen, zou zij daarin niet slagen.
Zij heeft eerst de massa meegesleept, thans
wordt zij, op haar beurt, door de verkregen
kracht onweerstaanbaar voortgesleurd.
De staking zal bijgevolg zeker plaats
vinden, tenzij de regeering een formule
vindt, die iedereen bevredigt, hetgeen wel
twijfelachtig is.
Door hoevelen gestaakt zal worden, is
moeilijk te zeggen. In de eerste plaats
natuurlijk door de socialisten, en deze alleen
vormen een leger van honderd duizenden.
Want eene partij die in het Parlement
over 40 zetels beschikt, is een macht waar
mee gerekend moet worden.
Doch niet alleen de socialisten zullen het
werk neerleggen- Alhoewel de liberale
partij officieel verklaard heeft, dat zij aan
de werkstaking haar goedkeuring niet hecht,
zijn de vooruitstrevende liberale elementen
volkomen bereid de socialisten daadwerke
lijk te steunen, en aan de volksbeweging
mee te doen. De liberale partij bevindt
zich, in dit geval, in eene uiterst onaange
name positie. De algemeene werkstaking
druischt in tegen de liberale principes; doch
aan den anderen kant willen de liberalen
ook het algemeen stemrecht. Zij verklaren
dat zij er zich op toeleggen het te ver
krijgen langs wettelijken weg, maar zij
weten wel, dat dit streven hen niet; nader
bij hun doel brengt. Zózit de liberale
partij dus in een lastig parket.
Zelfs onder de katholieken, hoe zonder
ling dit moge schijnen is er eene demo
cratische strooming, die de werkstaking
met genoegen ziet naderen. Daar ook is
de ontevredenheid groot over het meervou
dig kiesstelsel, dat aan de rijken drie en
zelfs vier stemmen toekent, terwijl de werk
lieden zich met n stem moeten tevreden
stellen. De ondervinding heeft trouwens
geleerd, dat de katholieke arbeiders voor
waarden durven stellen, buitensporiger dan
de meest overdreven eischen der socialisten.
Onlangs weigerden de katholieke
polderboeren, die arbeid komen zoeken in de
Antwerpsche haven, in den houthandel aan
het werk te gaan tegen een loon onder 18
tot 20 frank per dag. Gedurig breken in die
branche stakingen uit en klagen de werk
gevers over het onuitstaanbare optreden
dezer boerenkinkels, die, zonder ooit iets
van Les paroles d'un croijant, van den abt
de Lamennais gehoord of gelezen te hebben,
toch Christen-socialisten zijn. Er wordt
beweerd, dat de geestelijkheid der dorpen
daar niet vreemd aan is.
Waar gestaakt zal worden, kunnen wij
nu reeds met min of meer zekerheid vast
stellen. In het Walenland, waar het grootste
deel der Belgische industrie gevestigd is en
waar de kolenmijnen ontelbare duizenden
bezigen, zal de staking gewis een belang
rijken omvang krijgen. Te Antwerpen zullen
vooral de dokwerkers den arbeid neerleggen,
evenals te Gent, alsmede zij die daar in
buurten in of nog verder, de stad uit,
soms uren weg en heele dagen lang. Al
was dat vaak plezierig, omdat vader
dan aardig was en dikwijls wat weggaf,
krentenbrood, of kokernoot, of een kop
chocola in een warm koffiehuis; maar het
duurde zoo lang en je werd zoo moe, en
hy wou nooit in de kar gaan zitten, omdat
dat zoo agjenebbiesch was nou, hij wou
't nou eenmaal niet. Soms ging 't regenen
of nog erger, dat was gemeen; dan kwam
je koud en rillig en doornat terug, maar
dan was 't ook wel fijn thuis. Maar erger,
o, 't ergste was: beene ?.. Als Japie dacht
aan het inhalen en uitzoeken van beenderen,
de rauwe, glibberige, bloederige, ontbindende
beenderen van de koppenslagers, 's zomers
volgekropen van stille sluwe wittige gladde
maden, als zooveel kleine verstorven
lichaampjes, geheel overmeesterd en bedekt
door de schrokkige vastzuiging van het
luie aaszuchtige gedierte, terugatootend van
aantastelijkheid en ziekmakend van zwaren,
brutaal in het bloed binnendrij vonden stank,
vond-ie sprteeren een heerlijkheid. Soms
ook, geniepig en verstorend, zaten ze
tusschen de vodden: soepbeenderen, bij
slordige dienstmeiden of vrouwen die ze
opzettelijk bewaarden om ze te gelde te
kunnen maken, 's Zomers, met de witte
maden, was het 't ergste. Dan worstelde er
verzet in hem tegen dat stuk voor stuk
moeten aanpakken van die vuile glibberig
heid, dat weëe, walging-verwekkende weeke,
en dien stank van verrotting, die in de
keel sloeg. Dan kon-ie er niet door en
walgde bij iedere nieuwe viezigheid. Dan
woelde de walging nog in hem rond, als
't afgeloopen was, en pijnde de opstand
nog na, en de tegenzin in de aanvaarding
van die onverbiddelijke en onoverkomenlijke
lijfelijke vernedering. Als ze eindelijk in
de kapotte zakken op de kar lagen, liep-ie
erachter, en vooral als de wind naar hem
toe was, dikte de stank weer in zijn keel;
hij kneep zijn mond toe en keerde zich af,
en duwde, duwde, op zij van de kar adem
halend bij wilde gropte teugen. En bij
't pakhuis of de schuit begon 't nog eens
opnieuw... o, dat was verschrikkelijk. Dan
was sprteeren rustig, een spelletje, een
pleziertje..
Jaapie dreef met kracht de gedachte aan
de beenderen van zich en schikte zich
genpegelijk tusschen zijn hoopjes. Dat was nu
niet... dat was nu lekker niet Je ge
noot daar zoo van, als je voelde, dat nare
dingen nu niet waren Een van de groote
gonjebalen, die tegen de muur stonden, lag
half uitgestort vór hem, tusschen zijn ge
spreide voeten, en daaruit graaide hij telkens
een plpk ruw, en zocht elk reepje en lapje
en dodje uit, ze ophoopend naar hun waarde:
katoen, eerst licht, dan donkerbont, nieuw
de metaalindustrie werkzaam zijn. Te Gent
worden een groot aantal fabrieken van
stoffen, met hun talrijk contingent van
socialistische arbeiders, gesloten. In de pro
vinciën Limburg, Luxemburg, West-Vlaan
deren, Oost-Vlaanderen en Antwerpen, waar
het katholieke element een
overheerschenden invloed heeft, zal van de staking niet
veel te bemerken zijn.
Wüweten niet of deze kort of lang zal
duren. De mogelijkheid is niet uitgesloten,
dat het werk spoedig hervat wordt. Immers
het gaat hier niet om eene economische
quaestie. De drijfveer der staking is eene
zuiver politieke en wij gelooven, dat de
leiders alleen wenschen te zeggen aan de
regeering: Ge ziet welke onze macht is;
wanneer wij het willen, ligt de nationale
bedrijvigheid stil. Tart ons dus niet langer
en geef ons wat wij vragen, of de voor
smaak van de ellende die wükunnen te
weegbrengen, en waarvan wij u een door
slaand bewijs gaven, zullen wij doen ver
anderen in een langdurigen strijd, zonder
genade."
Intusschen laat de regeering niets van
hare inzichten doorschemeren. Doch de
minister-president baron de Brcqueville, die
een man van hpoge waarde is, heeft den
toestand natuurlijk al onderzocht en zal de,
volgens hem, noodige maatregelen tijdig
weten te treffen.
De socialisten hebben zich reeds tot het
leger gericht en de soldaten aangespoord,
ingeval van woelingen, niet op het volk te
schieten. Het staat vast, dat de geest van
het leger niet ten gunste der regeering is.
Het officieren-corps is grootendeels vrij
zinnig. De minister van oorlog is daarbij
eene zeer onsympathieke persoonlijkheid,
die van zijn onderhporigen den liefelijken
en karakteristieken bijnaam van De Tijger"
heeft gekregen. Wat de soldaten betreft, zij
schijnen er niet erg op gesteld te zijn, om
tegen de manifestanten op te rukken. Toen
den dag der laatste verkiezing, de regee
ring, uit vrees voor te geweldige opstootjes,
drie klassen reservisten onder de wapenen
riep, kregen de jongens van verwanten en
vrienden de aansporing mee, by bevel tot
schieten, de kolf van het geweer omhoog te
steken (la crosse en l'air). En wij weten
zeer beslist, dat duizenden aan dien raad
zouden gehoor gegeven hebben. Een bewijs,
dat de regeering niet veel vertrouwen in
het leger stelt, is wel het feit, dat tijdens
de laatste woelingen overal de gendarmen
tegen het volk moesten ingaan. De soldaten
mochten in de kazerne blijven.
***
De economische gevolgen dezer staking
voor België zijn moeilijk te berekenen. De
statistieken leeren ons, dat ongeveer
3,200,000 arbeiders, zoowel in handel als in
industrie (alle beroepen inbegrepen) in het
land werkzaam zijn. Deze 3 millioen arbei
ders verdienen jaarlijks een loon, dat grosso
modo, op 4 milhard 250 millioen frank ge
schat wordt. Per week ontvangt dit leger
dus ongeveer 80 millioen. Ia de veronder
stelling, dat slechts een vierde gedeelte
dier arbeiders staakt, zal bijgevolg in n
week alleen aan loon 20 millioen verloren
gaan.
Doch de indirecte gevolgen der staking
zullen veel belangrijker wezen. Immers de
Belgische industrie leeft grpotendeels van
den export-handel. Daar sinds maanden
reeds de fabrieken weigeren zich voor een
bepaalden leveringstermijn te verbinden, is
het gemakkelijk te begrijpen dat de
buitenlandsehe afnemers zich gehaast hebben
hunne orders in andere landen, concurrenten
van België, te plaatsen, waar zij zeker zijn
hunne bestellingen niet door een staking
te zien vertragen. Dat deze cliënten over
het algemeen voor de Belgische indastrie
verloren zijn, ligt voor de hand.
laken, en 't duurste: gebreid en zelfkant. Het
moest nauwkeurig gebeuren, want je moest
voorzichtig met de opkoopers zijn, die streng
wareH op de sorteering en dadelijk kortten
op 't gewicht, en niet meer vertrouwden,
wanneer een enkel stukje minderwaardigs
tusschen hoogergeprijsde soort gevonden
werd. Jaapie sorteerde zorgvuldig. Hij had
't van zijn vader geleerd; hij wist pok goed
de prijzen en had er genegenheid voor;
want 't was een plezier, als je veel gebreid
en zelfkant vond: gebreid was duur, als 't
zuiver wol was: veertig centen een kilo.
Hij keek ernaar als naar koper bij de
metalen. Je deedt ook een hoop moeite, om
te kijken of iets koper was. Je had er
gelukjes bij, waar je met vader om lachte
Als 't een groot stukkie was, en je hadt 't
eerst voor ijzer gehouon, en dan kwam b
't schuren erover opeens geel of rood van
kooer te voorschijn....
Jaapie dacht met groote genegenheid aan
veel rood koper en veel gebreid, aan bui
tensporige vondsten, aan lekkere goeie
toevalletjes; hij dijdde ze uit tot grooter
gelukkigheden, hij liet zijn verbeelding
allengs vrij varen, en huppelen naar den
droom van goede en heerlijk-blije
gebeurens Jaapie verlangde dien morgen hevig
naar geluk, en warmte, rijkdom, weelde....
Want er was iets, dat hij vanmorgen had
aangewezen, om hem die heerlijkheden aan
te brengen...: een tafel, een antieke
tafel Vader was er uu mee uit, en het
was Vrijdag. Op Vrijdag moest altijd het
geluk komen. Dat voelde hij zoo. Want dan
ging het Sjabbes worden, o, God, dan werd
het Sjabbes in huis... dan werd het rust
dag ... dan kwam de avond van feestelijk
bijeenzitten, met onuitgesproken, onberoerde
genegenheid, vreugde, verademing en
terugduiking van de machtig-vijandige, veel
soortig-gewapende bekamping van de wereld
weg gedurende al de zes overige dagen van
de week. Op Vrijdag lag het leven als een
zonnige heuveling, waarvan alle blijdschap,
eiken keer weer nieuw, niet te overzien
was. Dan braken, even, wijde uitzichten in
den tijd, en het oogenblik scheen altijd weer
gekomen, om het verlangen en de hoop aan te
warmen en op te drijven tot de plotselinge
verwachting der schitterende verschijning
van het geluk, dat een zoet, veilig leven
was, vol bloei van droom en liefelijke koes
tering, en eeu genezing voor immer van
de snauwende grijnzing en de wondende
stooten en de vrede-besmettende en de
liefden vergiftigende overvallen van het
gebrek.
Hij had zich opzettelijk meer afgezonderd
dan anders, want toen vader straks was
weggegaan met de tafel op zijn hoofd, die
misschien wel veel zou opbrengen, had hij
zich blij gemaakt met stil in de voorkelder
En wanneer men weet dat van de 4
milliard jaarlijksch arbeidsloon der Belgen,
meer dan 2 milliard voor in het land ver
werkte export-goederen te berekenen zijn
(bij benadering, dat spreekt van zei f J kan
men zich voorstellen welke noodlottige
gevolgen het verlies van een deel zijner
buitenlandsche clientèle voor België zal
hebben.
De schade voor de Antwerpsche haven
dreigt insgelijks ontzaglijk te worden. Eeeds
heeft Antwerpen een zwaren strijd te vech
ten tegen Rotterdam en Hamburg. Zoodra
de staking hier uitbreekt, zullen de
reederijen hunne schepen naar Rotterdam zenden.
Het aantal der booten die gedurende
geruimen tijd de haven niet zullen aandoen,
zal een aardig cijfer vormen, en al de
voordeelen, die het aanleggen der vaartuigen
in een haven met zich meebrengt, gaan
natuurlijk naar de concurrenten, zonder te
rekenen dat de reeders eene verklaarbare,
antipathie tegen de Antwerpsche haven
verkrijgen, die niet anders dan ongunstig
werken kan in de toekomst.
* *
Nederland zal zeer zeker den terugslag
van dit conflict gevoelen. België is een
goede afnemer van Holland. In 1910 be
droeg de invoer van Nederlandsche, voor
het gebruik bestemde waren, ongeveer 293
millioen frank. Dat tijdens de werkstaking
een aanzienlijk deel der bevolking (op 3
millioen menschen te schatten) zijne be
hoeften erg zal moeten inkrimpen, is dui
delijk. De invoer uit Nederland van kaas,
boter, visch, eieren, zaden, groenten, koffie,
fruit en jenever, om slechts van deze
produkten te spreken, zal bijgevolg gedurende,
alsook geruimen tijd voor en na de stakings
periode, zeer verminderen.
Daarentegen zal de Nederlandsche in
dustrie wellicht een deel der bestellingen
weten te verkrijgen, die de onzekere toe
stand in België naar de concurreerende
landen drijft. De Hollandsche
textiel-industrie bijvoorbeeld, zal van den nagenoeg
algemeenen stilstand dezer nijverheid in
België weten voordeel te trekken.
Antwerpen, 15 October 1912.
B. ABRAHAM.
KroM der (McliteD.
XIV.
Brie eenvoudige die liters...
Sedert de svictiting van den Nieuwen Gids"
is er al heel wat gekrakeeld over eenvoud in
de poëiie. Wat niet moet verwonderen. Da
predikantenpoëzie, de poëzie der jaren veertig,
aij had de lezers eraan gewoon gemaakt, in een
vers nieti dan hun eigen gedachten en gevoelens
van alle dagen, hun eigen wel en hun eigen
wee te vinden uitgedrukt in eene overdrach
telijke, maar als dicüterljjk aangenomene, by
aciete afspraak aangewende, en steeds probaat
bevondene taal en beeldspraak .Taal en beeld
spraak : zij waren soms heel gezocht, in
zooverre dat, gebeurt het dat wij wér n dier
boeken ter band nemen, eene niet geringe
dosis nadenken weieens noodig is, willen wij
volkomen begrijpen, laat staan waardeeren.
Nochtans werd die pciiie eenvoudig geacht
en genoemd, omdat zij te dien tijde niemand
in zijne gewoonten kwam storen.
Toen echter de Nieuwe Gidsera kwa
men, werden zy xiat-eenvondig gevonden,
juist omdat zij stoornis bi ach ten in de
te gaan zitten sorteeren en alle lompen
klaar te maken, omdat het zoe glanzend
speelde in zijn hoofd van gedachten aan
verrassing, aan plotseling rijk worden, of
een beetje rijk ... Jaapie dacht vaak aan
rijk worden, stil, gretig, eenzel fig, gelukkig
met den goudigen glans der verbeelding.
Soms ook, als-ie met vader uit was, spraken
ze er samen over, ernstig, en zonder aarze
ling van schaamte om den kinderlijken aard
van hun bespiegelingsplezier, hun verwach
tingen elkaar uitwisselend met korte opmer
kingen van stelligheid tusschen de vele
onderbrekingen door van stilte, waarin elk
zijn inniger vermeiing vierde. Het kon op
veel manieren gebeuren, zei vader
rondweg; hij dacht altijd nog eens, dat er wel
een gelukje zou komen.... waarom niet ?
En waarom dan bij een ander wel? Was
dat soms zoo'n merakel? Gebeurde 't niet
elke dag? As die smerige loterij maar 's
wou je speelde nou al twintig jaar, en
nog nooit, nog nooit van z'n leven kwam
er iets anders als op z'n allerbest je eigen
centen eruit. En je zag 't zoo voor j e oogen;
't ging soms zoo rakelings langs j 8 heen,
dat je 't voelen kon, dat je d'r warm van
werd Was niet verleden jaar vlak naast
'm op de mart een portie van de honderd
duizend gevallen ? bij vier sog'rem *), arme
luizebossen, die 't toch ook maar zoo maar
in de schoot gesmeten werd? Dat je 't kon
hporen rinkelen? Was Sitnon van Beever
niet een mooie antiekzaak begonnen in de
Hoogstraat? Waarom kon 't dan niet
evenzoo goed bij hem gebeuren?.... Hij zou
er wel raad mee weten, lachte vader, maar
best... Een zaak beginnen, die wat was...
en anders... nog wel niks doen ook ...
was best, best uit te houen. Elke dag een
endje wandelen, met een knap pakkie an...
een beetje de stad door, hier en daar 's
kijken, of een end j 3 naar buiten, dat was
ook nog zoo kwaad niet, al naar je zin zoo
stond... En moeder en de kinderen alles
op tijd, je eten en drinken, dat was ook
nog wel te boeren. Natuurlijk mocht
Jaapie mee... hij zou 't ook goed hebben.
En elke avend kesouse mangele ? ...
Elke avend ... 'n half pond, daar...
Maar dan, vaak, tusschen de
vriendelijkgestemde besprekingen met zijn vader door,
onder de bloedige knauwen der ontbering,
waarvan hij veel met droomlustige blij
moedigheid had leeren verdragen, hield
Jaapie zelf stille feesten van gelukkige
verwachting. Dan tooide en verheerlijkte
bij de pjofele naakte waarschijnlijkheid van
de toekomst met den gouden glans en het
licht en de matige weelde van zijn
zachtinnig geliefkoosde hoop en zijn warme be
geerte, in de eenzaamheid der armoede met
*) Kooplui.
gewone wijze van denken en roeien der g*ede
lezen* al deden ly het met middelen, die de
eenvoud iel f waren; cjj gingen de dingen
noemen met hun eigen naam; iqj trachtten
zoo snirer en soo raak megelgk te zeggen
wat zy te zeggen hadden. Alleen was dit soms
wat te gecompliceerd voor burgerzielen, en
al te individueel voor menschen die in bende
denken; en daarom werden zjj dnister, althua
onduidelijk, en door velen zelfs onbegrijpelijk
genoemd,?waarop Kloos terecht antwoordde
dat eenvond geen synoniem van simpelheid
hoefde te zyn...
Thans zijn de kaarten gekeerd: de Nieuwe
Gidsere, hunne epigonen, en ook dezen die
buiten hnn rechtstreekschen invloed itaan,
maar niettemin van hun hebben geleerd by
de uitdrukking hunner kunst de oudere
rethoriek te weren, z|jn voor bijna iedereen een
voudig" geworden. Waarom? Omdat het
publiek zich op heit heeft aangepast. Het
heeft zich aan hen gewend; men is hunne
pcëzie gewoon geworden, voor zoover zy' de
in de jaren tachtig aangelegde wegen bewan
delt. Gaat de dichter echter zijwegen inslaan,
durft hy nieuwe banen kleien: zjjn woord
weze nóg zoo duidelijk, zyne uitdrukkings
wijze weze nóg EOO doorschijnend, niet langer
zal hy by den door stee-lezer eenvoudig"
heeten, omdat hy hem weer in zijne
sentimenteele of gedachtelyk»gewoonten stoort.
Want het begrip eenvond is nu eenmaal
niet van het begrip gemakzucht te scheiden,
en by den lezer wordt g«en gemakzucht
bevredigd zonder eene zekere rethoriek. Te
zeldzamer dan ook dichters.die by iedereen wel
voor eenvoudig zullen gelden, al honden zij
alle gangbare rethoriek tooveel mogelijk op
afstand: zy hebben, is men ten volle gerech
tigd te denken, den echten, en een zeer
zeldzamen eenvond in pacht, en dat zy dien
bezitten moet wel aan heel bijzondere redenen
liggen.
Ik heb hier de boekjes te bespreken van
drie dezer eenvoudig-bevondene dichters:
Tochten", door Jan Frins, Een Verzenboek",
door Lanrens van der Waals en Uit eenzame
nren", door J.' Pailip van Goethem. Het
kan misschien wel belangwekkend zy'n, na
te gaan waarom zij algemeen zoo eenvoudig
worden geacht.
Als ik beweer dat de, zoo sympathieke, Jan
Prins geheel vrij van rethoriek is, zeg ik
niet geheel de waarhei i. Hy komt onbetwist
baar uit Winkler Prins, den Winkler Prins
van Zonder sonnetten" voort. Ten bewijze:
De Schntslnis.
De tjalken schieten aan tnssehen de strakke
d ijken
en vullen 't glad kanaal met driftig
schuimgedrnUch,
totdat >y met een vaart de lange zeilen strijken
en glijdend binnengaan in 't veilig vak der sluis.
Daar dringen zy dooreen: de harde boorden
kraken,
zoodat een druk rumoer zich opzet in de lucht,
totdat de wachters weer de poorten open maken
en al dat ongeduld ver in de ruimte vlecht.
Dan lykt de morgen stil nn 't jong gelnid, dat
heen is
en ons verliet.nog vór'tïijn vollen groei begon.
En in de leege schuit, waar 't licht nu weer
alleen is.
drijft enkel nog wat schuim, dat schittert ia
de ion.
De flliatie is duidelijk: wat deze
ongesmnkte, naakte, passielooze poëzie zoo alge
meen aanneembaar maakt, is voor een deel
onoetwyfelbaar hieraan te wyten, dat het
geluid, hoe friech ook, zeker niet geheel
nien ir is. Dat gebrek aan klankezpressie, dat
gemis aan versplastiek en anderdeels dat
uitgezochte en rake hoe dan ook koele
der uitdrukking, dat fijne der waarnemende
zintuigen, dat secure en volledige van het
geheele vers: men kent het uit den dichter
al het vermogen van zijn stille liefde be
groet als den eenigen rijkdom van zijn leven.
Dan genoot hij eenzelviger, gretiger,
ongebpndener. Bij de voddenbalen, wanneer-ie
stil alleen zat tusschen de stapelingetjes voor
in den kelder bij de straat, die de innig
heid hadden gekregen van de beddedekens,
waarin je je rolde, waarin je de brandende
oogen sloot, e a alles, alles kon denken...
Of van de plee, achter aan de steeg... Op
de plee kon je ook heerlijk denken... Je
zat dan ook afgesloten, heelemaal van alles
af, met de deur dicht, op een knippie
Hij had zelf een knippie gemaakt, omdat
de kinderen altijd zoo gek deeën. Izakkie
en Rachelletje. Dan kwamen ze naar hem
toe drentelen, hand in hand; ze trokken de
deur open en riepen: Jaapié... Jaapié-ié..."
en vertelden mekaar. Bij vader deeën ze
't ook altijd. Die joeg ze weg: Ah, vort,
jonges... wi'je weggaan? vuile smerige
jongen... mopperde-ie dan half lachend:
konden je nooit met rust laten..." en nog
meer. En moeder riep-ie toe, dat ze ze
binnen zou halen; maar hij had nog nooit
aan een knippie gedacht Jaapie had het
gemaakt, om ongestoord te blijven, en dan
vooral weer te denken aan al de heerlijke
dingen, rijkdom, rust, plezier, die zouden
kunnen zijn...
Vanmorgen was hij onrustiger dan ooit
in zijn gemijmer, en zijn verbeelding, schok
kend en heftig, riep, in stee van de
kalmblij groeiende vreugdigheden van anders,
korte, diep-verrassende voorstellingen op,
roezig, gebroken en opgejaagd. Nu was het
een van die weinige oogenblikken, waarin
de mogelijkheid van, in hun
bevredigbaarheid overweldigende verlangens, nabij
scheen. Waarin het geluk, als met een
geurende ruisching van fijne kleederen langs
hem heen waaide, en zijn gansche wezen in
wilde bewogenheid stond om het te grijpen,
o, en vast te houden en te betasten en de
heerlijkheid voor altoos ervan in te drinken,
nu het toeval, welks oppermacht hij met
zoo beangstigende en verootmoedigende
zekerheid begreep, het hem dezen keer
scheen te willen toedrijven. O, het toeval,
dat wonderlijke ding van grilligheid, dat
menschen rij k deed zijn of arm, of gelukkig
of ongelukkig, kinderen rijk of ongelukkig
deed geboren worden ... Vaak dacht hu
daaraan... Hij, Jaapie, was nu geboren ah
de zoon van Joede Hamburger, van de arme,
nakende Joede Hamburger, uit de dwars
straat .. Gek was dat... Hij spelde dan
opnieuw zijn naam over, en proefde daarin
heel zijn bevinding, en voelde zichzelf los
van alles, met al de volkomen toevalligheid
van zijn bestaan... Hij luisterde naar zijn
naam en bekeek zichzelve en zag zich gaan .,
Andere kinderen waren anders, werden
geboren op de Keizersgracht, of in een