Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1847
De nieuwe auteurswet zal aan dezen
toestand weinig veranderen. Artikels over
alle mpgeljjke onderwerpen, leading-articles
en politieke entrefilets incluis, worden sinds
jaar en dag door meestal op de Yeluwe
wonende bescheiden talenten aan de redac
ties" aangeboden voor 15, 20, 35 ets. per
stuk. Deze mensehen verdienen op die wijze
met hun huisindustrie, als maar een tiental
provinciale bladen op hun offertes ingaan,
een loon van enkele guldens. Yoor de rest kan
de kleine krant doorgaan met het over
nemen van alle mogelijke berichten". Bron
vermelding wordt door de nieuwe wet wel
geëischt, maar, net als tot op den Sisten
Oot. 1912 geschied is, zal het kleine blad
eenvoudig in berichten uit andere bladen
eenige woorden wijzigen of omgooien om
ze voor een ander berich^" te kunnen doen
doorgaan!
Als men 't wel nagaat, doen, o intelligente
lezer, gij en wij in onze gesprekken en
geschriften wel gewoonlijk veel anders dan
omwerkem" van wat we al wisten P
Dit z\j een troost voor de gesmade kleine
pers.
Men zond ons nu dezer dagen een nr.
van het Haagsch Nieuwsblad, Nieuws- en
Advertentieblad, 17de Jaargang, 31 Oct.
1912, waarin wij een kluchtig bewijs vonden,
aldus op de valreep (13 Oct.) van het oude
stelsel, van hetgeen meermalen in ons blad
WM beschreven: het luk raak overnemen
uit andere kranten, omgewerkt en
onomgewerkt.
In nog geen twee kolommen gemengd
nieuws", bevattende 24 berichten", vindt
men in dat nr. van 31 Octr. deze 8, die
wij in behoorlijke volgorde hier afdrukken.
Dat ze alle droeve ongevallen betreffen,
geeft iets door ons niet gewild makabers
aan deze betrapping... op heeterdaad en
op 't laatste oogenblik:
Treurig. Te Kootwijker broek, Ge
meente Baraeveld, is een tweejarig kind van
den landbouwer D. R. dat uit een kan met
kokende koffie had gedronken, na een
vreeselijk lijden overleden.
Ongelukken. Te Kootwijterbroek,
gem. Barneveld, is een tweejarig kind van
den landbouwer D. B. dat Maandag uit
een kan met kokende koffie had gedronken,
na een vreeselijk lijden, den volgenden dag
overleden.
Gevel ingestort. Van het in aan
bouw zijnde woonhuis van den heer A.
van O., te Wamel, is plotseling een gevel
ingestort. Een van de arbeiders, de onge
huwde ongeveer 50-jarige H. V., werd onder
de massa bedolven. Ofschoon hij nog leeft,
heeft hu zoo ernstige wonden opgeïoopen,
dat men het ergste vreest.
Ingestort. Te Wamel, bij Tiel, is
door een rukwind ingestort de gevel van
het in aanbouw zijnde woonhuis met
pakkistenfabriek der firma E. C. van Ooyen
en Co., welk pand onlangs afbrandde. Van
de werklieden werd niemand gekwetst, doch
zekere van C., die het werk eens in
oogenschouw kwam nemen, geraakte onder het
neerstortende puin bedolven. Toen men hem
bevrijd had, bleek de man er, wonder boven
?wonder, vrij goed te zijn afgekomen, hoewel
hij toch enkele ernstige verwondingen
bebekwam.
Verstikking. Te Kostverloren,
zoo meldt de N. Gr. Ct. was men gisteren
morgen büde kunstmeststoffenfabriek van
de Naaml. Venn. v. h. van Hoorn, Luitjes
en Eamminga", zooals gewoonlijk aan het
werk met phosphaat naar de molens der
fabriek te brengen. Op zeker oogenblik
kwam er eene verzakking in de phosphaat.
Dit had het ongelukkig gevolg, dat een
der werklieden de 65-jarige J. B. er onder
geraakte. Zijn kameraden gingen dadelijk
aan het werk om hem, indien mogelijk,
nog behouden ouder het phosphaat weg te
halen. Helaas het verzakte nog meer.
Eindelijk haalde men er B. onder weg,
echter dood.
Dood door verstikking. Men
meldt ons uit Amsterdam: Dinsdag had op
de fabriek van Kunstmest van de H. Y.
voorheen van Hoorn Lutjes en Tamming, te
Kostverloren een ernstig ongeluk plaats.
Door een verzakking in het bij de fabriek
opgehoopte phosphaat, geraakte de 65 jarige
J. B. te Kostverloren er onder. Toen men
hem na veel moeite onder het phosphaat
IHimlIlllMIIIIIII
Het hiervolrjende feuilleton behaalde lij de
Novellenprijsvraag. door dit Weekblad
uitgeschreven, een der Derde Prijzen.
DE MIRAKULEUZE PILLEKES
DOOK
ELINE MARE
Eentonig van kleurlooze grauwheid,
drev«n de trage wolken, als een eindloozen,
droeven stoet die zich voortsleepte, afgemat
van den langen stofHgen weg. Het heelal
treurde troostloqs onder het somber-lage
geluchte. Een fijnen smoor bemijzelde de
kale boomen en heesters, die'het vocht weer
lieten weg-smokkelen in kleine dropkes,
als speldeknopkes zoo nietig.
De oude madame Waesdonck piepte efi'ekes
aan de achterdeure, om te zien of de
papegaai veilig zat op zijn boomke, zoo vrij
en los in den grooten hof, omringd door
hooge boomen en de volle massieven.
Kleine Dora huppelde rond en de vogel
zong schor 't begin van een liedje. Za kon
dus gerust zijn hierover.
't Wakke weer deed geen goed aan de
rhumatiek en madame Waesdonck pruttelde
in haar eigen, terwijl ze weer naar de
voorkamer drentelde.
Voornaam glimden de donker mahonie
houten zitmeubels, met hun bekleeding van
ge vlochten-paarden-haar. Het groote
schrijfbureau beladen met geleerde boeken, waar
geen mensch inkeek, het pijpenrek, de
chineesche tabakspotten en zelfs de aan
lokkelijke zetels, alles hinderde de oude,
dikke madame Waesdonck.
Met zooveel liefde en zorg richtte ze dit
schoon buiten in, toen hare zoon trouwde
en nu leek het haar of het alweer mis liep
met hem.
Toen ze hem zoo handig aan dit vrouwke
smokkelde, ging haar herte en ook haar
brandkast open. Niets spaarde ze, moeite
had weggehaald bleek hij reeds aan ver
stikking te zijn overleden. Aan de fabriek
was men zeer onder den indruk van het
;ebeurde daar J. B. zoowel büpatroons als
:ameraden zeer gezien was.
Men meldt ons uit Kostverloren: Gis
teren had op de fabriek van kunstmest van
de N. V. voorheen van Hoorn, Luitjes en
Kamminga, een ernstig ongeluk plaats. Door
een verzakking in het bij de fabriek opge
hoopte phosphaat, geraakte de 65-jarige J. B.
te Kostverloren er onder.
Toen men hem na veel moeite onder het
phosphaat had weggehaald, bleek hij reeds
aan verstikking^te zijn overleden. Aan de
fabriek was men zeer onder den indruk van
het gebeurde, daar J. B. zoowel bij patroons
als bükameraden zeer gezien was.
Te Koatverloren is in de kunstmestfabriek
van de firma Van Hoorn Luitjens & Kam.
minga een 65-jarige werkman onder een
hoop kunstmest bedolven geraakt en gestikt.
***
twee
Dat stond dus alles in dezelfde
kolommen van dezelfde krant!
Onder geen van deze berichten staat ver
meld of ze uit een ander dagblad zijn over
genomen. En daar by de reat van de 24
berichten" (waaronder een verslinding door
ratten en een groot aantal branden) een
paar maal staat aangegeven, dat aan bet
Hbl. of de Botterd. d. w. z. N. R. Ct.
ontleend werd, beteekent dit dat 't krantje
't bericht als afkomstig uit eigen koker
wilde doen voorkomen. Die tweemaal voor
komende mededeeling, dat een bericht ont
leend" was, gaf aldus een cachet van eer
lijkheid aan de krant!!
Dit geschiedenisje halen wij waarlijk niet
op om het ons verder volkomen onbekend
dagblad een mauvais quart d'heure te be
zorgen of het blad als slechter geredigeerd
aan te duiden dan vele tientallen andere,
maar, vragen wij, hebben zij geen gelijk,
die ook die kleine pers in de aandacht
aanbevelen van wie zich beijveren voor de
verhooging der volkscultuur?
Inziet in te BoofdM
Iberia van Claude Debutsy.
De verschijning van Dabuasy viel samen
met Gevaerts nasporingen der Griekscha
muziek, met de reconstructie van het
Gregoriaanschdoor de Benedictijnen van Solesmes,
met Experi'd opdelvingen der oude druk
ken en manuscripten uit den tjjd der
Fransche Renaissancisten. Ean zelfde
antiquiseerende richtiag zag men in
Dnitschland ontstaan, maar 't zy dit land niet de
nanwlyks onderbroken cultuur en traditie
bezit als Frankrijk, of 't zij die lichting
van de Germaansche cultuur afwijkt, de
representatieve componisten kwamen er niet
mee in contact, zij zetten zich integendeel
vjjandig schrap, Richard Strauss ondanks
zijn beweerde afstamming van Wagner (die
de omwenteling voorzag en aanvoelde) Brahms
en Rager ondanks hu u successie-reenten op
Bach en het Dnitsche volkslied. Maar zij
begrepen Bach verkeerd en de tijd die her
leven ging lag ver vór Bach. Het is de
eenw der polyphonie, van de geconcentreerde,
phantastÏBche en tienvoudige passie, de
polyphonie, welke de verstrengeling is en
het samenklinken van verscheidene harts
tochtelijke en melodiense psychea.
De renaissance van dit vroegere beginsery
dat door gebreken der techniek onvoltooid
bleef ligger, had men liever zonder omwegen
zien geschieden. Maar een deel der
menschheid moet o ver verzadigd zy'n geweest van
drie honderd jaren monodie, absolute melo
die ! Misschien is 't ook een noodwendigheid
dat iedere ontwikkeling of hervorming der
muaiek aanvangt mat het rythme en tot
'c rythme beperken zich hoofdzakelijk de
uitkomsten der Benedictijnen, van Debussy,
en Gevaert. Welk een waarde deze geniale
onderzoeker toekende aan de antieke
lyihmiek, blijkt uit zijn eigen woorden : Je suis
noch kosten. Ze meende in haar gemakkelijk
vertrouwen, dat de luchtige Don-Jiian,
eenmaal onder den invloed van dit reine
en strenge meiske, plots zijn kazakke zou
keeren en altemet eeu zuiveren, braven
minnebroeder worden zou. Doch ze vergiste
zich deerlijk, dat zag ze nu.
't Bloed steeg haar naar de blasse kaken
van vreeze dat hij ging hervallen in 't ge
vaarlijk leven van voor zijn huwelijk, wat ze
tegenover de familie en zelfs voor haren
man zaliger, zoo zorgvuldig had weten te
bedekken en te verbloemen.. Renneke wist
daar niets van en de angst dat ze erachter
ging komen, het haar, de moeder, verwijten
zou, zat daar als een doorn in haar
conscieneie. Za zou zich kunnen verweren
natuurlijk, voorleggen dat hij geen sprink
haan meer was toen hij trouwde en men
begrijpen moest, dat zoo iemand allicht
een verleden achter zich kon hebben. Maar
och, dat verleden van hem had zoo 'n
langen staart.
't Sehaamterood gloeide op haar oude
wezen als ze dacht aan al de ellende die
hij haar had aangedaan, de plaatseu waar
ze moest verschijnen voor hem, de sommen
die ze betaalde, stillekes weg, somtijds met
de grootste moeite en vernedering. Alles
de schuld van dien verfoeilijken drank!
De gejaagdheid knaagde haar danig. Ze
moest verandering zien te brengen in den
dreigenden toestand. Ze dacht aan de pillekes
ea betwijfelde of ze het zou durven wagen.
Van zenuwachtigheid tort ze weer naar
de achterkamer en klapte in haar eigen,
hoe ze eigenlijk met hem moest redekavelen.
Ze hield lange toespraken alsof haren zoon,
in boetveerdigheid voor haar zat. Dan weer
nam ze haar schoondochter onder handen,
net of die geduldig luisterde.
't Was waar, 't ging zoo goed met het
verzamelen van timbers, antieke dingskes,
stempels en al die onnoozele prutsdingen.
't Kon haar niet verschelen, als het hem
maar bezig hield, al verzamelde hij puien
en teeken! Dat bleef haar princiepe. Renneke
zat in het schuitje en ze moest varen; met
onverschilligheid bereikte ze niets.
Kleine Dora, pips en teerkes, haar
wipconvaineu qu'nne intelligence complèe de la
contextnre rythmiqne des oeuvres de nos
grands mnsiciens dassiquea n'est pas possible
sans une tude eoigneuse de la ry t n mi que
d'Aristoxène: une theorie moderne dn rythme
n'existe pas."
Men heeft alle reden om Debnssy te be
schouwen als antagonist der mathematische
en ongevoelige metriek, welke pi .m. 1600
hare invasie deed. Den tegenwoordigen stand
van het vraagstuk kan ik den lezer niet beter
verduidelijken dan door een citaat van een
hedendaagschen geschiedschrijver, die in vele
opzicnten opmerkzaamheid verdient: Manrice
Emmanuel, Histoire de la langne musicale,
een gelukkige synthese van de geheele toon
kunst. Het rythmische vierkant is een uiting
van de allerprimitiefste cnltnur. Welnu, de
componisten van Griekenland toonden al
vroeg het verlangen om te ontkomen aan
dien rythmischen dwang. Za h eb oen hem
laten regeeren in de populaire orchestiek,
waar hy rechten had, doch elders hebben
z\j er zich volkomen van losgemaakt. Wat
zonden ze zeggen, als zy konden aanschouwen
dat wij nog leven onder het regiem van
2-4-8! afl zonden over onze rythmen oordeelen
als over onze toonladders en ze kinderachtig
noemen. Onza solfèges zonden hun geluk
geven. >e theorie van het oterke maatdeel"
zou hun enkel geschikt lijken voor de gezellen
van Komos, die na een billerij i den goddelijke.n
Bacchvs vierden en den vloer beukten in effen
en vierkante patsen....
Het is waar dat de werken der moderne
meesters deze kinderachtige pedagogie dik
wijls verloochenen en dat na Barlioz en vooral
na Wagner de dagen der tyrannie van 't
vierkant geteld zy a. Maarzij liet zulke aporen
achter, dat de verachting, waarmee het publiek
zeer scnoone werken van tijdgenooten ver
welkomt, veeleer is toe te schrijven aan de
afwezigheid der quadratnur in deze compo
sities dan aan den rijkdom der polyphonie
of de nieuwheid hunner melodische vormen.
Zoo de fatsoenlijke lieden" van het Athene
der vijfde eeuw voor Christus behagen konden
scheppen in den uniformen dreun der militaire
mare c hen, in bet hossen der Bacchanten bij de
Dionysischfeeater, in de blijspel-dansen op de
heilige formule 4+4,?van hunne componisten
en dichters verwachtten zij wat anders dan
sterke maatdeelen en viei kante zinnen. Terwijl
het moderne publiek, in macsa, bij dat rudi
mentaire stadium der lytnmiek bleef stil
staan en er nauwlyks over heen begint te
komer, wist het Atheensche volk de andere
lytnmiek te waardeeren, even levendig als
de beroepsmusici, gelijk we zagen, de andere
muziek wisten te schatten.
Dit voorloopig naar aanleiding van Debussy's
Iberia, een levensgroote en warme evocatie
van de Spaanecfce straten en wegen, nachten
en feesten, welke door het
Concertgebouworchest volmaakt zon zy'n weergegeven als
Mengelberg zich niet te eenvormig beperkt
had tot de sterke maatdeelen". Dase ver
fraaien misse jien Brabma en de
achttiendeeeuwsche muziek, doch we kennen geen
andere richting, waarmee deze populaire
opvatting overeenstemt, allerminst die van
Debnssy. De hoorders mogen zich Iberia
ongeveer tienmaal boeiender voorstellen,
want nooit zag men den dirigent zich in
die mate onthouden van alle rubato en in
telligent meeleven in den klank. Dit is zeer
jammer omdat er van La Her" enkel aan
gename herinneringen resten en wijl Franc c h
niuiiek dit jaar wederom zelden ter uitvoe
ring komt.
MATTHIJS VERMEULEN.
Brabantse Sagen.
Brabantscb Sanenboek, door A. DB COCK
en Is. TEIELINCK. Deel II en III.
Gmt, 8 ffer. (Uitgave der Vlaamsche
Akademie).
Indertijd schreven wij in de Groene" iets
over deel I van deze merkwaardige ver
zameling ; deel II en III zijn Liet minder
interessant. Dl. II bevat de Christelijke Sagen,
bepaa da ijk verhalen over wonderdadige
Mariabeelden en plaatselijke heiligen, zooals
Margareta van Lsn ven (?fiern Margriet"), Maria
de ellendige" vereerd te Volusve en andere
dergelijke. Deze soort heiligen zijn te op
merkelijker omdat hun cultus in sommige
gevallen niet van de geestelijkheid uitging.
maar van het volk. Ook in het door en door
katholieke Bretagne kwamen nog niet lang
neuske armentierig rood door klamheid,
stond, sprieterig dun als een wormke,
in haar jersey lijveke dat haar tengere
leden nauw omspande. Haar heeie groote
oogen, als van een verwonderd kalveke,
blikten begeerig naar de achterdeure van
het huis. alwaar ze tante zag bewegen.
Ze durfde niet naar binnen piepen, waar
het toch zooveel plezanter leek. Vapeurke.
haar hondeke, wilde ook niet naar buiten
komen, al riep ze hem verscheidene
keeren.
Weer gluurde ze over het perkske naar
de achterkamer en ze zag vapeurke liggen
op een stoel, alsook deu witten fox. Zij en
de groote hond en Coco moesten in den
hof blijven voor de gezondheid.
Nu hoorde ze tante klappen. Toch was
er niemand thuis. Dat wist Dora voorzeker,
kozijn en nichte gingen uit voor den noene
en het meisse zag ze zooeven haren doek
omslaan om kommissies te doen.
Tante klapte dus weer in haar eigen.
De papegaai, in den heester, gilde en
floot ineens scherp, laehte toen schreeuwe
rig uit, alsof hij Dora voor den zot hield.
Na een wijlke kon 't meiske haar drang
om naar binnen te wippen niet meer be
dwingen. Speelsgewijze trippelde ze de
tredekes af rond het perkske en bleef
altemet verbauwereerd staan op de zulle.
De oude dikke tante schrok, hield fluks
op met redekavelen. Kwaad zei ze:
Gij onnoozelesse... Ge doet mij ver
schieten, 'k heb u gezeid dat ge in den hof
moet blijven... ge zijt hier toch voor uw
gezondheid... maar ge stond zeker te
herken ... *) stout kind.
Neen-ik tante, griende 't meiske, ik
heb niet gehorkt... omdat het slechte
manieren zijn, tante. ?. ?
't En is op verre na niet treffelijk...
maar allez, kom hier, kom binnen, tante
gaat u wat vertellen.
Gauwe zat Dora op vapeurkes stoel en
deed het hondeke im haren schoot neere
liggen. Haar beentjes hield ze opgetrokker,
en de oogen wijdgesperd van
nieuwsgierig"~ *..
*) Horken: luisteren.
geleden dergelijke populaire canonisaties voor.
Deel III bevat de historieche sagen.
Natnurlyk is niet alles in dase deelen op
Belgischen bodem ontstaan. De verzamelaars
teekenem dit zelven aan bij de zoogenaamde
wandernsagen", verhalen die ons Christus
voorstellen, op aarde rondwandelend en er
ontmoetingen hebbend. Ojk met Maria
mirakelen is dit het geval. De geschiedenis
vfln den ridder die de mis hcort, terwijl de
H. Maagd in zijn plaats en gestalte op bet
tournooi kampt, zoodat hij overwinnaar is
zonder het te weten (II, 76?77) was in de
Middeleenwen in verschillende vormen ver
breid en komt o. a. voor in een allerliefst
oud fransch gedicbt.
Het verhaal dl. II blz. 91 vgp. heeft groote
overeenkomst met de voorlaatste vertelling
van den Decamerone van Boccaccio. By Boc
caccio wordt een kruisvaarder op boven
natuurlijke wijze, door de toovermacht van
een duivelskunstenaar in dienst van Sultan
Saladyu, naar lyn vaderstad Pa via terugge
bracht, juist op het oogenblik dat zy'n vrouw
op het punt is, haar hand aan een ander te
ichenken. In de Brnsselsche sage is het de
H. Maagd die denzelfden dienst bewijst,
eveneens aan een kruisvaarder: zübrengt
hem op haar gulden vleugels" in n oogen
blik van het Heilige Land naar Schaarbeek,
bij B.u'sel. Men kan zich in dit geval even
wel afvragen of het verhaal wel echt is, d.
w. z. weienlyk uit de volkstraditie
opgeteekend en niet direct aan Boccaccio ontleend.
Het werd door de verzamelaars ontleend
aan een werk dat verscheen van 1853?1857:
er zat toen nog veel romantiek in de lucht"
en in de dagen dar romantiek zijn wel meer
legenden verzonnen of aan schriftelijke bron
nen ontleend.
Opmerkelyk is dl. II, blz. 343 de legende
van het wonderbare beeld dsr H. Pmlomena,
dat de gouden schoenen waarmede het ver
sierd is afstaat aan een ongelukkigen bedelaar,
die van honger steift. Zooals de verzamelaars
aanteekenen, vindt men het verhaal,
vaatgehecht aan den naam van andere heiligen,
temg in Duitschland en zelfs bij Slavische
volken. Maai het opmerkelijke in dit geval
is de naam-zell der H. Pmlomena. De caltus
dezer heilige is nl. niet oud: hy kwam eerst
op in Italië, in de eerste jaren der negen
tiende eeuw, tengevolge van ontdekkingen
in de Romeinsche Catacomben, die aanlei
ding gaven tot veel geschrijf en discussies;
buiten Italië werd de dienst der H. Pnüomen»,
wonderdoenster der 19e eeu n", eerst alge
meen na 1820?30. Het ia d as na dien datum
ongeveer dat de oude legende, op Belgischen
bodem, is vastgeknoopt aan den naam der
nieuwe heilige.
Ook onder de historische legenden, in dl.
III zijn er die algemeen verbreid zijn, en
aanvankelijk aan andere personen waren
vastgehecht. Een voorbeeld is de anecdote
van keizer Karel V en zijn hoveling, dl. III
blz. 81. De schrijver zelf aan wien de ver
zamelaars het verhaaltje ontleenen doet op
merken dat bet ook verteld worde van keizer
Sigiamund. Maar de vertelling is onder dan
fKaielVöf Sigtsmund: men vindt haar by'
Boccaccio (Uecamerome, X, 2), bij wien een
koning Alfoss van Spanje de held ia. Op
merkelijk is dat Karel V, die voor België b
slot van rekening zoo weinig deed, toch aan
leiding gaf tot zulk een d root aantal
traditioneele verhalen; het feit dat hij in Vlaanderen
geboren en dus voor de E algen ean nationale
figuur was, schijnt o arcaak van die populariteit.
Curieus voor de studie der sagenvormiag
zijn de verhalen die in veroand staan met het
bekende Brueselscae bteldje Manneke-pis"
(dl. III, blz. 109 en vgg.) Personen die wel
eens gebladerd hebben in veriamelingen
oude plaatwerken en ornament-teekeningen
weten dat deze soort figuren, aangebracht
aan fonteinen, in de zestiende en zeven?
tiende eeuw niet zeldzaam waren: het voor
geslacht, dat hield van naïeve indecenties,
verlustigde zich in de voorstelling. Maar de
andere beeldjes van die soort, die bestaan
hebben, verdwenen langzamerhand, bet
Ernaseische bleaf en werkte door de incongruïieit
zelve van het thema op da verbeelding; men
bedacht allerlei verhalen om den oorsprong
van het manneke" te verklaren en in u
dier verhalen werd Minneke-pis zelfs redder
der stad Brussel.
De behoefte om te verheerlijken vooral
werkzaam op godsdienstig gebied en de
meer algemeene behoefte om te verklaren
liggen ten grondslag aan een goed dael der
heid, leek ze een klein, oud wijveke met
een onnoozel snuitje.
De deftige, dikke tante zoo proper en
schoone in haar huiakleed van zwart met
de zijden linten, het grijze haar zorgvuldig
gekroezeld, nam plaats in den zetel en
toonde geheimzinnig een dooske aan 't
kleine wipneuske.
Dora zag subiet een manneke op het
dooske geschilderd, datzelfde manneke met
een tlesch voor lichaam en dat werd ge
wurgd, zooals er eentje in de Gazette stond.
Tante wees het haar verleden, en sinds
keek ze ernaar iederen dag, omdat ze het
zoo'n griezelig prenteke vond.
Awel? weet ge niet meer wat ik ge
zegd heb hiervan? vroeg tante vezelend.
Ja, knikte Dora, ge zei dat het den
drankduivel beteekende, tante!
Seessa, mijn kind, en wat nog meer?
Ge zei... tante, dat het een mirakel
kon zijn.
Bij ten doet... gij dompelesse ... 'k zei
dat het een reclame was, van een soort
mirakuleuze pillekes die eeu dronkaard
konden genezen.
Dora nikte.
En zei ik u niet, dat wij tegare, gij en
ik kozijn*) gingen genezen?
Dora nikte heftig. Haar wegvliedend
kinneke zat haast in haren hals en haar
wipneugke puntte eigenwijs naar boven.
Ja, tegare zouden ze kozijn genezen.
Awel, mijn yriendeke, sprak nu tante
vertrouwelijk, wilde gij uw tante schoone
helpen ?...
Dora nikte weer, terwijl haar vingers
zenuwachtig de ooren van Vapeurke om
krulden, totdat 't beesteke van haren schoot
sprong.
Ze schrikten alletweeë, de oude tante en
kleine Dora, alsof ze een slechte daad be
raamden en overvallen werden.
We zullen den papegaai binnen pakken,
en de deure toedoen ... dan zijn we gerust,
zei tante, een beetje verlegen over haar
eigen schuwheid.
De vogel werd op zijnen ijzeren standaard
*) Neef.
sagevorming', in alle landen en tijden ; ook
deze, met zooveel zorg bijeengebrachte bun
dels, leveren het bewijs.
P a r ij s. G. BUSKEN EUET.
Notre putte
In aansluiting bij hetgeen de heerCoenen
in ons vorig nr. schreef over Y vette Guilberts
voordracht van Notre petite Compagne",
geven wij hier dit gedicht in zijn geheel
weer. Men zal ontwaren, dat de dichter, Jules
Laforgue, den titel niet idyllisch bedoeld heeft.
*
Si mon air vous dit qnelqne chose,
Vons auriez tort de vons géner;
Je ne la fais pas :ïla pose;
Je suis La Femme"', on me connait.
Bandeaux plats on crinière folie,
Dites? quel front vons rendrait fon?
J'ai l'arc de toutes les coles,
J'ai des a mes pour tona les gou is.
Cuelllei la fknr de mes visages,
Buvez ma bouche et non ma voix,
Et n'en cherchez pas davantage . . .
Nul n'y vit clair; pas mézne mol.
Noa armes ce sont pas gales
Pour que je vons t ei de la main.
Vous n'êes que de naiifa miles,
Je suis l'Eternel Féminin.
Mon But se perd dans les Etoilesl
C'est moi qui suis la grande I sis l
Nul ne m 'a retroussémon voile.
Ne songez qn'a mes oasis.
--
Si mon air vous dit qne'qus chose,
Voua anriez tort de vous kéaer;
Je ne la fais pas a la pose;
Je suis La Femme" l On me connait.
Meip. Estifir fle BOCMUI RE
Vroeg bekend met de zorgen van het leven,
met diep gevoel voor tobbers en zwoeger?,
met her, die het leven harde slagen had
geslagen en wier lijden en dulden zij begreep,
kwam z|j, nog jong, te Rotterdam aan het
tooneel en wist er al spoedig van zich te
doen spreken door het innige, het gevoelige
het ware en het eenvoudige, het Hollaadsche
in hare kunst, zooals in hare ciéatiea van Suze
in Vriend Pritz" en later te Amaterdam door
het uitbeelden van beproefden en verslagenen
als de moeder in de pantomime De ver
loren zoon", het beeld der smart, het beeld
der moederliefde. Een ongekenden kant van
haar talent zon zij doen kennen als het
Rattenvrouwtje, in losen'd Kleine Eyolf":
het geheimiinnige.
Nog had zij al baar gaven niet ontplooid.
Daar kwam Heyerrnan's Op Hoop van
Zegen". Zij speelde er de ai me
vieschergvronw: Knierij e", in, met eene eenvoudig
heid, e ene klaarheid, een ga roei, een in
nigheid, en een soberheid van het geheel,
die haar kunst ten top hief. Zij liet ge
voelen en doorleren Wat eene moeder
lijden kan". Haar kunst kwam uit het hart
en ging tot het hart.
Heel Nederland acht Mevr. Either de
Baer-van Rjk en haar kunst hoog, en
ataart vol bewondering naar haar creatie van
Kniertje", een ongeëvenaard meesterwerk.
Taans, nu zy viernonderd maai, en steeds
even voartrtflelijk, met hart en ziel Kniertje"
gespeeld heefr, worde deze kleine vrouw, maar
groote kunstenares, oprechte dank en hulde
gebracht.
J. H. R.
«e s ris waniilatei.
Het is niet geheel zonder bedenking, dat
kunstschilders debet zijn aan de ongineelen
dezer, voor de lagere school bestemde, kleur
rijke wandplaten. Ik vrees zeer, dat de,
ofeiigena te loven, subjectiviteit der schilders
bet kinderlijk aanvoelen en begrijpen in
ernstige mate zal bemoeilijken. Ofschoon de
heer R. Schuiling, die het eerst de kunst
matige indeeling van ons land in provincies
naar hare voor het onderwijs geringe waarde
fchatte, aan de serie zy'n naam gaf, evenals
d 3 heer J. M. da Feu ter, kon dat haar niet
voor tweeslachtigheid bewaren.
Een kunstzinnige wandversiering, voor
gezet, en tante sloot de glazen buitendeur.
Dan nam ze Dora mee in de voorkamer en
sloot eveneens de tusschendeur.
Nu vertrouwelijker schoven ze dichter
bijoen, en tante haalde uit het dooske een
eschke voor den dag.
Hier zijn ze, sprak tante weer fluiste
rend.
Oh! zijn dat de mirakuleuzo pillekes,
tante ?
Ja... en die moeten den ommekeer
brengen ... en Dora zal tante bijstaan ...
maar ... mondeke toe ...! deed tante ge
wichtig, haren vinger op de lippen leggend.
Dora kneep haar mond stijf toe, om tante
te toonen hoe ze zwijgen zou.
Goed l sprak tante weer geheimzinnig.
En nu vertelde ze in vezelklap, hoe het
geschieden moest. Tante zou met kozijn en
nicht babbelen, ze zou ze goed bezig houden
en dan, wanneer die twee een anderen kant
uitkeken, kon Dora met haar kleine, vlugge
vingerkes twee pillekes in koziju zijnen
kaffee friemelen.
Ik en durve niet, vervolgde tante
droevig, 'k zou te vele beven ... maar gij
zult niet benauwd zijn?
Ik durve... ik durve wel I 't Is om
koziju te genezen, en omdat hij tante geen
verdriet meer zal aan doen.
Goed mijn kind, ge zijt een braaf meiske.
Ze liet wipneuske nu herhaaldelijk voor
doen, hoe handig ze de twee pillekes in
de tasse slippen zou, zonder van iets te
gebaren en tante bleek zeer ingenomen.
Plots kraakte de deure open.
Dora liet van verbauwereerdheid de pil
lekes op den grond vallen en tante stond
met open mond van den schrik.
Gelukkig! 't Was enkel het meisse die
hen dwaas aangaapte.
Gij domme kalle, hakkelde tante toen
ze haar sprake terug kreeg. Ge zoudt mij
een geraaktheid doen krijgen . .. Alzoo
iemand te doen verschieten...! Steekt u
op, ga naar de keuken... Wat meende
wel, binnen komen zonder kloppen.
Dora gaarde de pillekes weer van den
grond.
Azoo 't waa dus afgesproken. Te vieren