Historisch Archief 1877-1940
B*. 1894
Zondag 12 October
A*. 1913
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Mr. H. P. L. WIESSING
/l.50, f r.
'Abonnement per 3 maanden
Voor IndiS per jaar, bij vooruitbetaling .
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar
p. post / 1.65
mail ,
10.. . . . 0.125
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WAKENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van 1?5 regels/l.25, elke regel meer . .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel
Reclames, per regel . . . .
?0.25
.0.30
0.40
INHOUD
HHiit niiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Blz. 1: De Ned. Oorlogsmarine.
Ritueele moorden. Cheminot: De S.S.
en de H. S. M. Deb. Van
RenesseL. Simons: 2: Feuilleton door K.
Wasch metteekeningen van G. H. Grauss.
Frans Coenen over Annie Salomons.
Matthijs Vermeulen over Manier. 5:
Ida Heijermans: Anna Polak en haar
feminisme. Allegra. E. Heimans:
Vogels. 6: Dr. H. E. van Gelder:
Huyghens' Hofwyck. 7: Dr. H. E. H.
van Loon: Verkade's Haagsche schouw
burg. Ed. Coenraads: Zunki Joska met
teekening van Willy Sluiter. H. de
la Baignoire: Tooneelcritiek." 8:
Charivari. 9: Fin. Kroniek door v. d.
M. W: Staatsverzekering door v. d.
S. Overspring-puzzle. Ingez. Over
de droogmaking der Zuiderzee. Brieven
van Louis, I. //: Schaakspel door Rud.
J. Loman. Damspel door J. de Haas.
Teekening van Joh. Braakensiek: Het
Binnenhof en zijn vandalen.
Bijvoegsel van Johan Braakensiek: De
beweging" tegen de Tooneelkritiek.
lltlltlllllllllltlllMIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIUIIIIllllMIIIIIIIMMIIIIIIIIIIIIMIIIHIUI
De nieuwe Regeering
en de Marinepolitiek
Onder bovenstaand opschrift ontvingen
wij van iemand, die zijn stuk niet wenschte
te onderteekenen, het hiervolgend protest;
Geachte Redactie,
Ik hoop, dat u mij naar aanleiding van uw
hoofdartikel over de Troonrede in uw nummer
van 21 Sept. in verband met bovenstaand
onderwerp tot eenige opmerkingen gelegen
heid wilt geven, waarvoor bij voorbaat mijn
dank.
U vindt het bouwen van een slagschip
voor Indië, 't geen de nieuwe regeering voor
stelt, nadat zoovele argumenten gegeven zijn
voor 't instellen eener torpedo- en
onderzeevloot indien baaienrijken archipel, een dubbel
betreurenswaardig plan." Na alles, wat op
marinegebied is voorgevallen, lijkt het mij
onbegrijpelijk, dat u nog altijd zoovele argu
menten heeft voor de verdediging onzer
koloniën door eene torpedovloot.
Dat het behouden van Indië voor ons een
levensbelang is, daarmee zult u wel accoord
gaan; ook wel daarmee, dat, indien wij de
plaats van derde koloniale mogendheid zou
den verliezen, de beteekenis van onzen handel
en vooral van onze scheepvaart tot een mini
mum zou worden gereduceerd. Welnu, dan
kan men slechts kiezen of deelen. Een veel
te lage premie, waarvoor men zijn' kostbaren
inboedel verzekert, is weggeworpen geld.
Deze beeldspraak gaat ook op voor onjie
defensie. Indien men de marine niet be
hoorlijk kan onderhouden, schaffe men haar
liever geheel af en make geen noodelooze
kosten.
Volgens uwe meening is echter een torpedo
vloot een niet te lage premie voor het be
houden en verdedigen van onze Oost-Indische
bezittingen. Die meening werd ook voorge
staan door de Staatscommissie voor de ver
dediging van Ned.-Indië van 1906. Zekerlijk
moet u toch de terecht afbrekende kritiek
bekend zijn, die o. a. daarop indertijd is
geoefend (in 1911) door den toenmaligen
Commandant der Zeemacht in Ned.-Indië;
evenmin achtten de Gouverneur-Generaal
alsmede de Ministers van Koloniën en Marine
den archipel door eene torpedovloot te ver
dedigen. Bij die torpedovloot zou dan komen
een kern van z.g. torpedokruisers, en voorts
onderzeebooten. De conclusie van den vloot
voogd, waartegen niet redelijks is aan te
voeren, was, dat een vijand reeds enkel met
hulpkruisers, groote, voldoende bewapende
handelsschepen \ erin zou slagen de vloot, die
onze koloniën moet verdedigen, te vernie
tigen 1), of, als deze zich op te grooten af
stand houdt om te kunnen worden vernietigd,
zal het aan onze scheepjes niet slechts niet
gelukken, den vijand uit het gebied te ver
drijven, maar omgekeerd zullen onze
torpedovaartuigen worden gejaagd en in bedwang
gehouden, en dus den vijand de handen
vrijblijven voor elke gewilde onderneming.
En wat de onderzeebooten betreft, afgezien
nog van hunne beperke werkingssfeer, is de
waarde hunner onzichtbaarheid sterk ver
minderd door den vooruitgang der
vliegtechniek bij de marine in den laatsten tijd.
Vervolgens moet u toch ook niet onbekend
zijn met de werkelijke meening van de voor
standers een torpedovloot onder de marine
officieren. Wat dat betreft, kan volstaan
worden met te wijzen op het voorgevallene
in de Marine-Vereeniging op 29 Februari
1912. Toen hield de tegenwoordige Minister
van Marine zijn vermaarde lezing over: Een
kern van zware schepen voor onze Zee
macht," de noodzakelijkheid betoogende van
ten minste 5 schepen van 15000 ton voorde
verdediging van Indië. Zooals bekend, was
dit een protest tegen de plannen der toen
malige Regeering om een schip van 7500
ton voor Indië te bouwen. Het was bij ge
legenheid van het debat, dat op die lezing
volgde, dat Luitenant t. Z. de Neve, tot nu
toe steeds voorstander van eene
torpedovloot, verklaarde, dat hij en zijne geestver
wanten altijd eene vloot, bestaande uit werke
lijk krachtige schepen en dezulke noemde
hij die, welke door den inleider waren aan
gegeven gesteld had boven een torpedo
vloot. Hun leus .was altijd geweest: Geen
cent voor die dwergscheepjes, welke wij
'pantserschepen' beliefden te noemen; dan
honderdmaal liever een goede torpedovloot."
Luit. t. Z. van Asbeck is het geheel eens
met zijn vroegeren medestander voor eene
torpedovloot. Hij gaat volkomen mede met
het schip, door den inleider aangegeven," enz.
(N. R. C. l Maart 1912).
Welnu, met deze feiten voor oogen is het
mij onbegrijpelijk, hoe u nog een torpedo
vloot een voldoende verdediging van Indië
kunt achten. Van het afstemmen van het 7500
tons-schip was de instelling der Staatscom
missie 1912 een logisch gevolg, en de hoofd
gedachte van haar Rapport geeft ook een
logische oplossing van het probleem, zooals
men er thans voor is geplaatst. Gelukkig
heeft men het denkbeeld: Wij kunnen toch
niet" verlaten. Nu de torpedovloot onvol
doende is bevonden, blijft er niets anders
over- dan een krachtige artillerievloot met
torpedovaartuigen als voldoende aan te
nemen ; een vloot, die den vijand zulke offers
zal kosten, dat hij zich wel tweemaal zal
bedenken, voor hij een aanval doet op een
tropisch gebied, dusdanig verfledigd en vele
mijlen van zijn operatiebasis gelegen. Dat
dus de tegenwoordige Minister van Marine
een voorstel doet om te beginnen een einde
te maken aan den absoluut onverdedigden
toestand van onze koloniën, moest niemand
verwonderen.
Blijft over: de kosten. U vindt: de brutale
wensch dit slagschip door de inlandsche
bevolking te doen betalen een oude en er
gerlijke regeeringswijze." Naar aanleiding van
deze krasse yeroordeeling zou ik willen vra
gen : zou Indië er dan soms onder de heer
schappij van eigen vorsten of vreemde
mogendheden zoo veel beter aan toe zijn,
dat het een brutale wensch" is het de kosten
voor de verdediging, d. w. z. het blijven
onder ons gezag, mede te doen dragen ?
Bovendien, het lijkt mij beter het oordeel
over het doen betalen door de inlandsche
bevolking op te schorten totdat bekend zal
zijn, op welke wijze de Minister in zijn
vlootplan de kosten tusschen hier en Indië
wil verdeelen. Wil hij de Staatscommissie
volgen, dan is de door haar voorgestelde
verhooging van 5.35 mill. voor Nederland en
8.75 mill. voor Indië heusch niet bovenmatig
in verhouding tot het beschermde belang 2).
En nu kom ik weer op mijn uitgangspunt.
U hadt wellicht beter in uw hoofdartikel
kunnen zeggen: Wij kunnen geen vloot van
zware schepen bekostigen: laten wij ons dus
voor de goedkoopte met eene torpedovloot
tevreden stellen." Dat lijkt nog het eenige
steekhoudende argument, al is het ten slotte
ook onjuist. Zeg echter nooit, dat een torpedo
vloot voldoende verdediging is voor onzen
Oost-Indischen archipel.
Nogmaals: laat men liever de vloot af
schaffen, dan weder op de oude
ergerlijkonvoldoende wijze te werk gaande, millioenen
te verspillen. Doch laten de
maatschappelijkontevredenen, wanneer Indië voor ons ver
loren zal zijn, dan niet ons nationaal verval
weer wijten aan eenig politiek of sociaal
euvel, doch naar de ware reden er van
zoeken!
X.
* *
*
De hierboven vermelde bekeering"
van een tweetal marineofficieren tijdens
het debat, volgende op 's heeren
Rambonnet's lezing, is waarlijk een goed
uitgangspunt voor ons antwoord.
Daar waren dan in Nederland vast alle
jongere marinemannen hartgrondig over
tuigd van de onbeteekenendheid onzer
weermacht ter zee; wel begrijpend, dat
deNederlandsche financiën geen Engelsch,
of Fransen of zelfs Japansch marinebudget
toelieten, waren zij langzamerhand voor
de verstandige gedachte gewonnen 's lands
weermacht te zoeken in de middelen van
een zee-guerilla: door torpedobooten,
onderzeeërs e.d. Daar kwam Rambonnet.
Hij geeselde het ontwerp-Wentholt met
zijn schip van 7500 ton, dat, 1"2 maal
zoo groot als een tegenwoordig
Nederl.Indisch pantserschip", minder dan half
.zoo groot zou wezen als iedere
dreadnought, gelijk Engeland alleen er wel een
twintigtal heeft! Neen, zei de spreker:
wij moeten zelf dreadnoughts hebben!
1) Maar ook de snelle torpedobooten en
onderzeeërs?? Red.
2) De Troonrede gewaagde van den aan
bouw van een slagschip ten laste van de
Indische middelen. Red.
Wij moeten schepen hebben van 15000
ton! De heer Rambonnet sprak niet tot
onbevangenen, hij sprak tot mannen, die
door hun beroep geneigd zijn vlam te
vatten, als men hun' spreekt van een
smaldeel echte dreadnoughts voor het
Vaderland! Was 't wonder, dat een paar
van hen in die chaleur communicative"
van dezen kruitdamp-avond het smaldeel
reeds zagen en het praalden ?
Wat is nu kenschetsend? Hetgeen
Rambonnet op 29 Febr. 1912 als een
ideaal aan de Nederl. marine kon
voortooveren: het schip van 15000 ton, is
reeds zoozeer verouderd in Sept. 1913,
dat, bij het mede opmaken van de
Troonrede, minister Rambonnet er niet
meer aan denkt het voor te stellen!
Het moet nu, naar de eisenen van
1913, een schip zijn van pl.m. 20.000 ton.
Als het klaar is ... is het natuurlijk ook
niet meer dat"', is het.... verouderd.
En dan zijn wij mooi met n verouder
den dreadnought.
De fout van al die
marine-enthousiasmes voor slagschepen e. d. steekt in de
weigering om als grondwaarheid te aan
vaarden : Nederland en de Ned. Indische
koloniën zijn als het er op aankomt on
verdedigbaar.
ledere Balkanstaat is omringd door
kleine buren. Als Bulgarije, Servië, enz.
zich op 't krachtigste wapenen heeft dat
raison". Ned.-Indië en Nederland zelf
nebben echter van kleine staten niets
en van wereldmachten, waartegen zij niet
op kunnen, alles te vreezen. Voor Neder
land en voor Ned.-IndiëJieeft geen
oorlogmogendheidje-spelen daarom nut, geen
imperialisme, en geen slagschepenpolitiek.
Een Nederland dat aan de bevolkingen,
die het beheerscht, redefi geeft aan onze
nationaliteit gehecht fB&zijn, en dat tegen
over de onderling jafoersche groote mo
gendheden de striktsteneutraliteitbewaart,
heeft negen tienden van zijn verzeke
ringspremie" gestort. Wil het zich tevens
voorbereiden om den aanvallers op te
houden en lastig te vallen: het zoeke
de wapenen der kleinen: de guerilla ter
zee en in de lucht. De Nederlander is
te vinden voor waagzieke ondernemingen:
onze reddingsbrigades, onze nationale
'stoute stukjes zijn van eeuwen her be
kend : de Ned. staat scheppe zich daarom
een eigen pnderzeebedrevenheid, een
eigen militaire vliegtechniek, hij
verdedige zich naar zijn aard.
Maar een slagschip van 20.000 ton!
Laat ons kijken wat dat beteekent.
Niet wat dit beteekent voor marine
mannen, d.w.z. voor mannen die zich
prettig voelen op een slagschip, maar
wat dat beteekent voor Nederland.
Wij hebben er de nieuwste officieele
gegevens, zooals die ons 't gemakkelijkst
bereikbaar waren, eens op nageslagen.
De Almanach de Gotha van 1913 geeft
de maritieme sterkte van Japan aldus aan:
In 1912 had Japan aan pantserschepen
en gepantserde kruisers 29 eenheden, te
zamen metende 400,000 ton, dat is dus
een gemiddelde van bijna 14.000 ton per
schip. Onze vloot in de Indische wateren
had in 't zelfde jaar geen 29 eenheden
van 14.000 ton doch slechts 5 gepant
serde kruisers van iets meer dan
gem ddeld 5000 ton. De Japansche vloot
bestond uit 117 schepen (59 torpilleurs,
een heel stel kanonneerbooten enz. niet
meegerekend), de Ned.-Indische uit 9
schepen (als men eveneens de
kanonneerbooten en torpilleurs, te zamen 12
tellende er afrekent).
Maar Nederland zelf? zal men vragen,
Nederland heeft 15 gepantserde een
heden, metende gemiddeld 4.428 ton.
Engeland heeft daartegenover 65
slagschepen, te zamen metende 1.034.150 ton,
d. w. z. gemiddeld per slagschip bijna
16.000 ton. Het heeft buitendien 61
eerste klas gepantserde kruisers, waarvan
alle groepen ruim 10.000 ton als ge
middelde aanwijzen per schip! In 't geheel
570 oorlogschepen, waaronder 19 dread
noughts en 3 superdreadnoughts,
ongerekend allerlei kleine of verouderde
schepen, en ongerekend de 7 slagschepen
enz. enz. waaraan men timmerende is!
Welk klein, uiterst klein deel van zijn
vloot behoeft Engeland als per toeval in
de Ned. Indische wateren te zenden om
Rambonnets slagschip" in een
doodelijken rondedans te nemen?
Rambonnets slagschip ... Maar hij zal
er vijf hebben, roept men. Inderdaad: in
1923! Maar welke cijfers van metalen
zeemonsters bevat dan de Alm. de Gotha
voor Engeland, Frankrijk, Rusland, de
Vereenigde Staten, Japan?
Het is waanzin met de groote mogend
heden te gaan concurreeren in
slagschepenbouw op de wijze als de inzender
en Onze Regeering dat wenschen.
Wij vatten eigenlijk niet dat dit be
toog behoeft.
* * *
Ritueele moorden
Want dulden is het erfdeel
van ons volk"
In Europa een proces, dat hoofdzake
lijk loopen zal over de vraag, of de
Joodsche godsdienst eischt of tenminste
wenscheliik acht, dat bij zekere cere
moniën Christenbloed gebezigd wordt!
Men kan het zich niet goed voorstel
len, en, lezende vanjtjde beschaafde
Russen, die naar Kiew [zijn vertrokken
om tegenwoordig te zijnTbij dit proces,
heeft men een vaag medelijden met die
lieden: Hoe zullen zij, die op onzen
trap van beschaving staan, zich moeten
schamen voor hun land, is de eerste
gedachte, die bij u opwelt.
Een protestant denke zich maar eens
in, dat te Madrid, een katholiek denke
zich eens in, dat te Genève in allen ernst
een gerechtshof zou beraadslagen over
de vraag, of het Hervormde geloof, of
de Katholieke eeredienst behoefte heeft
bij zijn ceremoniën aan het bloed van
vermoorde kinderen.
Het is volkomen middeleeuwsch, en
het heeft plaats in Europa, nu, en ten
aanschouwe van een moderne wereld, die
met deze echt-Russische" barbaren
allerlei relaties heeft, zeer aangename
financieele onder andere (waarvan een
joodsah bankiershuis de introducteur is....)
Want het minstopwekkende bij al deze
en dergelijke gevallen, bij al deze mon
diale verontwaardigingen, protestverga
deringen, protest-bewegingen, is de zeker
heid : dat de menschen in hun algemeen
heid, als het broodje erbij betrokken is,
of als maar een deel van hun luxe ge
vaar loopt, tot iedere lafheid bereid zijn
en hun verontwaardiging inslikken.
Van ons, van Europa zal niet veel
redding komen. Als voor Rusland niet
de tijd is aangebroken dat het zich meet
ontmiddeieeuwschen, zal het nog wel een
stootje duren eer het er toe overgaat.
Dat de overwinning der revolutie, die
(helaas) in bloed is kunnen gesmoord
worden, er ook voor 't geestelijk leven
gewenscht ware geweest, blijkt wel uit
zoo'n Beilis-proces.
* * *
Bij het jubileum der S.S.
TER OVERDENKING VAN DE H.S.M.
In een modernen Staat, als Nederland is,
welks bloei voor een niet onbelangrijk deel
ook te danken is aan het steeds in omvang
toenemende transito-verkeer, is iedere stag
natie in het spoorwegbedrijf een groot gevaar.
Dit stellen wij voorop, nu wij komen te
spreken over den toestand waarin zich te
genwoordig door de dwangwetten-Kuyper
het spoorweg-personeel bevindt. Hoe groot
een belang aan de voortdurende behartiging
van dit bedrijf ook verbonden is, de vraag
moet niet uit het oog worden verloren, of
het billijk is en rechtvaardig, met de belangen
van bijna 35000 spoormannen niet voldoende
rekening te houden, wetende, dat de betrok
kenen, nu aan handen en voeten gebonden,
niet in staat zijn zelf met de gewone mid
delen, die het maatschappelijk leven geeft,
voor hun rechten op te komen.
Want bij 't spoorjiibilémag het nog wel
eens gezegd het is niet te ontkennen, dat
de directies nu het spoorwegpersoneel gén
gebruik kan maken van het gewone strijd
middel der staking, zonder welks toepassing
duurzame maatschappelijke verbetering in
den regel overal uitblijft, die wetenschap
misbruikt om zeer noodige veranderingen
ten goede voor haar personeel niet aan te
brengen.
De positie dier directies is na 1903 sterker
dan ooit te voren. In tweede instantie (de
Aprilstaking was een fout der spoorweg
arbeiders) wonnen de directies den strijd
en eene der grootste spoorwegmaatschappijen
hier te lande laat niet na het personeel telkens
te doen voelen, dat zij de economisch- en
maatschappelijk-sterkere is dank zij de
dwangwetten en dank zij de gewone vrij
wel onverschillige houding der Regeering.
Wij spraken van ne der grootste maat
schappijen, want met genoegen stellen wij
vast, dat er bij hare zuster-maatschappij, de
thans jubileerende S. S., een in elk geval
andere geest heerscht, een iets frisschere
wind waait. De tegenwoordige
directeurgeneraal, de heer Kretschmar van Veen, die
o.a. ook inspecteur bij de H.IJ.S.M. is ge
weest en zich destijds ook onder het personeel
van deze maatschappij een goeden naam
wist te verwerven, heeft in den loop der
laatste jaren geleidelijk groote en kleine
verbeteringen voor zijn menschen weten in
te voeren en bovendien zich door zijn loyale
houding in zake vrijheid van politieke- en
vak-organisatie sympathie verworven.
Het personeel der S.S. heeft er dan ook
kortelings blijken van gegeven, dat het met
den huldigen D.G. (directeur-generaal) inge
nomen is; ware het niet het gevalgeweest,
het jubileum der Staatsspoor zou een paskwil
geweest zijn.
Er is, zooals men gewoonlijk bij dergelijke
festiviteiten pleegt te doen, veel gesproken,
over en weer, maar het gesprokene door
den heer Kretschmar heeft niet nagelaten
een zeer goeden indruk op het personeel
achter te laten. De D.G. dan erkende, dat
er nog toestanden bij zijne maatschappij
waren, welke verbetering behoefden, (zulke
woorden zijn arbeiders al niet gewend te
hooren) gewaagde van de overwegende rol,
welke de arbeid (zoowel geestelijke als
lichamelijke) speelt in het spoorwegbedrijf
en sprak van het daadwerkelijke aandeel,
dat het personeel heeft bij den
tegenwoordigen bloei van het spoorwegbedrijf.
De mededeeling aan de afgevaardigden
van het S.S.-personeel, dat in den vervolge
aan hen, die 25 jaren hunne krachten aan
de maatschappij gegeven hebben, eene grati
ficatie zal worden verleend en bovendien
aan ieder ter gelegenheid van het 50-jarig
bestaan voor elk vol dienstjaar een extra
dagloon zal worden uitgekeerd (tot een
maximum van 14 dagen) zullen de feest
vreugde wel verhoogd hebben.
Ontegenzeggelijk! Hieraan alleen echter
de beter wordende verhouding tusschen
directie en personeel toe te schrijven, ware
ware onjuist.
"Men gaat aan de S.S. niet zonder tact
met zijn personeel om, verleent steeds ge
hoor aan zijne ondergeschikten, toont ten
minste zich niet ongenegen verbeteringen
aan te brengen en weet zijn personeel wel
te waardeeren. Er waait van C. G. B. (admi
nistratiegebouw der S.S. te Utrecht) nu een
maal niet zulk een duffe, bureaucratische
wind als elders, men treedt van daar niet
in zoo hooge mate arrogant op, men tracht
niet op elke wijze, gepast of ongepast, alles,
wat er onder het personeel leeft en groeit, te
verstikken, men laat de S.S.-menschen niet
zógevoelen hunne maatschappelijke afhan
kelijkheid; dit alles ten genoege van die
ondergeschikten en ook ten voordeele van
de maatschappij!
De loonen bij de S.S. zijn niet hooger, de
arbeidstijden niet korter dan bij de H. S. M.,
op dit kardinale punt zijn de maatschappijen
aan elkaar gewaagd maar de geest onder
het personeel is bij de H. S. M. oneindig
veel slechter.
Wij leven, mijne heeren van de H. S. M.,
niet meer in tijden, waarin men door
een autocratisch en verwaand-oppermachtig
optreden een personeel er onder" kan
houden. De eigenwaarde der werknemers is
stijgende en het tot eiken prijs willen be
knotten van die deugd, kan niet tot de
gewenschte resultaten leiden. Men moet
trachten zijn personeel aan zich te binden,
in de eerste plaats door goede arbeidsvoor
waarden geen Kretschmar kan het op
den duur zonder verbetering van arbeids
voorwaarden winnen maar in de tweede
plaats, door eene humane behandeling; zij,
die niet met tact weten om te gaan met
hunne onderhoorigen, zullen op zekeren dag
de wrange vruchten moeten plukken.
Men moge al gedurende zekeren tijd,
mogelijk een heel langen, door
gezagsfanatisme, niettegenstaande alles mokt en mop
pert en er eene wrok bestaat, meester van
het terrein weten te blijven op den duur
zal het blijken, onomstootelijk en op wie
weet welke bittere wijze, dat dit systeem
uit den booze en uit den tijd was, dat de
werknemer van de twintigste eeuw niet meer
zoo van uit de hoogte behandeld wenscht
te worden.
In 1911, het zoo beruchte duurte-jaar, gaf
de S S. haar personeel tweemaal een
extraweek salaris.
Het H. S. M.-personeel verzocht wel een
dergelijke gratificatie, maar kreeg... niets..
Vakorganisaties en
groepsvertegenwoordiging, de door de Regeering ingestelde institu
ten, worden door de H.S.M, genadiglijk
geduld, maar van eene eenigszins behoorlijke
samenwerking tusschen directie en personeel,
wanneer het de belangen van dat personeel
betreft, is bij die maatschappij geen sprake.
Bijna elk gedaan verzoek wordt met hautain
gebaar van de hand gewezen, steeds wordt
getracht op de meest ellendig spitsvondige
wijze den inhoud van ingediende verzoeken
te ontzenuwen. En toen men laatst de H.S.
M.directie aan de hand van ambtelijk vastge
stelde gegevens wilde overtuigen van den
steeds stijgenden levensstandaard, behaagde
het haar, den betrokken
groepsvertegenwoordigers toe te voegen DAN MOETEN DE
MENSCHEN ZICH AAN DIE DURE TIJDEN MAAR
LEEREN AANPASSEN."
De laatste loonsverhooging bracht voor
duizenden en duizenden van het lagere per
soneel niets, letterlijk niets; enkele hoofd
ambtenaren genoten nog al wat en de beide
directeuren maakten eene geweldige promotie.
De H. S. M.-directie denkt op dergelijke,
tartende wijze het personeel zoet" te houden,
kennende de onmacht van haar personeel
door de dwangwetten-Kuyper en zich bewust
j van den steun, door dik en dun, der Regeering.
j Anatole France,degrooteFranscheschrijver,
heeft na de staking der spoormannen in zijn
land, welke staking door hen verloren werd,
en gedurende welke Briand, de man, die
zijn heele leven in woord en schrift had
: gepropageerd la grève générale", zulk een
in-treurige rol heeft gespeeld na de onver
zoenlijke houding der Fransche directie, tot