Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
25 Oct. '14. Ne. l [M
.i. .1 i..
De Fransche vloot, heelt de Duitsche
kusten verlaten en de blokkade van onze
havens is grootendeels opgeheven. Volgens
de opgaven der Fransche bladen beliep de
schade, welke door deze blokkade «n onzen
handel werd berokkend, vijf millioen francs
per dag, Deze._ opgave is, evenals al het
geen de Fransche bladen zeggen, eenigszins
overdreven. Intusschen kunnen wij er ons
altijd op beroepen, wanneer de tijd zal
gekomen zijn om de rekeningen over te
leggen. De blokkade begon den 15 Augustus,
dat geeft dus in ronde cijfers een bedrag
van 150 millioen, hetwelk wij te eischen
hebben, en 't beste zou maar zijn dat wij
ons met de gepantserde vloot schadeloos
stelden. Dit plan achtte het officieuse blad
te aanbevelenswaardiger, omdat de schade
die den handel berokkend wordt, strijdt met
het. beginsel dat particulier eigendom
be, hoort geëerbiedigd te worden. De groote
natie moet aan het verstand gebracht
wor! den. dat men niet aan het hoofd der
bel schaving staat, wanneer men oorlog ter zee
voert, die geen ander doel heeft dan op
ongewapende handelsschepen te loeren en
de vreedzame onderdanen van den vijand
schade te berokkenen. Dit is vooral nood
zakelijk bij een volk, dat over
barbaarschheid schreeuwt, als wij zijne vestingen
beschieten, en dat zich verwondert als wij
gewapende benden niet volgens de voor
schriften van het volkenrecht behandelen,
wanneer zij uit hinderlagen op de Duitsche
soldaten schieten en vervolgens de wapenen
verbergen, om als eerzame boeren te wor
den aangezien, die slechts op nieuwe moor
den bedacht zijn. Met zulk een volk moet
men op een bijzondere wijze oorlog voeren
en op even bijzondere wijze den vrede
sluiten."
Bovenstaande regelen zijn daarom belang
rijk daar zij doen zien hoe toenmaals
Duitschland de blokkade opvatte, terwijl het thans,
doordat Engeland de zee beheerscht, er
oneindig minder aan toe is. Dit is dan ook
een der voornaamste redenen, waarom de
verbittering tegenover het machtige Albion
buitengewoon is toegenomen.
O. H.
De sterkste, door ANNA VAN GOGH
KAULBACH, L. J. Veen, Amsterdam,
1914.
Mevrouw Van Gogh-Kaulbach heeft reeds
vele verhalen geschreven. Wat ons daarin
trof, was dat er dikwerf vele groote ideeën
in 't spel kwamen, doch dat deze op zeer
kleine wijze behandeld werden. Het moeder
schap, het kunstenaarschap der vrouw, de
Mammon", zulke onderwerpen die wij ons
uit hare laatste werken herinneren, zijn van
niet geringe beteekenis voorzeker. Evenwel:
in de behandeling door de schrijfster kromp
deze beteekenis meestentijds tesamen tot de
belangrijkheid van een willekeurig vethaal.
Dit is juist het omgekeerde van wat men
zou kunnen wenschen: dat een willekeurig
verhaal namelijk zich verwijdt en verzuivert
tot een algemeen menschelijk lotgeval, en
tot een vast en geldend symbool van alle
gelijksoortige menschelijke aandoeningen, die
de verschillende groepen van het leven in on
geordende massa's opleveren: in het leven
van een moeder, de moeder, in dat van een
kunstenaar het eeuwige conflict tusschen
den kunstenaar en het leven, in den Mam
mon", in de geldzucht de noodlottige tra
gedie van het ijdele bezit! Het is in den
opzet van haar verhalen wel duidelijk, dat
de schrijfster de behoefte gevoeld heeft, in
haar bijzondere gevallen deze algemeene
beteekenis te voorschijn te doen treden. De
bepaaldheid dier opzet, de neiging om zich
te begrenzen tot en te verdiepen in n
enkel bepaald probleem, verraadt dit vol
doende. Doch om dit te bereiken, miste
Mevrouw van Gogh-Kaulbach de intensiteit,
en vooral de onbevangenheid van den blik,
die het leven doet zien in zijn onverander
lijke kern te midden der veranderlijke om
standigheden. De blik die de altijd durende, de
als 't ware elementaire waarden des levens aan
't werk ziet te midden der schijnbare verwar
ring der verschijnselen. Een zachte en ver
vlakkende nevel van conventies en idees
rec,us" bieef deze visioenen van het leven
gestadig omgeven.
Zoo ook weder in dit boek. Wanneer men
zich er rekenschap van geeft, welk probleem
de schrijfster hier vanuit de verte heeft ver
moed en willen onthullen, zoo bevindt men
zich met eenige verwondering tegenover een
sublieme en wereldoude gedachte: de mensch
die zichzelven genoeg is, die het innerlijke
geluk van zijn liefdevoller! aanleg smaakt, en
die daarom door geen aanvallen van buiten te
bereiken is. En gelijk noodwendigis roept deze
innerlijke rust de blinde vijandschap op van
hen, die haar niet kennen, en die deze inner
lijke zekerheid slechts als een uitdagingen een
hoon gevoelen. Doch als deze haat hen tot
daden vervoert, ervaren zij dat deze rust niet
te verstoren is, dat hun slagen hun in het eigen
hart getroffen hebben, en zij blijven in het
knagende gevoel achter, varf een grooter
kracht en een grooter waarheid dan hun
werd gegeven. Dit is voorwaar niet
weinig. Het is de zuiver Christelijke trageaie,
die zich eeuwig in het leven herhaalt, en
zelfs Tolstoy en Dostojevski hebben zich
geen ander probleem verkozen voor hun
grootste werken. En nu de levensgebeurtenis,
waarin deze gedachte tot beeld geworden
is? Een jongeling die artistiek aangelegd
is, en bovendien door een zwakken vader
wordt verwend Hij dweept met het mooie,
het goede en het geluk, voor hem allereerst
en dan voor alle menschen. Hij verlooft
zich, volgens alle regelen eener rustige
samenleving, met een meisje van zijn eigen
stand. Maar deze jongeling heeft een broeder,
van minder groot karakter, die hem benijdt
en die bovendien het werk moet doen, dat
de verloren zwervende zoon terwille van het
geluk en het mooie, bij voorkeur vergeet.
Deze broeder heeft behagen aan het meisje,
en het meisje verkiest ten slotte de positieve
en nijvere mannelijkheid boven de gesprekken
over het mooie, die op den duur wellicht ook
wel eentonig worden. De jaloersche broeder
meent met zijn overwinning een onheelbare
wonde te slaan in het hart van zijn mede
minnaar, doch komt bedrogen uit. Na de
eersten schrik: rustige samenvatting, edele
berusting, warme handdrukken. De broeder
blijft achter in het gevoel zijner nederlaag
n laagheid en de ontrouwe geliefde weet
iets verworpen te hebben, dat niet meer weer
te vinden is; De zwakke en verslagene
biyft «de sterkste,".
Wat althans, bij het overzien van dit
boek, opnieuw ons treft, is {de waarheid,
dat de groote gedachten overal zijn, doch
slechts in dien zin, dat zij in alle
levenskringen telkens zwakkere weerspiegelingen
werpen. Hier in dit boekje vinden wij zulk
een oneindig verflauwde afspiegeling van
wat voor de sterkste geesten hoogste wijs
heid is. Men kan daarom noch verwerpen
noch aanvaarden. Men kan zich zelfs haasten
hierbij te voegen, dat mevrouw Van Qogh
Kaulbach in al haar werken getuigenis aflegt
van een warm gemoed, een genegenheid
voor vele dingen en een talent om kleine
levenskringen voldoende te typeeren. Dit
alles is te goeder trouw. Men zou het
een levensvervalsching ter goeder trouw
kunnen noemen. Want door een vermoeden
te hebben van een groote wijsheid, en
deze vervolgens te symboliseeren in een
figuur als deze, wordt anderzijds het
werkelijke, diepe leven zelve onherroe
pelijk en hopeloos vervalscht. Het is
betreurenswaardig, dat de schrijfster niet
opgemerkt heeft, hoezeer deze centrale
figuur van haar boek een jammerlijke
fraseur werd en een jongeling zonder
eenige belangrijkheid, of liever hoe de ziel
van dezen jongeling, zooals die zich in dit
boek uit, tot niets meer dan n enkele
stereotiepe frase werd. En dat daardoor
het hooger leven" dat de schrijfster hem
meent te laten leiden, noodwendig ons ver
schijnen moet als een nutteloos leegloopen
en een klapperende woordenpraal. En dat ten
slotte de zoogenaamd machtige, doch op
staanden voet overwonnen smart van haar
held slechts vereenigbaar is met de
volkomendste vlakheid en leegheid van gevoel.
Dat kortom de gansche figuur tot een kari
katuur wordt van het werkelijke hoogere
leven en het overwonnen lijden van enkele
door God begenadigde naturen. Tegenover
zulk een mislukte poging worden de figuren
van den jaloersche en hard werkenden broeder
Herbert en van het gewone meisje,
die mevrouw Van Gogh-Kaulbach beter te
omvatten wist, producten van ernstig
litterairen arbeid'
Er is in zulk een boek echter ook een maat
schappelijk teeken. Deze conceptie van den
boven het leven staanden mensch is niet
van mevrouw Van Gogh Kaulbach alleen.
Veeleer komt zij natuurlijkerwijze voort uit
de atmosfeer van sommige geestelijke
kringen en stemmingen, die vooral in onze
hoofdstad inheemsch zijn. Deze kringen
leven en zwelgen in rozekleurige wolken
van optimisme en levenshoop en geestelijke
bevrijding. Men is daar uiterst artistiek, en
humanitair, en aan den spits van het men
schelijke denken. Men is er gelukkig, want
men twijfelt er niet aan de aangeboren
voortreffelijkheid van den mensch, aan de
vooruitgang en het geluk, en het zachte leven
vergunt hun van alle twijfel vrij te blijven.
Men verdeelt er de menschheid in vrijen en
conventioneelen. Men is er socialist, maar
zonder fanatisme, met zijn beste platonische
wenschen kortom, men wenscht, als de held
van dit boek, het geluk voor alle menschen,
en vergenoegt zich ondertusschen met de
aanbidding van het mooie en het reine.
Vroeger waren deze kringen herkenlijk aan
de uniform van liberty, glanzend manches
ter en lavalières, thans keert men weder
terug tot de maatschappelijke doch een
voudige légance met vermijding van
parfum. Het christendom is er een over
wonnen standpunt. Een overwonnen stand
punt ook de in innerlijke ongelijkheid tus
schen man en vrouw, het huwelijk en de
dwaze liefde van hartstocht en deemoed.
Men is er amoureus in de vriendschap en
kameraadschappelijk in de liefde. Men is
er kortom virtuoos in eenvoudige oplossin
gen van de problemen des levens, dank zij
de vuurproef van de Nieuwe Gids" en het
licht van het socialisme. Maar in werkelijkheid
is heel deze rozige levensstemming een
weeropleving of liever een voortzetting van het
lieve burgerlijke levenspel, het lieve en veilige
lévensspel boven de donkere diepten van
het oneindig verwikkelde leven.
De termen zijn alleen gewijzigd. De af
schuwelijk grijnzende humor en blijmoedig
heid van het predikanten-Holland of wel de
Duitsche sentimentaliteit hebben er eenvoudig
plaats gemaakt voor de verweekte rhetorika
der verzwakte Nieuwe Gids. De levensstem
ming is gebleven: wederzijdsche voldaanheid,
blijmoedigheid en ontwikkelde onwetend
heid. In Holland woekert de burgerlijkheid
altijd en overal. Men weet er het geheim,
om altijd de uitersten te ontwijken, en van
de vrije onconventioneeliteit een nieuwe
zachtaardige conventie te maken. (Natuurlijk
zijn er, als altijd en overal, diepe en trouwe
zielen die deze moderne rhetoriek trouwhartig
aannemen, en ze vervullen met het leven
van hun eigen hart). En hoewel men er
het Christendom niet meer noodig heeft, of
wellicht juist daardoor, is men er 'vervuld
van religieus ongeduld. Men houdt zich
zorgvuldig verwijderd van de grove zelf
kanten van het socialisme. Men twijfelt
niet aan een hooge Geest, een groot
Licht, dat de natuur vervult. Men heeft
theosofie, spiritisme, Christian-science. Men
neigt tot nieuwe, frisscher Evangeliën en
Van Eeden's Sirius en Siderius" komt deze
neiging treffend tegemoet. Men verwacht
hier en daar zelfs een nieuwen Christus, in
de onbewuste overtuiging wellicht, dat de
oude Christus voor hunne moderne voor
treffelijkheid niet bruikbaar meer is. En omdat
het instinct van den menschengeest in alle
verdwaling ten slotte toch hetzelfde blijft,
tracht men het type van dennieuwenhoogeren
mensch te ontwerpen, en men ontwerpt...
den vervaagden en hopeloos vervlakten
Christen. Men ontwerpt als thans mevrouw
Van Gogh-Kaulbach, den jeugdigen fraseur,
en n'oemt hem den sterkste." Men heeft
wellicht het verworpen Christendom zoo
volkomen vergeten, dat men niet meer ver
moedt, tot welk een schoon en oud uitgangs
punt men onbeholpenerwijze probeert terug
te keeren.
Doch onzerzijds moeten wij bekennen, dat
wanneer wij de keuze hadden tusschen een
figuur van dezen aard, en die andere meer
bekende symbolen van ontaard en van zijn
oorsprong afgedwaald christendom, bijvoor
beeld de brave, vervolgde en in zijn Heere
stervende werkman die men in de Christe
lijke boekjes vindt, dat wij niet eenmaal
zouden weten wat wij kiezen moesten! v
Zij iijn beide afspiegelingen, n deel
waarheid in duizend deeteoévaan, n deel
leven in «luizend deelen cfljnventie. Maar
wij kunnèin ons niet weerhou|$en, om rond dit
symbool van een versteend christelijk geloof
toch altijd nog de duizenden en duizenden
te zien staan, de verdrukten en eenvoudigen
des geestes, voor wie dit alles schrikkelijke,
smartelijke werkelijkheid is, en voor wie dit
bovendien een wanhopig vastgehouden troost
en waarachtig geloof is.-Van de breedsprakige
jongeling en van zijn bewonderaars kan
men dit niet'eenmaal zeggen.
Wij konden hier in den directen zin niet
van kunst spreken, omdat het werk van
Mevrouw Van Gogh?Kaulbach kunstefoos
is. Anders ware het een onrechtvaardigheid,
ook maar de vergelijking te beproeven,
tusschen een oprechte schrijfster en de vrome
huurlingen, die christelijke boekjes
fabriceeren. Kunst echter, in ietwat strenger zin,
zal Mevrouw Van Gogh Kaulbach's werk
eerst worden, wanneer zij de dingen die
haar thans bezighouden, dieper en oorspron
kelijker leert zien, ze kortom zien leert buiten
de verwazende atmosfeer harer levenskringen.
* «
DIRK COSTER
Het Volk en de Kunst
Aan Johan H. Schaper, letterkundige,
lid van de 2de Kamer der Staten
Generaal, 2de voorzitter van den
AntiOorlogsraad, enz. enz.
Cher matfre,
Het is niet dan met zekere beschroomd-;
heid en in 't volle bewustzijn eigener minder
waardigheid, dat ik de pen opneem om u
mijn hulde te brengen.
Wij leven in 'n barre tijd, 'n tijd, die zich
kenmerkt door de biezondere snelheid, waar
mee 't eene gebeuren het andere opvolgt.
Wat is natuurliker dan dat de mensen
niet meer reageren op alle indrukken, zoodat
ontstaat 'n zekere oppervlakkigheid, die overal
is op te merken.
Ook in de literatuur.
De dagen dat 'n naar werkelike kunst
hongerend hart zich in 't Handelsblad ver
kwikken kon aan de heldendichten over wat
komen zou en niet kwam; de dagen der
Blijde Verwachting zijn voorbij.
Wel zet ook nu 'n wereldgebeuren der
mensenhoofden en harten inspanning; maar
tevergeefs zocht ik naar enig voortbrengsel
op littérair gebied, wat uiting gaf aan de
menselike gevoelens van dezen tijd, totdat
eindelik verleden Zaterdag in 't Volk uw
opstel verscheen over de Vluchtelingen in
Roosendaal.
Hoe mogen wij, wij jongeren vooral, ons
verheugen over dergelik precieus werk. Hoe
gaaft Gij daarin 't diepe, diepe lijden in
schoon begrijpen en met den juisten toets.
Hoe juist bracht Gij 't demokratische
het demokratische wat de oorlog, zelfs de
vlucht heeft" naar voren, door 't voor
beeld van die rijke heer, die geen brood
kon krijgen en toen hij 't kreeg, 't betaalde
met 5 francs voor het
Steunkommittee. Hoe werkelik schoon schilderde
Gij 't droevig schilderachtige (welk 'n
zuiver gevoelde juist gekozen aaneenscha
keling van twee woorden is dit reeds), met
welk 'n diep gevoel bekeekt Gij die blote
beenen, die kwamen uit fluwelen broeken
met blinkende knopen, met welk 'n fijnge
voeligheid beschrijft Gij de kerk, die
gruwelik was om te zien en te ruiken, wat 'n
plastiek en welk 'n zinsbouw. Luister naar
de kadans, die er zit in deze zin, gij Jon
geren, die u blind staart op de vermeende
grootheid van vreemden en uw eigen groten
niet kent.
Ik zag b.v. (lees bijvoorbeeld J. K.) een
groot kerkgebouw vol mensen."
Laat mij meer citeren, dat is juister en
doet geen afbreuk aan de volheid der Taal.
Wat 'n droevige schilderachtige
tonelen ook overigens! In een kruiwagen
(zo'n ding met n raadje) sliepen drie
lieve kleine kinderen, blonde krullebollen.
Twee naast elkaar, de derde wat lager."
Hier bewonder ik de juiste opmerkings
gave. En verder, en dit is wel 't zuiverst
gevoeld en 't origineelst van weergave.
Aan de andere kant zit 'n bleke
vrouw, rechtop, met haar kind op haar
schoot, ons droef-ernstig met groote
blauwe ogen aan te staren. Geen
Madonnabeeld kan mooier zijn, dan deze
schoone vrouw met haar strenge en fijn
besneden gelaatstrekken."
Dan komt dat grappige toneeltje van den
soldaat, die 'n schreiend kind sust en bang
is dat ie de moeder moet wekken, 't Is
werkelik in kunstzinnigheid subliem gevon
den ; als tegenwicht tegen zoveel ellende
niet la note gaie" te laten ontbreken.
Hoe langer ik schrijf hoe meer ik weer
meeleef met alles wat gij daar hebt uitge
beeld in uw proza.
Ik hoor de rijke dame zeggen: Dan
moeten we vannacht maar weer op de zol
der in 't stroo."
Ik zie kinderen in elkaar gedoken naast
gekromde moeders. Ik zie de soldaten, de
zelfopofferende geen fooitjes aannemende sol
daten sjouwen onder schamele bagage. Ach
ter karren met kinders op de arm ; kinders
die zweerderig" zijn. Welk 'n realiteit, daar
zinkt Zola bij in 't niet.
Ik zie weer de wezenloos kijkende nette
burgervrouw en 't kind in de zelf de lichaams
buiging gekromd" als de moeder en de
moeder in slaap gevallen over haar kind
en die andere moeder, die h'r kind zoogde.
Of zoogde ze 't niet ?
Ik weet 't niet meer. Ik weet niks meer.
Ik zou 't nog wel weten als ik maar verder
had kunnen lezen, als ik er maar door had
kunnen [komen, maar ik bleef steken van
louter aandoening.
Zola noemde ik net? Wat Zola? Ik lach
om Zola. Noch de Goncourt's taal, noch
v. Deyssel's. Ik houd van het proza" is
iets hierbij, 't Zou wat wezen! Dat kan
ieder schrijven dat ie van 't proza houdt.
Maar het proza schrijven, daar komt 't op aan.
Noem maar wat er geweest is. Ik tart
ieder iets beters te noemen.
Heijermans' Duczika"? 't Is niet eens af.
Gorters Pan", Gorters Mei"? 't Is alles
niets, al dichtte ie er Juni, Juli en Augustus
naast! v. Collem's feuilletons in de Telegraaf ?
Ja, die zijn ook actueel, maar dat is dan
ook alles. Wat zegt u ? Maeterlincks La
Vie des Abeilles" ? och wat La Vie des
Abeilles-vluchtelingen" in 't Volk van
Zaterdagavond, dat raakt ons. Dat grijpt
ons aan.
Eén ding spijt me, dat 't juist stond in
't Volk, dat dergelike fijne literatuur stond
in 'n arbeidersb|ad.
Maar dit is een aanmerking l Wilt ge mij
vergeven ? 't s immers zo, wij jongeren
hebben 4e kfken naar de groten en te
werken,."' .*??.
Laten wij dus 'n beetje stil zijn.
Cher maitre!
Votre humble. admirateur
''? JAAP KLEI
. .' * « * .
i Berichten
RABINDRANATH TAGORE zal dezer dagen
in Engeland een tooneelstuk in het licht
geven onder den titel The post office.
CLARA VIEBIQ heeft een bundel novellen
voltooid, welke onder den titel Heimat zal
verschijnen.
GABRIEL HANOTAUX, oud-minister van
buitenlandsche zaken in Frankrijk, heeft de
bewerking op zich genomen van een Histoire
illustrée de la guerre de 1914. Het werk zal
verschijnen in minstens 52 afleveringen tegen
l franc per aflevering.
FRITHIOFF NANSEN heeft op verzoek van
het Russische gouvernement een tocht door
Siberië ondernomen, met het doel na te gaan
of voor dat land ook nieuwe handelswegen
kunnen geopend worden. Het resultaat van
zijne onderzoekingen heeft hij neergelegd
in het eerlang te verschijnen werk Through
Siberia, the land of the future.
THEODOOR ROOSEVELT'S werk Through
the Brazilian wildernes, dat tegelijkertijd in
New-York en in Londen zal verschijnen, is
het verhaal van zijn omzwervingen door de
oerwouden van Brazilië, door gedeelten
waar riog nooit een beschaafde de voet had
gezet; van zijn 500-mijIs reis op den rug
van een muildier, van zijn tocht langs de
Onbekende rivier, enz. Het werk bevat tal
rijke illustraties, naar opnamen van den
schrijver zelf of de leden van zijn reisge
zelschap.
* « «
Tentoonstellingen en Veilingen
TENTOONSTELLING VAN KUNSTWERKEN
DOOR F. HART NIBBRIO, in den kunsthandel
J. H. W. Kever, N. Doelenstr. 8, Amsterdam,
13 Oct. tot 10 Nov. 1914, weekdagen van
10 tot 5 uur.
* * *
Nieuwe Uitgaven
Dr. FRIEDRICHVON ESMARCK'S Eerste Hulp
bij ongelukken, bewerkt door A. ARN. |.
QUANJER, 10e druk met 5 platen en 146
afbeeldingen, 150 pag. Prijs ing. f 0.60.
Gouda, G. B. van Goor Zonen.
Verslag over 1913 omtrent Handel, Nijver
heid en Scheepvaart van Nederland, verkrijg
baar ad f 1. Lange Houtstraat 36, Den Haag
(afd. Handel).
Verslag der Staatscommissie, ingesteld bij
Koninkl. besluit van 14 Juli 1911, No.60,
om van advies te dienen omtrent de vraag,
welke maatregelen genomen kunnen worden
om te bevorderen, dat in de behoefte aan
electrische kracht, welke in verschillende
streken des lands en met name ten
plattenlande bestaat, op zoo doeltreffend en zoo
economisch mogelijke wijze wordt voor
zien, 245 pag. Gedrukt bij Eduard Ydo te
Leiden.
Dr. J. TE WINKEL, De ontwikkelings
gang der Ncderl. Letterkunde, afl. 15. Haar
lem, De Erven Bohn.
B. E. BOUWMAN und TH. A. VERDENIUS,
Deutsche Litcraturgeschichte nebst Lesebuch
für höhere Lehranstalten. Mit Abbildungen
und Portrats, 2e Auflage, 448 Seiten. Gronin
gen, J. B. Wolters.
P. KAT PZN., Klank en symbool.
Scheepstermen, jagerstaai en symboliek, 240 pag.
Prijs ing. f 1.50 geb. f 1.90. Zutfen, W. J.
Thieme & Cie.
FOKKO Bos, De vreemde woorden (ver
klarend woordenboek). Uitgave van de
Wereldbibliotheek.
E. OVERDUYN-HEYLIGERS, Wat de tijden
rijpen, 204 pag. Amsterdam, L. J. Veen.
STIJN STREUVELS, Dorpslucht, deel II,
544 pag. Amsterdam, L. J. Veen.
A. N. J. FABIUS, Johan Maurits, de Bra
ziliaan 0604-1679). BRUNA'S historische
bibliotheek deel 3. Utrecht, A. W. Bruna & Zn.
U. MANILLII, Astronomica. In het
Nederlandsch vertaald door Dr. J. VAN
WAGENINGEN, 165 pag. Leiden, Boekh. v/h E. J. Brill.
Fiat Lux! Tweede herziene en verbeterde
druk van Sit Lux! Inlichtingen voor
candidaat-vrijmetselaren door W. M.'V/D BROEK.
Prijs f 0.75 Utrecht, A. W. Bruna & Zn.
Dr. A. H. DE HARTOG, Oorlog. Een
eetuigenis, uitgesproken op 2 September 1914
in de Engelsche kerk (Bagijnhof) te Am
sterdam, 32 pag. f 0.20. Amsterdam,
A. H. Kruyt.
Dr. JOHANNA W. P. DROST, Het Neder
landsen kinderspel vór de zeventiende eeuw,
170 pag. Prijs f2.50. 's Gravenhage, Mart
Nijhoff.
Groote Mystieken, Serie II, No. 4: Madame
Guyon, 48 pag. f 0.40. Baarn, Holl. Drukkerij.
nze groote mannen, Serie I, No. 5: Dr.
B. J. H. OVINK, Spinoza, 48 pag. f 0.40.
Baarn, Holl. Drukkerij.
Idem, Serie I, No. 6: Jhr, Mr. DE
SAVORNIN LOHMAN, Groen van Prinsterer, 40 Pag.
40 et. Baarn, Holl. Drukkerij.
Roffel-rijm
(,. ..... starfi ben jkrbtnf ob fürs
"
Honderddüizendzooveelste adv.
Köln. Zeitung)
Rrrrrrm rrrrrrm!
Rrrm, rrrm, rrm, rrm,
Heldendood! Heldendood? Heldendood?!
Ben je mal?
Als de lijkenmachine maar draait en schiet,
Ben j' 'n held, vór je 't weet, of je wil of niet :
't Honderddüizendzooveelste geval.
Heldendood! Heldendo'od? Heldendood?!
Ben je frisch?
Wanneer je 't verdraait om een held te zijn,
Krijg j' 'n kogel door je kop, van je eigen
kapitein :
Held zijn!! of?naar de verdoemenis!!
Heldendood! Heldendood? Heldendood?!
Ben je dwaas?
Als de luint commandeert, zeg, dan toon je
maar je moed !
Heb het hart eens,dat je niet heldhaftig doet,
Durf je niet ! al ben je nog zoo'n haas !
Heldendood! Heldendood? Heldendood?!
Ben je raar?
Is hety'ou soms gevraagd, of je bekkesnijen
wou?
Of moest je wel weg van je kleuters en je
vrouw,
'n Dooie held te worden hier of daar?
Heldendood! Heldendood? Heldendood?!
Ben je dol?
Neen, niet in deze machinale Lijkenmakerij
In den Vrede vin'je helden en ... heldinnen,
allebei:
Levens, tragisch, groot en kommervol.
Heldendood! Heldendood? Heldendood?!
Ben je gek ?
Bij de wet, in het Staatsblad nummer X
vermeld,
Is de ALGEMEENE HELDPLICHT ingesteld,
Dus . . . wees een held, en verder hou je
rrrrrm !
Rrrrrrm rrrrrrrm!
Rrrm, rrrm, rrrm, rrrm . . .
CHARIVARIUS
(Beleefd verzoek ook dit Rijm in het Duitsch
te vertalen, voor de Duitsche soldaten. Die
kunnen het dan, al marcheerende mompelen.
Dat loopt heel gemakkelijk).
tlllllMtmlmlIIIMIIIMHUMlIMIIIIIMmUUMUlmlIIIIIIIIIIIIIIIIII
G. M. CLAUS, Het nut en de toepassingen
der draadlooze telegrafie, 32 pag. Utrecht,
J. G. Broese.
Jhr. dr. J. M. A. GEVERS LEUVEN, De
transportcolonnes van het Nederlandsche
roode kruis te velde, 104 pag. f 0.65. Gouda
G. B van Goor Zonen.
J. H. SCHELTEMA, Waarom l a 2 pCt.
van het inkomen ? Amsterdam, M. J. Portielje.
Mr. D. VAN HOUTEN, De beurswet 1914,
15 pag. den Haap, Mouton & Co.
Jhr. Mr. A. J. RETHAAN MACARÉ, Artikel
6 der Beurswet 1914. Her-beleening, her
prolongatie en oversluiting. De dwaling
waarin men is vervallen en de middelen
tot herstel, 65 pag. 's Gravenhage, W. P. v.
Stockum, Zn.
J. J. LELIVELD, Engelsche handelstermino
logie, 2e druk, 125 pag. Prijs ing. f 1.50 geb,
f 1.90. Groningen, J. B. Wolters.
J. A. VERDENIUS en R. P. G. HAMEETMAN,
Duitsch leesboek, Ie deel, f 1.25. Groningen,
J. B. Wolters.
BOUWT TE NUNSPEET.
Mooie boschrijke terreinen. Spoor,Tram,
Electrisch licht, Telephoon. Inlichtingen
M.ij DE VELUWE", Nunspeet.
fiflDflNTIPIEDtR STUK D AT KRIMPT
UHNHI1 Ut WORDT TfRUCGtNOMtfi
MBMIMflTt> VnlTOfl ZOncfl AMSTER3AM
Monsters, geïllustreerde prijscou
ranten en attesten zenden gaarne
N. V. Ned. Tricotfabriek VALTON
ZONEN, Amsterdam.
OCEAN
Ongevallen
Aansprakelijkheid
Ziekten
EOKIBT 151 - AMSTERDAM
Automobiel
Brand
Diefstal
Brandvrij, Vochtwerend, Isoleerend, Trek- en Krimpvrij
ASBESTCEMENT
VI.1KKK PI.ATEBT, I.EIEJT,
/i
Eerste Nederlandsche fabriek van
Asbestcementplaten M AR Tl N l T",
Druqlnsweg 113, Ameiterdam.