Historisch Archief 1877-1940
'4 Maart '15. No. 1968
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Jonkvrouwe A. van Hogendorp
Overleden 5 Maart 1915
Zij heeft gewerkt zoolang het dag was.
Met Jonkvrouwe A. van Hogendorp is een
vrouw heengegaan, die door zeer velen in
den lande ten diepste zal worden betreurd.
Zij was werkzaam op zóvelerlei gebied,
dat slechts met korte trekken een overzicht
kan worden gegeven van haar groote en
onvermoeide werkkracht.
Reeds als kind leerde haar moeder haar
voor anderen vooral van minderbedeelden
te leven, en, volwassen is haar die deugd
steeds eigen gebleven.
Toen dan ook in de maand September
van het jaar 1883 het jaarlijksch congres
van de Fédération Britannique continentale
et générale nu genaamd Fédération
Abolitioniste plaats had in den Haag, en de
bekende strijdster tegen de onzedelijkheid
Josephine Butler pleitte voor gelijke moraal
voor man en vrouw, werd de overledene een
vurige aanhangster van die leer.
Van nu af was zij met haar zuster, mevrouw
Douairière Klerck van Hogendorp de mede
lijdende en liefdevolle helpster om alles wat
gevallen en diep gezonken was op zedelijk
gebied, op te heffen en terug te brengen
op het pad der deugd.
Josephine Butler had een ernstig woord
gesproken tot de vrouwen van Nederland.
Na haar vertrek kwamen eenige dames
te zamen en het resultaat er van was, dat
in Mei 1884 de Vrouwenbond tot
Verhoo'ging van het Zedelijk Bewustzijn werd
opgericht.
Tot aan haar dood was de overledene
presidente van de Haagsche afdeeling, zoo
als mevrouw Klerck die was van het hoofd
bestuur.
Niet direct, maar indirect kan men als
uitvloeisel van het werken van onzen Bond,
en het openbaar optreden tegen alles wat
laag en gemeen is (wat niet alleen de be
handeling van jonge meisjes, maar ook die
van kinderen in zich sluit), de Kinderwetten,
de Wet op het onderzoek naar het vader
schap, de Zedewetten, strafbaarheid der sou
teneurs, de Zedepolitie,' het Benoemen van
vrouwelijke ambtenaren bij de politie, enz.,
beschouwen.
Jonkvrouwe Van Hogendorp was gelukkig
als een der ideeën door haar en haar zuster
te berde gebracht ingang vonden, innig
overtuigd, dat het ware geluk enkel te
vinden is in een onberispelijk, zedelijk leven!
mnumiiiii i nmiiimn i i UMI i minim
URt
Voorjaarsvroegellng
En 't alderminste blomgestrooi
is altijd lief, is altijd leven."
Onze eerste lentebloemen zijn maar heel
nederigjes. De kleurige crocus en het blanke
sneeuwklokje mogen hier niet meetellen, dat
zijn oorspronkelijk geen Nederlandsche wilde
planten. Het sneeuwklokje mag er eenigszins
op lijken, want we vinden het soms heel
onverwacht langs dijken en wegen, maar ge
kunt er zeker van zijn, dat het daar is geko
men door tusschenkomst van den mensen,
al is 't dan meestal ook onopzettelijk. De
crocus en nog een paar andere vreemdelin
gen, zooals de sneeuwroem en de scilla's
zijn ook bezig, om uit de tuinen een slip
pertje te maken in de vrije natuur en-ze
hebben zelfs meer kans van slagen dan de
sneeuwklokjes, doordat ze, mits ongestoord,
een belangrijke hoeveelheid goede zaden
voortbrengen, die gemakkelijk worden ver
spreid en gereedelijk ontkiemen. Het zou
dan ook weinig moeite kosten, om in de
groote parken en bosschen een aangename,
schijnbaar spontane voorjaarsbontheid te
verkrijgen; de Haarlemmerhout levert daar
van reeds in menig opzicht een aardig
voorbeeld.
Indien we nu echter onze woeste gronden
gaan bezoeken, onze akkers en onze weiden
dan is daar in 't begin van Maart van
lentepracht en lenteweelde nog niet veel te zien.
Alleen sommige boomen en heesters maken
een dapper vertoon, de els is heel behangen
met groote katjes, die veel sterker van kleur
zijn dan die van den hazelaar. De abeelen
vertoonen hoog in hun kronen dikke
bloeiproppen, die zich dra zullen ontwikkelen tot
groote donkerroode katjes en de espen gaan
hun nog voor met een fijne zilverachtige
franje. Wilgen volgen spoedig: een groote
donkere waterwilg, volop in bloei met man
nelijke katjes is inderdaad een voorwerp vol
praal en kracht, hetzij hij zich verheft uit
de zwarte moerassen, hetzij hij een plaats
heeft gevonden in 't bosch, tusschen de
donkere onbebladerde twijgen.
Van bloemen op den grond hebben we
nu als hoofdfiguren het glanzige speenkruid,
dat dit jaar door al de duisternis wat laat
zijn mooie gele sterren opent, een werkelijk
deftig boschbloempje dat zich verloopen
heeft langs de wegen en in de weiden. Een
Maar ook op velerlei ander gebied was
zij werkzaam.
Haar wensch was, aan alles mede te
werken ten nutte van het algemeen.
Toen het Stationswerk hier te lande een
aanvang nam, wilde de overledene gaarne
dat, waar elders de Union (Vereeniging tot
behartiging der belangen van jonge meisjes)
die taak op zich nam, onze Bond den Haag
zou bewerken.
Alzop gebeurde en terwijl nu de katholieke
Vereeniging Voor jonge Meisjes.de Staatspoor
bezet houdt, zoo hebben wij de Hollandsche
spoor, de electrische en stoomtrams voor
onze rekening.
Dat het Stationswerk veel arbeid en kosten
met zich brengt, kan men wel denken, maar
de resultaten zijn gelukkig voldoende.
Ons Tehuis in de Naaldwijksche straat
heeft al heel wat dankbare meisjes ge
herbergd.
Toen in het najaar 1906 in de Avondpost"
eenige artikelen over het bestaan van onge
oorloofde woekerpraktijken van de hand van
den heer Zeger de Beijl verschenen, werd
jonkvrouw Van Hogendorp door de
ondergeteekende, secr. der Haagsche af d., op die
artikelen attent gemaakt.
Terstond was de presidente bereid haar
medewerking te verleenen en kort daarna
had ten haren huize een bespreking plaats.
met de heeren Zeger de Beijl, en Van
Paasschen, directeur van de Avondpost"
en de ondergeteekende.
Het initiatief werd op dien avond geno
men tot het bijeenroepen van belangstellen
den en reeds op den 17den September had
een protestmeeting plaats in den Dierentuin
die zeer goed bezocht was, en ten gevolge
had dat de door het Kamerlid dr. Bos ge
presideerde vergadering, het besluit nam de
Vereeniging tot Bestrijding van den Woeker
op te richten.
Om gezondheidsredenen was jonkvrouwe
Van Hogendorp verhinderd in het bestuur
zitting te nemen, doch als erkenning harer
verdiensten, werd zij bij het 5jarig bestaan
der Vereeniging tot eerelid benoemd.
Zoo zou ik kunnen voortgaan met het
vermelden van alle goede zaken waarvan
nu het resultaat reeds is verkregen, waar zij
de ontwerpster was, en waaraan zij den
stoot heeft gegeven.
Jarenlang en tot aan haar dood bleef zij,
hoewel haar gezondheid veel te wenschen
overliet, de teugels van het bestuur der
Haagsche afdeeling in handen houden.
Na den dood van haar zuster nam zij ook
zitting in het hoofdbestuur.
Tot op het laatst toe schreef zij maande
lijks een artikel over het feit van de
maand in het door de Haagsche afd. uitge
geven weekblaadje Hulp in de Huishouding",
en die artikelen tintelden van geest en
vernuft.
En zoo is zij dan heengegaan en met
weemoed staren wij haar na. Haar verlies
laat een groote leegte achter bij al degenen
voor wie zij een hulp en toevlucht was en
die bij haar, met haar schitterend verstand
en haar hart vol toewijding steeds raad en
hulp vonden.
H. VAN DE MOER,
Secr. Haagsche Afd. Vrouwenb. t.
verh. Zed. Bew.
Van Vlaandren's vrouwen
La dentelle Beige bij Hirsch !
Dat was hét feit van de afgeloopen week
in de dameswereld!
Welk een groote schare verdrong zich reeds
den eersten dag in zalen en couloirs van
het gebouw op het Leidscheplein, waarvan
de etalagekasten op zoo smaakvolle wijze
met kant gesierd, den aandacht van den
voorbijganger tot zich trokken.
andere vriend van licht en warmte is het
klein hoefblad, het beruchte onkruid, dat
aan wegkanten en op akkers en ruigten nu
op bleeke schubbige stengels gele zonnetjes
doet stralen. De bloempjes zijn mooi ge
noeg, maar de schunnigheid van hun stand
plaats en het ongekleede van hun voorkomen
maken hen weinig indrukwekkend, evengoed
als hun compagnons het kleine kruiskruid
en de paarse doovenetel.
Met deze zijn we al aangekomen bij een
aantal bloempjes, die nu in groote menigte
bloeien, maar waarvan op kille, buiige dagen
niets en bij zonnig weer maar weinig te
zien is. 't Ligt anders niet aan de hoeveelheid;
wie in deze dagen een groen, weinig begrasd
plekje oplettend beziet, vindt daar bloem aan
bloem, witte sterretjes met tien punten, met
acht punten, met vijf punten en ook dwerg
bloempjes zachtblauw en violet. Ouden van
dagen kunnen ze zonder loupe al haast niet
duidelijk meer onderscheiden, maar toch zijn
die bloemen allemaal de aandacht dubbel
waard. De tienpuntige is de onverwoestbare
sterremuur, de achtpuntige is de voorjaars
vroegeling, die vroeger ook wel
hongerbloempje werd genoemd, de vijfpuntige is
een hoornbloempje, de blauwtjes zijn een
vergeetmijnietje en een veronica.
Eigenlijk verdienen ze allemaal evengoed
den naam van voorjaarsvroegeling als van
hongerbloempje, want ze zijn tevreden met
den schraalsten grond, alleen de sterremuur
stelt nog eenige eischen op 't gebied van
stikstofvoedsel. De andere echter groeien in
het barre zand en weten daaruit toch nog
hun plantenlichaampje op te bouwen, met
blad en bloem en vrucht en laten dan meteen
zien, hoe klein een hongerende plant wel
wezen kan.
Voorjaarsvroegeling, twee dwergvormen
van verschillend type
Kleeding van de maand
A Jongenspakje van witte serge met
gekleurde biesjes.
B Japon van groen velours de chasse.
Overkleed van zwart satijn, af gezet met
skungs.
Maison Hirsch had zich in feestdos ge
tooid. De entree-hall prijkte met de Belgi
sche kleuren, rood, geel, zwart. Van af de
hoogste tage hing het in flikkerlichten
glanzend satijn naar omlaag. Bovenaan man
den vol bloeiende gele tulpen, en
medeolaranken slingerend omlaag op het fel kleurige
doek. Dan, het Belgische wapen en de kroon.
Beneden de kanten! Het oeuvre van de Bel
gische vrouw, geklost en genaaid in tranen,
in elk draadje een gedachte medegevlochten
tot heil van den geliefde in het leger, of een
herinnering aan een beminde doode.
Hoe hard kan het lot zijn! Is er zelfs wel
troost in den arbeid te vinden voor al dat
vermoedelijk in stilte gedragen leed?
Doch broodsgebrek stond voor de deur
en ze hebben gearbeid die vrouwen, voor
behoud van haar zelf, van man en kinderen.
En de mooie kanten, men zond ze naar ons
Nederland en we waren er trotsch op, wij
vrouwen, dat wij konden helpen, dat wij
goed konden doen al was het van verre.
De kanten waren vele! Hoe was er ge
klost om te geven die prachtige charpes
in point de Milan met grof en fijn
naaldwerk-réseau; om te doen zien hoe men te
Brugge, een van België's kantcentra de oude
traditie getrouw bleef en kant kloste z
kostbaar, zóteer, zólicht als in het
sprookje van het ontstaan van de kloskant,
toen in het nachtelijk uur de spin haar schit
terend dradenwebbe spon op het zwarte
kleed van een aan den weg liggende, sla
pende arme vrouw.
Welk een schat van kantwerk hier bijeen!
Zal ik u alle kantnamen opnoemen? Zal
ik u verhalen van de Brusselsche, van de
Milaneesche en Venise kanten, van de
denVoorjaarsvroegeling, een middenstander"
De echte voorjaarsvroegeling dan, Erophila
verna is zijn wetenschappelijke naam, heb ik
hier zien groeien op volmaakt barre
zandhellingen, het heele plantje een paar milli
meter hoog, waarvan de helft nog kwam
voor rekening van het enkele witte bloempje.
Merkwaardig genoeg wordt dat bloempje
aan de dwergplantjes haast even groot als
aan de exemplaren, die op beter grond tieren
en die wel met hun rijk vertakte bloemtros
een decimeter hoog worden of zelfs meer.
Zulke groote voorjaarsvroegelingen vindt
men o.a. in parken en tuinen tusschen de
heesters, ze staan dan mannetje aan man
netje en met elkaar vormen dan al de witte
bloempjes een lichte sluier bovenden grond,
tenminste als de zon schijnt, want ze zijn
nog gevoeliger voor licht en warmte dan
crocus en sneeuwklokjes.
Nu met al die guurheid vertoonen zij hun
bloemen nauwelijks. Zij zijn wel gereed, om
te bloeien, maar ze houden hun
bloemstengels nog gebogen, zoodat de ongeopende
bloempjes nog zoo dicht mogelijk bij de
aarde zijn. Gaat nu de zon schijnen, dan
strekt die bloemstengel zich vrij snel en
onder de hand gaan ook de vier kelkblaadjes
uiteen wijken terwijl de kroonblaadjes uit
groeien en zich buitenwaarts spreiden,
zoodat binnen een uur het uiterlijk van zoo'n
vroegelingenplekje geheel veranderen kan.
Er zijn zes meeldraadjes in elke bloem, die
openen meteen hun helmknoppen, zoo dat
ze ruig zien van 't stuifmeel en een stam
per vertoont een rond stempeltje, met
lange papillen bezet, waaraan dat stuif
meel blijft kleven. Onder de bloem blin
ken de honigklieren en de bijen, door
't zelfde zonnetje naar buiten gelokt,
weten die heel goed te vinden. Snuggere
bijen, ze vliegen de heele helling af, de neus
telle de Lierre, borduursel op tule in een
ongekend-rijke en weelderige florale
ornamenteele compositie ; van de vele kraagjes,
van de zakdoekjes, van de torchon en Cluny
meter-kanten, van alles en nog meer ?
Laat ik er van afzien. Bij het verschijnen
van dit blad is de voorraad ontegenzeggelijk
geheel verkocht. De tentoonstelling toch had
een succes fou" ! Gisteren, Maandag 8 Maart
den eersten dag, was zij in volle fleur. Bloe
men en groen sierden de hall. De tearoom
was gevuld Inet een uitgelezen publiek.
De geestige conférence l'Art et la Dentelle"
gehouden door Mons. G. de Solpray, zette
luister bij. Het gansche huis Hirsch straalde
in een zee van licht, in keur van toiletten,
en de prachtige kanten, hier, ginds, overal,
waren een genot voor de oogen. Ze waren
alle geprijsd. Er waren er van honderden
en nogmaals honderden guldens; er waren
er van enkele dubbeltjes. En het publiek
verdrong zich, om de kasten, om de vitrines
om te aanschouwen en te koopen.
Heden Dinsdag 9 Maart in den laten
namiddag, waren reeds nagenoeg alle dure
werkstukken verkocht en verdwenen. Ook
de mooie Milaneesche charpe van ? 250
die ik steeds weder had bewonderd, had
reeds een eigenares gevonden.
Op de technisch-merkwaardige sprei in
Venise-naaldkant prijkt alleen nog het
vendu", naar ik meen voor den prijs van
?1500. De torchon en Cluny-kanten, de tal
rijke kraagjes, de zakdoekjes in Brusselsche
en Brugsche kant, ze zijn voor het
meerendeel weg, tenminste de fraaie exemplaren.
Alleen vele charpes en strooken in dentelle
de Lierre golven in haar teerheid van af de
hooge standaards en onze Sluische
kantwerkstertjes en Belgische vrouwtjes klossen
en naaien haar prachtige kant ten aanzien
van de dwarrelende menschenschare, in het
volle licht van de electrische knopbranders.
Zóheeft Amsterdam de dentellières van
het arme België geholpen en de Vlaamsche
vrouwen, zij hebben wederkeerig den nood
ten onzent gelenigd, de firma Hirsch toch
staat een deel der opbrengt af voor het
Algemeen en het Belgische Steuncomité.
ELIS. M. ROGGE
Vrouwenberoepen in onzen tijd
DE HOTELNAAISTER
In Holland is de hotelnaaister nog onbe
kend, in Amerika echter niet, daar is
zij een veel begeerd persoon. Wie heeft
niet ondervonden hoeveel de kleeren op
reis te lijden hebben, hoe er altijd knoopjes
of haakjes ergens afspringen, bandjes breken,
hoe een stootkant tornt, een strook van een
rok wordt afgetrapt en dergelijke misères
meer. Hoe dikwijls ontdekt men niet on
verwacht gaatjes in handschoenen of kousen,
die dan maar weer in de koffer worden
gestopt of ook wel, o foei! eenvoudig z
aangetrokken ; want op reis heeft men ge
woonlijk geen tijd en lust dergelijke kleinig
heden te repareeren. In dezen nood voorziet
de hotelnaaister. Des morgens doet zij haar
ronde, gewapend met een grooten naaizak
die van alles voorzien is en herstelt de
kleine ongerechtigheden die men voor haar
heeft klaargelegd. Dikwijls wordt het
wasschen van handschoenen er ook bij waar
genomen ; dit werkje wordt echter tehuis
gedaan. In de hotelkamer hangt een tariefje
der onkosten van de meest voorkomende
reparaties, zoodat men desnoods het geld
vooruit kan klaarleggen. Ook in groote
pensions is zulk een dienende geest van
veel nut. E. S.
Wie helpt ons, door in deze rubriek in
't kort een en ander mede te deelen over
vrouwenarbeid op verschillend gebied?
E. M. R.
vlak bij den grond, genoegen nemend met
de kleine honigdruppeltjes die deze
dwergbloemen hun bieden. En komen nieuwe
buien opzetten, dan vluchten de bijen naar
hun woning, terwijl de vroegelingbloempjes
zich sluiten. De kroonblaadjes zijn
intusschen zooveel gegroeid, dat ze niet meer
tnsschen de kelkblaadjes kunnen wegkruipen
en hun toppen steken nu uit als kleine witte
tongetjes. Ook 't bestoven stampertje groeit
snel uit, zoolang 't weer nog gunstig is, bij
vorst staat opeens alles weer stil.
De stampers rijpen tot vruchtjes, die
hebben bij verschillende vroegelingsplantjes
verschillenden vorm, soms zijn ze bijna
bolrond, een andermaal langwerpig of eivormig
en daar is weer een heel verhaal aan vast.
Ook in de bladeren bestaat groote ver
scheidenheid. Mijn hongerlijders in 't barre
zand meenden te moeten volstaan met vier
of zelfs twee smalle blaadjes, weinig breeder
dan dik. Die lagen vlak op 't witte zand
en in de felle zon en daarvoor was 't wel
noodig, dat hun groen geheel verborgen ging
onder een beschuttende laag van anthokijaan,
de kleurstof, die in de planten beschermend
optreedt tegen de schadelijke werking van
het te felle licht. Ook de bloeistengel en
de kelkblaadjes waren donker paars.
De welvarende bewoners van de kweek
bedden echter maken heele rozetten, soms
wel van een halven decimeter middellijn en
bestaande uit dozijnen van bladeren. Die
hebben weer velerlei vormen, de onderste;
de oudste zien er zoowat net uit, als die
van de hongerlijders, maar verder op worden
Vertakt haar van een blad van
voorjaarsvroegeling
Wat de tijdschriften verhalen
Daar is het Maandblad tegen de
Vervalschingen, dat ons, weer aan den hand van
een Duitsch blad, wijzer maakt omtrent
het linoleum. Volgens de laatste onder
zoekingen toch bezit dit de niet gering
te achten eigenschap om bacteriën die er
op komen te dooden. Die vernietiging van
bacteriën wordt bespoedigd door het linoleum
dikwijls nat te maken. Dweilt men het dus
dagelijks, dan kan men vrij zeker zijn dat
vele ziektekiemen snel daarop dood gaan.
Zelfs de hardnekkigste bacillensoorten die
vrij lang weerstand bieden, zouden dan
binnen n dag vernietigd zijn. Bij druk
beloopen linoleum werd zelfs geconstateerd
dat het 's morgens vroeg bijna geheel
kiemvrij was. Vermoedelijk is de oorzaak hiervan
te zoeken in de lijnolie.
Deze slechts sedert kort ondekte eigen
schap is een aanbeveling te meer om het bij
de woninginrichting toe te passen.
In De Vegetarische Dode verhaalt Dr.
A. Lorand ons hoe wij moeten ontbijten.
Het is rationeel, zoo wordt ons medegedeeld,
om bij het ontbijt evenals Engelschen en
Amerikanen meer te eten (dan in sommige
streken van Duitschland), doch geen vleesch,
maar havermout en een ei (als men hard
werken moet desnoods twee eieren). Voor
het ontbijt gebruike men n of twee sinaas
appelen of druiven, ook kersen, honig of
vruchtengelei, naar gelang de tijd het
meebrengt.
In de Vereenigde Staten worden bij het
ontbijt geregeld uit tarwebloem of maïsmeel
bereide spijzen genuttigd. Heel smakelijk
zijn nog de daar bijna algemeen gebruikte
platte pannekoeken uit maïs- of
boekweitmeel bereid, goed van boter voorzien en
bedekt met een siroop van den ahornboom
(maple-sirup). Wij zouden de maple-sirup
best kunnen vervangen door honig, of honig
vermengd met vruchtensiroop en op die
wijze zouden wij in zulke maïsmeelkoeken
een ideaal voedsel vinden, want zij bevatten
eiwit, vet en suiker.
Ons Kookboek
VOOR DE LUNCH
EEN SMAKELIJK UITZIEND EITJE
Toast een boterhammetje (niet te dun en
uit het midden van het brood gesneden, daar
het niet te klein moet zijn), snijd er dunnetjes
de korstjes af en bestrijk het met boter. Open
een ei, het wit en het geel separeerend,
maar zorgdragend den dooier niet te breken.
Klop het wit met een tikje zout tot een stijf
schuim, doe het schuim als een bergje op
het stuk toast" en leg dan de dooier, ook
met een tikje zout bestrooid er in het mid
den bovenop. Zet het geheel nog even in
den oven (ikzelf zet het onder den open gas
vlam), tot het witte bergje een harde opper
vlakte heeft, met een paar bruine puntjes.
Wij noemen dit hier in Amerika: Een ei
in een nestje". Het ziet er snoezig uit en
het klaarmaken vereischt alleen maar wat
handigheid.
FR. v. E.?W.
Verzoeke alle stukken voor de
rubriek Voor Vrouwen" in te zenden:
Koninginneweg 93, Haarlem.
* * *
ze grooter, rijker aan vormen, en ruig van
beharing. Nu we de loupe toch eenmaal bij
de hand hebben, bekijken we die beharing
wat meer van nabij en vinden langs de
bladranden en op de bladoppervlakte zelf
glasheldere vertakte haren, ook alweer van
velerlei vorm. Meestal zijn de bladeren van
die groote planten behoorlijk groen, ook
vertoonen ze wel roodbruine vlekken, zooals
we die ook vinden bij perzikkruid, bij klaver
en sommige boterbloemen.
Wie zoo'n dwergplant van het zand naast
een rijk ontwikkeld exemplaar uit den tuin
ziet, zou meenen met twee verschillende
soorten te doen te hebben, indien de bloemen
niet zoo sprekend op elkaar geleken. Toch
is aan den dag gekomen, dat er achter de
groote variabiliteit van den voorjaarsvroe
geling nog heel iets anders stak dan de
invloed van verschil in voeding en andere
levensomstandigheden. Wanneer we zaden
nemen van de verschillende vormen en die
uitzaaien onder dezelfde omstandigheden
dan zal, 't is waar, zaad van een dwergplantje
even flinke groote planten kunnen opleveren,
maar andere verschillen blijven bestaan
en zoo is Jordan tot de overtuiging
gekomen, dat alles wat door Linnacus inder
tijd Draba verna is gedoopt en thans Erophila
verna heet, een complex is van verschillende
nauw verwante plantensoorten, die met elkaar
door bastaardeering allerlei overgangsvormen
hebben tot stand gebracht, die den indruk
gaven, dat men te doen had met n enkele
plantensoort met groote variabiliteit. Door
zorgvuldige cultuur zijn echter de verschil
lende elementaire soorten" behoorlijk vast
te stellen, wat, naar ik meen, voor ons land
nog niet is geschied. Natuurlijk heeft men
ook andere plantensoorten aan een dergelijk
onderzoek onderworpen en het bleek al
spoedig, dat de meeste, die vroeger door
hun variabiliteit den plantenbeschnjver tot
wanhoop hadden gebracht, alweer gesplitst
kunnen worden in elementaire soorten,
zooals de beruchte bramen, de havikskruiden,
vrouwenmantellje en ettelijke grassen. De
plantkunde is er niet makkelijker of een
voudiger op geworden maar de waarheid
heeft er bij gewonnen, want men krijgt nu
een heel anderen kijk op de gewichtige
vraagstukken van erfelijkheid en evolutie.
Daar wordt nu in de heele wereld noest en
geduldig aan gewerkt in proeftuinen en
laboratoria en 't is voor ons Nederlanders
weer een heele voldoening, dat de groote
impuls daartoe is uitgegaan van het werk
van onzen Hugo de Vries, wiens mutatie
leer nauw samenhangt met de kennis van
die elementaire soorten.
JAC. P. THIJSSE