Historisch Archief 1877-1940
24 Oct. '15. -r No. 2000
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
21
HORS D'OEUVRE
De Amsterdammer" heeft gemeend, den
lezers bij het copieuse diner van bijdragen
van binnen- en buitenlandsche politici en
publicisten, redactieleden, vaste en
ambulante, schrijvende enteekenende mede
werkers, een hors d'oeuvre" niet te
mogen onthouden.
Daarom hebben een aantal lezers, geheel
volgens het toeval uit de lijst der abonnés
aangewezen, het verzoek gekregen, hunne
openhartige meening over de Groene"
mede te deelen. Voor de welwillendheid,
waarmede zij daaraan hebben voldaan,
hierbij dank.
L)e ingekomen antwoorden, voor zoover
tot publiceering vergunning is verleend,
vindt men hieronder.
De redactie hoopt dat onderstaande regelen
aan de bedoeling beantwoorden, en door
lezeressen en lezers als een smakelijke
toespijs" zullen worden medegenomen.
Amersfoort: 8 Oct. 1915.
Om inhoud en strekking, lees ik uw weekblad
gaarne.
J. BOLK, notaris
Amsterdam: 5 Oct. 1915.
In beleefd antwoord op uw geëerde do l Oct. kan
ik u mededeelen dat ik sedert de Kedactie-wijiiging
van uw blad weder geregeld lezer ben geworden.
De eenvoudige en duidelijke wijze, waarop uw
verschillende artikelen worden geschreven, doen
mij, met meer belangstelling dan ooit, dezelven
lezen en verschaffen mij eenige uren van aange
name en leerrijke verpoozing.
W. C. DEENIK ZZN., makelaar
Zwolle: 5 Oct. 1915.
In antwoord op uwe geëerde letteren: zoo -lees
ik steeds naar genoegen uw weekblad de Amster
dammer.
A. VAN DEVENTER
Deventer: 6 Oct. 1915.
Gaarne wil ik u melden dat 't weekblad de Ara
sterdammer door ons met veel genoegen wordt
gelezen. Vooral de mooie stukken over tooneel,
muziek en natuur, en de gematigde kritiek over
de hedendaagsche toestanden worden zeer ge
waardeerd.
Mevrouw A. A. DOYER?BROUWER
Amsterdam: 5 Oct. 1915.
Ik lees de meeste artikelen en liekijk de illustra
ties in De Amsterdammer" geregeld met bijzon
dere belangstelling en een waardeering, die niet
zelden tot bewondering stijgt.
Prof. Euo. DuBOlS
Leeuwarden: 7 Oct. 1915.
Ik zie met zeer veel sympathie elke week uw
blad tegemoet en lees het, ik zou haast zeggen
van A?Z door.
M. VAN HOORN
Enschedé: 5 Oct. 1915.
In antwoord op uw schrijven van l October heb
ik de eer u te melden dat het weekblad ide Am
sterdammer" ons uitstekend bevalt, en ons menig
aangenaam en nuttig uurtje heeft verschaft.
Wanneer ook de schilderkunstcriticus zijn ge
dachten in wat eenvoudiger woordkeus en zinsbouw
kon neerschrijven, zou ook dat hoofdstuk voor velen
meer genietbaar worden.
R. MAAS, arts
Utrecht: 3 Oct. 1915.
Als antwoord op uw verzoek deel ik u mede, dat
ik steeds met verlangen naar de Amsterdammer"
(Da Groene) uitzie, daar het. lezen van haar mij
zeer aangename oogenblikken verschaft.
D. H. MONTAGNE, oud hoofdonderwijzer
Wezep: 4 Oct. 1915.
Tot mijn leedwezen kan ik aan uw verzoek moei
lijk voldoen. Ik ben wel geabonneerd op uw week
blad doch ik lees 't ncoit; 't is mij alleen te doen
om de plaat en plaatjes.
DR. OORT
Rotterdam: 4 Oct. 1915.
In mijn bedrijf komt 't nog al eens voor, dat
men mij informatie, dus kritiek, vraagt o>er deze
of gene.
Ik antwoord dan altijd zoo: «wel, als u 't
menschdom cijfers geven zoudt, dan kan mijnheer deze of
gene 'n 7 krijgen of 'n 5" naar gelang ik den
man waardeer.
Zie, indertijd aan Tdk z'n Kroniek gaf ik S1',
(u weet 10 is voor onzen lieven heer, en 9 voor
mezelf). Maar aan de Groene van nu zou ik T/%
willen geven.
Mr. H. M. A. SCHADEE
Rotterdam: 10 Oct. 1915.
Met onderstaand schrijven heb ik de eer,volgens
uw verzoek, u mijn oordeel mede te deelen om
trent uw blad.
Het weekblad De Amsterdammer" wekt in hooge
mate mijn belangstelling, boeit en bevalt me.
In heldere uiteenzettingen van vooraanstaande en
onbekrompen medewerkers wijst het met klem en
zonder schroom op wonde plekken in ons staatkun
dig en maatschappelijk leven, op belangrijke toe
standen, gebeurtenissenen toekomstige aangelegen
heden. Ik meen dat deze van veel studie en kennis,
van rijpe ervaring en warme vaderlandsliefde ge
tuigende hoofdstukken de nauwlettende aandacht
van eiken Nederlander ten volle waard zijn en
waard moeten zijn. Ook de puntige en snijdige
teekenstiften der medearbeidende kunstenaars, de
op tijd geleverde bijdragen over kunst en weten
schap e. z. v., maken dat ik ook uw weekblad on
gaarne zou willen missen."
Dr. P. DE SNOO
De namen van bovenstaande personen
zijn geheel onwillekeurig verzameld, vandaar
de verscheidenheid van personen en woon
plaatsen.
m IHIIIIIII m ui i m iiiiiiiiiiiiiiinii
Haegsche Brieven
xiv
De Besognekamer, 16 Oct. 1915
Hooggeschatte Heer!
In de dagen mijner jonkheid, nu welhaast
een halve eeuw geleden, toen ik te Leiden
was gepromoveerd, vór mijn tewerkstelling
aan het Kabinet van den Minister van Bui
tenlandsche Zaken, heb ik eenigen tijd
vrij langdurig zelfs te Parijs vertoefd.
Wijlen mijn vereerde Vader vond dit
wenschelijk: voor mijne vorming, in velerlei
opzicht. Thans kan ik zijn gevoelen dubbel
beamen; toen trok mij eerlijk bekend
de Fransche hoofdstad mér aan dan de
wijsgeerige levensoverwegingen, die mijn
Vader tot zijn plan hadden gebracht.
Het is in die dagen, ik zal toen een
jongmensch van tusschen de vijf-en-twintig en
dertig zijn geweest, dat ik voor het eerst
leerde kennen, wat men te Parijs heet: de
mondain-artistieke, dan wel
artistiek-mondaine, salon!
In al de jaren, sedert vervloden, heb ik
in Nederland tevergeefs gezocht naar het
yaderlandsche evenbeeld van wat toen zijn
jeugdig hart stormenderhand had veroverd.
Gelaten heb ik, bij het klimmen der jaren,
dit leed gedragen; er zijn grooter teleur
stellingen in Het Leven dan dergelijk gemis,
Hooggeschatte Heer!
Gisteravond, opeens, zonder er op voor
bereid te wezen, is mij het salonmengsel
van artisticiteit en mondainiteit verschenen.
Voor Nummer 2000.
Twee Engelschen, Lord Wanhope en Sir
Younow, spreken over de Duitsche Letter
kunde.
En wat dunkt u van Schiller?
Schiller? Schiller is geen duitsche
dichter ?
U zegt ?
Friedrich von Schiller is een inter
nationaal dichter geweest.
Voor ons, Engelschen, schreef hij Maria
Stuurt.
- En?
Voor de Franschen de Maagd van
Orleans.
En?
Voor de Chineezen Turandot.
En?
Voor de Spanjaarden Don Carlos.
- En?
Voor de Italianen Fiesko en de Bruid
van Messina.
En?
Voor de Grieken de Kraanvogels van
Iblkas en Polykrates' Ring.
En?
Voor de Hollanders de Geschichte des
Abfalls der Vereinigten N ieder lande.
En?
Voor de Zwitsers Wilhelm Teil.
Maar wat heeft Schiller dan voor de
Duitschers geschreven ?
De Rooverst
Versch geïmporteerd
uit Duitschland
door B. 1. STOURI
iiiiiiiiiiiimiiMiHliiiiiliilliiiiiHiiiiiiiitiliiiiimiiiiiimiiiiiiiMiiiiiiiiiMii
AAN DE
TWEEDUIZENDWEKIGE
Gij die uw leven telt bij weken,
Die eiken Zaterdag verweekt,
Maar onverweekt en onverbleekt
De onwelkbaar groene zijt gebleken.
Die van uw eersten Zaterdag
Tct tweemaal duizend Zaterdagen
De waarheid stem gaaft om te klagen
En spot een echo voor zijn lach.
Gij hebt in uw papieren leven,
Hooger beweekt dan wij bejaard,
Een schat van wetenschap vergaard,
Een schat van wetenschap gegeven.
Wat vogels van verscheiden veer
Die, tusschen 't groen van uwe bladen
De pennen reppend, u verraden,
Dat fluistert gfl den volke weer.
Trekvogels zijn 't. Het komt en gaat er
In 't groen gebladert af en aan,
Geen strijkt er neer of moet weer gaan,
De eene vroeger, de ander later.
Al is hun pen niet voor de poes,
De poes die krijgt den vroegen zanger,
En, duur, een laters liedje langer,
Ook die is eenmaal voor de poes.
Waar vloog de Koo, waar vloog van Maurik?
Waar?? doch waartoe den naam
vermeld
Van elk die in uw groene veld
Zijn veer moest laten? Waartoe zou ik?
Gij zelf zijt van hun roem de wachter,
Gij houdt in 't groene blad hem jong:
Wat elk naar hij gebekt was zong
Liet in uw blaan zijn echo achter.
Zoolang gij weke voegt aan week,
Tot drie, tot nog meer duizendtallen,
Zal ook die echo niet verschallen,
Dat nimmer dan uw groen verbleek.
THOMAS DE RIJMER
lllllllllIMIIIIItlllllllllllllllllinilllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
MEDI
De ziekte, die verdwijnt
(Teekeningen van Henri van de Velde)
Een stu
dent zendt
mij de on
derstaande
ziekte-beschrijving.
Hoewel ik
vermoed,
dat hij niet
in ernst is
en zelfs
vrees, dat
hij met een
eerbied
waardige
instelling den spot tracht te drijven, geef
ik toch aan zijn wensch gehoor om zijn
Het is naar aanleiding hiervan, dat ik U
hedenochtend wel schrijven moet! Hoe het
gebeurde; en waar het gebeurde?
Geduld, geduld; zij, die gelooven, haasten
niet. Zou dan de oude dag, die wel geloovig
moet worden, haast kunnen hebben ?
Kent ge wellicht den heer Louis Couperus,
Hooggeschatte Heer? Hij is een schrijver
van naam, woont sedert dien
gedenkwaardigen eersten Augustus 1900 en veertien
wederom in deze lage landen en lést zijn
werken voor; mijn neef Johan noemt dit:
zegt zijn oeuvre!"
Johan terwille ben ik Vrijdagavond opge
gaan ter kunstzale Kleykamp; ge weet wel
die huizinghe op den hoek van Oranje- en
Paleisstraat.
Daar hervond ik mijn verloren Parijs.
Waerlijk, Johan had ditmaal in zijn
overbruisende, jeugdige onstuimigheid niet te
veel opgehemeld van wat mij daar te
wachten stond.
Mevrouw Kleijkamp en de heeren
Kleijkamp en Neuhuys ontvingen de gasten;
want van bezoekers, gelijk bij iedere andere
kunstuitvoering durf ik hier kwalijk te spre
ken. De hal, die ens bij het binnenkomen
omvaamde; de trap, die we bestegen; de
drie ineenloopende kamers, waar de schrij
ver zègger zijn kunst zou geven aan de
wachtende schare ze zijn alle zoo bij
uitstek geschikt voor dergelijke mengeling
van kunst en waereldschheid, dat ik toch
wel de overtuiging moet krijgen, dat zoo
ergens in het Vaderland 's-Gravenhage
studie in de medische kroniek een plaats te
geven, niet wegens de ziektegeschiedenis,
maar als uiting van een nieuw geslacht, dat
blijkbaar over de bedoelde instelling anders
denkt dan wij ouderen. Ik geef nu mijn
student het woord.
Ook een slechte wind waait wel iemand
voordeel toe. De oorlog, die zooveel kwaad
brengt, doet ook hier en daar goed. Er is
een lang niet zeldzame ziekte, die in som
mige tijden des jaars zelfs aanvalsgewijze
velen tegelijk pleegt te treffen, sedert het
begin van den oorlog in Nederland in het
geheel niet meer voorgekomen. Het is wel
de moeite waard op dit verblijdend ver
schijnsel de aandacht te vestigen. Misschien
kan een afdoende bestrijding der ziekte een
der lessen van den oorlog zijn.
Zooals ik zeide, hoewel de ziekte het
geheele jaar door voorkomt, vertoont zij plot
selinge verheffingen in menigvuldigheid.
Deze liggen tegenwoordig precies op den
laatsten dag van Augustus, of eigenlijk iets
vroeger, want gewoonlijk valt de epidemie
als een sterrenregen reeds den avond te
voren in. Wij zijn nu den gevaarlijken datum
reeds tweemaal doorgekomen, zonder dat
zich een enkel geval heeft voorgedaan. Dat
geeft hoop voor de toekomst. Het maximum
is niet altijd in Augustus gevallen. Van 1849
tot 1890 viel het op den negentienden
Februari en wij weten uit een gedicht van
De Genestet, waarin de ziekte genoemd
wordt, dat in zijn tijd het maximum samen
viel met het St. Nikolaasfeest.
De ziekte komt veel meer bij mannen dan
bij vrouwen voor. Vroeger waren vrouwen
zelfs geheel onvatbaar, doch sedert het
feminisme tot openlijken invloed gekomen
is en de vrouwen zich bemoeien met de
openbare zaak, doet zich het merkwaardig
verschijnsel voor, dat de sexe haar onvat
baarheid verloren heeft.
Onder de mannen worden met weinig
uitzonderingen slechts individuen van
hoogeren leeftijd getroffen. De ziekte is gewoonlijk
een verschijnsel van beginnend verval. De
gevaarlijke leeftijd ligt ver in de vijftiger
jaren. Zij is geen ziekte van alle lagen der
bevolking. Men zou kunnen zeggen, zij is
geen democratische ziekte. Men zegt, dat
zij aanvankelijk alleen de verdienstelijkste
staatsburgers mo«t getroffen hebben. Dit
karakter heeft zij thans verloren. Personen
wier inkomen minder dan twee duizend
gulden 's jaars bedraagt, worden zelden
aangetast. Dertig jaren geleden was dit
grensbedrag aanmerkelijk hooger.Een
onmiddelijke samenhang met inkomen en bezit
bestaat echter gelukkig niet. In de laatste
jaren is slechts n geval voorgekomen, waarin
deze samenhang bestond. Toen waren er
Amerikaansche manieren in het spel. Dit geval
is dan ook het onderwerp eener langdurige
discussie geweest. Ambtenaren zijn veel
gevoeliger voor de ziekte dan personen, die
met het staatsbestuur niet in onmiddelijke
betrekking staan. In de residentie komt de
ziekte het meest en in de hevigste vormen
voor en zij neemt des te sterker af, hoe
meer men zich van de residentie verwijdert.
Zij woekert op bedenkelijke wijze in de
ministeriën. Ook onder het
onderwijs-personeel zoekt zij hare slachtoffers, des te
meer naarmate de betrekkingen bij het
onderdaarvoor het meest eigendommelijk is.
Het was een publiek van schier uitsluitend
dames in dikwerf zeer geslaagde toiletten,
waartusschen de smoking van Johan en de
rok van mijzelve wel heel strak vlekten. Als
achtergrond voor den schrijver-zègger had
men een groenend fulpengordijn gekozen,
waarbij een wit marmeren zuil, een hooge
vaas met witte rozen, een oud eiken kast,
een paar Japansch-Chineesche afgodsbeeldjes
volkomen aansloten.
De electrische lampjes, met groenig-zijden
doekjes behangen, wierpen een zacht licht
op de schilderijen langs de wanden, waar
tusschen de aanwezigen ietwat onwezenlijk
deden.
Er heerscht een weldadig-aandoende at
mosfeer, waaraan de velerlei verzorgde
reukwateren, die bij zoo druk een damesbezoek
wel onvermijdelijk zijn, schier een afzonder
lijke wijding verleenen. Even wekt de komst
van mevrouw Couperus een opschuddinkje;
iedereen kent haar, toch vindt iedereen het
noodig haar brievenschrijven aan een ander
mede te deelen. Dan knipt het electrisch
licht met een droog knakje in de beide
achterste vortrekken uit.
En hij komt binnen!
Hij buigt; eenmaal, tweemaal, nog eens
ten derde male!
Stemmingsvol klateren efkens de handen
op elkaar.
De witte glacéhandschoenen legt hij
zachtkens op de wit marmeren zuil.
Zijn verschijning is de tot dood
verworwijs hooger zijn. Professoren kunnen zeker
zijn getroffen te worden, wanneer zij maar
lang genoeg leven om in den gevoeligen
leeftijd te komen. Zoo komt het dat vele
professoren met de ziekte behebt zijn. Ik
ken zelfs een kleine universiteit in ons
vaderland, welker professoren bijna allen
getroffen zijn, en wat de zaak bedenkelijk
maakt, reeds op jeugdigen leeftijd.
De ziekte begint met zoo weinig merk
bare voorteekenen, dat meestal alleen de
getroffene ze heeft opgemerkt. Wanneer de
geleerden zich moeite wilden geven, zouden
zij zonder twijfel in staat zijn, om door
zorgvuldige studie der voorteekenen, de
meeste gevallen te voorspellen, doch zoo
nauwkeurig wordt de ziekte niet bestudeerd,
omdat zij in geen geval <doodelijk is.
Wellicht is deze nalatigheid niet geheel
verantwoord. De ziekte gaat dikwijls aan
verkalking der bloedvaten of aan seniele
dementie vooraf. Sommigen meenen dat zij
daarvan de oorzaak zou zijn. Deze gaan
echter beslist te ver. Wel is zij daarvan
somstijds het eerst zichtbare verschijnsel.
De ziekte treft den mensch plotseling,
zooals het spit. Terwijl hij de krant leest,
of in andere gevallen een brief of een tele
gram, vliegt hij plotseling op met een uit
roep van verbazing of van schrik, ook wel
dit maakt de overeenkomst met het spit nog
grooter met een vloek of met een uit
roep, die het grootste afgrijzen tot uiting
brengt. De man zelf toont dan verder niet
veel belangstelling in het geval, dat hem
getroffen heeft en went zich tamelijk spoedig
aan den toestand, doch de familie-leden en
vrienden zijn veel meer in de zaak geïn
teresseerd en toonen daardoor duidelijk, dat
de zaak toch niet van zoo weinig beteekenis
is als de getroffene te kennen geeft.
Men kan van de ziekte wel afkomen. Er zijn
enkele weinige gevallen in Nederland voor
gekomen, waarin de getroffene zich door
energiek optreden aan den aanval wist te
onttrekken, maar die energie komt zelden
voor. Misschien vinden vele lijders, die toch
liever het lidteeken niet hadden, de zaak niet
ernstig genoeg voor zooveel ontplooiing van
energie. Andere vinden misschien het
litiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiitniiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiii
teeken wel mooi, zooals de Duitsche studenten
korpsbroeders het hunne, dat werkelijk in
zijn oorsprong, verspreiding en beteekenis
eenige overeenkomst met de door ons be
schreven ziekte vertoont. Beide behooren
in n groep.
Het meest kenmerkend verschijnsel der
ziekte is de vorming van een wankleurig
nieuw weefsel in het knoopsgat op den om
slag van de linkerzijde van den jas.
Het is nooit voorgekomen, dat een ander
knoopsgat getroffen werd. Zelfs is ook
tegen alle verwachting ook bij linkshandigen
het rechter knoopsgat vrij, het linker uit
sluitend aangedaan. Het nieuwe weefsel
heeft een zijde-achtigen glans. De meest
voorkomende kleuren van het nieuwe weefsel
zijn oranje, blauw en rood, doch deze kleu
ren wisselen eenigszins af, naar mate van
het geval.
De geleerden twijfelen of men eer van
een nieuwvorming, van een ontsteking of
van een ontaarding zou moeten spreken,
doch de naam doet er weinig toe. Men
helt er het meest toe over de ziekte
ouderdomsverkalking van het knoopsgat te noemen.
Dit woord verkalking gaat wellicht te ver.
De voorstanders dezer benaming brengen
in het midden, dat de ziekte in haar meest
volkomen vorm, doch die zelden gezien
wordt en daarom in onze beschrijving tot
dusverre niet werd vermeld, onder het
knoopsgat een groote, ronde, bijna geheel
uit kalkzouten gevormde plaat doet ontstaan,
eenigszins gelijkend op het skelet der
inktvisschen, en deze geleerden beweren, dat
in alle gevallen der ziekte zulk een
kalkplaat ten minste sporadisch waargenomen
kan worden. Daarenboven voeren zij voor
hun meening aan, dat zij bij een nauwkeurig
scheikundig onderzoek ook in het gekleurde
zijde-achtige weefsel, dat de gewone
uiting der ziekte is, sporen van kalk
hebben aangetroffen. Dit argument komt mij
overtuigend voor. Ik voeg mij dan ook
gaarne bij de partij van hen, die de ziekte
als een verkalking beschouwen. In het
wetenschappelijk systeem en in geneeskundig
Latijn moet zij dan den naam dragen van
degeneratio calcarea senilis buttonholii.
Moge de oorlog het gunstig gevolg heb
ben, dat deze naam weldra slechts een
historische waarde zal bezitten.
M. STRAUB
Edward Troe,
De beste specialist voor OVERHEMDEN naaf maat.
EEN ERKENDE WAARHEID
Zooals men weet gaat de me
dische wereld niet zoo licht over
tot het geven van schriftelijke
aanbevelingen voor het een of
ander middel. Wanneer men dus
een middel aantreft, waaromtrent
een groot aantal medici gunstig
verklaringen hebben afgegeven,
kan men er staat op maken, dat
dit middel ernstig onderzocht en
deugdeljjk gebleken is. In dit
nummer van dit blad is bijgelegd
een prospectus omtrent het be
kende versterkingsmiddel voor
zenuwen en lichaam, Sanatogen,
dat door meer dan 21 ooo medici
schriftelijk als deugdelijk is er
kend en dat, zooals vroeger reeds
gemeld, te Londen op het Medisch
Wereldcongres met den Grand
Prix bekroond werd.
RELIEFSTEMPEL - ATELIER
Invitatiekaarten
MENU'S. BALBOEKJES, enz.
Atelier B. van Mantgem
'SINGEL 562 hoek Vijzelstr.
llllllllMIMIMIMMIIIIItllllUHIIIIIlllllMIMMMII
den gentleman in avondkleeding.
De welgesneden rok omsluit eng het nog
heel slanke lichaam. Boven de natuurlijk
zelfgestrikte witte das komt het gladgescho
ren gelaat gerezen en de even krullende
harenring, boven ooren en nek, laat het
hooge denkershoofd ten volle uitkomen.
De vier gulden knoopjes in het wit piqu
vest; het eene hél kleine knoopje in het
onberispelijke overhemd; de wit zijden zak
doek achter de revers van den rok; de dunne
gouden ketting, die met breeden bocht over
het vest valt; het is al in stijl; het is af;
het is de opperste
heerenavondkleedingvolkomenheid!
Gespannt ist die Stimmung!" hoor ik
iemand achter mij fluisteren tot haar
buurdame. Metterdaad, metterdaad, er heerscht
voelbare spanning, als Couperus het
fraaigebonden boek, waaruit de lange, wit-zijden
bladwijzers fladderen, Ier hand neemt.
En opeens zitten we in het begin van de
christelijke jaartelling verdiept. Buiten plenst
de regen; in den tempel, reeds gedeeltelijk
vervallen, stumpert en stormelt de alleen
achtergebleven oppermaagd nu tot oude
vrouw verworden die eens de eeredienst
voor godinne Vesta leidde.
We genieten in heftige spanning het zich
zelf opbouwende conflict tusschen wat groot
was, vergaan moest, en wat de groeiende
kracht bezit van het eenig ware Woord,
nu alweer haast tweeduizend jaar oud, toch
nog eeuwig jong gebleven.
Voelbaar is ons het leed van de wél hél
oude vrouw in den tempel, die zókoud en
zóhol is. Even brengt het jonge meisje,
dat voor brood, vruchten en andere
levensonontbeerlijkheden zorgt, wat fleur in Cou
perus' stem. Dan komt, met den jongen
Romein, eerst de mannelijke kracht; daarna,
met de vocstinne, de hebzucht haar intrede
doen.
Schitterend, welhaast beangstigend is de
vloek van de oude vrouw, als ze het sieraad
van de godinne gestoken ziet; onmachtig
tot verweer, zij, de arme, oude, ganschelijk
vervallen vrouw. Met schokzwaaien van het
omhoog geheven boek, slingert Couperus
ons de vervloeking toe.
Dan sterft, zoowel de oude vrouw, als
het eeuwig-brandende licht in den dempel.
In spanning nog, huiveren de aanwezigen
even na l
* *
*
Ten slotte ben ik u een bekentenis schul
dig, Hooggeschatte Heer.
Wellicht hebt ge reeds bespeurd, dat deze
brief van mijn gebruikelijken schrijftrant
afwijkt. Kan het anders, waar niet ikzelve,
doch mijn neef Johan de opsteller ervan is?
Oom Erneste", heeft hij gefleemd, laat mij
mogen schrijven over: Ie cher mattre; over:
Louis Couperus!" En ik ben gezwicht! Wilt
ge het mij niet al te euvel duiden ?
Met gevoelens van vriendschap en hoog
achting,
Uw,
Jhr. mr. dr. ERNESTE VAN L. 'T H.
(Ouu-Lid van de Staten van Zuid-Hoüand)