Historisch Archief 1877-1940
. 2057
Zaterdag 25 November
A*. 1916
DE
RDA
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
NDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRLJGMANS,
Mr. E. S. O R O BIO DE C A S T R O Jr. en Br. FRBDER1K VAN EEDEN
Abonnement per 3 maanden / 1.98
Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr.^). mail 11.50
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.15
UITGEVERS: VAN HOLKEMA ft WAREN&0RF
KEIZERSGRACHT 333, 4$ITEB»AM
Aivertentiën van l?5 regels/1.50, elke regel meer .... /i.3i
Advertantisn ep de dames-, finantieeie- en kunstpagina, per reigel 8.35
Reclames, per regel . . 6.5d
IHHOCDt Bladz. 1: Het Kabaal,.door v. H.
Bnitenlandsch Overzicht, door G. W.'Kernkamp.
2: Brieven van een Oud-Offioier, door jhr. G.
Graafland. Krekelzang, door J. H. Speanhoff.
Mr. Gr. M. den Tex f, door A. G. Boissevain.
3: P.nilleton: De Legende van hei Vurige Graf,
door A. Brocades Zaalberg. 5: Voor Vronwen, door
Elis. H. Bogga.- Uit de Nattrar, door Jao. F.
Thtjsse. 6: De Amsterdamsche Brandweer, door
O. Gordijn Jr. Dramatische Kroniek, door Top
Nat ff. 7: Het Ond-Hollandsche Lied, door Hend.
O. Diferee. Een verweer en een nienwe aanval,
door H. van .Lennep. Boekbespreking van Th.
M. Ketelaar. Teekeningen van Is van Mens van
de Declamatie en Zangavond. 9:
Liefdadigheidsuitgaven. 'MjjB Lodderoog, door Constanttin.
Ziektegevallen, door Van Deelingham. 10:
Chriapjjn Sr. aan het Rotterd. Toonee), door Dop Bles,
teekening van George van Baemdonok. 13:
Financiëele en Economische Kroniek, door J. D.
Santilhano. 14: Onze Plankenhelden, teekening
van \Vybo Mefjer. Achter de Schermen, door
Joan. Uit het Kladschrift van Jantje. 15: De
ongemotiveerde vasthouding van de Nederlandsche
mailboot Koningiu-Begentes", door de Daitschers,
teekening van Joh. Braakensiek. Bchaakrubriek.
red. dr. A. G. Olland. Damrnbriek, red. K. O.
de Jonge.
Bijvoegsel: Het incident Nierstrasz in de Tweede
Kamer, teekening van Joh. Braakensiek.
HET KABAAL
Tot dusverre verkeerden wij in de
meening, dat in parlementaire bijeen
komsten het middel om elkanders in
zichten te toetsen en verkeerde voor
stellingen te weerleggen, is: argumenten.
Dit blijkt evenwel in Nederland niet
meer geheel juist.
De heer Cort van der Linden heeft
daarnevens sinds geruimen tijd ingevoerd
het middel van de dooddoeners en van
de edele verontwaardiging.
Verklaar u door uwen tegenstander
gekrenkt, en wek den indruk, dat hij zich
heeft vergaloppeerd; eisch excuses en
breek aldus zijn prestige tot op den grond
toe af. Zijne denkbeelden kunt ge dan
overigens goeddeels laten liggen, en het
is een veel doeltreffender middel om de
kritiek te niet te doen, en uwen zin
door te zetten.
is in verschillende gevallen, o.a. inde
onderwijskwestie tegenover de heeren
Eerdmans en Otto, deze methode van
het patriarchale terrorisme reeds met
succes toegepast geworden, in zake
Nierstrasz hebben nu Minister en Kamer
te zamen het patent nog verbeterd door
den nieuwsten vorm van debat: die der
opgeheven vuisten en der overdondering.
Geen voortreffelijker vorm om gelijk
te krijgen!
Het spaart alle argumenten en kritiek
uit. Vooral ook: zelfkritiek.
Maar
Toen na het incident Nierstrasz mi
nister en kamer, waarschijnlijk in het
streelende idee van dit varkentje weer
eens netjes te hebben gewasschen, waren
overgegaan tot de orde van den dag,
en daar in de eerwaardige zaal op 't
Binnenhof, waar de minister-president
zijne driftige opwinding over den lastigen
afgevaardigde had uitgestort en de
kamervoorzitter zijn banbliksems geslingerd,
waar de kamerleden hunne scheldwoor
den en dreigementen door de lucht hadden
gegooid, de bodes alles weer netjes aan
kant ruimden, toen zag men daar op
den vloer van den tempel onzer volksver
tegenwoordiging iets liggen, waarin die
staatslieden te zamen een barst hadden
geslagen: de vrijheid van kritiek
in het Nederlandsche parlement.
En de breuk, door Kamer en Regee
ring gezamenlijk hieraan toegebracht,
heeft heel wat meer behoefte aan redres,
dan alle onbeleefde uitingen, waarvan
den heer Nierstrasz een verwijt is ge
maakt.
Nu heeft men met zijne beweringen
alles gedaan, alleen niet: ze beant
woord !
Maar toch is op het duidelijk stellen
van inzicht tegenover inzicht, de geheele
verheffende beteèkenis van het parle
mentaire stelsel gebouwd.
En waar moet het heen, als de kritiek
daar steeds moest worden voorgebracht
met fluweelen handschoenen en
jufferstongetjes; of wanneer het allerkritiekste
als ifits allerheiligs moest worden 'ontzien?
* *
Niet dit komt er dus in de eerste
plaats op aan: of de heer Nierstrasz
gelijk had of niet; of zijne redevoering
arrogant klonk, of niet; of zijn kritiek
ter snede was, ja dan neen.
Neen, dit: dat daar een volksver
tegenwoordiger, die diep ingrijpende
bezwaren ter sprake bracht, een weer
klank van wat men aan allerlei kanten
onder het publiek kan hooren bespreken,
niet is aangehoord, noch weerlegd, doch
door den minister, de kamerleden en
hunnen voorzitter in onderlinge samen
werking afgebuffeld, weggestuurd en tot
zwijgen gebracht.
De minister streek de kamer, en de
kamer streek den minister de pluim; en
zij gingen door het Nederlandsche volk
te vertegenwoordigen", nadat men zoo
juist aan een der stemmen uit dat volk
de hand op den mond had weten te
leggen.
De stem van den volksvertegenwoor
diger toch is, wanneer hij tegenover de
regeering of de vertegenwoordiging grie
ven voordraagt, iets meer dan zijne
eigene. Hij staat daar als orgaan van de
openbare meening, die in een grooter
of kleiner deel der natie wordt gekoesterd.
Met wat de heer Nierstrasz zeide
gelijk of ongelijk is dit zeer zeker
het geval.
Daarom is het dubbel ergerlijk en be
droevend, dat in deze Kamer en door
deze regeering, wien de monden dage
lijks vol zijn van volkswil en democratie,
aan de kracht van de volksvertegen
woordiging, die te zoeken is in de
vrijheid van desnoods onwelgevallige en
onvormelijke kritiek, in zoo beschamende
mate is te kort gedaan.
Nu zijn de voorgebrachte waarschu
wingen tegen impopulariteit van de parle
mentaire discussie; tegen wereldvreemd
heid van de regeering tegenover de
natie; tegen ongewenschte gebondenheid
der kamerleden, en tegen de verwijdering
tusschen de belangstelling der politikers
en de belangstelling van het volk, niet
oyerwogen geworden, noch onder de
oogen gezien, maar met eene zelf
genoegzame pose, uit den weg gewuifd.
* *
Maar wat verbaast men zich nog!
Het is alles immers volkomen in over
eenstemming met het systeem Cort van
der Linden, waarin ook de kamers meer
en meer worden meegesleept. De geheele
loop van het incident Nierstrasz komt
voor rekening van onzen toonaangevenden
staatsman.
Hij heeft den parlementairen en den
poliüeken geest gevormd, zooals die op
't oogenblik is geworden.
De democratie, waarop hij aanstuurt,
is slechts een wezenloos omhulsel. Het
echte leven wordt er tegelijkertijd aan
ontroofd.
In waarheid voert hij het staatkundige
leven op onvrijzinnige, autoritaire en
oligarchische banen.
Algemeen kiesrecht! Ja. Maar
ondertusschen maken de minister en een klein
groepje partijleiders de zaken onder
elkaar uit.
Volksvertegenwoordiging. Zeker: maar
tegelijkertijd brengt de regeering deze
volksvertegenwoordiging, in plaats van
hare zelfstandigheid te vergrooten, in
een staat van gedweeë aanhankelijkheid.
Democratie? Maar de openbare mee
ning wordt in alle opzichten van den
domme gehouden. En terwijl alles klaagt
over gebrek aan inlichting, gebrek aan
vertrouwelijkheid en gebrek aan bezieling,
gaat het gouvernement stil over de hoof
den heen zijn gang. Zoowel in de ons
rakende buitenlandsche aangelegenheden,
als in de binnenlandsche vraagstukken
wordt het volk genegeerd.'
Volkswil? Ah zoo! Doch van een
waarlijk zoeken naar wat het volk wil
en waarmede het zich bezig houdt;
waarvoor het op economisch gebied be
zorgd is en op politiek gebied warm
loopt, valt niets te bespeuren.
De schoone woorden en theoriën
loopen in de praktijk uit op... het;
incident-Nierstrasz: op een hooghartig en
zich ontastbaar rekenend parlementair
priesterdom, op de hechtaaneengesloten
macht van een kleine groep politieke
bazen.Ware het anders, de heer Nier
strasz zou, hij moge een nog zoo con
servatief en anti-democratisch, of zelfs
onvriendelijk man zijn, anders zijn beje
gend geworden. Zijne opmer kingen zouden
zijn aangehoord, overwogen, en, zoo
het had gekund, waarvan zér velen, en
wij ook, nog allerminst overtuigd zijn,
voor het aangezicht der natie vernietigend
weerlegd.
Dat zou stroken met den
regeeringsvorm van het kloeke openbare oordeel.
Wat wij nu hebben te beleven gekre
gen, is veeleer het regime van de mo
derne theocratie. ti
Het wordt aan de natie verleerd, dat
zij haar eigen lot in handen heeft. Zij
wordt tot haar bestwil bedaan, en
daarmee basta.
En ook verscheidene democratische
leiders van het oogenblik, hebben zich
maar al te gemakkelijk in dit stelsel
laten inlijven.
* *
Men meene niet, dat dit voornamelijk
een gevolg is van de oorlogsomstandig
heden, die overal de gezags-idee ver
sterken. Het komt veeleer door het ge
heele. karakter van ons tegenwoordige
gouvernement. Ook de invoering van de
evenredige vertegenwoordiging, de
pensioeneering der Kamerleden enz. zal het
nog ns zoo erg maken, wanneer wij
niet duchtig op onze hoede zijn!
De geest, die op het oogenblik in Den
Haag voorzit, stuurt niet aan op het
zelfbewuste staatkundige volksleven en op
de energieke democratie, welke Neder
land in de toekomst zoo danig noodig
zal hebben.
Wat te dien aanzien bereikt wordt,
is veeleer onderdrukken in plaats van
opwekken.
Waar men op afgaat, het is hard
om 't te zeggen, daar het allicht beter
wordt bedoeld, is: naar parlementaire
kliek- en coteriegeest, naar zelfgenoeg
zame partijbesturen en ontoegankelijke
regeeringskringen, naar e^brek aan wer
kelijke controle, met op het einde mogelijk
zelfs Tammany en corruptie.
De Nederlandsche taal kent daarvoor
het woord kabaal.
Wanneer ook wij eens een woorden
boek ter hand mogen nemen en de
beteekenissen van die term opslaan, dan
blijkt die tweeërlei te zijn:
kabaal = lo. rumoer, lawaai",
2o. eertijds hier te lande gebruikelijke
uitdrukking voor: een nauw aaneen
gesloten regeeringskring van personen,
die onderling de macht in handen houden
en zich door gezamenlijke, vaak heimelijke
afspraken of verbintenissen en intriges,
boven alle invloeden of controle van
buiten weten te verheffen."
De vaderlandsche geschiedenis leert,
dat ook in Nederland, vaak onder schoone
vrijheidlievende leuzen, de grond voor
zulke kabalen" niet onvruchtbaar is.
Wij moeten voorzichtig zijn.
Het Nierstrasz-kabaal is eene
aanwijzigingt temeer, dat de weg naar het
Kabaal" nog steeds open ligt, en dat
wij reeds bezig zijn, in het moeras te
stappen.
Waar zijn zij, die er ons voor zullen
behoeden, en die ons in betere richting
helpen?
Die, als eenmaal de democratische"
hervorming naar Cortiaansch model zal
zijn voltrokken en hiermede tevens een
hoogtepunt van ndemocratischen geest
moet worden doorgemaakt, ons
staatsleven zullen vervullen van een waarlijk
democratische praktijk; zoodat het rust
op volksdeelneming in de publieke zaak,
op een levenskrachtige!! samenhang tus
schen de regeeringsorganen en de open
bare meening, en op de macht van onze
volksidealen?
Zullen op zich zelve de Nierstraszen
daarin allicht niet voorgaan: de Cort
van der Lindens en hunne apostelen, ja
velen, die thans tot de democratische
ijveraars rekenen, evenmin.
De nieuwe tijd vraagt een nieuw ge
slacht.
v. H. _
iiiiiitniiiiiiiiiitiii miiiiiiiMMUiiimiiiiiiii nmiiiiiiimiiiiiiHHiiiiii
Bij het overlijden van Keizer Frans Jozef
Het overlijden van Keizer Frans Jozef heef!
voor de allernaaste toekomst minder bete
kenis dan de bezetting van Craiova door
de cenlralen. Men mag aannemen, dat de
hoogbejaarde souverein, noch op de (Oor
logvoering, noch op het beleid der politieke
aangelegenheden eenigen invloed meer heef
uitgeoefend. Ook de verantwo'ordeüjkheic
voor de aanleiding tot den oorlog.: feet
ultiKeizer Frans Jozef op het moeilijk levenspad
Naar een oude teekening van Joh. Braakensiek
matum aan Servië, draagt hij alleen in naam;
in werkelijkheid was het niet hij, die in den
zomer van 1914 over de politiek van Oos
tenrijk?Hongarije besliste.
Maar al zal de loop van den oorlog geen
duimbreed veranderen ten gevolge van den
dood van Keizer Frans Jozef, voor
de toekomst van Oostenrijk-Hongarije
is zijn heengeen niet onverschillig. Jarenlang
heeft men gemeend, dat alleen de persoon
van den souverein de staatkundige eenheid
van de volken, die in Oostenrijk-Hongarije
samenwonen, verzekerde. Vermoedelijk heeft
men daarbij teveel beteèkenis toegekend
aan de gevoelens van loyauteit, die een vorst
tijdens een lange regeering kan opwekken,
en de kracht onderschat van de staatkundige
motieven, die de Duitschers, Hongaren en
Slaven van de Donau-rijken moeten terug
houden van het verbreken van den rijksband,
trots groote verschillen in stam en aard.
Maar trouw aan den Souverein was zeker
n der redenen, die dezen band hebben
doen voortduren; de jonge man, die Frans
Jozef opvolgt, is de erfgenaam van zijne
macht, maar niet van de gevoelens, die het
volk toedroeg aan een Keizer, wiens regee
ring bijna zeventig jaren duurde.
Het is mogelijk en men zal dezer dagen
die meening herhaaldelijk hooren uiten
dat de tegenwoordige oorlog het hechtste
cement zal blijken te zijn voor de Staat
kundige eenheid der volken van
OostenrijkHongarije. Maar van de bepalingen, die bij
den vrede zullen worden getroffen, zal het
voor Oostenrijk-Hongarije in de eerste plaats
afhangen, of de kiemen van inwendige ver
deeldheid worden uitgeroeid, dan wel een
voor haar ontwikkeling nog vruchtbaarder
bodem zullen vinden. Niemand kan thans
nog voorspellen, of in het nieuwe Europa
van ha den vrede het Zuid-Slavische vraag
stuk zal blijven voortbestaan, ja dan neen;
niemand ook kan de gevolgen voor Oosten
rijk-Hongarije berekenen van de verschuiving
der suprematie van Oostenrijk naar Hongarije,
een verschuiving, reeds vór den oorlog
begonnen, maar door den loop van dien
oorlog zeer bevorderd.
Zoo dient men dus ook rekening te houden
met de mogelijkheid, dat na den vrede, als
de oorlogsdwang geen tijdelijke eenheid meer
oplegt,
de oude verdeeldheid zal terugkeeren,
indien de oorzaken daarvan niet zijn weg
genomen. In dat geval zal de persoonlijkheid
van den nieuwen keizer niet meer dezelfde
bindende kracht hebben als vroeger, ook al
schiet hij in beleid niet te kort. Maar of hij
beleid zal toonen, is thans nog geheel on
zeker; van zijne eigenschappen is nog niets
gebleken.
In menig opzicht zijn de omstandigheden
gelijk, waaronder de oude en de nieuwe
Keizer de regeering aanvaarden. 1848 was
een jaar van bijna even groote beroering
als 1916; zoomin als thans, was toen de
toekomst van Oostenrijk-Hongarije te gissen.
Zoowel Frans Jozef als zijn opvolger werd
tot de Keizerlijke waardigheid geroepen op
een leeftijd, die zelfstandig optreden van
een vorst gewoonlijk uitsluit. Van beiden
wist men niet veel meer dan dat zij geen
slechte eigenschappen hadden.
Maar Frans Jozef had dit voor op den
jongen Keizer van thans, dat hij allicht zijn
voorganger kon overtreffen. Want hij volgde
zijn oom Keizer Ferdinand op, een man van
uiterst beperkte vermogens; een Duitsch
vorst zei van hem, dat hij hoogstens in
staat was zijn naam te zetten. Daarom werd
hem dan ook in 1848 te kennen gegeven,
datj hij plaats moest maken voor zijn neef,
wat hij grif deed. Na het bedwingen van
den opstand in Weenen wilden de ministers
en generaals, die destijds de macht in handen
hadden, den weg banen voor een absolute,
gecentraliseerde monarchie. Een volkomen
onbekwaam vorst konden zij daarbij niet
gebruiken; de jonge Frans Jozef scheen de
eigenschappen te bezitten, die zij bij den
Keizer verlangden; zijne jeugd en zijn gebrek
aan ervaring vormden geen beletsel; des te
gereeder zou hij zich schikken naar de mee
ning van zijne raadgevers.
Aan die raadgevers zal dan ook de wreede
tuchtiging te .wijten zijn geweest van de
Hongaren, die in 1849 met hulp van Rusland
waren overwonnen; de doodstraf met den
kogel gold als genade; de smadelijke dood
met den strop was de gewone straf voor
alle rebellen; zelfs vrouwen van magnaten
werden in het openbaar gegeeseld. Dat was
het begin van Frans Jozef's regeering: een
tijd van heftige reactie tegen de revolutie;
alle vrijheden, aan de afzonderlijke volken
toegestaan, werden ingetrokken; Oostenrijk
was voortaan een absolute monarchie, recht
streeks van Weenen uit bestuurd.
Slechts korten tijd heeft de Habsburgsche
monarchie zich kunnen handhaven op de
plaats, die zij na 1849 weder innam. De
eerste twintig jaren der regeering van Frans
Jozef waren
rijk aan rampen;