Historisch Archief 1877-1940
?"
20 Jan. '17* No. 2065
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Eene Veroordeeling der
Chineezen
Politiek door dr. Rinkes
Ik heb vóór mij liggen het verslag van
het Indisch Genootschap van de vergadering
van 18 November 1916, waarin dr. Rinkes
gesproken heeft over Oude en Nieuwe
Stroomingen onder de bevolking."
De Adviseur der Ned. Ind. Regeering, dr.
Rinkes heeft in deze rede de volgende
woorden gezegd, die ik hieronder letterlijk
overschrijr:
Met een haast onbegrijpelijke kortzichtig
heid heeft men een aantal jaren geleden de
opleving onder de Chineesche bevolking In
Indiëmiskend. Er is een korte tffd geweest,
dat de CMneezen, zij het misschien onbe
wust, de handen uitstaken naar ons en
vroegen: Och, helpt ons om ons op te
heffen uit de positie van zekere minder
waardigheid, waarin wij ver keer en." Met
lichten hoon hebben wij die geste afgewezen
en het gevalt; Is geweest, dat zij zich tot de
CMneezen elders hebben gewend, datnationaie
aspiraties b$ hen zj/n wakker geworden en
dat thans de kans om ook bij de Chineesche
bevolking in Indiëhet gevoel van Indische
saamhoorigheid wakker te roepen zooal niet
verkeken, dan toch hoogst gering is,"
Voor veel geringer uitlatingen dan deze
zijn in Indlëambtenaren, lager in rang dan
dr. Rinkes, zonder vorm van proces naar
uithoeken van den archipel overgeplaatst,
of moreel tot ontslagneming gedwongen.
De portee van dr. Rinkes' woorden is zóó
enorm, dat zij niet veel minder is dan een
aanklacht. Indien het Nederlandsche volk, of
althans de leden der Ile Kamer, de ver
tegenwoordigers van dat volk, werkelijk het
belang in Indische zaken stelden, dat deze
verdienen, zou een dergelijke aanklacht niet
verborgen blijven liggen in een gedrukt ver
slag voor déleden van het Indische Genoot
schap, maar zou aan de Indische bewinds
lieden en chefs van dienst, verantwoordelijk
voor de begane, schandelijke politieke fou
ten in zake het Chineezen-vraagstuk ver
antwoording worden gevraagd.
Ik acht het mijn plicht hier openlijk te
verklaren, dat de aanklacht van Dr. Rinkes
volkomen gemotiveerd is, en ik zal er nog
iets aan toe voegen, dat Dr. Rinkes, opzet
telijk dan wel uit nalatigheid, heeft verzwe
gen, namelijk het volgende:
De Ned. Ind. Regeering heeft om even met
Dr. Rinkes veel te zwakke woorden genoe
gen te nemen uit onbegrijpelijke kortzich
tigheid" de opleving onder de Chin. bevol
king miskend", hoewel zij herhaalde malen
gewaarschuwd Is, wat de gevolgen dezer
miskenning zouden zijn, en hoewel zij even
eens herhaalde malen door mij, destijds
airibteiaar en adviseur voor Chineesche za
ken, in talrijke adviezen en rapporten er op
gewezen is, welken weg zij had in te slaan
oitt de Chineesche beweging in de
gewenschte banen te lelden, zóó, dat de Chineezen
in het Ned. Ind. Gouvernement hun
ophtffer en leider en, zooals dat in Chineesche
termen voor regeerder luidt, hun vader"
zouden zien.*.
In 1905, nu ruim 11 jaar geden, toen het
nog tijd was, ben ik begonnen, de Ned.
Ind. Regeering van den waren aard der
Chineesche opleving op de hoogte te stel
len, ik heb haar ingelicht, welke de
wenschen waren omtrent het verkrijgen van on
derwijs, welke hun grieven (zeer billijke,
volkomen rechtvaardige) waren omtrent het
drukkende passen- en wijkenstelsel, omtrent
de meer dan schandelijke
politlerol-rechtspleging, omtrent de in verhouding tot de
Europeanen onbillijke belastingen, om
trent hun minderwaardig sociale positie: ik
heb de Regeering ook nauwkeurig op de
hoogte gehouden van het gevaar, daarin
gelegen, dat de Chineezen, indien de N. I.
Regeering niet met spoed de leiding der
Chin. beweging in handen nam, zich tot
het moederland China als eenig beschermer
en leider zouden wenden, kortom, ik heb
de Ned. Ind. Regeering nauwkeurig en uit
voerig de politiek geadviseerd, die noodig
was, om te voorkomen, hetgeen thans door
dr. Rinkens geconstateerd is, Niet met
kortzichtigheid", maar, juister uitgedrukt,
met onverantwoordelijke nalatigheid", zoo
niet met lakschheid tegen beter weten in",
dient te worden bestempeld de houding der
N. I. Regeering tegenover de Chineesche
kwestie.
Het verzuim is niet begaan uit
onwetendniHiiiiiimiiiMiiMiiiiiiiiiiiiiiiiuiiimuimiiiii
Plantageschouwburg
Voor het volk is de snelle en rake juist
heid van oordeelvelling dikwijls een gevolg
van gemakkelijke keuze uit een beperkt
feitenmateriaal. Aan de vergelijking, die een
fragment fantasie is, herkent men
gedachtengang en beschavingsgraad.
Men kan dikke boeken schrijven over het
volk, over de volksziel. Men ican trouwens
overal dikke boeken over schrijven, maar
er zijn weinig onderwerpen waarvan de
theorie in zoo buitengewone mate
betheoretiseerd is en de feitelijkheid zoo wordt ver
onachtzaamd.
Thans ? ziet men moderne empirische op
vattingen, als die der reportagepsychologie
te veel en ten onrechte aan voor een
verbeterde editie, een verfijning van het
verfoeilijke en klein-burgerlijke
Justus-vanMaurik-genre. Integendeel. Zoo min als de
psychiater van tijdschrift, Handbuch en
krankzinnigengesticht de psychiater der toe
komst is, zoo min past de psycholoog van
logica en wijsbegeerte allén in de toekom
stige eeuw der psychologie.
In het algemeen gesproken zijn Lagere
School, Catechesatie, Rijksmuseum, Courant,
Leesbibliotheek, Revue, Tooneel en Bioscoop
wel de eenige bronnen.waarvan het volk mate
riaal betrekt voor zijn geestelijke ontwikke
ling, «n deze artikelen zijn dan bedoeld als
een bijdrage tot de kennis van deze zaken.
Als de poes met het kluwen gespeeld
heeft, moet ge, vóór en aleer de draad
weer ordelijk kan worden op- en
afgewonden, het moeizaam werk verrichten van
ontwarren en ontknoopen. Zoo moet de
zielkundige pluizen en analyseeren, voor en
al«er hij tot synthese kan geraken.
heid, want ik herhaal het: de N.L Regee
ring was gewaarschuwd, en was volkomen
op de hoogte gebracht van den aard en
stand der Chineesche beweging.
De trage langzaamheid der Indische bureau
cratie, de vreesachtigheid van
Departementchefs, bang om door energieke voor
stellen hun vingers, te branden, de hoog
hartige onbezofgdheid van residenten en
andere bestuursautoriteiten, het wantrouwen
ook der Regeering voor adviseurs die, in
stede van de waarheid te verdraaien in aan
genomen vorm, ronduit rapporteerden waar
het op stond, de vrees van andere adviseurs,
dit wetende, om als lastig" gesignaleerd te
worden, dit alles en nog meer factoren heb
ben er toe mede gewerkt om de groote
politieke fout te begaan, door dr. Rinkes
gesignaleerd, maar dit ne wensch ik dat
men wete: de Regeering was gewaarschuwd.
Zij was op de hoogte van alles, maar heeft
tegen alle adviezen in, op onverantwoorde
lijke wijze volhard in haar traag, langzaam
half-onwillig toegeven aan den
onweerstaanbaren drang der omstandigheden, in stede
van direct met een royaal gebaar, de Chi
neesche beweging de hand te reiken en zóó
voor altijd het saamhoorigheids-gevoel bij
de Chineezen te doen ontstaan.
Toen het niet langer kon worden verme
den heeft de N. I. Regeering voetje voor
voetje toegegeven, maar... toen was het te
laat. Toen hadden de zeer verstandige,
helder in zaken ziende Chineezen reeds lang
begrepen, dat gén der koncessies vrijwillig,
liberaal gedaan was, maar dat enkel hun
solidaire actie het motief was voor het toe
geven der Regeering, en hadden zij reeds te
diep gevoeld, dat hun eigenlijke vaderland
in China lag en niet in Indië. Vernedering
op vernedering, en ten slotte het stukje voor
stukje onder den onweerstaanbaren drang
onwillig, nooit royaal genoeg toegeven,
hadden hun voor goed de oogen geopend en
doen inzien, hoe ver de overheerschende"
regeering van hun leven en streven afstond.
Als een bewijs, hoe gaarne de Chineesche
beweging den steun der Nederlandsche
ambtenaren zou aanvaard hebben diene, dat
in 1905 de Semarangscne Schoolvereeniging
Tiong Hwa Hwee K wan" mij verzocht,
haar eerevoorzitter te worden, ook toen ik
als voorwaarde gesteld had, als zoodanig
inzage te mogen hebben van haar meest
intieme archieven en correspondentie. Indien
toen ter tijde, de Regeering en de bestuurs
ambtenaren het juiste moment hadden inge
zien en ik heb hier herhaaldelijk op ge
wezen dan zou nu de Chirieesche bewe
ging geheel onder de leiding der N. I. Reg.
staan, en de Chineezen zouden de saam
hoorigheid voelen en aanvaarden. Zij ver
langden toen, in 1905, nog niets liever dan
dat Hollandsche ambtenaren hun
vereenigingen patroniseerden.
Wel verre van het te waardeeren, dat een
adviseur, zonder de om de waarheid heen
draaiende en weifelende taal der Indische
bureaucratie te gebruiken, ronduit den toe
stand der Chin. beweging en al wat daar
omheen was en wat daar aan vast was
blootlegde, heeft de Ned.-Ind. Regeeging het
steeds met wantrouwen aangezien, dat haar
adviseur zóó door de Chineezen vertrouwd
werd, dat zij hem hun geheimste archief*
stukken lieten inzien, en zij hem al hun
wenschen en nooden en krebatans" (be
zwaren, klachten) overbrachten. Indien ik
hieromtrent eens alle bizonderheden ging
publiceeren en ik denk wel dat ik er
nog eens toe over ga dan zal men ver
stomd staan hoe zelfs onder een liberaal,
doortastend man als Gouverneur-Generaal
van Heutz onder den drang der bekrompen
kortzichtige Indische bureaucratie in de be
handeling der Chineesche kweste en ook
in de houding tegenover daaromtrent
itgebrachte adviezen en rapporten fouten zijn
begaan, en ook wel eens grove onrecht
vaardigheden, die men nauwelijks zal kunnen
gelooven. De geschiedenis der Chineesche
Beweging in Ned. Indië, tevens omvattende
de geschiedenis der houding, daartegenover
ingenomen door de Ned. Ind. Regeering is
nog niet geschreven geworden, al heeft
Mr. F. H. Frombere reeds diepgaande ge
schriften daaromtrent uitgegeven. Indien zij
ooit geschreven wordt het zal, zoodra
mijn literaire en journalistieke arbeid mij
vrijen tijd genoeg laat, mij een plicht zijn,
het zelf te doen maar dan ook geschre
ven zonder eenig gard voor wien of wat
ook, en waar dat noodig is de leugens der
z.g. Officieele Waarheid" met
onomstootelijk feiten-materiaal, wél gedocumenteerd,
vaneen rukkend, dan zal men de handen
ineenslaan over de ongeloofelijke kort
zichtigheid, en ook wel eens de ver
foeilijke unfairheid en onrechtvaardigheid
van mannen, die thans met de hoog
ste ridderorden vereerd in Nederland
met pensioen zijn teruggekeerd, of die
iimiiiiiiitiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiitn
t-Schouwburg
: COLNOT & POOIM
ELKEN AVOND ? 8 UUR
iUITBUHDIG SUCCES! 1T6ÜKDIG SUCCES!
,. . .
9&^
,E. POOHS-ÏAK BIENE
In den beroemden schouwburg van Stoel en
Spree in de Fransche Laan, thans onder
directie van Colnot en Poons zagen wij de
opvoering van De Slet", een Hollandsche
bewerking van La Glu" van Richepin, die
in laten bloei van tooneelromantiek nog altijd
volle zalen trekt.
Het stuk speelt in de landelijke entourage
van het Fransche viaschersdorpje en er
schemert iets door van sentimenieele wee
moedigheid. Daar, aan de zee, in een lust
hof van empirezalen en rose schemerlampen
verheugt een eenvoudige visschersjongen"
zich in de gunst van de Parijsche
demiVoor wie geen herstel in den status quo ante" mogeltyk is
? Teekening voor de Amsterdammer" van W. Heskes
miiiiiimiiiiimiiuiuiiiiitiiiimiiuttiiiiiimimiiiMiummii
thans in den Raad van Indiëof op andere
hooge eereposten in onze koloniën nog werk
zaam zijn.
Op zijn best heeft men een modus vivendi
gevonden tot hun behoud in het Indisch
Staatsverband", alzoo sprak dr. Rinkes nog
van de Chineezen in het Indisch Genootschap.
Het staat er maar zoo heel gewoon, maar
begrijpt men wat het zeggen wil? Het wil
zeggen, dat ongeveer het geheele Chineesche
element in Indiëvan ons vervreemd is, en
zich niet in saamhoorigheid met ons gevoelt.
Het wil ook zeggen wat een kortzichtige,
bekrompen en in sommige gevallen ook wel
eens onbetrouwbare Indische bureaucratie
heeft bedorven en verknoeid, tegen adviezen
en rapporten in, die haar den goeden weg
wezen.
Enkele dagen geleden was bij mij de
tegenwpordige adviseur voor Chineesche
Zaken, chef van den dienst der Chineesche
Zaken (zooals die in 't begin van dit jaar
nieuw gereorganiseerd is) de heer J. L. J.
F. Ezerman, die mij uitdrukkelijk verklaarde,
dat hij de houding, die ik tegenover de
Chineezen heb aangenomen tijdens mijn
dienst in Indiëover 't algemeen voor de
juiste houdt, en dat al de voorstellen en
maatregelen, die hij reeds voorgesteld heeft
en nog denkt te adviseeren, geheel en al in
den geest van mijne opvattingen zijn, en
geheel en al in de lijn liggen van mijn
vroegere streven. De gewezen
GouverneurGeneraal Idenburg mag dit onthouden.
Ik hoop dat het niet te laat is, al ben ik
er, evenals dr. Rinkes, bang voor. Ik heb
altijd wel geweten, dat ten langen leste,
ondanks alle bureaucratische manoeuvres en
persoonlijke vernederingen, de geest van
recht en billijkheid zou zegevieren, dien ik
steeds ten opzichte der Chineezen heb voor
gestaan, tegen alle slinkschen, in 't verborgen
ge voerden tegenstand en intrigues der bureau
cratie in. Hetgeen de Chineezen van 1905,
en zelfs nog vroeger af, gevraagd, geklaagd
en ook wel eens geeischt hebben, en waar
voor ik van 1905 af gestreden en geleden
heb, het zal hun worden toegestaan, en zij
zullen zegevieren, omdat zij niets eischen
dan wat hun rechtens toekwam. Alleen...
het kan te laat zijn. Het zal nu, als het
verkregen is, beschouwd worden als door
hun eigen actie ten slotte & contre cpeur
toegestaan, waar het tien en zelfs nog vijf
en zes jaar geleden een royaal, nobel gebaar
zou zijn geweest, in dankbaarheid aanvaard.
Geven wat recht was moest de Ned. Ind.
Regeeringop den duur tóch, n.l. gelijkheid voor
wet en maatschappij met Europeanen. Dit
wist ik even zeker als ik wist dat waarheid
spreken Gode welgevalliger is dan liegen,
en dat wit niet hetzelfde is als zwart. Stukje
voor stukje, telkens met de eene hand weer
iets terugnemend wat de andere gaf, blunder
na blunder makend, ook zelfs, waar zij in
't nauw werd gedreven terugstootend met
lichten' hoon" (zooals dr. Rinkes terecht
zeide) heeft de Ned. Ind. Regeering gebukt
voor den drang der tijden, en in al die
jaren van weifeling en treuzelen en angst
vallig overwegen" en botvieren aan
papierwellust hebben de Chineezen zich hoe langer
hoe meer van ons afgewend en alle gevoel
van saamhoorigheid verloren. En de mannen,
die deze onverantwoordelijke fout begingen,
dragen allen de hoogste ridderorden en
klommen op tot de hoogste posten!
Men schijnt nog altijd niet te beseffen
ik heb er echter keer op keer op gewezen
mondaine Fernande, de Slet. Blaséis hij
niet. Geld heeft hij niet. Maar hij is ver
liefd en zij schept behagen in zijn woeste,
bruisende natuur-hartstocht. Voorts treffen
wij hier aan een oude moeder. Teneinde
haar zoon terug te vinden, beweegt zij zich
met een lantaarn, kermend en jammerend,
over de rotsen. De oude vader Gillionry
ontdekt aan den zeekant den verleidelijken
rosigen Schimmer" van hè* pavillon d'amour.
Hij zingt daarop met guitaar en orkestbege
leiding een oud matrozenliedje en op het
hooren daarvan ontrukt zijn zoon Marie
Pierre zich aan de armen zijner geliefde en
verschijnt op het balcon, gevolgd door
Fernande. En daar, voor de oogen zijner
brave ouders, verklaart Marie Pierre zijn
liefde aan de Slet. Daarop werpt de oude
moeder haar een rotsblokje naar het hoofd.
Gewond zinkt zij in zijn armen,...
Maar eigenlijk gooide de oude moeder
niet raak. En dit feit kon ook niet
onopgemerkt blijven. Iemand in de zaal
roept mis"!
Want onder het publiek bevindt zich de
komiek, die mobilisatie en dienstleven moge
lijk en dragelijk maakt. Thans echter heeft
hij zeer weinig succes. Het stuk is in
vollen gang, Ie noeud est pose, het publiek
is in stemming en in spannende belangstel
ling voor de ontknooping, en een ieder die
de aandacht afleidt, wordt met boos gesis
tot de orde geroepen.
Het stuk wordt nu verder ingespeeld en
ieder tooneel verwerkelijkt mér illusies. De
chic" is hier vertegenwoordigd door den
giaaf de Kernn", zijn neef Rudolph en den
ridder d'Amblezeuille". Deze graaf blijft
deftig en voornaam in alle nuances tusschen
vertegenwoordiger-van-het-onbereikbare en
wat IN DE TOEKOMST dat gemis aan saam
hoorigheid bij Chineezen in Indiëvoor ons
zal kunnen beteekenen, in de toekomst na den
oorlog, als Europa doodelijk verzwakt zal
zijn, en de ster van het Oaten eerst recht
zal gaan dagen.
Terecht schreef onlangs een Chinees In
het Soerabaiasch Handelsblad": Doch
gesteld: de Chineezen gevoelen zich in Indl
vreemdelingen. Aan wie dan de schuld:
aan hen of aan ons?"
Mijn antwoord Is: aan de Ned. Ind. Regee
ring, die het in haar hand gehad heeft, de
Chineezen, niet meer als vreemdelingen,
maar als met ons saamhoorigen, aan zich
te binden, en die dut, tegen deskundige
adviezen en waarschuwingen in, verzuimd
heeft, niet alleen uit kortzichtigheid", maar
zelfs met lichten hoon".
Het zou de moeite waard zijn als er eens
een onpartijdige, gestrenge enquête kon
worden gehouden naar de waarheid en de
portee van de door dr. Rinkes gesproken
woorden.
Wanneer zal het Nederlandsche volk, of
zullen zijn vertegenwoordigers in de He
Kamer eens eindelijk vragen: waar zijn de
.schuldigen in dezen?
Het meest curieuze van de geschiedenis
is dat thans een nog in dienst zijnd officieel
Adviseur der Ned. Ind. Regeering in het
Indisch Genootschap, de door mij in het
begin van dit artikel aangehaalde woorden
heeft uitgesproken, die feitelijk een veroor
deeling, zoo niet een aanklacht zijn, gericht
tegen het beleid inzake de Chineezen-kwestie
onder de Gouverneurs-Generaal van Heutz
en Idenburg.
Ik vond het urgent noodig in dit artikel
te stellen: de fouten zijn begaan tegen uit
drukkelijke adviezen en waarschuwingen van
deskundige zijde in, en ik neem de verant
woordelijkheid van deze verklaring ten volle
op mij. H. J. F. BOREL
gewezen Adviseur voor Chineesche
Zaken in Ned. Indi
MATHIAS KEMP. Het Wijnroode Uur, en
andere gedichten. Maastr. Boek- en
Handelsdrukkerij.
Onder den min of meer
alcoholisch-riekenden naam Het Wijnroode Uur presenteert
illliln
zich een klein boekske van den heer Mathias
Kemp. Familie van Pierre Kemp, den schrij
ver van De Bruid der Onbekende Zee? De
overeenkomst in poëzie is er waarlijk groot
enoeg voor; niet alleen, dat 't rythme hier
ijna overal 't zelfde is als in laatstgenoem
den bundel, maar ook is er sterke gelijkenis
in poëtische visie. Alleen is in Het Wijn
roode Uur alles veel zwakker gebleven; in
dit kleine bundeltje is ook de poëzie zoo
kleintjes, zoo pieterig-kleintjes, alsof er geen
groei in deze verzen schieten wou. O, Ma
thias Kemp babbelt er wel gezellig op Jos
over zeven broeders, geen echte broeders
natuurlijk, (want waar hoor je nu ooit van
zeven broeders behalve in een sprookje)
maar zeven soorten van winden:
hageldrager, ramensmijter, schoorsteenbruller enz:,
de rest is me alweer ontschoten; of de
schrijver geeft een verhaaltje van
eendroomer, die in een voorjaarsnacht met honderd
andere mededroomers de bosschen intrekt
(er is geen slaapwandeling bedoeld); soms
lacht er ook wel eens in zulke verhaaltjes
een helders versregeltje op, als een
zonoverlicht bleekveldje, maar och, wat blijft
't toch overigens een zielig-onbelangrijk
boekje.
Ik heb niets tegen de wijze, waarop de
auteur de natuur ziet; alle waarlijk zien van
de schepping is goed, en juist die kinder
lijk-naïeve ontroering, waardoor een dichter
alles om hem heen voelt leven als hijzelf,
waardoor ook deze schrijver de donkere
heuvelbosschen als hatende monsters ziet,
en de winden als wilde spelers, juist deze
ontroering, die stormen en regens, stroomen
en bosschen als levende wezens voelt, heeft
zooveel heerlijke poëzie gegeven, zelve
vlinderig-Iucht als een elfendans of donker en
zwaar als de dreunende gang van een woud
reus. Maar voelt Mathias Kemp niet, dat
wat hier in Het Wijnroode Uur geboden
wordt als dichter-uiting nog duizelig-diep be
neden zulke sprokige romantiek gebleven is ?
Het gestuntel van de laatste bladzijden
uit dezen bundel is opmerkelijk slechter dan
de eerste gedichten, waar wel eens een mooi
vers in uitkleurt.
DIRK BREEBAART
ONTEVREDEN ROOKER5
NEEMT DE PROEF MET:
AMSTERDAMSCH FABRIKAAT-ZE0OUDE TABAK.
itimmiiiiiiiMiiiHiiiirimiimitmiiittmiiiiiiitmi
II1IIIIMIIIIIIIIIII
Teekening van Henri v. d. Velde.
oude snoeper. Hij vloekt met stippeltjes of
imponeert met historische of buitenlandsche
krachttermen als: sjacrémille tonnerres. Het
is zóó buitengewoon grappig, dat ik mij
voorstel dat heel Amsterdam zou uitlooren
als Cor Ruys in hetzelfde costuum: nauw
sluitende rok, bruine handschoenen,
grijzeoude-heeren-deukhoed op precies dezelfde
wijze deze rol speelde als een groteske pa
rodie. Maar het is volle ernst, en de graaf
koopt zich met z'n tweehonderdduizend
francs rente het amoureuse gezelschap van
Fernande voor een snoepreisje naar Parijs.
En de overoude moraal van deze geschiede
nis, die altijd nieuw blijft zal aanstonds op
rekening van De Slet" komen.
De ridder d'Amblezeuille heeft het met
een achteloos gebaar af en toe over een
ellendige paar duizend francs", maar het is
niettemin een avond van gezellige gemoede
lijkheid en dankbare toewijding. Er is een
volksfeest in nationale (bretonsche) kleeder
dracht, er wordt voorgedragen, gedanst en
gezongen en ook hier zit de chic" aan een
tafeltje voor de herberg temidden van het
feestgewoel. In de zaal is het meeleven met
het stuk zóó heftig en zóó intens, dat vanuit
het publiek wordt mégescholden op de slet,
de slechte vrouw, er wordt gehuild bij de
jammerklachten der moeder en de stille
droefenis van den ouden vader.
Maar het eind is ons te wonderlijk en te
komisch, om niet ten slotte opgevroolljkt
naar huis te gaan. De moeder behoort met
een bijl Fernande den schedel te klieven,
welke gewelddaad met de uiterste omzich
tigheid en bedaardheid wordt uitgevoerd,
de hoofdpersoon geen zin hebbende in een
vreeselijke hoofdpijn. Donderend gelach bij
het publiek, en dit is de invloed van de
bioscoop, die geen ruimte voor fantasie meer
open laat en alle zucht naar realisme be
vredigt. Dit is meteen het einde van de
oude tooneelromantiek.
MARTIJN VISSER
II HUI l ui in iniimiiii iiiiimiliiiluimi
H. BERSSENBRUGGE,
POKTRETFOTOGBAAF
ZEESTRAAT 65, Daast Fuonu Meslai,
DEN HAAG. - Tel. 1688.