Historisch Archief 1877-1940
20 Jan. '17. No. 2065
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VUUR NEDERLAND
AuBo
ALLEEN VERKOOP in
NEDERLAND van
HANDSCHOENEN
4 Werft JOUVIN"
IEDER PAAR #jf.
^GEGARANDEERD
DENT's
Ru en stut o
HANDSCHOENEN
nitmiinHtniiMiuiHiiniiHiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniMiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHtiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiniMiHiiHiiiiiiiiiiiii
vooral in het volksmidden, in de lagere
standen der samenleving, onder 'démeer
eenvoudigen van geest, dat onze schrijvers
en kunstenaars de stof voor hun werk
zijn gaan putten. En laat Conscience, in
verrukkeljjk-naïeve verhalen zooals De
Lotellng, Baas Gansendonck, Siska van
Rozemael, Bavo en Lieveke enz. het lief en leed
van zijnen tijd verhalen, of uit ons ver
leden, uit geschiedenis en sage, zijn inspi
ratie putten en onrechtstreeks is dit
alles folklore-werk , ook rechtstreeks zal
hij de kunst des volks laten schitteren in zijne
vrome boeken: hij zal navertellen de op
de keldergaten, uit kindermond, vernomen
spook- en weerwolf-legenden, beschrijven den
Antwerpschen poesjenellenkelder, en de
feesten des volks, en de oude hoekjes en
kantjes van onze dorpen en steden. Ecrevlsse
zal De Bokkenri/ders" laten herrijzen en
ons leiden naar de stille, bloeiende Kempen
om ons De meibruid van Qeleen" te doen
bewonderen. En de twee gebroeders Snleders
en Sleeckx en Lodewijkjanssens en Vrouwe
Courtmans en de gezusters Loveling en
Teirlinck?Stijns, ze zullen allen met voor
liefde gaan luisteren naar de biecht van
hun volk, met aandacht zijn bestaan waar
nemen en met liefde opvangen al de levens
vormen van zijn veelzijdige wording en groei.
Dan zal G*zelle komen, die nooit genoeg
zijn aandachtig oor zal leggen op het klop
pende hart van Vlaanderen, die steeds meer
en meer zoeken zal naar den woordenschat
en de wijsheid en de overleveringen van
zijn simpele medemenschen en in Loquela
zal verzamelen den eersten grooten schat
van Vlaamsche folklore. De Bo zal zijn
Idioticon samenstellen, Verrlest om
Loquela's programma voort te zetten zijn
Tijd" stichten, Amaat Joos zijn Raad
sels van het Vlaamsche volk" te samen bren
gen, in een bundel vol primitieve schoonheid.
In Brabant is 't Pol de Mont, die op zoek
Vlaamsche Volkskunde *)
Uit den gaven, vruchtbaren grond van
het volksleven is, als de bloem op den
«tengel der plant of op den twijg des booms,
ontblpeid heel die wend<-rbaar-schoone schat
van verhalen en legenden, van raadsels
«n spreekwoorden en liederen, van deco
ratieve kunstvoorwerpen, prenten, vaantjes
«n poppen, van spelen en feesten, van
zeden en gebruiken, van vormen van geloof
en bijgeloof enz., welke de jonge wetenschap
?der volkskunde, op zoo korten tfjd, reeds
zoo zakelijk en liefdevol heeft weten op te
delven, te zuiveren en te klassificeeren, en
ons verrukt oog en gemoed ten bate - ten
toon te stellen. Wij Vlamingen, we hebben
«ooit veel over verwijdering tusschen ons
volk en onze intellectueelen te klagen gehad,
.want deze die zich voor hun volk te goed
waanden, wendden het beelemaal den rug,
ioe en... verruilden zelfs hunne taal.
Integendeel: men zal weinige volkeren
kunnen noemen, waar déband tusschen
denkers en dichters aan de eene zijde, en
de deemoedige werkers aan de andere zijde,
bestendig zoo dicht is toegesnoerd gebleven.
Vanaf 1830 vanaf onze wording als een
«Igen volk in den Belgischen staat - is het
*) Naar aanleidingvan prof.J. Schrijnen's
Nederlandsche volkskunde", 2 deelen bij
den uitgever W. j Thieme «S Cie., te Zutphen.
'h
«HHIIIIIHIIinUIIIIIUIIHIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHHIIIIIIIIHIIIIIIIIMIn
MORALITEITEN IN DEN KELDER
' H
DAT MEN SOMTIJDS BIJ DE LEUGEN VOL
HARDEN MOET
(Teekenlngen voor De Amsterdammer"
van Henrl v. d. Velde)
De stilte, die zich na het verhaal van den
graaf van ons meester maakte, was druk
kend, en zelfs het gerinkinkel van het
gebomtoarbeerde porselein boven ons vermocht geen
?verlichting te geven. Wij allen waren te zeer
?onder den indruk van het droevig geval, dat
wij zoo juist gehoord hadden: twaalf jaren
huwelijksgeluk vernietigd door eene nood
lottige vrees voor de waarheid! Even scheen
«ene verademing mogelijk, toen de Benjamin
van ons gezelschap, het enfant terrible van
Dennenhorst, maar de vreugde van zijn oom
den graaf, de jonge Johnny de Houx van
Olarichem, die blijkbaar niets vandebroeiende
.atmosfeer gevoelde, eensklaps luid uitriep:
Hij had wel kunnen snappen, dat dat geen
gewoon witkelkippie was; die had zich nooit
zoo naar Pomona laten afschepen!" Zulke
dartele taal kon echter op den duur de stilte
slechts nog zwaarder maken. De graaf fronste
«ven de wenkbrauwen, doch sprak geen
woord, en het moreel zou te midden van
tiet ontploffen der bommen deerlijk geschokt
zijn, als niet Julius de Buysenaer, de grijze
kunsthistoricus en oudheidkenner, het woord
genomen had. Zacht bestraffend tikte hij
Johnny op de schouders, en begon aldus te
spreken.
Onze jonge vriend heeft ongelijk, indien
hij meent, dat lieden van geringer afkomst
?ongevoelig zijn voor de roerselen van den
waren gemoedsadel. Om dat aan te toonen,
wil ik u een verhaal vertellen van eene
«envoudige vrouw, die beheerscht werd
door een vurige Ik f d e tot de kunst en een
«rnstige opvatting aangaande de weten
schap. Tevens zal dit verhaal aanknoopen
J>ij hetgeen onze gastheer ons verteld
?he^ft omtrent N het schuwen der waar
heid. Want ik wil u laten zien, hoe het
omgekeerd somtijds noodzakelijk is, bif de
leugen te volharden.
Het is nu veertig jaar geleden, dat goede
vrienden van mij wij zullen hen Cl
agenor en Doriste noe
men het slachtoffer
waren geworden van
het
dienstbodenvraagstuk. Zij suk
kelden met hun werk
meid, hun dagmeisje,
hun derde meid, hun
kamenier, maar wel
het allermeest met
hun keukenmeid.Tot
dat ten langen leste
Doriste erin slaagde,
eene zeer bijzondere
persoonlijkheid in
deze betrekking aan zich te verbinden.
Phylacte, die weldra in het deftige huis
aan de Kromme Nfeuwe Gracht den
iiiiiiiiiiiiiHiiiHiiiiniiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiMiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
scepter over alle fornuizen en provisiekel
ders zou voeren, was eene statige verschij
ning, niet zeer jong meer, en iemand van
voortreffelijke manieren en hooge opvat
tingen. Zij had echter ne eigenaardigheid,
die haar voor het huiselijk gebruik moeilijk
maakte. Begaafd met een uitnemenden zin
voor schilderkunst, met name voor de klas
sieke meesters, had zij haar smaak zoozeer
eenzijdig in klassieke richting ontwikkeld,
dat zij een waren tegenzin had opgevat
tégen alle kunst, jonger dan het jaar 1800.
Tengevolge van een zeer fijnbesnaard zenuw
gestel groeide deze tegenzin langzamerhand
aan tot een ware idiosyncrasie, zoodat het
zien van negentiend'eeuwsche schilderijen
voor hare gezondheid hoogst schadelijk kon
zijn. Zij bezat een medisch getuigschrift,
waaruit dat duidelijk bleek.
Kort voordat Phylacte haar nieuwen werk
kring aanvaardde, kreeg ik bezoek van
Doriste. Ik kende de verrukkelijke collectie
Frans Halsen en Rubensen.die haar museum
zaal sierde, ik kende ook de heerlijke Corot,
die daartusschen hing, gelijk zich somtijds
een kwijnende vrouw bevindt in een kring
van krijgslieden. Doriste vertelde mij, dat
Phylacte, de vermaardheid van Cléagenor's
schilderijenverzameling kennende, den eisch
gesteld had, nooit een stuk van na 1800
onder de oogen ie krijgen. Nu wilde Doriste,
uit liefde voor haar man, liever alles doen,
dan de Corot verwijderen. Ach," zeide de
bekoorlijke vrouw mij met tranen in de oog«>n,
Oéagenor heeft het stuk gekregen van een
meisje, waarvoor hij in zijn Parijschen studie
tijd een innige vriendschap heeft opgevat.
Nog steeds correspondeert hij met haar.
Wanneer hij met Paschen alleen naar Parijs
gaat, bezoekt hij haar steeds. Ik heb haar
gaat en een buitengewoon rijken buit mede
brengt. Met Isidoor Teirlinck zal hij ons
leeren hoe de Vlamingen vertellen, en ons
met den eenen bundel volksvertellingen na
den anderen verrassen. Naast hem zal Alfons
de Cock, die met Gezelle de grootste
folklorist van Vlaanderen is, zijn uitgebreid en
veelzijdig werk aanvatten, dat hij, jaren lang,
onvermoeid zal volmaken en uitbreiden.
Gittée, Victor de Meyere, Cornelissen zullen
uit de verschillende streken van Brabant
nieuwen oogst aandragen.
In Limburg zullen Leenaers en Cuppens
en Géurts den nog ongeraakten bodem der
volks-cultuur ontginnen, en ook verrassende
fossielen van het geestelijke volksleven, in
teressante survivals van het verleden aan
het licht brengen, zooals archeologen met
de doode steenen doen...
Onze schilders zullen met voorliefde het
leven van te lande malen, met devotie de
grauwe binnenhuisjes met al hunne kleine,
mooie dingen van vroeger en met hunne
eigenaardige architectuur op doek brengen,
en schilderen ook de bonte weelde der ker
missen, schuttersfeesten, processiën, omme
gangen en al de plechtigheden der verschil
lende seizoenen, op den buiten en in de stad.
Onze componisten zullen zich op het oude
volkslied inspireeren, en het beste van wat de
meest Vlaamsche onzer musici zullen laten
zingen, zal het geluid en den klank en het
rythmus van het populaire lied dragen, het
gédeun der beiaarden, het gebrom en ge
daver van Klokke Roeland, Carolus en
Melchior.
Dus. in 't kort: de folklore werd bij ons
levendig beoefend misschien onbewust,
ten deele dan zelfs wanneer er weten
schappelijk van deze nieuwe historische
havorschingsmethode elders nauwelijks sprake
was. En juist door de Vlaamsche strijd, die
ons steeds noopte om naar diepere oorspron
kelijkheid te zotken en-ons inniger deed
hechten aan alle tradities van ons land des
te heiliger en duurbaard'r daar ze meer be
dreigd waren dóór ons streven naar zelf
standigheid, door onze verdediging en ons
verweer tegen buitenlandsche opslorping en
verbastering, door al deze pijnlijke en
moeilijke maar op velerlei gebied zeer
voordeelige invloeden, kon de folklore sneller
groeien, en rijker zich ontwikkelen dan in vele
andere landen. Te zoele rust en te ge- ,
makkelijke evolutie laten het volksgeweten '
dikwerf insluimeren en uit het geheugen veel
ontglippen, dat door meer beproefde zoons
beter wordt onthouden, zooals ook een wees,
die zeer jeugdig zijn ouders verloor, mér
zich .vastklampt aan de lu'telsie herinnering
van hen, of zooals men des te verbitterder
verdedigt wat men ons ontrukken wil en
wat wellicht, zonder den opgelegden strijd,
door ons zelven achteloos in een hoekje
zou vergeten zijn.
Zoo ik me niet bedrieg is Antwerpen de
tweede stad in Europa en dan moet
Arles, in Provence, waar de heldere zanger
van Mirélo, Frédëric Mistral zijn Musée
arletan" stichtte, de eerste stad zijn waar
een museum van folklore werd opgericht
die een uitgebreid, op volledigheid kunnende
boogen en wetenschappelijk-ingericht museum
van volkskunde, en uitsluitelijk voor volks
kunde bestemd, heeft weten te stichten. En
de schatten welke in het schilderachtige ge
bouwtje van de Heilige Geeststraat in het
meest pittoreske, levendige en oude gedeelte
der Schelde -stad, naast het Plantijn -museum,
dicht bij de Vrijdagmarkt en tegenover de
dokken met hun vreemd, buitensporig en
exotisch leven getuigen reeds nu van de
IIIIIIIHIIIHIIIIIIIUIIIIflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIHIIIIIII Mltllllllllllllll
helaas nooit mogen ontmoeten, want met
Pink«te<en, als wij samen ons reisje maken,
is zij steeds afwezig. Arme Cléagenor! Ik
kan het stuk niet voor u we blikken verbergen!"
Uit medelijden besloot ik Doriste te hel
pen. Eene weigering van Phylacte om den
dienst te aanvaarden, had voor haar nieuwe
jaren van ellende beteekend. De Corot werd
mij in mijn atelier bezorgd. Ik veranderde
de onderteekening Corot" in Frans Hals,"
bracht enkele wijzigingen in het costuum
der personen op het herfstlandschap, en
voorzag het stuk van een paar typische
caquelures. Cléagenor werd ook in het ge
heim ingewijd en weldra hing het schilderij
w t er cp de oude plaats.
Vol verrukking zag Phylacte de heerlijke
collectie van haar nieuwe meesters. Vooral
de prachtige Halsen brachten haar in extaze.
Toen waagde Cléagenor het haar te zeegen.
Wij bezitten n zeer merkwaardig stuk van
denzelfden meester, dat gij nauwelijks voor
een Fiat s Hals zoudt houden." Meteen toonde
hij haar de Corot. De oude schommel"
(zooals Johnny zeggen zou) werd lijkbleek
en stond drie minuten lang wezenloos op
het stuk te staren. Vergeef mij eene kleine
zwakheid, mijnheer," zeide zij, dit stuk is
schoon, heerlijk schoon, doch ik verfoei het.
Uit eerbied voor den Meester zal ik mij
echter weten te beheerschen. Toon mij heden
niet meer van uw kunstschatten, ik kan
niet!" En zij slofte de zaal door en zat na
vijf minuten erwtjes te doppen.
Sedert verrichtte
Phylarte haar werk op voor
treffelijke wijze, zoodat,
toen Cléagenor en Do
riste in den winter
daarop een reis naar de
Canarische Eilanden
ondernamen, zij bij den
graaf Van Dudzeele op
diens kasteel in Lim
burg te logeeren werd
gevraagd, waar zij de
verleende gastvrijheid
met het bewijzen van
kleine huisilijke dien
sten zou vergoeden.
De Van Dudzeele's
gaven vele artistieke
en wetenschappelijke
soirees, waar zich de
eerste kunstenaars lieten
hooren, en waar be
roemde geleerden
causeritën hielden over
belangrijke onderwer
pen. Zoo geschiedde
het eens, dat de beken
de professor Schorn
stein uit Diisseidorf voor een uitgelezen
gezelschap over Frans Hals sprak. Een luid
applaus bf loonde zijne belangwekkende rede,
en terwijl Phylacte de Lanson Brut
ronddiende en de knecht Cléandfe met de Ayala
Extra Dry rondging, ontspon zich een ge
sprek over den Haarlemschen meester. Nadat
allen uitgesproken hadden, nam eensklaps,
BESCHERMERS.
(Teekenhtg voor de Amsterdammer" van George van Raemdoacto
3-7'
DE ENTENTE: En je zult doen wat ik wil."
CONSTANTIJN: Amen, amen, Entente! Kom, von Falkenhayn!"
llllllllllllllllllllllllllllllllllllllll'IIIIIIIIIIIIHIIIIIMIIIItllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMfUlllllllllllllllllMIIIIMMIIIItllllllllllMIIIIMIimHMIMIIIIHIWHHIIHIIK
onuitputtelijke rijkheid en verscheidenheid
van al de lagen onzer volks-geologie, waar
ligt wat men heeft geheeten de
onderkultuur" of den ondergrond der kuituur"
van ons land.
Ongetwijfeld zullen de Vlamingen prof.
dr. J. Schrijnen zeer veel dankbaarheid toe
dragen, omdat hij in het hoogst-belangrijk en
dóór en dóór merkwaardig standaardwerk,
dat hij heeft uitgegeven, zooveel plaats in
ruimt voor de Zuid-Nederlandsche naast
de Noord-Nederlandsche volkskunde. Hij
beschouwt ze als twee takken, die op den
zelfden stam zijn gegroeid, en zijn
Nederlandsthe Volkskunde" is, in den breedsten
zin des woords, eene Grootnederlandsche
Volkskunde". Hij droeg toch zelve zijn boek
op aan de bevolking van Groot-Nederland
hereen igd in dagen van beproeving" en
eindigde zijne Inleiding met deze liefdevolle,
bewonderende en hoopvolle woorden, ge
richt tot den veteraan onzer Vlaamsche
folklore-wetenschap: Aan u, hooggeachte
De Cock, hulde en dank, maar ook een
woord van bemoediging in deze zware tijden.
Rotsvast staat bij ons de overtuiging: een
volk, dat een volksaard bezit en zijn volks
waarde beseft, als het Vlaamsche, kan niet
te gronde gaan."
Dat gelooven we ook. Werken als dat van
dr. Schrijnen zullen in de toekomst zeer
sterk de toenadering van Noord en Zuid
beïnvloeden kunnen leeren we daar niet
hoe we bijna eenzelfde volk zijn, gesproten
uit hetzelfde bloed en dragend ontelbare
sporen van dezelfde kuituur? en zullen
ook .veel bijdragen tot de steeds vastere
wording en den beteren aangroei bij de
Vlamingen van besef en kennis van volks
aard en volkswaarde. ANDRÉDE RIDDER
Illllllllllllllllllllllllllllllllll Mlllllltltlllllll
tot ieders verbazing, Phylacte het woord.
Sta mij toe n enkel woord te zeggen,"
sprak zij tot Schornstein, er bestaat n
stuk van Hals, dat van al zijn verdere wer
ken hemelsbreed verschilt. Het onderscheidt
zich door zacht-vloeiende tinten en de
teederste hetfststemming. Een beek, wat popu
lieren, een paar herders dat is alles. Ik
verfoei het stuk," voegde zij er doodsbleek
aan toe, doch het is heerlijk schoon. De
caquelures bewijzen zijn echtheid." Maar
Schornstein lachte luid en antwoordde:
Mejuffrouw, wat gij zegt, is niet waar."
Phylacte, die haar bleekheid nog niet ver
loren had, zag rond, wie het voor haar zou
opnemen. Doch allen zwegen... behalve de
trouwe Cléandre, de knecht! Mijnheer,"
zeide hij op eerbiedigen toon tot Schorn
stein, terwijl de champagneglazen op het
presenteerblad rinkelden, gij hebt de weten
schappelijke eer eener vrouw aangetast.
Mijn plicht als man gebiedt mij, het voor
haar op te nemen, maar mijn geringe stand
verbiedt mij, u tot het tweegevecht uit te
dagen. Daarom doe ik u het volgende
voorstel. Indien blijkt, dat deze vrouw ge
logen heeft, moogt gij vrijelijk over mijn
leven beschikken. Laat ons een arbiter be
noemen, die de kwestie uitmaakt. Ik bid u,
mijnheer," stamelde hij met tranen in de
oogen, weiger mijn verzoek niet, want dan
ware het ook met mijn eer gedaan!" Wij
allen stonden stom van ontroering. Diep
aangedaan blikte Phylacte tot Cléandre op.
Zelfs Schornstein scheen getroffen, toen hij
met nauwelijks hoorbare stem het voorstel
aannam. Sedert dien dag gaven de Van
Dudzeele's nooit meer een soiree.
Een week later werd mij de kwestie ter
beslissing voorgelegd. Zoo stond ik voor
het moeielijkste probleem mijns levens. Wat
Zuid-Af rikaansch Poëzie.
LIED VAN DIE AFRIKANER
In dié'loop van die eeuwe het ik ylr mij
n more hier op die vlakte kom krij,
onder blouw lug se lag
op 'n sonne-dag;
en ik het gevoel ik was jong en vrij
in mijn land Suid Afrika.
Hulle het mij vertel van 'n huis van wee,
mijn ouderlik huis oor die wije see.
Dit mag wees, maar vir mij
was dit weg en verbij,
ik het net geweet van 'n thuis mügegee
in mijn land Suid Afrika.
So waar, wou hul hier mij verbaster en boei
mijn taal en geslagte die wereld uit roei.
Net verniet! want mijn bloed
en mijn vuiste was goed,
en ik het geklop en gewoel en gestoei
in mijn land Suid Afrika.
Ik voel nog so fris, of die strijd net begin,
en kijk met 'n glimlag die toekdms in,
soos mijn vlaktes so vrij
soos mijn blouw lug so Wij,
want ik voel ik kan aanhou en weet ik sal win
in mijn land Suid Afrika l
(die Brandwagt
J. F. E. C.
iiiiiiiiiiHiiiniiiiiiiiiiiiuiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
moest ik doen? Aan de eene zijde van de
balans stond de waarheid, aan- de andere
een menschenleven t
Ik liet mijn verplaatsbaar houten landhuis
naar Terschelling brengen, opdat ik in volle
rust dit vreeselijke moreele vraagstuk zou
kunnen oplossen. Drie maanden lang dacht
ik erover na. Van mijn overwegingen be
hoef ik u geen deelgenoot témaken. Maar
op den dag, waarop in de museumzaal van
Géagenor en Doriste de einduitspraak vallen
zou, was ik een oud man geworden. Allen
zagen mij angstig aan, toen ik begon te
spreken. Zelf echter was ik rustig, want
om een m nschenleven te redden, had ik
besloten bij de leugen te volharden. Cléandre
was gered!
t ,
Drie maanden later had de bekende moord
aan de Kromme Nieuwe Gracht plaats, die
Cléagenor en Doriste uit dit leven wegrukte.
Ik slaagde erin, de als Frans Hals geno
teerde Corot uit den inboedel voor drie ton
aan te koopen. Twee dagen later had ik
het stuk reeds verbrand. Zoo had mijn ge
weten zijn vrede geheel herwonnen."
*
De Buysenaer zweeg. Een
geweld_ige'ontploffing rukte ons allen uit de mijmering.
Een steen uit de zoldering vloog los en
streek langs de asch van den sigaar van
onzen past heer. De asch viel op zijn kleeren.
Maar Johnny, levendig als steeds, was den
butler voor, streek de asch weg en lachte
luid om het verschrikte gezicht van zijn
oom. Zoo was de ban gebroken.
FILAK