Historisch Archief 1877-1940
2071
Zaterdag 3 Maari
AV1917
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE GASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON
| »bonn. per 3 maanden f 1.90 Afzonderlijke nummers f 0.15 j | UITGEVERS; VAN HOLKEMA 6 WARENDORF, AMSTERDAM | | Advertentiën van 1?5 regels t 1.75. elke regel meer f 0.35
In verband met de beperkingen voor de
drukkerijen van regeeringswege wenschelijk.
geoordeeld, heeft ook De Amsterdammer"
overeenkomstig de motie van De Periodieke
Pers de noodige maatregelen van besparing
genomen. Ons aantal pagina's zal voorloQpig
als regel hoogstens 12 bedragen en in de
Indeeling van het blad worden eenige wijzi
gingen aangebracht.
De Uitgevers:
Van Holkema en Warendorf
liillllllilllliitliiiliiiiiiilliiliiiiiiiimiiiiiiiiiiilimiiiiimiiiiimiiiiiiiiiiiii
INHOUD! Bladz. 1: Zaait en Plant I Spaarten
Bewaart! door T. H. Het Nieuwe Europa, door
H. 3. van Balen. Buitenl. Overzicht, door G. W.
Kernkamp. 2: Doodendana III, teekeuing van
Jordaao.-?Prof. dr. J. O. Matthes f, door H. J.
Elhorst. Duurte-toeslag, door M.. J. D. Meraua
KreielzaDg, door J. H. Speenhoff. 3: uit het
Parlement, door Camerarins. Een Gevaar voor
ome Volksgezondheid, door dr. U. de H Feuil
leton: Heluendsg, door Magda Pettirs. 5: Voor
Trouwen, door Elis. M. Rogge. Uit de Natnnr,
door Jao. P. Thijsee. 7: Een Frana Bals ontdekt,
door G. D. Gratama. Bosboom te Amsterdam,
door Plassohaert. Wat zallen w(( eten, teek» ning
van George van Baemdonck. Babindranath
Tagore, De Waasende Maan, door Fr e d. van
Eed'n 8: Nederland en zjjn o aast e baren, '
teekening van Joan Oollette. De Nieuwe leider
van het .Residentie-Orkest, door mr. H. M. van
Leeuwin. De B «H-Ten toonstelling in Arti, door
Bama. Boekbespreking, door Henri Borel.
10: Kantteekeningen van een Landstormpliohtige,
door Melis Stoke, met teek»ningen van Is. v. Mens.
Uit het Kladsehrift van Jantje. Leekenspiegel.
11: Treub weer Minister, teekening van Johan
Braakensiek. Onze Pazzle. chaa«rnbriek, red.
dr. A. G. Olland. Damrnbriek, red K. C. de Jonge.
Bijvoegsel: Dnitschland betreurt de torpedeering
van zeven Nederlandsohe schepen, teekening van
Joh. Braakenaiek.
. IIMIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII Illllllll
ZAAIT EN PLANT!
SPAART EN BEWAART!
Nog altijd bespeuren wij onder velen
een e angstwekkende onbezorgdheid
tegenover den komenden tijd, en wordt,
wanneer men van vermoedelijke levens
middelen-tekorten en langdurige voe
dingszorgen spreekt, geglimlacht: dat
het wel zco'n vaart niet loopen zal".
Tegeruver dusdanige lichthartigheid
wenschen wij daarom nog eens onze
ernstige overtuiging uit te spreken, dat
het zoo'n vaart allicht wél loopen zal!
Men behoeft alleen maar den
scheepvaart-oorlog op zee, den duikbootenstrijd,
en het naderende algemeene wereld
tekort in de consequentie's door te
denken.
NederJand lijdt er ten aanzien van de
avonturen des oorlogs in het algemeen
onder, te optimistisch en te kortzichtig
te zijn.
Laat ons tenminste een ieder zorgen,
al het mogelijke gedaan te hebben voor
't geval, dat de voorziening in onze
levensbehoeften nog krasser bemoeilijkt
wordt of droog loopt.
Aan de overheid, om te maken, dat de
boeren zich nu geheel op de behoeften
van het binnenlandsch gebruik gaan
richten. Hun product, hun komende
oogsten zullen misschien de voornaamste
stutten zijn, om Nederland in de steeds
meer dreigende algemeene schaarschte en
verdrukking, boven water te houden.
Aan de niet-boeren echter voorts, aan
alle burgers, te zorgen dat ook in tui
nen, buitenplaatsen, lappen bouwgrond
en braak liggende velden zooveel moge
lijk voedsel voor mensch en dier wordt
gekweekt l
Het is nu de tijd om 't te beginnen.
Over een half of een heel jaar zal mis
schien het vaderland er den hemel voor
danken.
Aan de deskundigen, raad te geven
hoe op de beste wijze aldus tot voor
raden te komen, die ook bewaard kun
nen worden. '
En aan alle huishouders en huismoe
ders, op de kleintjes te letten, zuinig en
spaarzaam te zijn in het verbruik.
Ieder geve zich rekenschap van wat
hij doen kan, en niemand mag fiolen
laten zorgen.
Reeds zijn wenken gegeven omtrent
het verbouwen van voedingsgewassen
in stadstuinen. Meer beteekenis nog
heeft het, dat onbebouwde terreinen
buiten de stad voor groente, erwten en
boonenteelt worden dienstbaar gemaakt,
zoo noodig onder leiding der gemeente
besturen. Ook met de volkstuintjes trach
ten wij, in die richting te sturen. Van
overheidswege moeten de onbezorgden
op den ernst der zaak worden gewezen.
Alle aanmoediging, en advies voor on
deskundigen is vruchtbaar.
Vooral zij elk voor zich doordrongen
van dien nieuwsten vorm van lands
dienst ook voor Nederland: het zaai
en plant-, spaar- en bewaarpatriotisme.
***
Mogen wij aan deze aansporing tevens
een kort woord voegen tot de autori
teiten die zulks aangaat: nog altijd lekt
het voedsel in onrustbarende mate de
grenzen over!
Naar ons van verschillende en betrouw
bare kanten wordt bericht, blijft de grens
bevolking nog immer aanzienlijke hoe
veelheden levensmiddelen uitsmokkelen.
Ook van de nieuwe smokkelarijwet
is niet veel te verwachten, omdat met
de bestaande organisatie toch nog niet
spoedig en krachtdadig genoeg kan
worden opgetreden.
Er is een geheel andere en bijzondere
inrichting van den grensdienst noodig!
Wat er vroeger van de smokkelarij
moge zijn geweest, onder de thans aan
gebroken omstandigheden krijgt zij volko
men het karakter van een
anti-vaderlandsche en ons volk beroovende daad.
Daaromtrent nog een beroep te doen
op de grensbevolking zelve, is waarschijn
lijk toch boter aan de galg gesmeerd.
Maar aan de overheid de taak, de
lekken, waardoor zoo de waardevolle
levensmiddelen wegzijpelen, inderdaad
te dichten!
v. H.
28. II. '17.
HET NIEUWE EUROPA
Hoe zal het einde van dezen oorlog zijn ?
Er bestaat gelukkig eenige grond voor de
onderstelling, dat 1917 het einde van den
wereldstrijd zal brengen; beide partijen
organiseeren al hun hulpmiddelen, doode en
levende strijdkrachten, burgers en militairen
voor den grooten slag, die in den zomer
van dit jaar verwacht mag worden
als eindstrijd van dezen oorlog. Er zijn
velen, die de waarschijnlijkheid en
wenschelijkheid van een vrede zonder beslissing
hebben aangetoond; maar daartegenover
staat, dat men de voorbereidingen voor den
strijd in het nieuwe jaar moet opvatten als
een laatste krachtsinspanning, na welke beide
partijen uitgeput zullen zijn, maar die toch
dit ne gevolg zal hebben, dat de partij,
die het eerst uitgeput geraakt, door de andeie
in enkele dagen volkomen verslagen zal
kunnen worden. De algemeene voorbereiding
doet daarom de waarschijnlijkheid van een
duidelijke beslissing toenemen, doet de ver
wachting ontstaan, dat daarna van een over
winnaar en een verslagene gesproken zal
kunnen worden, in den geest zooals beide
partijen dit door hun staatslieden en hun
pers zoovele malen hebben laten uiteenzetten
in een bespreking, van het oorlogsdoel".
Daarom 'dient men zich rekenschap te
geven van de gevolgen van de overwinning
van Centralen of Entente, voor zoover deze
naar menschelijke berekening thans reeds
vast te stellen zijn. Men moet daarbij b.v.
aannemen, dat geen modern staatsman
annexatie wil alleen om der wille van
gebiedsuitbreiding; slechts is zij te veront
schuldigen om redenen van nationaliteit of
D
WANNEER DE CENTRALEN DEN OORLOG WINNEN:
I Dultschland. H Polen (bondgenoot van Duitschland). 111 Koerland en Lithauen
(Duitsche provincie). IV Oostenrijk-Hongarije. V Bulgarije (met Albanië)
VI Europeesch Turkije'. VII Serviëe n Montenegro. VIII Roemenië. IX België(met
gedeeltelijk de Maas als grens)
2)
EUROPA VOLGENS DE NATIONALITEITEN :
I De Duitsche groep. II De Polen. III De Czechen. IV De Slowaken. V De
Roethenen. VI De Hongaren. VII De Roemenen. VIII De Slovenen. IX De
Croaten. X De Serviërs. XI De Bulgaren. XII De Albaneezen. XIII De Turken.
XIV De Italianen. XV De Franschen
als zij een dringend strategisch of econo
misch belang dient. Annexatie van vreemd
gebied is immers in de geschiedenis steeds
een reden voor tweespalt en revanche" ge
bleken, evenals een nationaliteit eerst opleeft
als zij onderdrukt wordt; men derike aan
Elzas-Lotharingen, Polen, de Balkanstaten.
Er bestaan nu twee mogelijkheden: óf
de Centralen óf de Geallieerden winnen. De
gevolgen van dit eerste geval, voor zoover
zij Europa betreffen, zijn op het eerste
kaartje in beeld gebracht. Wat grenswijzi
gingen betreft, zou een dergelijke beslissing
van den strijd voor Europa van niet zoo
heel groote beteekenis zijn; wij weten uit
regeeringsuitingen, dat Belgiëwaaroorgen"
zou moeten geven, waaronder een slooping
der grensvestingen en een verlegging der
grens naar de Maas inbegrepen zouden
kunnen worden, evenals het verleenen van
handelsfaciliteiten voorden Duits c h en handel
via Antwerpen. In het Oosten bleef natuurlijk
Polen zooals het thans geschapen is en
werden Koerland en Lithauen een Duitsche
provincie; in het Zuiden zou zorg gedragen
worden voor de blijvende vergrooting van
Bulgarije met alle Bulgaarsch-sprekende
deelen van den Balkan en met Albanië, terwijl
Roemeniëen Serviëeveneens gebied aan den
Donau zouden moeten afstaan om een spoor
lijn van Boedapest naar Sofia aan te leggen;
Belgrado toch zou, naar alle waarschijnlijk
heid, wel aan Serviëblijven. Mocht Grieken
land nog in den oorlog gewikkJd worden,
dan zou Salpniki door de Bulgaren ingepalmd
worden.
Buiten Europa zou natuurlijk Duitschland
compensaties eisehen aan koloniën en
kolenstations, en een flinke oorlogsschatting zou
betaald moeten worden. In Europa zou aldus
een blijvend Centraal Blok" ontstaan, met
havens aan alle Europeesche zeeën, een
machtige combinatie, die zeer zeker een
overwicht zou hebben. Over de
wenschelijkheid van zoo'n overwicht verschilt men van
meening; de Entente acht het het meest
verderfelijke voor Europa en vecht juist om
de vorming van zoo'n Blok te voorkomen.
Haar doel is meer gebaseerd op de ver
deeling van Europa volgens de nationaliteiten.
Een dergelijke verdeeling, voor zoover
betreft de bij den vrede betrokken nationali
teiten, ziet men op het tweede kaartje aan
gebracht. Daaruit blijkt, dat er in Duitsch
land overheerschend Franschen wonen langs
de grens van Elzas en Lotharingen (maar
alleen in een grensstrookje) en Denen in
een strookje gebied in het Noorden; voorts
zijn groote stukken van Oost- en
WestPruisen, Posen en SileziëPoolsch. Daaren
tegen wonen er Duitschers in een deel van
Oostenrijk (en elders in Europa nog wel
verspreid, maar geenszins in een gebied
van beteekenis in overheerschend aantal).
De Russische Oostzee-provinciën zijn geens
zins Duitsch, zooals wel beweerd wordt;
de Duitschers vormen er de zeer kleine
minderheid.
De Donau-Monarchie bestaat uit de land
streken van Czechen, Slowaken, Polen, Roe
thenen, Roemenen, Hongaren, Slovenen,
Croaten, Serviërs en Italianen; deze ver
schillende nationaliteiten zijn scherp ge
scheiden door godsdienst, traditie, afkomst
e.d. en hebben blijk gegeven van een krachtig
nationaal leven, de zeer kleine groepen uit
gezonderd. Eveneens ziet men op dit kaartje
den waren loop van de scheiding tusschen
Albaneezen, Bulgaren en Serviërs (waarmee
de Montenegrijnen vrij wel n geheel vormen1.
Wanneer nu de Geallieerden op het aan
staande Vredescongres alles te zeggen hebben,
dan zullen zij, naar herhaaldelijk door hun
verantwoordelijke staatslieden betoogd en in
ruwe trekken in hun nota aan Wilson gegeven
is, de nationaliteiten zooveel mogelijk zelf
standig maken en daardoor tevens de
DonauMonarchie uiteen laten vallen. In het Westen
zal Frankrijk de beide in 1871 verloren
provincies en daarmee den weg naar den
Rijn terugnemen, iets, waartegen wel niemand
bezwaren zal opperen, ook al zijn deze
provincies (kunstmatig) overwegend Duitsch
geworden. Frankrijk vecht in zekeren zin voor
dit einddoel, en de verwezenlijking van dezen
wensch zou ook het eerste zijn, dat de Entente
op haar program zou stellen. Daarentegen zou
een verlegging der Belgische grens voor
niets goed zijn en dan ook niet plaats
hebben. Wanneer Denemarken wilde, zou
het waarschijnlijk de Duitsche, maar over
heerschend Deensche, grensstrook tot aan
Flensburg kunnen krijgen.
In het Oosten ziet men voorts op kaart 3 in
de eerste plaats een onder Russisch toezicht
staand Polen, waarbij een stuk van de
Duitsche en Oostenrijksche grensprovinciën
behoort en dat naar het Oosten doorloopt
tot de lijn Soewalki?Przemysl. Deze Staat
Polen zou 18V4 millioen inwoners tellen; een
economisch verbond met Rusland zou hem
een uitweg naar Riga verschaffen, aangezien
de Weichsel-monding zuiver Duitsch gebied
is en bij een zelfstandig Polen niet zou
passen.
Eveneens onder Russisch toezicht zou de
Roetheensche Staat komen, die stukken van
de Boekowina en Galiciëomvat en 4 mill.
inwoners zou tellen. Daarentegen zouden
de 6V2 millioen Czechen meer aangewezen
zijn op een economisch verbond met Duitsch
land, daar hun verbinding met de zee en
met een aangrenzend nijverheidsgebied in
het N orden gezocht dient te worden.
Een afzonderlijk Hongarije van 12 millioen
zielen zou vermoedelijk vergroot worden
met het gebied der Slowaken, welk
bergvolkje niet ontwikkeld genoeg is om een
zelfstandigen staat te vormen; het heeft
bovendien nooit veel van zich laten hooren,
het nationaliteitsgevoel is er blijkbaar niet
ontwikkeld. Polen en Hongarije zouden de
twee machtigste landen vormen als tegen
hangers van Duitschland, dat naar alle waar
schijnlijkheid met het Duitsche stuk van
Oostenrijk een nauw verbond zou sluiten.
Roemeniëen Serviëzouden hun tot heden
onbevrijde" landgenooten in Zevenburgen
en Croatie natuurlijk bevrijden"; de grens
tusschen Croaten en Serviërs loopt langs de
Oena-rivier en langs de Dalmatische grens,
en, aan deze begrenzing vasthoudend, zou
een zelfstandig Croatie gevormd kunnen
worden (Roomsch Katholiek In tegenstelling
met het Grieksch Orthodoxe Servië), dat
de Sloveensche en Croatische bewoners van
het huidige Oostenrijk-Hongarije zou be
vatten : de l Ji millioen Slovenen zijn te
weinig in aantal en ook overigens niet ge
schikt om een afzonderlijken staat te vormen,
en behooren ook geheel bij de (3 millioen)
Croaten. Italiëzou de Kaliaansch-sprekende
gebieden met Triënt, Triest, Görz en de kust
van Istriëkrijgen; Pola en Ragusa zouden
de havens van Croatie worden, dat als
kustland en handelsgebied alleen tot ontwikke
ling zou kunnen komen door een handels
verbond met Hongarije en waarschijnlijk
ook met Duitschland, meer bepaald met
de Duitsche provincie Oos'enrijk". Daar
Serviëongetwijfeld Albaniëzou annexeeren
om de havens, zou Italiëgeen vrees behoeven
te koesteren voor een Croatische, min of
meer Duitsche, hegemonie op de Adriatische
Zee. Bulgarije zou, wanneer de geallieerden
eerlijk waren, geen land moeten verliezen,
maar zou op andere wijze (financieel en op
handelsgebied) aan Serviëcompensatie
kunnen aanbieden. Turkije zou uit Europa
verdwijnen; een Russische bezetting van
Bosporus en Dardanellen lijkt op het moment
de meest waarschijnlijke oplossing.
Ook in dit geval zou natuurlijk de noodige
grensverlegging in de diverse koloniale
rijken en een oorlogsschatting van vele
milliarden op het programma staan.
Men vergelijke nu het eerste en derde
kaartje maar eens; ieder zal wel een per
soonlijke meening hebben over de
wenschelijkheid van een van beide, beide hebben
ook voordeelen en nadeelen (een groot
Duitsch overwicht bij-v, zal evenzeer be
zwaren meebrengen als een verzameling
van kleine naijverige staatjes). Evenwel, op
het «ogenblik staan de kansen, dat een van
deze beide toekomst-overdenkingen werke
lijkheid wordt, nog vrijwel gelijk, en men
moet dan ook met beide mogelijkheden
rekening houden. Laat ons hopen, dat 1917
de beslissing over de keuze tusschen deze
mogelijkheden zal brengen.
H. J. VAN BALEN
NA DEN OORLOG
In de redevoering, gisteren door Von
Bethmann Hollweg in den Rijksdag gehouden,
heeft hij veel gezegd, dat een storm van
verontwaardiging zou hebben doen opgaan,
indien het ware uitgesproken in het Engelsche
Lagerhuis of de Fransche Kamer van Afge
vaardigden. Maar er was n passage in
zijne rede, die ook uit den mond van Briand
of Lloyd George had kunnen vloeien.
Ik bedoel wat hij zeide naar aanleiding
van het geroep om Neue Orientierung",
dat door velen in Duitschland thans wordt
aangeheven.
Er ontstaat zoo gemakkelijk een onjuiste
voorstelling," dus sprak hij, alsof het in
onze macht staat, te bepalen of wij ons op
nieuw willen oriënteeren of niet. Neen, de
nieuwe tijd, met het hernieuwde volk, is
reeds daar. De geweldige oorlog heeft hen
in het leven geroepen: een -geslacht, dat
door reusachtige gebeurtenissen tot In de
diepste vezels van zijn gevoel getroffen is;
een volk, waarvan het aangrijpende woord
van den veldgrijzen dichter kon zeggen, dat
zijn armste zoon ook zijn trouwste zoon
was; een natie, die het lederen dag dui
zendmaal ervoer, dat slechts vereende kracht
het gevaar van buitenaf zou afwenden. Dat
zijn levende krachten, die zich in geen partij
program van rechts of links laten dwingen
of zich uit haar richting laten drijven,"
Voor den Rijkskanselier was deze voor
alle oorlogvoerende volken geldende waar
heid tevens het schild, waarmede hij den
aandrang afweerde van hen, die aan het
volk meer politieke rechten willen geven
als belooning voor wat het in dezen oorlog
heeft gedaan en geleden. Hij zei, dat zulk
een opvatting: meer aandeel aan het bestuur
als belooning voor betoonde vaderlands
liefde, hem altijd onwaardig had toegesche
nen. Niet dat moest het motief zijn, maar
de wensch om de juiste politieke uitdruk
king te vinden voor wat het volk in wer
kelijkheid is.
De naam van Bismarck werd door von
Bethmann Hollweg niet genoemd; maar bij
velen zijner hoorders zullen zijne woorden
de herinnering aan den ijzeren Kanselier
hebben gewekt. Ook die vond het onwaardig
om staatkundige rechten te eischen als be
looning voor daden van vaderlandsliefde.
Reeds bij zijn eerste optreden in de politiek,
in den Vereenigden Landdag van 1847, toen
door de liberalen een constitutie werd ge
vraagd ook om deze reden, dat het Prui
sische volk die verdiend had door wat het
in den vrijheidsoorlog van 1813 had
gepraesteerd, uitte hij zijne ergenis over deze
kruideniersopvatting: niet met eenige
poli3)
WANNEER DE ENTENTE DEN OORLOG WINT:
I Frankrijk met Elzas Lotharingen. II Het Duitsche Rijk (met Oostenrijksche
provinciën). III Denemarken (met grensuitbreiding). IV Polen (onder Russisch
toezicht). V Een Czechische Staat (onder Duitsch toezicht). VI Een Roetheensche
Staat (onder Russisch toezicht). VII Hongarije. VIII Roemenië. IX Croati
(onder Duitsch toezicht). X Servië(met Montenegro en Albanië). XI Bulgarije.
XII Europeesch Turkije (onder Russisch toezicht). XIII Valona en omgeving
(onder Italiaansch bestuur). XIV Itali