Historisch Archief 1877-1940
3 Maart '17. No. 2071
DE AMSTERDAMMER, WEEkBLAD VOOR NEDERLAND
Teekeningtvoor de Amsterdammer" van /janna Lamberts
IIIIIIIIIHIIIlllllHHIIHIIIIII
Illlllllllllllllllllltlllll
MODE-KRONIEK. Haardracht bij het f eesttoilet
imiliHllllllllllimillllllllllllimillllimiMIIMIIIMIIIIIIHIIIIIIIimimilllimilim
Wat de week bracht
't Was in de Nieuwe Huishoudschool in
de Gabriël Metzustraat te Amsterdam.
We zaten er als van ouds op de school
banken. Er had een kookdemonstratie plaats
voor allen, die deze wilde bijwonen, in de
eerste plaats echter voor de vrouwen uit
de arbeidende klasse.
't Zou geen maal van luxe worden. Wie
denkt daar nog aan in deze dagen van
aardappelen-en kolennood! Neen: Goedkoop
en voedzaam voedsel was 't motto, bespa
ring en bezuiniging stonden bovenaan op
't kookprogram.
't Kleine leerzaaltje was flink gevuld. Een
twintig, wellicht dertig vrouwen uit de
volksklasse waren aanwezig. Enkele kleine
kleuters, die niet konden worden
thuisgelaten, deden er rustig hun middagslaapje of
werden onthaald op biscuits, die gretig in
't kleine mondje verdwenen.
Op de achterste bank zaten dames, die,
al even belangstellend in zich wilden opne
mend en raad, die daar .aan het hoofdeinde
van de zaal zou worden gegeven.
't Zag er daar recht aantrekkelijk uit.
Een groote aanrecht met twee gascomforen
en potlepels, al de ingrediënten waarvan
het maal zou worden bereid, en de aarde
werk- en eetgebruikstukken, die voor het
proeven van het leergierige publiek (een
onmisbare factor voor het welslagen van
elke kookdemonstratie) in werking zouden
. treden. Dat alles stond klaar, als bewijs
wat zou staan te gebeuren.
Mevr. v. d. Ploeg-Degeller, Directrice
der Nieuwe Huishoudschool leidde de de
monstratie. Een viertal meisjes, leerlingen
van de kookschool, met de flatteuse mutsjes
en helder witte schorten reikten de helpende
hand.
En zco zaten we allen stil en luisterden
eerst naar de inleiding: over overleg bij het
kiezen van het voedsel, over de werking
van hooikist en kranten, over spaarzaam
koken, over de praktijk en nog veel meer.
Alles werd duidelijk verklaard en, blijkbaar
door bevestigend hoofdknikken, goed be
grepen.
Daarna kwam er actie aan de tafel. Pannen
werded geopend, rijst en havermout werden
opgezet, en onder het praten bewerkten de
meisjes den voorbereidenden kooktijd van
de spijzen, die straks in hooi, houtwol en
papier gewikkeld, zouden gaar worden en
wij dan zouden proeven.
Onder gespannen aandacht zakte de
havermoutpan in de hooikist en werd de rrjstpan
als een kostbaar St. Niklaaspak achtereen
volgens gewikkeld in acht uitgeslagen Tele
graaf en met een paar, dekkend, er over heen.
Ziezpo beider bereiding was gereed. Op
de klok gekeken, en wachten tot de tijd
van gaar worden zou zijn verstreken.
Heeremijntijd, wat leuk," klinkt het in
mijn buurt.
Maar zoo'n hooikist is niet altijd gemak
kelijk te bekomen! Daarvoor is raad geschaft.
En nu komt het glanspunt van de demon
stratie. Achtereenvolgens wordt vertoond,
hoe hetzelfde effect kan worden verkregen
met een lekken email emmer, een oude mand,
een boterton, een linnen zak zelfs, gevuld mét
houtwol, hooi of kranten,, mits de pan er
IIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIII
Sneeuwklokje
We hebben in lang zoo'n kniezerige
dooiperiode niet gehad. De vorst was een en
al glans en glorie, daar mankeerde niefs aan.
Daar had nu een dooi bij behoord van acht
of tten graden Celsius met vollen zang van
lijsters en leeuweriken, met plotseling
losschudden van de hazelaarkatjes en met volle
werkzaamheid van de geurige aarde. Nu
dooit het al drie weken en, och ja, hier en
daar heeft een vogel gezongen en, er hangt
een enkel hazelaarkatje los, ook hebben we
het zwammetje, dat de lentegeur geeft, al
bespeurd, maar de Februari-zomerdagen zijn
achterwege gebleven. We houden ze te goed
voor Maart.
De sneeuwklokjes, die met Nieuwejaar de
eerste witte puntjes boven den grond uit
staken, kwamen tot stilstand zoodra het
ging vriezen. In de laatste weken zijn ze
maar aarzelend opgeschoten; ze staan nog
met hun voeten in de kou. 't Is of de weer
barstige winter ze nog in zijn kille handen
houdt; ge herinnert u misschien het aardige
sprookje van de bloempjes wit van sneeuw
en ijs en de blaadjes groengekleurd door de
Lente. En hoe, doordat de winter de plantjes
te lang vasthield, er witte puntjes aan de
groene blaadjes kwamen, waarom de Lente
uit weer wraak groene vlekjes en streepjes
schilderde op de witte bloempjes die den
winter ten deel waren gevallen. Ge kunt
nog heden die witte puntjes en groene
vlekjes aan alle sneeuwklokjes vinden. Niet
aan alle. De Lente schijnt haar dartel spel nog
voort te zetten, tenminste ge kunt in tuinen
sneeuwklokjes vinden, waarvan de binnenste
bloemblaadjes niet alleen aan de binnenzijde,
maar ook aan den buitenkant groen gestreept
nauw-sluitend inpast, en goed afgedekt
wordt door een van dit materiaal gemaakt
kussentje.
.We kunnen er de waschketel wel voor
nemen" beweert men.
Ja zeker" klinkt het vriendelijk antwoord
van mevr. v. d. Ploeg, dat kan ook, maar
hij is wel wat groot. Toch is er reeds over
gedacht om de keuken-aanrechtbank als
groote hooikist in te richten voor verschei
den pannen. De oppervlakte dient dan als
deksel; terwijl het eten gaar wordt, is de
aanrecht gesloten, en kan er op gewerkt
worden."
Een variant dus op onze oude steenen
kookfornuizen. Wie weet wat 't vernuft in
culinaire zaken nog uitdenkt!
Thans begint 't maal. Stamppot uit de
boterton, groene erwten en koolraap uit den
lekken emmer, rijst uit de hooikist met ge
bakken uien en kaassaus uit de teenen mand,
melkchocolade uit de kookzak, (van wege
maagbederving bleef het proeven van dit
kokend dampende vocht achterwege), haver
mout uit de kranten. Enkele dezer gerechten
waren reed» in de ochtenduren bereid van
wege den lang-verelschten kooktijd. 't Leek
toovertn.
Alles was voor zeer weinig kosten voed
zaam bereid, alles was flink gaar en warm,
alles was uitstekend voedsel.
En het scheen ons vrouwen op de
achsterste bank, of wij met al die hapjes,
copieus gedineerd hadden.
Mevrouw is een senie" zeide een der
vrouwen, opgetogen over al wat zij zag.
Of het woord genie" hier op zijn plaats
was, durf ik niet beweren. Doch het is
zeker, dat deze openbare lessen die op de
Nieuwe Huishoudschool thans Dinsdags en
Donderdags geregeld worden gegeven,
vruchten zullen afwerpen in dezen, voor vele
huisvrouwen zoo moeilijker tijd. En dat zij
dit doen, is in de eerste plaats te danken
aan het Onvermoeid streven van enkele vrou
wen, om op het gebied, van bezuinigen en
besparen voor te lichten, te steunen en te
helpen.
Daarvoor den dank van alten, die evenals
wij den arbeid "en de moeite aan dit sociale
werk besteed, waardeeren.
ELIS. M. ROGQE
llllllfllllllllllllllllllllllll
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1I1IIII
Herinneringen uit Rusland
SNOEKEN STEKEN IN ZOMERNACHT
Middernacht....
Bij de achtertrap van het kasteel staat de
brettdroschke of tarantass 1) gereed. Het licht
dat uit de verschillende boogvensters naar
buiten straalt, glanst over den rug van het
paard en de lange manen, het kromhout
met het glinsterend klokje.
Twee mijner neven hebben mij verzocht
deel te nemen aan dezen nachtelijken tocht.
Zij zullen snoeken steken, maar ik behoef niet
toe te zien. De koetsier, schrijlings gezeten
op de dwarsplank, klemt in elk zijner handen
de dubbele teugels, strak gespannen. Achter
hem heeft een der jongelieden plaats ge
nomen op dezelfde wijze. Dan kom ik, dwars
zittend, de beenen gestoken in een wollen
zak, de voeten gesteund op de zwiepende
benedenplank. Naast mij de tweede neef.
Beide jongelieden hebben mijn armen stevig
gegrepen, want reeds bij het aantrekken van
den viervoeter, begint men zich onzeker te
gevoelen en als men gauw rijdt, is het een
kunst te blijven zitten. Dit primitief doch
practisch voertuig heeft geen plaats voor
lantaarns en wij vliegen dus pijlsnel voort
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiirliiiiiiiiiiiiiiiii
zijn. Soms zelfs worden die binnenste
blaadjes heelemaal groen en een heel enkele
maal vindt ge ook groen op de buitenste
blaadjes. Een enkelen keer, maar dat heb ik
nooit gezien, is al het groen vervangen door
geel, zelfs het groene knobbeltje buiten de
bloem, het vruchtbeginsel, vertoont die kleur
en dan is ons sneeuwklokje-haast niet meer
te herkennen. Al deze afwijkingen worden
in het wild zoo goed als nooit waargeno
men; alleen op voordeelige standplaatsen
in vruchtbare tuinen komt het plantje tot
dergelijke buitensporigheden.
In het wild heeft het nog altijd de handen
vol om zich een plaatsje te verzekeren te
midden van de oorspronkelijke bewoners
dezer streken, want, onder ons gezegd, dat
sneeuwklokje is een vreemde indringer.
in volkomen duisternis. Door het sombere
woud, zwaar van nachtmysterie, rijden wij
en de koetsier vindt er zijn weg door naar
den hemel te zien, welke zich welft boven
de hooge boomen. Na een uur zijn wij aan
de plaats onzer bestemming en plotseling
zien wij aan onze voeten, het meer van
Jerven 2) dat voor het grootste deel behoort
aan het majeraat. Stil en vredig strekt het
zich uit tusschem oevers omzoomd door
donkere bosschen en wazigen gezichtseinder.
Van uit de duisternis komen een paar
gedaanten naar ons toe en kussen ons de
handen.'t Zijn de boschwachter en zijn knecht.
Alles gereed?"
Alles gereed," heer.
De koetsier rijdt weg; over eenige uren
zal hij ons weer komen halen. Aan den
oever ligt de boot waartegen streelend de
golfjes klotsen.
Verder verbreekt geen enkel /geluid de
nacht stilte rondorr^.
Nu stappen wij in het ranke vaartuig.
Aan den voorsteven zweeft op hoogen,
ijzeren stang, een soort van-net van
plaatijzer. Daarin gloeien eenige houtskolen en
denneappels.
Nu wij afstooten, rakelt de knecht de
gloeiende massa op en voegt er tal van
dennetakken aan toe, zoodat een schier
verzengende en helopflikkerende vuurgloed
ons bestraalt. Achter den rechtop staanden
boschknecht staat de boschwachter en begint
heel zacht en voorzichtig te pagaaien zoo
als de gondeliers in Venetië. De twee jon
gelieden maken het. vischtuig gereed en ik
lig gemakkelijk uitgestrekt op zachte kussens
achter in de boot.
Spreken of een haastige beweging moeten
wij vermijden. Hoogop vlamt nu het vuur
en soms valt een vonkje sissend naar om
laag, als verstoord over zijn kort bestaan.
Vluchtig zie ik naar de toebereidselen,
gemaakt voor het visschen. Lange lijnen
worden gehouden in de hand. Onderaan
speelt een zilvervischje. Tusschen het einde
van de lijn en de wateroppervlakte wordt
een harpoen bevestigd, schuin naar boven
gericht. De snoeken zwemmen op het licht
toe naar de oppervlakte, zien ver beneden
zich het blinkend vischje, schieten er op af
en spietsen zich zoodoende zelf aan den
harpoen. Aan den visscher is het, op dus
danige wijze met de lijn te spelen, dat het
dier in het onderlijf wordt getroffen.
Tooverachtig is de verlichting van den
bodem van het meer, teweeggebracht door
den feilen gloed van het vuur l ik zie de
meest uiteenloopende vischsoorten, kreeften
en andere waterbewoners spelen of rusten
tusschen hooge of kleine waterplanten.
Kleurige steenen liggen hier en daar, en
oneffen is de grond. Het is alsof alles zich
bevindt aan het oppervlak, doch het meer
is zeer diep.
Een wereld, opaal getint met zilverdraden
hier en daar, zie ik rondom mij; tusschen
de hooge waterplanten, schieten groote
snoeken statig naar omlaag. Zij gelijken
zeemonsters met vurige, uitpuilende oogen.
Mij overgevend aan mijn droomen,
word ik als opgeheven uit het gewone be
staan op aarde, gewiegd in half slaap door
het kabbelen der golfjes en het geknetter
van het vuur. f
Van tijd tot tijd duidt een lichte schom
meling van het vaartuig aan, dat men over
hellend naar de eene zijde, een zilveren vangst
naar binnen trekt. Dan weer rust. Soms
ook komen vanuit het sombere woud, de
nachtgeluiden, van vogels en andere dieren
gedragen over het meer. En dat meer vleit,
streelt, lokt de menschen dwingend te
geZijn eigenlijk vaderland zijn de Oost-Alpen,
de Karpathen en de Balkan. Daar en in het
bergland van klein Aziëen den Kaukasus
komen nog eenige verwante soorten voor
waarvan er in den laatsten tijd ook wel
t eenige in onze tuinen zijn gebracht o. a. de
l vroeg-bloeiende soort Galanthus Elwesii,
met bladeren tot bijna 2 c.M. breed. De
sneeuwklokjes van den Balkan vormen een
groep al even verward en onzeker als alle
andere Balkan-toestanden en er is er n
bij, genoemd naar de oude koningin van
Griekenland (Galanthus reginae Olgae), die
heel buitenissig in den herfst bloeit. Ook
van ons gewone sneeuwklokje bestaan
variëteiten en die heeten dan heel gepast,
praecox, de voorbarige en Octobrensis.
Ook wat geur betreft, vertoont het
sneeuwSneeuwklokjes
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIItlllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIllllllllllllllllflIllllllllllIfl
raken in een
droomtoe
stand, aan
grijpend,
machtig.
Eenige
fluisterwoorden
worden tus
schen de
manoen ge
wisseld. Dan
verdubbelt
de man bij
het vuur zijn
houtstapel
en de ander
pagaait
ongeloofelijk
snel maar
zacht, en de
lijnen wor
den inge
trokken. ..
De rietbosschen!
Als door onzichtbare handen voortgestuwd,
schuiven wij er tusschen door.
De boot gaat zachtkens voort, de slanke
stengels beroerend.
Benige hunner buigen zwiepend naar
omlaag, om zich daarna weder op te heffen.
Er zijn lissen, die geknakt, zich niet meer
ophtffen. Andere rietlinten schijnen te flui
steren, te weenen, te zuchten en weer
anderen zingen een lied vol bekorend ver
langen. .. Maar door en over alles klinkt een
enkele duizelende melodie, zacht aanzwellend,
wegstervend over het watervlak...
L'homme n'est qu'un roseau, leplusfaible
de la nature." Maar mijn geest schijnt te
weerleggen Mais c'est un roseau pensant."
Zóó dwalen wij, stootend hier, ons af du wend
daar, door het rietbosch, tot wij ons weer
bevinden op een ander deel van het meer,
waar wederom wordt gevischt.
Er liggen veel glibberige, zilveren vormen
op den bodem van de boot... Wij naderen
den oever en het vuur wordt gedoofd. Met
moeite onderscheiden wij het donker voertuig
in de duisternis rondom, want onze oogen
zijn nog half verblind van vuur en zilverlicht.
Nog steeds in mijn mooie, stille droomen
verzonken, gaan de stemmen aan mij voorbij
en hotsend, zooals wij gingen, komt weer
Hoe zal ik mij kappen?
de tarantass te staan bij de achterdeur van
het kasteel. Nog branden de lichten en een
kleine maaltijd staat gereed. Buiten is het
lichter geworden als men zich te bed begeeft.
En rondom mij in de stille kamer zingt
het riet de zachte woorden L'homme n'est
qu'un roseau, Ie plus faible de la nature."
Jo DE Vos
1) Tarantass of brettdroschke is een plank
op vier wielen met zwiepende benedenplank
tot steun der voeten. Voertuig zonder veeren.
2) Jerven beteekent Meer.in de Esthische taal.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMiniltMIIIIIIIIMIMIHIimilllllllllllllllt
Ons Kookboek
ZANDTAART
Men neemt 1/4 kilogr. bloem, 3,'10kilogr.
boter, die men vooraf op den wasem van den
ketel smelt, 1/4 kilogr. basterd suiker en het
geklopte geel van 5 eieren. Roer dit dooreen
met de geraspte schil van een citroen en
doe er dan het stijf geklopte eiwit door. De
taarteschotel wordt met boter en beschuit
besmeerd en het deeg er in gedaan. Het
moet langzaam bakken anders wordt het
niet gaar. , E. D. M.
iiiiiiiiiiiiiiiitHHiiim
Q
cïvoninaopen'
dl
'Heelt Se- ezt te veticM&n Sa 't
Se
(Boltec-tie 0$ fouoea, o/vofi&ett ett cta
voor- Se-H /óewe-T' qe'teeS i$ t n
0
£)ïLaa'nSacj> 5 Laa^t in>
Se
en op Se- 4 vetfioopefacj/^ z,al
cpeëxposee^S.
n
u
i
klokje een groote mate van onvastheid. Door
de boeken wordt het in dit opzicht maar
karig bedeeld, maar in de werkelijkheid valt
het nog al mee en bij gunstig weer heb ik
wel evenals mijn bijtjes een
sneeuwklokjesveld op den geur af gevonden. Dat is
dan meestal tegen tien uur in den morgen
als de door de zon bestraalde aarde warmte
gaat afgeven naar omhoog. De hangende
sneeuwwitte klokjes, die tot nu toe gesloten
bleven, gaan zich nu snel openen alsof ze
de warmte willen opvangen en weldra gonst
het er onder van de begeeripe bijen.
Op dergelijke uren heerscht er in het
plai tenrijk een ongewone beweging. Onze
foto geeft zoo'n oogenblik weer. De bui
tenste bloemblaadjes spreidden zich uit met
bijna zichtbare snelheid.
Het groepje stond tusschen een plant van
wilde kervel (links) en geiteblad (rechts) en
dit laatste <'t heet ook zevenblad) kwam in
een uur een centimeter verder Bij den dag
strekten zich ook de bloeistelen van ae
sneeuwklokjesbloemen, die vrucht hadden
gezet. Ze gaan dan overbüigen en rekken
zich totdat eindelijk de rijpende vrucht wel
twee decimeter ver op den grond komt te
liggen. Ondertusschen strekken zich ook de
bladeren zelf, aldoor nog met die ver
kleumde witte puntjes aan hun top. Ze
moeten de hoogte in, anders krijgen ze geen
licht en lucht genoeg en zoo wordt omtrent
Paschen het mooie sneeuwklokjesgroepje
een wilde pruik, die eindelijk verwelkt en
vergeelt. De rijpe geelgroene vrucht springt
open en er rollen langwerpig; ronde zaden
uit, die een klein vettig buitje hebben, dat
door de meezen wordt geapprecieerd. Deze
vlijtige werkers gaan nu die zaden versjouwen
en zoo komen die dan nog weer een stukje
verder dan de twintig centimeter, waar de
plant zelf voor gezorgd had.
Er wordt wel eens beweerd, dat in ons
land het sneeuwklokje geen rijpe zaden zou
maken, maar dat valt nog al mee. Ik heb
van een kweeker eens een partijtje echte
ouderwetsche sneeuwklokjes gekregen, die
heel prachtig doen.
Intusschen ook zonder zaden
vermenigIHIIIIMHIIIIIIIIIIMIlllllllllllllllllllMllllllllllllllimil
vuldigt zich het sneeuwklokje gemakkelijk
en snel, door zijknoppen in den bol, die zelf
weer nieuwe bollen worden. Zoo ontstaan
de dicht opeengedrongen sneeuwklokjes
klompen in boerentuintjes, waar de plant
aan haar lot wordt overgelaten en waar de
bolletjes zoo dicht opeen staan, dat ze niet
meer bolvormig maar veelhoekig worden.
In de bergen kunnen de bolletjes weer aller
hande avonturen beleven met waterstroomen
en aardstortingen. Meestal gedijt die tegen
spoed ten goede en breidt de plant daardoor
zijn gebied uit. De bolletjes toch hebben
een wonderlijke aardigheid om zich in den
loop van n of twee jaren, al naar het
noodig is, omlaag of omhoog te werken tot
ze weer op de meest gewenschte diepte
komen te liggen, dat is bij ons 12 a 15 cM.
onder de oppervlakte van den bodem.
De sneeuwklokjes in de Bovenrijnsche
laagvlakte schijnen op deze manier uit de
Alpen afgedaald te zijn. De Rijn is echter
niet bij machte om ze heelemaal naar ons
land te brengen. Algemeen wordt aange
nomen dat de ondernemende Romeinen, die
fanatieke tuiniers, ons met veel andere goede
dingen ook de sneeuwklokjes hebben be
zorgd. Dat is al zoo lang geleden en het
plantje is zoo algemeen geworden dat het
voor de spraakmakende gemeente een dank
baarder voorwerp kon zijn dan negen tienden
van de ecbt-inlandsche planten. De volks
namen doelen meestal op het uiterlijk
van de bloem en op den bloeitijd: sneeuw
klokje, sneeuwvlokje, nakende mannetjes,
nakende meisjes, sneeuwdroppel (snowdrop
schneetropfen), lichtmisbloem
(candlemasbells), vastenavond rotjes, winterzotttnnekes,
zomerzotjes, lidertjes.
Als ge nu de datums voor lichtmis en
vastenavond opzoekt en daar ter wille van
de Qregoriaansche tijdrekening nog een
veertien dagen bij telt, zult ge zien, dat we
dit jaar met onzen sneeuwklokjesbloei een
heel eind ten achter zijn.
JAC. P. THIJSSE