Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
3 Maart '17. No. 2071
. .
.Nederlandsen zfln naaste Baren'
Jtëktnlng Mor nde Amsterdammer''
van
In de klem
iiiiiiniiiiiniiiinniiiiHiiiiiiiiiiiiii niiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiimn>mn
? * "
DE NIEUWE LEIDER VAN HET
RESIDENTIE-ORKEST
Spoediger, dan men had durven ver
wachten, is, nadat Vlotta heeft gemeend
zijne functie als dirigent in andere handen
te moeten overdragen, het besluit gevallen,
waarbij dr. Peter van Anrooij, tot zijn op
volger Is benoemd.
Wij hopen en meenen tevens op eenigen
grond te mogen voorspellen, dat men eene
uitstekende keuze heeft gedaan.
Wij hebben in de dagbladpers eenige
bezorgdheid kunnen ontwaren, omtrent de
wflze, waarop de benoeming vermoedelijk
zou geschieden. Die bezorgdheid was niet
misplaatst, waar in ons vaderland het ge
heele openbare muziekleven nog in zeer
geringe mate een voorwerp is van den,
aanhoudenden zorg der regeering" en vrij
wel de geheele regeling en inrichting van
onderwijs en concerten aan private corpo
raties is overgelaten. Corporaties, wier be
stuursleden, zelve meestal onvoldoende
muzikaal en algemeen aesthetisch ontwik
keld, zich krachtens de zuivere natuurwet
daardoor hebben te richten naar de
domineerende persoonlijkheid van den kunstenaar,
dte bet artistiek en geestelijk hoofd is van
die corporatie. Door het gebrek aan tegen
wicht bij een ten deele onoordeelkundig
bestuur kan zulk een geestelijk leider een
te despotische macht verkrijgen, wat een
groot gevaar mede kan brengen, wanneer
het belang der corporatie en het persoonlijk
belang van den leider in botsing komen.
Wanneer de kunstenaar van het feit door
drongen is, dat het belang der instelling
met zijn persoonlijk belang in hoofdzaak
samenvalt, waar het betreft het bewandelen
van eenzelfden, dikwijls stellen weg, die
voert tot het devies: de kunst moet ge
diend zuiver en alleen ter wille van de
Met den Handschoen, door JEANNE
REIJNEKE VAN STUWE. L. J. Veen.
Amsterdam.
Een Marlage de Raison, door JEANNE
REIJNEKE YAN, STUWE. L. J. Veen,
Amsterdam.
Caline, Roman uit het Parijsche Leven,
2 dln, door JEANNE REIJNEKE VAN
STUWE. L. J. veen, Amsterdam.
Als ik n enkel adjectief zou moeten
kiezen om Jeanne Reijneke van Stuwe als
schrijfster te karakteriseeren zou ik nemen
handig", en voor haar werk zou ik ge
bruiken onderhoudend".
Wat 'n verbazend knappe auteur is zij
toch, wat is dat allemaal verbazend handig
in elkaar gezet l Djt heb ik telkens in mijzelf
uitgeroepen, toen ik bovenstaande twee
bundels kleine schetsen en novellen, en den
langen, tweedeeligen roman las.
Ik heb eens, in een zeer aristocratisch
gezelschap, toen aan een bleu jongmensch,
die daarin verzeild was geraakt, gevraagd
werd, wie en wat zijn vader was, en hij
antwoordde kruidenier", de gastvrouw
tactvol en vergoelijkend hooren zeggen:
och, die moeten er óók zijn, nietwaar" ?
Hetzelfde zou ik van de Reijneke van
Stuwesche romans willen zeggea. Die
moeten er óók zijn." Voor menschen namelijk,
en hier behoort het grootste deel van 't
lezend publiek toe, die in lectuur ontspanning,
verstrooiing, amusement zoeken.
Leesportefeuilles en leesbibliotheken bestaan van
zulke lectuur. Deze romans zijn, wat de
menschen noemen gezellig'', interessant"
en onderhoudend". Ze zijn onbeduidend,
voor een literair vakman" (het woord is
van de Vereenlging voor Ned. Letterkundigen),
al te doorzichtig, en ze dragen al de sporen
van fabriekswerk, maar en hier is het geheim
van dit fabricaat vervelend zijn ze nooit.
Ze zijn berekend op den average" lezer, en
vooral de average" lezeres, op een publiek
van zoogenaamde beschaafde, fatsoenlijke,
ontwikkelde menschen uit allerlei standen,
en gaan daarom noch te hoog, noch te laag,
zoodat iedereen ze zonder al te veel moeite
kan verteren. Ze zijn niet slecht geschreven,
en loch ook niet goed, al hebben ze hier
en daar de allure van hooge literatuur, en
hun hoogtepunt Is een zeker pathos, dat
valsch is, maar dat, evenals tooneel-pathos,
den niet fijn onderscheidenden lezer zooals
dat heet een traan ontlokt. Dat ze, ondanks
kunst en niet soli magistri ad majorem
glorlam", * daar zijn wij geenszins bezorgd
voor den bloei der instelling.
Aan 'de hand der ervaringen, die de or
kesten te Groningen en Arnhem onder de
leiding van van Anrooij hebben opgedaan,
welke het muziekleven ter plaatse op een
beduidend hooger peil hebben gebracht,
kunnen wij niet anders dan de benoeming
in den Haag van harte toejuichen. Zulks
daarom, omdat we in van Anrooij aanwezig
gevoelen de eigenschappen, die noodig zijn
voor het vervullen van eene zoo gewichtige
taak.
Hfj is een geboren dirigent, maar tevens
te zeer een eerlijk en oprecht ongekunsteld
gevoelend en denkend kunstenaar om ooit
te zullen ontaarden in het begrip
Pultvirtuos". zelfs daar, waar een min of meer
gekunstelde levensopvatting zijner omgeving
daartoe zou uitlokken. Bij dezen man, die
eea gezworen vijand is van translgeeren"
op artistiek gebied, gaat het in de voor
naamste plaats, om de innerlijke schoonheid'
van het kunstwerk te openbaren. Zijn onge
kunsteld, natuurlijk aanvoelen der innerlQke
reinheid en frisschen geest eener sinfonie
vaa Mozart of Hay dn wordt door geen onzer
dirigenten overtroffen, hoogstens evenaard,
ook al is het uiterlijk gebaar hier wel eens
wat breed van beweging. Wie hem te
Arnhem wel eens het Meistersinger voor
spel heeft hooren vertolken met 6 a 8
eerste violen en getuige is geweest, hoe hij
met de zwakke groepen in dit orkest nog
de grootste dynamische schakeeringen weet
te ?bereiken, kan wel niet anders dan het
Residentie-orkest met den nieuwen functio
naris van harte geluk wenschen. Voor
dr. van Anrooij moet het intusschen eene
groote voldoening zijn den staf te kunnen
zwaaien over een ensemble, dat hem wegens
numerieke onmacht geene beperking in de
samenstelling der programma's behoeft op
te leggen. Met zijne gelijken zal hij zich
nu met gelijke wapenen kunnen meten.
Want al waren in zijne laatste werkkring
Berlioz, Brahms en zelfs Manier namen, die
de programma's konden sieren, een orkest
apparaat, dat een regelmatig overzicht der
moderne litteratuur kon geven, stond den
dirigent niet ten dienste.
Moge het Haagsch orkest onder den
nieuwen directeur een tijdperk van grooten
bloei te gemoet gaan, niet het minst in 't
belang, van het muziekleven in Nederland!
Van Anrooij, die reeds voor heeter vuren
op 't gebied van orkestrale toestanden heeft
gestaan en daarbij den baton de maréchal"
heeft verworven, verwekt groote ver
wachtingen.
Mr. VAN LEEUWEN
iiiliiiHiHiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitimiHiiiiiiiitiiii
De Bali-tentoonstelling in Art i"
14 Febr.-7 Maart 1917
Nog levendig staat ons de tentoonstelling
van Oud-Javaansch en hedendaagsch Balisch
Hindoeisme voor den geest, welke in
September-October 1915 in het Stedelijk Museum
te Amsterdam is gehouden. Men stond daar
voor de noodzakelijkheid klassieke
Javaansche kunst, t. w. steenen beelden en bronzen,
eene plaats te geven naast veelkleurige voor
werpen van moderne Balineesche kunst
nijverheid. De twee zijwanden der groote
zaal, waar alleen Balineesche voorwerpen
opgesteld ? waren, boden een harmonisch
geheel van gloedvolle kleuren, doch elders
zag men' stil-grijs oud-Javaansch beeldhouw
werk staan naast rijen kakelbonte, moderne
houten beelden uit het Balineesche pantheon.
De oude kunst van Java staat zoo ver van
de nieuwe kunst van Balt, dat laatstgenoemde,
ofschoon wortelend in de eerste, zich^iiet
naabt haar laat stellen. Een moeilijkheid als de
iiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiimiiiiiimiiiii
dat alles, steeds leesbaar zijn, en bijvoor
beeld nooit irriteeren, maar altijd doen glim
lachen over de genoegelijke onderhoudend
heid, is hun onmiskenbare charme.
Met d6n Handschoen" is een bundel
Indische Schetsen", de een al interessan
ter" dan de andere, die ik achter elkaar,
telkens met een nieuw bewonderend glim
lachje, heb uitgelezen. Het zijn meesterstukjes
van niemendalletjes, van maar 15, 20 of iets
mér heel kleine bladzijdjes in 't bekende
Gele Biblioteek" formaat, en ieder
niemendalletje is een tragedietje, of minstens wat
in het nederlandsche critiek-jargon heet,
een brok leven", dat wil zeggen indisch
leven". Er komt natuurlijk een heele boel
van liefde en verliefd zijn en lieveling"
en ik heb je lief" en zoo in voor, want
daar is de schrijfster een matador in. Onder
het lezen dezer tragedietjes deed zich telkens
de gedachte in mij op : waarom schrijft deze
handige auteur niet meer voor tooneel ? Er
zijn (zie b.v. Ondanks alles" of Het
offer" e. a.) zulke echte speel-scènes" in,
die men tegenwoordig voor de hoogste dra
matische kunst aanziet.
In Een Mariage de Raison" zijn de nie
mendalletjes alleen wat langer, maar overi
gens vrij wel hetzelfde. Men kan namelijk
van al de novellen en schetsen van Jeanne
Reijneke van Stuwe zeggen, wat een erva
ren lady-killer mij eens van de vrouwen
(of wat hij daaronder verstond) zeide: ze
zijn allemaal anders en toch allemaal het
zelfde. Dat zij haar zelfde boeken
zoovarieeren kan is juist de groote kunst van deze
schrijfster. Met verbluffende overdaad stuurt
zij ieder jaar bundels schetsen en
tweedeelige romans de wereld in, die allemaal anders
en allemaal hetzelfde zijn. En nooit raakt
deze fabriek van hooge capaciteit uitgeput,
welker producten er ingaan bij het publiek
als koek.
De veelzijdigheid van de kennis dezer
auteur, al moge zij oppervlakkig zijn, is
verbluffend. Zij levert romans over circussen,
over sport, over modezaken, over alles, zij
heeft de prijscouranten en inventarissen van
alle mogelijke behangers, coiffeurs,
cbnfiseurs, manufacturen, juweliers, boekhandels,
en de Hemel weet wat nog meer voor zaken
in haar hoofd, zij kent de attracties van alle
wereldsteden, de amusementen van alle
society-kringen, de petits fours en pralines,
die in honderd variëteiten op tea's geknab
beld worden, de colleges van beroemde
professoren, de Tango's en Tres Moutardes
en Turkey- Trots van alle dans- specialiteiten,
de programma's van alle Variétés, de ge
heimen van alle Concours Hippiques, en alle
bestaanbare variëteiten van liefdes-declara
ties en liefdes-verwikkelingen. Er is eigenlijk
niets denkbaar waar ze niet over zou kunnen
schrijven.
En zóó heeft ze in Caline" dat ik ook
bier genoemde had de Redactie van het maand
blad Nederlandsch-IndiëOud en Nieuw",
welke de tentoonstelling in Arti" heeft ge
organiseerd, .niet, waar zij slechts Balineesche
kunst te zien geeft. Maareen ander probleem,
niet lichter te tellen, moest door haar worden
opgelost. De kern toch dezer tentoonstelling
wordt gevormd door eene verzameling groote
matgrijze en warmbruine foto's van tempels,
figuren, landschappen enz. Kleurige doeken
met veel rood en paars en goud, polychrome
houten beilden, rijkvergulde voorwerpen
vinden daarnevens eene plaats, maar het is
de commissie gelukt alles zoodanig op te
stellen, dat niet alleen elk stuk tot zijn recht
kwam in een passende omgeving, doch dok
de veelkleurige voorwerpen van kunstnijver
heid de stemmige foto's en teekeningen niet
overschreeuwden.
Wie in het tusschenzaaltje staat, wordt
getroffen door de warme deftige toon in de
groote zaal, een toon, die'door niets wordt
verstoord, zelfs niet door de kleurige en van
gouddraad zware lappen. Op het grijs-groene
velours der zijwanden hangen de in mat-goud
geëncadreerde groote foto's; tegen den
achterwand zijn opgesteld een antiek verguld
glazenkastje (coll. E. M. Vis), twee met
prachtige doeken gedekte tafels, waarop
krissen uit de collectie van den heer F. D.
Cochius, voorts twee Vishnoe's, elk gedragen
door een Garoeda. Op het kastje een
craqueléMing-vaas met roode tulpen, die heerlijk
doen tegen een langwerpig bruin kleedje,
waarboven een antiek, verguld spiegeltje
(coll. W. O. J. Nieuwenkamp). In de vier
hoeken der zaal op een piédestal vooreerst
een polychroom-beeld van Rati, de gemalin
van den liefdegod Kama, met haar wellustigen
glimlach en sterk ontwikkelden boezem,
staande op een voetstuk met ongemeen mooi
steekwerk; verder een mediteerende Qiwa
(coll. Nieuwenkamp), kenbaar aan het
bidsnoer in de rechterbovenhand en de
vliegenkwast in de linkerbovenhand, een antiek
stuk van zeldzame distinctie; ten derde een
ongekleurd houten beeld, afgestaan door
den heer D. Komter, en ten slotte een grim
mige raksasa of demon, die een menschelijk
been opkluift (coll. Vis).
AuBo'
ALLEEN VERKOOP In
NEDERLAND van
HANDSCHOENEN
IEDER PAAR
^GEGARANDEERD
DENT's
Ry enjtuto
HANDSCHOENEN
tiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiitiiiiiiiiiiihiMiiiiiimiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiui
IIHIIIIHIIIIHUHIIIIMimitlllMltlllHllllllllllltlltl»
Wat de foto's betreft, welke dr. KrSuse
gedurende zijn tweejarig verblijf in
ZuidBali vervaardigde, deze zijn in meer dan
n opzicht buitengewoon. Hij toch zag
kans het Balineesche volk, zoo mannen als
vrouwen en kinderen, ia zijn gewone doen
en laten op de gevoelige plaat te brengen,
meestal zonder zelf te worden opgemerkt.
De figuren, welke men op de foto's ziet,
zijn daardoor verrukkelijk van ongekunsteld
heid. Badende vrouwtjes en kinderen tusschen
het dichte lommer; heerlijk blanke ruggetjes
ja, blank l tegen fel door de zon
beVerbranden van den diervorm waarin het lijk van een Baliër is geplaatst.
iiiiiliiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiii
reeds elders heb besproken weer een
waar chef d'oeuvre gegeven van oppervlak
kige onderhoudendheid, waarin alle genie
tingen van wat een Durchschnitts-lezer voor
Parijs houdt, worden beschreven, en dat dan
ook niet anders tot milieu kan hebben dan
de salons, met bijbehoorende soupers en
soirees van interessante dames, die met
irrégulières" worden aangeduid. Een boek
vol aélices uit modemagazijnen, restaurants
en confiseurs-zaken, broeiend van anrours en
liaisons, vol patante toiletten en fabelachtige
culinaire genietingen, tea's, Tanga's behan
gers-luxe, mannequins, cabarets, cocaïne
en champagne, en ook, omdat het nu een
maal mode in Paris is colleges van
Bergson l
Als ik in een trein moet reizen, of een
uurtje mij wat men noemt ontspannen" wil
met vooral niet te zware kost, of in een
tram niet tegen vervelende gezichten aan
wil kijken, dan neem ik een bundel van
Jeanne Reijneke van Stuwe, en lees aan n
stuk door haar gezellige" en nooit verve
lende schetsen en novellen, die er nog nimmer
in geslaagd zijn mij te irriteeren en mij steeds
genoegelijk doen glimlachen om dit altijd
andere en altijd zelfde fabricaat.
De Verloving van Jaap Mennings, door
A. J. ZOETMULDER. Amsterdam, P. N.
van Kampen en Zoon.
Ik heb vorige werken van Zoetmulder
hooren roemen om de menschteekening"
als een zeer knap stuk werk", met hoogst
literaire kwaliteiten" van geen alledaagsch
talent", en al dergelijke gemeenplaatsen
meer, die in de laatste jaren een zekere
critiek-rhetorica zijn geworden. Deze Ver
loving van Jaap Mennings" is het eerste
boek, dat ik van Zoetmulder las.
Men moet vooral geen getrouwde vrouwen
begeeren, en geen zonde" begaan, want de
straf volgt onvermijdelijk, desnoods per
automobiel. Dit is, ondanks alle literaire
kwaliteiten, de indruk, dien ik van dezen
roman heb gekregen, welke mij op geen
enkele bladzijde ontroerd heeft. Jaap Men
nings, een schilder, komt een ouden vriend
opzoeken in een Brabantsch dorpje, en krijgt
daar van een artistieken pastoor een opdracht
voor een altaarstuk. In het kleine pension
Wap, waar hij zijn intrek neemt, ontmoet
hij een onderwijzeres je, Martha, en de
schrijver teekent ons op de volgende wijze
hetgeen Jaap tot haar aantrekt:
Het was juist die bescheidenheid en haar
immer bereide gedienstigheid welke haar in
de oogen van den schilder zoo sympathiek
maakte; als 'n drang om haar met 'n soort
vaderlijke vriendschap te beschermen tegen
het uitbuiten dat de Wappen haar vrijwel
deden, kon hij soms in zich voelen, wanneer
hij haar bezig vond met maaswerk, of 't
lappen van een broek voor den kleinen Hein
NIH i i m M nu i n Minimi imiinim
in haar vrije avonduren die als ze hem
bekend had ze zoo graag zou willen be
steden aan lectuur of studie".
Men leze dezen zin eens goed over, de
meeste zinnen uit dit boek verheffen zich
hier niet boven. Er komen er wél, die nog
erger zijn. Eén streepte ik aan, als merk
waardig voorbeeld, waartoe een Nederlandsch
schrijver komen kan met den tegenwoordigen
roman-stijl van knappe" auteurs. Men
luistere:
Ze vond dat dan telkens wel 'n schan
delijke bezorgdheid van zichzelf, 'n leelijk
gebrek aan vertrouwen, ze wilde dan ook
niet zoeken naar redenen voor dien angst
dat ze niet voor de hand lagen verscherpte
haar zelf-verwijt en stelde haar gerust
meteen maar toch, wanneer ze alleen
was met haar gemijmer, dat hoopvol placht
uit te gaan naar de toekomst, 's avonds
wakker liggend te bed in het duister van
de groote logeerkamer, als de slaap-stilte
van het huis en daarbuiten zwaar op haar
drukte, of 's ochtends, als ze, vroegtijdig
ontwaakt, den tijd voor haar opstaan soezig
lag te verdroomen, voelde ze maar
's avonds vaker en feller beangstigend dan
's morgens haar hart plots ineenkrimpen
van vage vreezen, voelde ze 'n pijn in haar
borst".
Dit heet, geloof ik woord-kunst", maar
er is geen rekening in gehouden met het
uithoudingsvermogen van den lezer. Toch
worden romans, in dergelijken stijl ge
schreven, zeer bewonderd door de critici,
die er allerlei kwaliteiten in ontdekken. Ik
heb deze twee voorbeelden niet als uit
zonderingen aangehaald, de geheele roman
is in dezen stijl geschreven. Er komen,
dit dient erkend, zeer verdienstelijke milieu
schilderingen in voor, b.v. dat van Martha's
burgerlijken broeder. Terwijl Jaap zijn altaar
schildert en in het pension oer Wappen al
heel spoedig het zedige, bescheiden jonge
meisje lieveling" en schat" noemt, wordt
in het dorpje tot burgemeester benoemd een
adellijke bruut en windbuil, Van Suylecom,
die getrouwd is met de fijn beschaafde,
intellectueele Louise", jaap's eerste liefde.
Martha, het zedige, bescheiden, maar ietwat
burgerlijke meisje, Jaap's verloofde, begrijpt
niets van zijn kunst; Louise, chic, mondaine,
en ook artistiek, leefr met hem mede in al
zijn kunstenaars-aspiraties. Het conflict is
duidelijk. Louise, die indertijd, zooals dat
heet Van Suylecom genomen" heeft om
zijn groot fortuin, hoewel zij Jaap liefhad,
wordt bewust van de leegte in haar leven;
Jaap ziet, door het contrast met de artistieke,
gedistingueerde Louise, eerst recht, hoe
burgerlijk zijn bescheiden, huishoudelijke
meisje is. Op een onvermijdelijk moment
constateert de schrijver: z'n mond vond
den haren, dien ze als gretig hem bood".
(De auteur heeft een voorliefde voor dit
schenen rotsen; ranke meiskens met offe
randen op het hoofd, schrijdend naar den
tempel; groepen mannen, een lijk torsend
naar den verbrandingstoren, figuurtjes, die
ons aan Raphael, landschappen, die ons aan
Courbet door denken te veel om op te
noemen, te bijzonder om onder woorden te
brengen.
In het tusschenzaaltje staan twee vitrines,.
waarin krissen met gouden gevest, rijk ver
sierd met robijnen; zilveren schaaltjes en
beeldjes; een antieke koperen kandelaar,
versierd met een nandi, den stier van C. iwa;
een klein verguld houten beeldje (coll. Mr.
B. M* Taverne) van zeldzame bekoring;
gouden ringen met edelgesteenten;
pinangscharen met zilver-incrus'atie en nog veel
andere voorwerpen, die bewijzen hoe boog
de Balineesche kunstnijverheid staat. Vóór
de ramen zijn allergeestigst geplaatst een
zestal wajangpoppen van buffelleder, bui
tengewoon fraai uitgeklopt, als kant zoo
fijnOp een tafel, waarover een fijn-lila lap, oude
Chineesche schalen en een pul uit den
Mingtijd, waarin lila tulpen.
Verschillende particulieren, waaronder
mr. G. Vissering de heeren J. F. L. de
Balbian Verster, D. W. F. van Rees, A. C.
Grützner, L. H. J. Schwartz, G. F. de Bruyn
Kops, P. H. Sayers, A. J. C. van Kerckhoff,
zoomede het Koloniaal Instituut, stonden*
uit hunne collecties doeken en andere voor
werpen af ter opluistering dezer expositie.
De heer W. O. J. Nieuwenkamp was zoo
welwillend, behalve een groot aantal kunst
voorwerpen, een collectie prachtteekeningen
af te staan, welke laatstgenoemde in het
tusschenzaalt j? hangen. Dr. Krause last not
least?gelukkige vervaardiger der foto's, zond
o.m. eenig oud-Balineesch beeldhouwwerk
af, dat op n lijn staat met de beste stuk
ken uit de Gothiek.
Wij kunnen niet genoeg aanraden deze
tentoonstelling te bezoeken. In het bijzonder
de foto's van Dr. Krause zijn een bezoek
overwaard. Ten overvloede wijzen wij erop,
dat de finantieele baten zullen komen aan.
het Roode Kruis.
RAMA
IIIIIIIIIHIIIIIIIIIIllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllinilllllllllllllllllMMII»
woordje als", dat hij telkens en telkens
inlascht).
Maar nu komen de poppen aan het dansen.
In plaats van in jubelende litfde-extase regel
recht den hemel in te vliegen of alle sterren
naar beneden te zingen, wordt Jaap Mennings
?bang en slaat hij, als een echte Hollander,.
aan het overwegen. Onmiddellijk na den
als gretigen" kus, als hij alleen naar
huisgaat, voelt hij zich, met Louise gevallen"
en in zonde". En als hij nu eens plotseling;
dood ging, filosofeert hij, zou hij met de
zonde op zijn ziel zóó de hel ingaan. Twee
bladzijden lang duren deze overwegingen,.
en 's nachts kan hij er niet van slapen, en
met een zucht als een versmoorden
smartkreet" springt hij van tafel op als hij een
brief van de arme, bedrogen Martha krijgt..
Hetgeen niet belet, dat hij kort daarop weer
bij Louise komt, en achter een kamerschut
veilig voor elke bespieding" (men moet
slim zijn!) haar herhaaldelijk kust en zij
gaf hem z'n verlangde zoenen terug in
volledige overgave aan z'n liefkoozingen"^
Hij constateert dan, dat er maar van komen
moet wat wil", waarop zij met een
raadselachtigen glimlach" literair antwoordt: Du
sprichst ein groszes Wort gelassen aus" ter
wijl ze zich op een rustbank neerwierp".
Natuurlijk sliep Jaap dien nacht weer niet.
Allerlei voorstellingen stormden op hem
in van hel en verdoemenis en den ontzag
wekkend toornenden God, zooals die hem
in z'n ontvankelijke kinderjaren verbijsterend
hadden geboeid, tafereelen van wanhoop en
gruwbair eeuwig lijden in duisternis en
vlammen, van tandenknersen en jammer en
dat eeuwig, eeuwie, gelijk ze geschilderd
werden door strenge boetpredikers uit
gezaghebbenden priestersmond'.
Wat detd hij ook achter dat kamerschut!:
is men geneigd uit te roepen.
De vergelding is dan ook nabij. Op een
autoritje met van Suylecom tornt de auto
tegen een boom op. De burgemeester is
op slag dood, en jaap wordt bewusteloos
opgenqmen. Na eene operatie constateert de
dokter dat hij zal blijven leven, maar voor
goed blind zal zijn.
Dat komt er van!
Louise vindt het beter" om nu maar uit
het dorp wrg te gaan, maar Martha, na eerst
ineengekrompen' te zijn van wilde wan
hoop" komt hem verplegen, en aanvaardt
een leven van opoffering met den blinde.
Nu twijfelt hij niet meer aan de waarde
van haar liefde en erkent: ik heb ook nooit
de kracht van een reine vrouwenziel beseft".
Een automobiel-ongeluk, juist van pas aan.
het slot van een roman aangebracht, kan
alzoo zijn nut hebben. Het is een harde les,
maar het houdt verloofde jonge mannen voor
goed van achter de kamerschutten van ge
trouwde vrouwen vandaan.
HENRI BOREL