Historisch Archief 1877-1940
31 Maart '17. No. 2075
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
!BIJ HET VIJFENTWINTIGJARIG
HOOGLEERAARSCHAP VAN
Prof. Dr. J. TE WINKEL
door dr. A. G. VAN HAMEL,
oud-hoogleeraar te Bonn
\ Wanneer men mij vroeg, wie onder onze
groote philologen het duidelijkst het type
van den echt-Nederlandschen geleerde ver
tegenwoordigt, dan zou ik geen oogenblik
aarzelen te antwoorden: Te Winkel. In de
ontzaglijk ruime mate in zich zelf aanwezig
wist. En dat Te Winkel's geest universeel
is, ik zie zijn leerlingen al glimlachen,
als ik ga trachten het aan te toonen.
Universeel! Toen Te Winkel in 1892 tot
hoogleeraar te Amsterdam benoemd werd,
kreeg hij de Nederlandsche taalkunde met
het Middelnederlandse!!, de letterkunde, en
bovendien de Germanistiek Gotisch,
Angelsaksisch en Middelhoogduitsch te
doceeren. En zelfs toen hij na eenige jaren
van het onderwijs in de Germanistiek ont
heven was, bleef nog een eerbiedwekkend
omvangrijke werkkring voor hem bewaard.
Geen onzer taalgeleerden heeft zich zoozeer
als hij in alle onderdeelen van zijn vak inge
werkt, zich op elk gebied door publicaties
recht van spreken veroverd. Naast zijn
Nederlandsche Spraakkunst" staan werken
op het gebied der taalgeschiedenis en der
Prof. Dr. J. te Winkel
Naar de schilderij van Thérèse van Duyl?Schwartze
laatste jaren wordt zoo druk geredekaveld
over de meerdere of mindere voortreffelijk
heid van Fransche of Duitsche wetenschap,
dat velen zouden gaan vergeten, dat er ook
«en Nederlandsche bestaat. En wel eene
van geen geringe voortreffelijkheid. Hoe
hoog de onvervalschte Nederlandsche ge
leerde staat, niemand leert dat beter
inzien dan hij, die een gedeelte van zijn
leven onder vreemden heeft doorgebracht.
Als kenmerkende eigenschappen van Neder
landsche wetenschap zou ik onder vele
andere op den voorgrcad willen stellen:
universaliteit, grondigheid, onbevangen
heid, en vooral deze drie in vereeniging
met elkander. '
De man, die heden zijn vijfentwintigjarig
hoogleeraarschap herdenkt, heeft zijn
Nederlandschen oorsprong en aanleg geen oogen
blik verloochend. «Men moet zoo weinig
Nederlander zijn als Busken Huet en Van
Vloten, om zich vol ergernis van Bilderdijk
af te wenden, hem te bespotten of te brand
merken", schreef hij al in 1890 in een studie
over Bilderdijk. En hij kon dat schrijven,
omdat hij wat Huet aan grondigheid, Van
Vloten aan onbevangenheid miste, in zoo
4IIIII1IIIIIIHIIIIII1IIIIIIIIIIIM1IIIIIIIIIIIIII
H. BERSSENBRUGGE,
PORTRETFOTOGRAAF
ZEESTRAAT 65, naast Panorama Haf,
DEff HAAG. - Tel. 1538.
«iiiiiiliimiiliiilllliliiMliliiilliiHiliiiiiiiiiiimliiiiiHiiiiiiiin
DIE HAQHESPELERS : Romeo en Julia.
Een grafgewelf... Van den aanvang tot
het einde, de kille adem van den dood over
leven en lieven! Was dit de bedoeling? Wij
zoeken in het werk van Verkade maar altijd
naar bedoelingen, wijl ons de schoonheid,
de ontroering, die overtuigt, veelal ont
houden blijft. Heeft hij aldus geredeneerd:
Het innerlijk motief van dit drama is de
onbestaanbaarheid van het in
zich-zelf-volmaakte; het uiterlijke leven, de vijandschap
der Huizen Capulet en Montagu, de strijd
der edellieden, het toeval, dat Romeo on
kundig liet van Julia's liefdevolle list... het
zijn slechts noodlottige omstandigheden, die
de voltrekking van deze Wet verhaasten,
het noodlot-zelf is het graf dat achter al ons
hopen en verwachten den muil spert, de hemel,
welke het lieflijkste ppeischt voor zich!
Can Heaven be so envious? vraagt Julia in
het derde bedrijf. Zelfs de liefde tusschen
twee menschenkinderen kan men, met wat
goeden wil, toeval" heeten tegenover de
onafwendbare tragiek van het lot, dat zich
in hen aan ons openbaart, en de Italiaansche
zon wordt aangezien het proces zich even
zoo wel op Nova-Zembla had kunnen ont
wikkelen, langs deze lijn een requisiet
van geringe beteekenis.
Het is mogelijk, dat Verkade er voor zichzelf
dezen mystieken mouw aan heeft gepast toen
hij zich tevreden stelde met een
tooneelbouwsel, dat, aanspelend op den grafkelder, hem
beletten zou van al Romeo en Julia's
heerlijkheid-in-het-aangezicht-van-den-dpod, een
glimp te toonen, toen hfj dit armelijk
nooddecor als achtergrond van Shakespeare's
weelderigste schepping aandorst, den dood,
in -het vijfde bedrijf ten koste van alle
leven in de vier voorafgaande, eere bewees.
Het fraaie beeldje van Julia op de zerk, de
laatste kus van den zich over haar buigenden,
taalphilosophie. Toen het met de
dialectgeographie ten onzent niet vlotten wilde,
plaatste men Te Winkel aan het roer, om
de eerste dialectkaarten op
wetenschappe1 ij ken grondslag te doen verschijnen, een
werk, dat helaas niet werd voortgezet. In
zijn dissertatie over Maerlant's Werken be
schouwd als Spiegel van de dertiende eeuw"
(1877), waarvan vijftien jaar later een rijkelijk
vermeerderde tweede uitgave verscheen, gaf
hij niet alleen een studie van Maerlant,
doch een cultuurgeschiedenis der Middel
eeuwen, waar hij bleek zich ingewerkt te
hebben in de leerstellingen van godgeleerden
en ketters, in de geesteswereld der mystici,
in de toestanden van kloosterleven en ridder
maatschappij. Maar ook geen later tijdperk,
geen persoonlijkheid uit onze letterkunde
ging hij voorbij. Reeds in 1882 schreef hij
over Joan Blasius en Vondel. Van zijn
vroegsten tijd af hadden
aesthetisch-philosophische vraagstukken zijn belangstelling.
En in het hoofdwerk van zijn leven, de
Ontwikkelingsgang der Nederlandsche Let
terkunde" behandelt hij alle personen en
tijdperken met dezelfde voorliefde. Tekst
uitgaven en kleinere geschriften dat
spreekt van zelf.
En dat alles gaat met dezelfde
grondigheld. Waarom koos hij in zijn Bladzijden
uit de geschiedenis der Nederlandsche Let
terkunde" den weinig bekenden Mr. Joan
Blasius tot onderwerp eener studie? Wel,
omdat juist uit het bestudeeren der dichters
van den tweeden rang blijken zou, hoe
stervenden Romeo, het is voor mij inderdaad
het eenige oogenblik geweest in de geheele,
oppervlakkige vertooning, dat cachet had en
ontroerde. Daar zagen we dan eindelijk het
ontwerp, ondanks een te breede lichtopening,
die aan het schimmenspel de geheimzinnig
heid onttrok, léven, daar vergaten we wat
er vroeger op die plaats was voorgevallen,
en ging onze verbeelding vrij uit. Hoe had
ze heel den avond in de knel gezeten!
Onze innigste verbeelding, die voor dit
prachtstuk der Renaissance alles eischte,
dat wil zeggen aanduiding-van-alles, of
niets. En heel wat liever niets had gezien
dan een loozen gevel voor: het Palazzo"
van een Veroneesch edelman, dan een bal"
van anderhalf paar op een pont dessoupirs
in de hanebalken, een bloemdoorgeurden
tuin van twee kale schotjes, een bidcel als
een muizenval, en een jonkvrouwelijk
slaapsalet, samengesteld uit Julia op een divan
in een afgeschoten alcoof boven aan de trap,
als de slapende dame-van-was in het Am
sterdamsen panopticum. Want wat hebben
we aan de opvoering van een
Shakespearestuk dat we allen kunnen lezen in
schwelgerische Einsamkeit, gelijk Hugovon
Hofmannsthal het noemt, voor onszelf kunnen
spelen als de fantasie van dengene die het
op het tooneel schept, onseigen voorstellings
vermogen niet steunt, zuivert en verlevendigt,
maar vertroebelt en verstoort.
Hoe zonnig, hoe bloed-verhittend warm
het in Verona in die dagen was, we voelen
het al in het rhytme van de eerste ruzie
tusschen de bedienden der beide, in geschil
levende, groote huizen, doch geen gebaar
op het tooneel gaf deze atmosfeer, waarin
liefde en haat gisten, aan. En dat in al dien
feilen dorst naar avontuur, de ridderlijkheid,
de gratie van het ras blijft, dat Shakespeare's
geest ook het geringste verheft en men aan
zgn realiteit te kort doet met elk woord,
dat, te laag gestemd, raakt aan het gouden
waas, waarin hij ons zijn wonderbare wereld
voorhoudt,... Van Looy laat in zijn vertaling
de oude Capulet zijn weerspannige dochter,
Julia, de veertienjarige, uitschelden voor
meid" en dier". Het is mogelijk, dat in
het oude Verona zich wel eens een vader
zoo Italiaansch Jordaansch tegenover zijn
dochter heeft uitgelaten, maar in Shakes
onze vaderen dachten en voelden. Het is
hier reeds dezelfde methode, die hem in
zijn Ontwikkelingsgang" geen détail zou
doen versmaden. En toen hij in 1892 belast
werd met het onderwijs in een aantal vak
ken, waaraan drie menschen nog de handen
vol zouden hebben, moest het hem toch
nog van het hart: Nu wil ik gaarne be
kennen, dat niets mij meer tegen de borst
zou stuiten dan wanneer van mij geëlscht
werd, over de mij opgedragen vakken alleen
aardig of onderhoudend te praten." Univer
saliteit en grondigheid, zoo licht vijanden
van elkaar, gaan in dezen Nederlandschen
geleerde op bewonderenswaardige wijze
samen.
Als derde voegt zich bij die twee, gelijk
gezegd werd, een sterke onbevangenheid,
of, met een meer alledaagsch woord, nuch
terheid. Nooit heeft Te Winkel zich met
een vooropgesteld oordeel, met een te
voren bepaalde bedoeling tot een weten
schappelijk onderzoek gezet. De waarheid
zoekt hij, en anders niet. Voor het houden
van bespiegelingen huivert hij, en waar hij
een beeld van het verleden ontwerpt, daar
geschiedt dat niet met de begeerte om in
druk te maken door sprekende kleuren en
treffende lichteffecten op het doek te
tooveren, doch alleen met het doel de feiten
weer te geven zooals hij ze met nuchteren
blik gezien heeft. Bij menschen, wier blik
niet iets eigens en oorspronkelijke heeft,
wordt die methode licht flauw en alledaagsch;
men moet zeker van zichzelf zijn, om haar
aan te durven; Aan die zekerheid behoefde
het Te Winkel nooit te ontbreken.
De Nederlandsche letterkunde is wel het
studievak zijner liefde, meer dan de taal.
Maar de omgang met zijn studenten en vooral
de examens voor de acte middelbaar-Neder
landsen hadden hem geleerd, dat hij ook
op dit laatste gebied wegwijzer moest zijn.
Onvermoeid heeft hij vooral onze letter
kunde uit alle tijden doorzocht, om er de
geschiedenis van het geestesleven onzer
vaderen uit af lezen. Het geven van een
aesthetisch oordeel is daarbij niet zijn hoofd
doel, doch het vaststellen van het historisch
verloop. Ondanks de groote bewondering,
die hij voor Jonckbloet's Geschiedenis der
Nederlandsche Letterkunde" koestert, wijkt
hij in dit opzicht van zijn voorganger sterk
af. Geen vreemde invloed op onze letteren
gaat aan hem voorbij Te Winkel is een
grondig kenner der litteratuur van de klas
sieken en van de ons omringende volken ,
geen onderdeel laat hij onaangeroerd. Lees
slechts in zijn Ontwikkelingsgang" de hoofd
stukken over de schouwburgtwisten in de
17e eeuw, over de Zuidnederlandsche litte
ratuur in de 18e en 19e eeuw, over de dorps
rederijkers ! Geen wonder, dat onder zijn
studenten de mare rondging, dat de Gecon
troleerde Nachtveiligheidsdienst aan de Kei
zersgracht tusschen Prinsenstraat en Brou
wersgracht nooit had kunnen postvatten; de
bewoners van die buurt wisten, iftt daar
een altijd wakende professor woonde!
Ja, zijn leerlingen hebben alijd heel wat
over hem gepraat, en ze doen het ver
moedelijk nog. Want hij is niet gemakkelijk
voor hen. De grondigheid, die hij van zich
zelf eischt, verlangt hjj ook van hen. Menig
een van hen heeft met beklemd gemoed op
diezelfde gracht geloopen, wanneer hij voor
candldaats of doctoraal tentamen" moest
doen. Op hoevele vragen uit het ontzaglijk
uitgebreid studiegebied moet het slachtoffer
niet voorbereid zijn! Hem kan gevraagd
worden, waaraan Dirk Smits, de dichter van
de Rottestroom" gestorven is, of in welke
werken van Maerlant de Kruistochten ge
noemd worden. Geen wonder, dat hem in
die benauwde uren dikwerf een gevoel van
moedeloosheid overvalt, en dat hij niet altijd
ooren heeft voor het vele, dat Te Winkel
onder het tentamen vertelt. Misschien kan
men nog het meeste van hem leeren, wan
neer hij examineert; de meesten echter be
seffen dat eerst, als het te laat is. Zóó diep
komen zij onder den indruk van het vele,
dat aan hun eigen kennis ontbreekt, dat zij
aan de aanvulling daarvan niet durven den
ken. En ze meenen, dat de professor hun
al die tekorten aan détailkennis zal aan
rekenen !
Maar ze weten niet, dat hij op het be
slissend oogenblik de meest humane aller
beoordeelaars is. Ze gevoelen zoozeer de
meerderheid van den geleerde, dat ze den
peare's Kunst is het voor mij onmogelijk.
En het lijkt mij een straf voor onze
tooneelspelers zich van dergelijke uitdrukkingen te
moeten bedienen, waar stellig in onze
rijkgeschakeerde taal een woord van edeler
metaal te vinden zou zijn voor dezelfde
driften. De hemel" kan een laagheid"
toelaten, ze is in poëzie niet gemeen".
Envious" beteekent in dezen zin trouwens
afgunstig". En Julia komt niet van het
tennisveld als ze verneemt dat haar huwelijk
met Paris op Donderdag is bepaald,
these are news indeed!" en zal wel niet
gesproken hebben van een nieuwtje".
Ik acht miskenning van den stijl, waarin
zulk een voornaam werk tot het publiek
moet worden gebracht, bezwaarlijker dan
gebrek aan uitbeeldend vermogen, hoezeer
ook juist de kantige, fijne, volle karakteristiek
van elk figuurtje afzonderlijk ons bij de
lezing van een Shakespeare-stuk treft. Capulet,
een zwakke Polonius, Fra Lorenzo welk
een prachtfiguur! Broeder van den heili
gen Franciscus, welke, door wijsheid goed,
geen middel ducht om het geluk van twee
minnenden te bevorderen, Mercutio en
Benvolio... Hoe vol was voor Shakespeare de
vriendschap, de omgang onder de jonge
mannen van goeden huize, iets zeldzaams
van jeugd en ridderlijkheid, van teederheid
en bevallige trouw!
Doch al dit te-kort, dat het spel dof liet
en, in het zich niet-aanpassend, decor den
loop van het verhaal verward maakte
hoe weinig namen ook de vaal gekleurde
groepen aan de handeling deel al dit
nuchtere en vlakke heeft mij op den duur
toch minder gehinderd dan het te-veel dat
Enny Vrede als Julia gaf, zij, de eenige, die
deed, een schijn van warmte en leven wekte
doch een figuurtje schiep van ontstellende
onzuiverheid en pijnlijke affectatie.
Julia is de kuischheid van den hartstocht.
Wat zij zegt en doet bloeit op uit de onge
reptheid van haar blij-verwonderd wezen;
even zuiver als een bloem geurt, geeft zij
zich in den zilveren nacht, waarin de nachte
galen zingen. Die verwondering, om de open
baring der liefde, ligt als dauw over haar
ons door de ouders en de voedster geschetst
beeld, deze candeur" onderscheidt haar van
alles wat haar omringt, het wonder belet
mensch vergeten. Toch hebben zij ruim
schoots de gelegenheid ook dezen te leeren
kennen. Het studeervertrek vóór aan de
gracht staat voor leerlingen en oud-leerlingen
altijd open, en in menig gesprek kunnen zij
leeren inzien, hoe Te Winkel, om van hen
niet dezelfde universaliteit te eischen, die
hij zelf bezit, zich er uit welwillendheid
jegens hen desnoods mee vergenoegen wil,
wanneer zij zich maar een zekere hoeveelheid
feitenkennis hebben eigen gemaakt, maar
hoe het zien van een grooter verband voor
hem de hoofdzaak is. Vooral bij de middel
bare examens betreurt hij het, dat de weten
schap der meesten bij wat feiten blijft
stilstaan. Doch wie Te Winkel uitsluitend
naar deze wijze van examineeren meent te
mogen beoordeelen, heeft het glad mis. Een
juist inzicht in zijn persoonlijkheid krijgt
eerst degene, die den weg naar zijn woning
met andere gevoelens dan van angst be
treden heeft. Hij leert hem kennen als den
man van wien men steeds een ruim inzicht,
een oorspronkelijke gedachte, een prikkelende
aansporing mee naar huis krijgt.
Ook gaat hij in hem zien een opgewekte
warmvoelende persoonlijkheid. Zóó kennen
trouwens velen hem, immers allen die hem
op feesten of congressen hebben ontmoet,
waar hij tot diep" in den nacht de vreugde
pleegt te deelen en door menig gloedvol
woord te sterken. Vooral zijn dat de con
gressen en bijeenkomsten, die het heil van
land en stam beoogen. Daarvoor toch werkt
Te Winkel onvermoeid, en buiten zijn weten
schap en zijn onderwijs wijdt hij zijn krach
ten in de eerste plaats aan Nederlandsche
stambelangen. En altijd met dezelfde ener
gie. Het moest de natuurlijkste zaak ter
wereld zijn, indien er op eene uitdrukking,
zooals men dagelijks kan hooren: ja, er
mee ingenomen ben ik wel niet, maar wat
zal men er tegen doen, 't is nu eenmaal de
geest des tijds!" geantwoord werd: is die
tijdgeest zoo verkeerd, welnu, dan is het
hoog tijd er zich tegen te verzetten,"
schreef hij in 1899, toen hij, tijdens den
Boeren-oorlog, aanspoorde tot steun in den
strijd voor het Nederlandsch in Zuid-Afrika.
En wanneer wij die moedelooze woorden
omtrent de toekomst van onzen stam in
1917 bijna niet meer hooren, dan is dat zeker
voor een deel aan Te Winkel te danken.
Op dit gebied heeft Te Winkel dezelfde
ruime en wel overwogen gedachten als op
dat der wetenschap. Ook hier streeft hij
naar het praktisch bereikbare, en niet naar
grillige idealen. Zijn grondige kennis van
ons verleden geeft hem een degelijken en
onbevangen kijk op het heden en de toe
komst. Maar vooral ontleent hij dien aan
zijn eigen aanleg, die zich zoowel in zijn
werk als in zijn persoon als dien van een
echt Nederlander kennen doet. En dit be
denkende, kunnen wij op dezen grooten
geleerde toepassen, wat hij zelf van den
grooten kunstenaar zegt: Kalme gemoeds
rust is zeker een begeerlijker voorrecht,
dan zenuwachtige prikkelbaarheid, die de
groote menigte zoo licht voor een kenmerk
der genialiteit houdt."
TENTOONSTELLING
EISENLOEFFELS KUNSTHANDEL
De heer Eisenloeffel heeft een deel van
zijn voorraad aan den wand gehangen en
zoodoende eene tentoonstelling gecreëerd.
Een lijn loopt er door het geëxposeerde
niet en men kan ook niet zeggen dat de
exquise kwaliteit eene hoogere eenheid
schept. Intusschen is hier eene gelegenheid
om de kennismaking met oude bekenden
te hernieuwen.
Daar is de schilder Van Beever, die van
oudsher in dezen kunsthandel thuis was.
Een stilleven-schilder was hij en eigenlijk
ook dat niet geheel. Daartoe verwaarloosde
hij de stofuitdrukking te zeer. Hij speurde
alleen heel nauwkeurig het coloristisch aspect
der dingen, zocht daarin graag naar ver
fijnde tegenstellingen en gaf die precieus
weer. Zoo zag hij ook de binnenhuizen met
verweerde muren en een enkele gebogen
haar een algeheele overgave aan vreugde
of smart, en haar verwonderde handen zullen
de voedster noch de balcon-zuil knuffelen,
want zij hebben Romeo" aangeraakt....
Gezond is Julia, spontaan en sterk als het
van haar gevraagd wordt den hoogsten inzet
haar leven te wagen, doch nimmer
zonder die lichte terughouding, welke van de
liefde der vrouw het liefste geheim is. Doelt
zij niet zelve op dien gloed-in-schuchterheid
als zij, na de voltrekking van haar huwelijk
den beschermenden nacht aanroept:
Come, civil night,
Thou sober-suited matron, all in black
And learn me how to lose a winning match,
Play'd for a pair of stainless maidenhoods:
Hood my unmann'd blood, bating in my cheeks
With thy black mantle; till strange love,
grown bold,
Think true love acted simple modesty".
Dit is haar vrees nog: dat, in het opperst
oogenblik, maagdelijke schroom haar den
moed onthouden zal in den man, die haar
liefheeft, volledig en natuurlijk op te gaan.
En leer mij thans hoe, winnend, te ver
liezen". Zoo is de Liefde. Enny Vrede speelde
het juist andersom: En leer mij hoe te
winnen bij verlies". Zoo is de flirt. Strange
love", hoe banaal werd gij bij het werken"
met den mantel! En wat een melo-drama
scheen ons bij den bruusken overgang
van het hooge in het rauw-lage stemregister
van déze liefde, de smart. Shakespeare lief
koost met de woorden, Enny Vrede vleit
ermee. Met de flageolet-ton en, die zij, bij
zacht aanzetten, uit haar stem weet te halen,
bereikt zij soms een, even bekorend, effect.
Haar figuurtje herinnerde aan Mélisande",
bevestigde ons meteen hoe ver beneden zijn
illustren leermeester ook Maeterlinck-Leblanc
gebleven is, en, rustend in het grafgewelf,
gaf zij even het schoone beeld." Doch hoe
veel van wat in moderne rollen haar succes
uitmaakt, zal deze, door haar levendige en
bevallige persoon boeiende actrice hebben
af te leggen om met de uitbeelding eener
in simple modesty" zóó natuurlijke bloeien
de, en door de eeuwen geadelde vrouwe
figuur als Julia te ontroeren.
Adel was er ook in den zwakken Romeo
van Eerens niet, en meer onstuimigheid dan
figuur er in en zoo gezien heeft hfl hier een
kijk op lage dorpshuisjes met telkens een
gele deur, blinkende in de zon.
Dit is een goed specimen van zijn wat
bloedlooze, koude, angstvallige, maar ver
fijnde kunst. Van de schilders is dan het
best De Zwart vertegenwoordigd, vooral
met een tweetal aquarellen, waarvan de
meest typische kwaliteiten juist het tegen
deel van die van Van Beever zijn, ruigheid
op het ruwe af, maar een bewuste kracht,
een durf, een weten en willen in kleur en
teekening die hier bijna weldadig aandoen.
Want ook Van de Ven in zijn veelmaals
herhaalde bloemstukjes is voor een tentoon
stelling niet belangrijk genoeg.
De grafische afdeeling wint het van de
picturale, zooals dikwijls in dezen tijd. Bauer,
Redon, Zorn en weer De Zwart. Redon is
de meest aparte. Men vindt hier een com
plete litho-cyclus: paraphrases Haar aan
leiding van de Tentation de St. Antoine.
Redon tracht geen vorm of gestalte te
geven aan voorstellingen of gedachten uit
den tekst, maar hij tracht dieper nog
in zijn zwart en wit-verbeeldingen dezelfde
illusies te wekken, hetzelfde perspectief te
suggereeren als het geschreven woord.
Bij deze subtiele taak maakt hij op won
derbare wijze gebruik van zijn lithografisch
materiaal aan de uitdrukkingsmacht waar
van hij nieuwe, andere, meer ideëele eischen
stelt. Ook waar de vaagheid zijner aan
duiding en het summiere van zijn vorm
geving hem moeilijk begrijpbaar maken,
houdt zijn lithographische gevoeligheid ons
vast. Zijn grijzen met name hebben in hun
doorschijnende fijnheid een heel bijzondere
sensueel-suggestieve werking.
Tegenover hem doen Bauer en Zorn als
virtuosen. Zij hebben daarenboven sommige
dingen gemeen: hun voorkeur voor n
bepaald gebied, (al is Zorn wellicht
veelzijdiger), het gevaar dat beiden loopen zich
te herhalen, de omstandigheid dat zij in
de graphiek hun hoogtepunt wellicht heb
ben overschreden. De beide laatste etsen
van Bauer in middensoort formaat hoe
verdienstelijk ook brengen niets nieuws, zijn
geen vooruitgang. Ook hier verwijlt ge
gaarne bij enkele kleinere etsjes uit vroegeren
tijd waaronder die van een zinken plaat
gedrukt onverdiend (onderschat zijn. Etsjes
die er uit zien als improvisaties op het
koper, maar die toch niets toevalligs hebben
in vormgeving of compositie, zoo vast en
toch zoo luchtig zijn deze verbeeldingen
opgeschreven. De positieve de Zwart reikt
niet aan deze charmeerende phantasie, maar
de hier geëxposeerde etsen verdienen be
langstelling om de exceptioneele hoedanig
heid van de afdrukken. Beter dan op de wat
zwarte en ongenuanceerde exemplaren uit
de portefeuille van de Nederlandsche etsclub,
komen op deze op soupeler papier gedrukte
blaadjes, de bedoelingen van den kunstenaar
tot hun recht. Deze etsen verdienen meer
aandacht dan zij genieten.
De tentoonstelling sluit met teekeningen
van Mauve. Iedereen weet dat hij een teeke
naar was van speciale begaafdheid, dat hij
misschien zelfs vooral en in de eerste plaats
teekenaar was. Er zijn hier dan ook ver
dienstelijke specimima, maar bewijst men den
doode een dienst door ook zijn onnoozelste
krabbels van een breed passe-partout en
een lijst te voorzien en ze als teekeningen
van Mauve" te verkoopen? H.
Uit voorraad leverbaar;
A tl Ier,
Oaklaiul,
White-Auto's
Garage NEFKENS
Jacib Obrechtstraat 26
AMSTERDAM
hartstocht, doch naast Julia was hij, vooral zijn
houding, bij oogenblikken jong en frisch,
o.a. op den morgen na het nachtelijk avon
tuur, als hij bij den pater binnentreedt.
Lyrisch gestemd heeft hij ons echter maar
zelden, en eer van zulk een rol-in-wording
de vlam uitslaat
Van Broeder Laurens heeft Schwab, dien
wij nog onlangs als Professor Bernhardi"
zoozeer konden prijzen, niets terecht gebracht.
Een kinderachtige negociant in
wónderdrankjes. Hoe prees hij zijn mengsel aan!
En dat was dan nog wel de lichtende figuur,
de ook uiterlijk zoo milde, die druppelt
door het geheele drama: de zoetste melk
in het leed: philosophie". Dat de huizen
Capulet en Montagu niet waardiger ver
tegenwoordigd waren, we trokken er ons
hart allengs af, maar dat broeder Laurens
geen tegenwicht bood, geen oogenblik den
heiligen ernst, de lieflijke harmonie deed
gevoelen van het gewijd verbond" der aan
zijn voeten geknielde kinderen, welk een
schade voor het werk!
Waarom ook het paar geheel met de ruggen
naar het publiek geplaatst? Dat vraagt des
te sterker spel, aangezien wij dan aan hun
ruggen moeten zien, dat ze bijv. geen aard
appelen rooien, maar devotelijk buigen voor
het hoogste geluk. Tegen het transparant"
van den achterwand schimde dit schoon
tponeel, dit innerlijk en uiterlijk zóó drama
tisch moment, voorbij. Hetty Beek was de
voedster?Op hoe een verlaagd plan was
dit alles toch gekomen! Zij zegt de dingen
soms kluchtig en trachtte zich in den stijl
van de karikatuur houding te geven. Maar
deze vrouw, die Julia zoogde, heeft jaren
lang in een deftig huis op voet van inti
miteit met de meesteressen verkeerd. Al
blijft ze vrouw uit het volk, die met alle
winden waait, en al is er veel in haar ge
dragingen van komische bedoeling, een
zekere waardigheid behoedt haar toch. Och,
het is maar alles questie van nuance, van
smaak en eerbied voor den geest die het
werk schiep. En dan moet het nog gebeeld
worden. Met hoeveel toewijdingl De derde
Shakespeare-voorstelling van de
Haghespelers in n seizoen. Romeo en Julia".
Als een ontbladerde roos ligt het daar.
TOP NAEFF