Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD V OOR NEDERLAND
7 April '17. No. 2076
C'
r
w
f
l
gebruiken. De grond moet tot ongeveer
40 cM. diep gespit en goed omgewerkt worden.
Op arme en droge of op beschaduwde gron
den moet geen kool gezet worden.
In dorps- en stadsluinen en in 't algemeen
op luwe plaatsen (ook in bosch dus) onder
vindt men veel nadeel van de rupsen van
de koolwitjes-soorten, vooral in Augustus
en September. Met het wegvangen van
vlinders en rupsen en het wegzoekèn der
eitjes kan men het euvel niet voldoende
tegengaan. Op genoemde plaatsen moet
daarom geen koolsoort verbouwd worden.
Alleen vroege kool ondervindt het nadeel
in veel geringer mate.
Voor laat gebruik kan men de genoemde
gewassen ook nu uitzaaien. Doordien de
planten later verzet worden, is voor dit uit
zaaien een klein plekje voldoende. Toch
mag het zaad niet al te dicht komen te
liggen. Bescherm het zaad met net, gaas of
zwart garen tegen musschen. Tegen half
juni moet de late kool verplant worden, dan
vooral veel gieten.
Sprultkool kan ook half April gezaaid
W9rden; boerenkool een maand later. Deze
soort levert ook op lichteren en minder
zonnigen grond een goed beschot, terwijl
de meeste boerenkool, vooral de grovere,
strenge koude gemakkelijk doorstaat.
Teneinde geen plekje onbenut te laten,
kan kool ook goed in de zijpaden geplant
worden. Men doet dan goed, er dan zoo
weinig mogelijk in te loopen. Ook op leeg
komende bedden van doperwten enz. kan
nog boerenkool gebracht worden. Van zeer
late planten (Augustus) is de oogst tamelijk
wisselvallig.
Zet ook een hoekje met pootuien, die
tegelijk met de koolplanten aangevraagd
kunnen worden. Voor pootuien wordt alleen
de Zwijndrechtsche gele ui gebruikt, een
soort, menigmaal tot een half pond we
gende. Ze worden op rijen geplant, 20 cM.
uiteen; in de rij komen ze op 15 cM. uiteen.
In September kan men met oogsten begin
nen ; men trekt daartoe de geheele plant op
,en laat het blad flink drogen. Later wordt
dit verwijderd. Pootuien kunnen niet al te
lang bewaard worden, doch geven daaren
tegen in den regel een bevredigend beschot.
Bij het poten moeten de wortels met
voorzichtigheid behandeld worden; de plant
moet niet dieper komen te staan dan op
haar oude plaats.
Op kleiachtigen'bodem kunnen ook andere
soorten gezaaid worden, niet te dicht. Later
dunnen tot op afstanden van 10-15 cM.
Op zandgrond is de pootui het meest te
verkiezen. In sommige streken wordt de
uienteelt onmogelijk gemaakt door de lar
ven van de uienvlieg, die plant na plant
aantasten.
Op die plaatsen doet men beter zich op
de teelt van sjalotten toe te leggen. Deze
worden geoogst, als de uienvlieg nog niet
de sterkste generatie de wereld heeft inge
zonden. De groote soort, de z. g. dub
bele sjalot gedijt ook goed op zandgrond
Men poot de bollen even (l?l1/» cM.)
onder den grond, op rijen van 20 cM. af
stand; in de rij op 15 cM. Langs den rand
van een bed vinden ze ook menigmaal een
plaats. In Juni of Juli elke bol is dan
aangegroeid tot een verzameling van 5?10
worden ze uitgetrokken, evenwel niet
voordat het blad begint te verdorren. Het
drogen heeft plaats als bij de uien. Neem
het droge vlies rond den bol niet weg, opdat
het rotten niet licht zal intreden.
? Luchtig en koel bewaard, kunnen sjalotten
heel den winter overblijven.
Wie nu de aangegeven gewassen gaat
planten en poten heeft alle kans op goede
resultaten. D. D. .
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMI
NfiDERL. HUMT
BESTE
K
**
CENTS
S16t AAR
Ontwikkeling en Ontspanning van
de gemobiliseerde troepen"
Het is een lange naam, waarmee deze
afdeeling van het Algemeen Hoofdkwar
tier" gedoopt is, en ze wordt in het leger
dan ook kortweg aangeduid als: O. en O."
Een bruikbare afkorting, waarmee ze in
de nog geen twee jaren van haar bestaan
populair is geworden, en die ook hier moge
gebezigd worden in dit beknopt relaas van
eenige faits et gestes van het in Den Haag
gevestigde bureau.
Het is wel merkwaardig, dat een spe
ciale afdeeling van 's Opperbevelheb
bers-hoofdkwartier zich uitsluitend bezig
houdt met: het doen geven van onderwijs
in allerlei M. U. L. O.- en handelsvakken,
het propageeren van huisvlijt", het
organiseeren va* zangonderricht, het verschaffen
van lectuur en spelen. Athletiek en scher
men ook onderdeden van het O. en
O.programma passen dan nog wel in het
kader der militaire opleiding, maar dat het
legerbestuur zich waarlijk ook bemoeit met
het op touw zetten van concerten en
tponeeluitvoeringen, dat het de soldaten liederen
laat leeren, van Heije en Van der Meij en
Lovendaal, en zelfs Dirk Witte's Aspirine"...,
menigeen buiten (en in!) het leger vindt het
eigenlijk maar zoo-zoo. Geleerde Nurksen,
van de combinatie: /e^erbestuur en O. en
O." hoorend, orakelden wijs: contradictio in
terminis; en Jan Rap, niet latinist, vond het:
poppekast".
»*'
Intusschen is 't O. en O. bureau rustig
maar energiek aan 't werk getogen. Het
timmert daarbij meer aan den weg dan
eenige andere afdeeling (de niet eens vol
ledige aanduiding van 't terrein zijner be
moeiingen, hierboven gegeven, toont wel
aan, dat dit niet anders kan), en, dit doende,
trekt het noodwendig het eerst en het vaakst
de critische aandacht van belangstellenden.
Bezwaartieeftditallerminst.zoolangtenminste
niet de nu en dan in Kamer en Pers geuite
de'te//critiek den indruk maakt, alsof uit enkele
inderdaad betreurenswaardige voorvallen
op 't het gebied der ontspanning de norm
te kennen ware. Dat 't gevaar daarvoor niet
UIT HET DIENSTHUIS VAN DE KONINGIN DER AARDE
'Welke rijken vok veranderen, het rijk van de Koningin der Aarde: de dagblad
pers, is levendiger dan ooit. Er is vaak gezegd, dat de leider van een invloedrijk
blad evenveel invloed op zijnen tijd uitoefent als menig regeerder in de officieele
wereld. Alleen, die journalistieke toonaangevers treden niet naar buiten op.
Zij vertoonen zich aan hunne gemeenten slechts door het woord.
De Amsterdammer" heeft gemeend, dat de vooraanstaande dienaren van de
Koningin der Aarde in Nederland ook uiterlijk geene onbekenden moesten blijven
voor hen, die hen dagelijks volgen.
Vandaar dat wij een reeks portretten geven van een aantal hoofdredacteuren
en redacteuren onzer Nederlandsche bladen, met bijschriften hunner collega's.
Den heeren, die zoo welwillend waren hun stilzitten" waarschijnlijk voor
hen een zeer ongewone bezigheid daartoe te verleenen, wordt hierbij de dank
der redactie gebracht; den teekenaars evenzeer.
Dr. ABR. KUYPÉR, Hoofdredacteur van de Standaard"
Voor de Amsterdammer" geteekend door George vau Raemdonck
Bij het portret van Dr. A. Kuyper
door A. ROODHVIJZEN,
Politiek redacteur van Het Vaderland
Jaren geleden zat ik op een avond eens
met mijn vriend Tak te praten, Plet Tak,
die een van de velen is die te vroeg zijn
heengegaan, toen wij op de vraag kwamen,
wie de beste journalist van Nederland moest
geacht worden, en wij waren het er over
eens, dat slechts twee mannen toen voor
die eereplaats in aanmerking kwamen, te
weten De Koo en dr. Kuyper. Ons beider
neiging was om aan De Koo de eerepalm
toe te kennen, maar de slotsom na wikken en
wegen was, dat dr. Kuyper toch allen over
trof. Wel rekenden wij De Koo's artikelen
van eene waarde waardoor hij als journalist
met dr. Kuyper op ne lijn kon worden
gesteld, maar wat hij miste was de onschat
bare gave om in enkele regelen den tegen
stander zoo in zijn zwak te tasten als de
hoofdredacteur van De Standaard" dat in
zijn driestarren vermocht. En wij zijn bij
dat oordeel gebleven; en die driestarren
hebben steeds te meer onze bewondering
gewekt, waar ze nooit de vruchten waren
llllllllllllllllllliminilllllllllllllllllllllttllHIIHIIIIIIIIIHIIHIIIIIIIMIMlIMI
denkbeeldig is, bewezen de Kamerdebatten
bij de behandeling der oorlogsbegrooting
(midden Februari). Bleek niet de voorbarig
heid van sommiger generaliseerende veroor
deeling, toen een der Leden de besprekingen
was komen verrijken met de mededeeling
zijner ervaringen als Algemeen Veldprediker?
En wat ten deze van den
Ontspanningsarbeid geldt, kan eveneens, mutatis mutandis,
van de bemoeiingen ten dienste der Ont
wikkeling gezegd worden. Er blijven
desiderata, natuurlijk. Maar wie in staat is zich
een denkbeeld te vormen van de moeilijk
heden, die het geleidelijk inschuiven van
zulk een nieuwe afdeeling in het geheel
der militaire organisatie met zich brengt; wie
de wordingshistorie van O. en O. *) in het
oog houdt en bedenkt dat deze afdeeling
in den zomer van 1915 tot den opbouw van
een organisatie geroepen werd, waaraan een
burger commissie van eminente mannen te
vergeefs een jaar lang gearbeid had; wie
rekening houdt met de vele factoren die
zooals de steeds veranderende dislocatie en
samenstelling van het leger op den ge
regelden gang van begonnen cursussen e.d.
steeds belemmerend blijven werken, die
voelt zich mér geneigd tot belangstellende
kennisneming en gulle waardeering van wat
bereikt werd, dan tot felle critiek omdat aan
den eisch der volmaaktheid niet is voldaan.
* * /
* '
Evenwel, niet de omvang van den onder
nomen arbeid, noch het enthousiasme waar
mee het werk verricht wordt wettigen het
*) Cf. de bovenbedoelde rede van dr. De
Visser, Kamerzitting van 26-2-17.
van langdurig peinzen, allerminst geconci
pieerde artikelen in gecondenseerden vorm
saamgeperst, maar handgranatenlosweg op
genomen en bijzonder raak op den tegenstan
der geworpen. Heeft de heer Kuyper niet
als minister, terwijl hij deed of hij luisterde
naar eene redevoering, waarvan het begin
veel te ver van het einde was, niet zelfs
op zijn manchtitcn driestarren gekrabbeld,
die op dit voertuig dat de waschvrouw toe
kwam naar de drukkerij gingen ?
Dr. Kuyper kon men verder slechts in
zijne volle waarde als journalist waardeeren
als men geregeld lezer is geweest van De
Heraut" en van De Standaard", en aan die
waarde doet niets af het feit, dat zijn woord
voor zijne lezers een evangelie was. Hij
heeft het geheim verstaan om onder woor
den te brengen wat in de gemoederen van
ons Calvinistisch volk leefde; hij heeft,
telkens als het noodig was, datzelfde volk
op nieuwe banen gebracht, [zonder eenige
gevoeligheid te wekken. Wie zich de moeite
wil geven om nog eens na te lezen wat hij
in zijne artikelen over de Gemeene Gratie
b.v. over de inenting en de verzekering heeft
gebruik der mij gastvrij verleende plaats
ruimte. Alleen de .richting, die bij de be
moeiingen van O. en O. gevolgd wordt, be
paalt haar blyvende beteekenis. Niet beter
meen ik die te kunnen aangeven dan door
het vermelden van eenige bijzonderheden
betreffende een onderdeel, waarmee de par
ticulier ondernomen organisatie der onlangs
in Amsterdam gehouden tentoonstelling (en
bazar) Hand-Arbeid Leger en Vloot" mij
enkele malen in nauwere aanraking bracht.
Juist wijl het initiatief tot het houden dezer
expositie reeds in December 1915 genomen
was op grond van de ervaring dat bij het
veldleger tal van militairen zonder leiding
en voorlichting zich met huisvlijt-beoefening
bezig hielden, scheen het belangwekkend
den invloed te leeren kennen dien deze han
denarbeid ondervinden zou van het onder
richt dat vanwege O. en O. gegeven kon
worden, toen de in Mei d. a. v. geopende
centrale cursus in Den Haag instructeurs
begon af te leveren. Weliswaar boden de
in dezen winter gehouden tentoonstellingen
daarvoor slechts zeer ten deele een bruik
bare maatstaf. Immers, het meerendeel der
inzendingen bleek nog vervaardigd naar de
oudemethode: het schabloon-namaak-systeem.
Maar reeds de (betrekkelijk) weinige pro
ducten van de, laat ik 't noemen O. en
O.huisvlijt", toonden in degelijkheid van con
structie en in voorname soberheid van
versiering het superieure van de in Den
Haag gepropageerde nieuwe richting.
Dit toch lijkt wel in dezen arbeid van het
O. en O.-bureau het meest verblijdende: het
huisvlijt-onderricht, zooals dit op den
centralen cursus in Den Haag, onder de leiding
geschreven, zal zijn meesterschap moeten
erkennen, waar het gold over zoo teer onder
werp zijnen volgelingen gezonder denkbeel
den bij te brengen, dan dat een van de
pokken geschonden gelaat een eereteeken
zou zijn, of dat een onverzekerd leven of
huis blijk zou geven van een buitengewoon
berusten in Gods wil.
De Standaard" was dr. Kuyper's
strijdwapen voor eigen beginselen, voor eigen
partij. Als dan ook de klacht, de zeer ge
rechte klacht van den tegenstander wel eens
is gehoord, dat hij zijnen lezers de weerleg
ging van zijn beweringen onthield, dan
dient men niet te vergeten, dat deze veld
heer zich als ieder legeroverste gerechtigd
achtte den slag te ontwijken, als hij daarin
voordeel zag; en dat hij het verspreiden van
onjuiste bulletins over de kracht van zijn
tegenstander als middel mocht gebruiken.
In dit licht heeft men naar het mij voorkomt
wat dr. Kuyper in De Standaard" schrijft
altijd te bezien.
Dr. Kuyper heeft eens in de Tweede
Kamer gezegd, dat hij in zijn leven zooveel
politiek rattenkruit heeft geslikt, dat hij
daartegen immuun is geworden; dat was niet
juist. Zijn buitengewone geestkracht heeft
het hem mogelijk gemaakt veel te verdragen
waaronder anderen zouden zfjn bezweken,
maar hij is zeer gevoelig voor een woord
van lof uit den mond der tegenstanders, al
hebben zijne medestanders hem daarvan
zoo overmatige porties toegediend, dat men
ook verwachten zou, dat hij voor lof immuun
zou zijn geworden.
Toen ik eens in De Vaderlander" bij hem
het misverstand wekte, dat ik zijn persoon
aantastte, en ik in een volgend nummer
uitvoerig uiteenzette, dat zulks niet het ge
val was geweest, werd mijn artikel geheel
in De Standaard" overgenomen, en merkte
ik met genoegen, dat het oordeel van den
politieken tegenstander hem alles behalve
onverschillig was; dat dus mijn meerdere
en oudere toch meer dan hij voor zichzelf
wilde bekennen geleden heeft onder de mis
kenning, die hem maar al te vaak ten deel
viel.
De Standaard" heeft n groote fout, en
dat is deze, dat wie niet tot de broeders
behoort, ze eenvoudig ongelezen naast zich
neerlegt, als er niets van dr. Kuyper's hand
in staat, en zijn eigen onvergelijkelijk pittige
stijl maakt, dat niemand van de medewerkers
u ooit in den waan kan brengen, dat zijne
artikelen van des meesters hand zouden
zijn. Inderdaad van den Meester, den meester
in de journalistiek, aan wien indertijd zoo
terecht het presidium werd gegeven van
den Journalistenkring.
Voor de journalistiek in het algemeen zou
dr. Kuypers heengaan een groot verlies
wezen, voor De Standaard" zal het de
nekslag zijn.
<^7 //<HrJ4(^^
L
Protestantsch Comitévan hulp voor
de bezette gedeelten van Frankrijk.
Sedert April 1915 bestaat te Parijs het
Comité, waarin, onder presidium van den
heer Cornelis de Witt, vele invloedrijke
Protestanten zitting hebben.
Dit Comitéheeft ten doel geestelijke en
materieele hulp te verleenen aan de
Protestantsche bewoners van de door de Duitsche
legers bezette streken en deed overeenkom
stig zijne statuten niet alleen een beroep
op den steun van alle Fransche Protestanten,
doch ook op alle met Frankrijk bevriende
Protestanten. Dank zij dit beroep werden
in andere landen sub-comités opgericht, die
gelden inzamelen voor het bovengenoemde
doel ten einde die aan het Fransche Comit
af te dragen. Aldus geschiedde in Engeland,
de Vereenigde Staten van Noord-Amerika,
(en, naar ik zeker meen te weten, naar de
inzichten) van den gemobiliseerden ingenieur,
den res. Ie luitenant Sweep gegeven wordt,
wijkt volkomen af van het (helaas) normale:
de vervaardiging en versiering van
kunst"en gebruiksvoorwerpen naar kant-en-klaar
gekochte modellen.
Het overnemen van in massa gedrukte
ontwerpen, figuurzagen langs opgeplakte
platen (alle //gTzar-zaagwerk trouwens) wordt
op den cursus nutteloos, smaakbedervend
en inventie-doodend geacht. En wat men
den leerlingen bij alle onderricht in: een
voudig timmerwerk, houtsnijden, rietvlechten,
stoelenmatten, knoop- en macramé-werk,
steeds voorhoudt, en leert toepassen, is:
imiteer niet maar lever eigen werk; ontwerp
zelf, ook de versieringsmotieven; streef naar
een logische indeeling; houd rekening met
den aard van het materiaal; verlies nooit
de beslemming van het te maken en te ver
sieren voorwerp uit het oog. Zoo tracht men
daar de huisvlijtbeoefening te stuwen op
den eenig goeden weg waarlangs ze tot
hooger plan geraken en, onder gunstige
omstandigheden, tot het niveau der kunst
nijverheid stijgen kan. En zou het niet als
een hél mooi resultaat van dezen, eigen
aardig genoeg in het leger begonnen, arbeid
beschouwd mogen worden, als straks dit
werk van O. en O., dat duizenden bereikt,
blijken zal bevordelijk te zijn geweest aan
de herleving eener nationale volkskunst?
* * *
De lezer doet intusschen verstandig met
niet te gelooven dat de heele omslag eener
complete afdeeling van het algemeen hoofd
kwartier enkel en alleen op de been wordt
Op den vlechtcursus
Militaire Huisvlijt
DE FIJNPROEVER
EN ZIJN HONDJE MOP
Mop, ik kan me niet begrijpen"
Hoe je vroolijk kwispelstaart;"
Peins je over fijne kluifjes"
In je mandje, bij den. haard?"
Ach, er komen droeve dagen"
Voor den rente-rijken man"
Nu hij bij zijn middageten"
Niei meer volop smullen kan."
Schat, het is gedaan met schranzèn"
En met zeven-gangs diner's"
Voortaan is 't honger-lijden"
Eenmaal visch en eenmaal vleesch."
Onze delikate buiken"
Nu nog bol, gezond en gaaf,"
Nu nog onze levensvreugden,"
Worden van gebrek concaaf."
Om van honger niet te sterven"
Als een zieke bedelaar"
Moet ik driemaal gaan dineer en"
Mop, die oorlog drukt ons zwaar/"
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiin iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiitiimiiiiiMiiiiiir
en Zwitserland, en nu hebben een aantal
landgenooten zich eveneens tot een der
gelijk sub-comitévereenigd, opdat ook ons
vaderland, dat zoovele warm voor Frankrijk
voelende Protestanten telt, niet achter zou
blijven en de hoop, die de Fransche Prote
stanten op ons, hunne Nederlandsche broe
ders, hebben gevestigd, niet zou worden
teleurgesteld.
In de redevoering, welke de Voorzitter
hield in de eerste vergadering van het
HoofdComitéte Parijs, zette hij het doel uiteen
en sprak hij daarbij de volgende woorden:
»Het werk, dat wij heden inluiden, is een werk van
christelijke saamhoorigheid en patriottisch geloof.
Wij zijp Franschen en Protestanten.
Broeders -van ons, door den inval verstrooid en van
alles beroofd, hebben geen haard meer! Dit ne woord,
zoo z iet, zoo ^ ol herinneringen en beloften. Thuis", is
voor hen slechts een hoon en bijna een onrecht,
immers andere medeburgers die verre zijn van de
streken der verwoesting, en die zelfs niet de echo van
het kanon of den aanblik van den brand leerden ken
nen, kunnen nog heel rustig zeggen: «Thuis."
Wat zal de dag van morgen brengen voor -leze
geloofsgenooten en medeburgers, die nu slachtoffers zijn'
Wie zal hen kunnen helpen bij het werk van den
noodzakelijken wederopbouw en het herstel?
Deze onzekerheid en deze smart roepen om een ant
woord, dat een belofte moet zijn, en een belofte, die eeu
daad moet zijn!
Ziedaar de reden van onze samenkomst."
en verder:
»Den dag van morgen voorbereiden, bet herstellings
werk vao den vrede krachtdadiger maken en
hespoedigen na het vernietigings^erk van den oorlog, zicli
opmaken om diegenen naar hunne in bouwvallen ver
keerde woningen te geleiden, die vol zorg onze zege
vierende legers zullen volgen, ons met hen begeven in
hunne onbebouwd gebleven landerijen en hun te kunnen
zeggen: Broeders in den godsdienst en in het vader
land, wij zullen u helpen, zooveel al-< wij kunnen, om
de muren van uwe huizen en kerken weer op te rich
ten, om uw huisraad te herstellen, om de aarde te be
zaaien, waar maandenlang alleen het mitrailleervuur
gearbeid heeft, om alle dierbare afwezigen naar hunne
haardsteden terug te brengen ! Thuis, thuis!"
Voor dit lieftiewerk wordt thans de steun
van het publiek gevraagd. Bijdragen kunnen
worden ingezonden bij het Comité: J. P,
Guépin pres., J. F. de Beaufort vice-pres.,
P. J. J. Jonas van 's Heer Arendskerke
penningm, G. C. baron van Asbeck, mr. C,
H. Guépin, H. J. Knottenbelt, E. Ren
van Ouwenaller, ds. J. L. Pierson, jhr. mr.
W. C. Quarles van Ufford, G. Wende
laar W.Gz. secr., mr. S. J. van Royen secr..
gehouden terwille van dit toch altijd proble
matieke, toekomstig nut. Ongetwijfeld heeft
de overweging dat de huisvlijtbeoefening,
en lk onderdeel van O. en O., beteekenis
hebben voor de weerbaarheid van het leger,
bij het besluit tot de instelling dezer afdeeling
voorgezeten. En niet ver is dit verband
tusscnen O. en O. en de gevechtswaarde
onzer weermacht te zoeken: al wat het
moreel van de troepen sterkt, bevordert ook
hun militaire kracht. Een bezig soldaat Is.
een tevreden soldaat," zeide mij onlangs een
hoofdofficier, die evenwel bezig-houden"niet
synoniem acht met tijd-dooden" en
daaromzooals reeds vele autoriteiten, den arbeid
van O. en O." ten zeerste apprecieert,,
niet het minst om zijn dagelijks blijkend!
nut in militair opzicht.
Vooral uit dit laatste oogpunt, maar toch
ook om zijn beteekenis als huisvlijt die
handigheid aankweekt en het vernuft scherpt,
mag in dit verband niet onvermeld gelaten
worden de merkwaardige arbeid van den
bekenden heer Prince, van Driebergen, die,
op zijne wijze en zonder den ruggesteun
van officieele bevoegdheid, sinds Augustus
'14 de manschappen, die hij bereiken kan,
aan het werk zet. Het verschil tusschen de
huisvlijt van O. en O. en die van den heer
Prince ligt m.i. minder in onderscheid van
methode dan in verschil van materiaal. Is.
dit laatste juist, dan zou men kunnen vra
gen of de geringe sympathie, die de offi
cieele afdeeling voor het afval-werk" van
den heer Prince schijnt te gevoelen, wel
recht doet wedervaren aan de beteekenis
die ook deze huisvlijt n voor het tegen
woordige n voor de toekomst heeft. Want
niet de vraag, welk materiaal gebruikt wordt,
maar: hoe het wordt aangewend, is de voor
naamste. En dat ook blik en been zoogoed
als hout en touw voor het vervaardigen van
practische gebruiksvoorwerpen zoogoed als
voor versieringsdoeleinden te bezigen zijn,
behoeft wel geen betoog.
|t Maar, gescheiden of in samenwerking, n
deze huisvlijt, n de arbeid van O. en O.,
in al haar afdeelingen, reeds door hun nobel
doel gerechtvaardigd, zullen nu en later groot
nut stichten. En voorzoover de resultaten
voorshands aan de waarneming mochten
ontsnappen, beware voor pessimisme het
gegrond vertrouwen, dat deze merkwaar
dige arbeid, met zoo grooten ernst aan
gevangen en volgens gezonde inzichten ge
leid, ook als deze oorlogstijd tot het verleden
behoort, in veler werk vrucht zal dragen.
GERH. VAN DIJK
Res. Ie Luit.