Historisch Archief 1877-1940
7 April '17. No, 2076
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
AMSTERDAM ARNHEM
'S-6RAYENHAGE ROTTERDAM
UTRECHT
lUIIIIIIIMIIIIIJIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
Het Grafmonument voor
Paus Pius X
Einde 1914 werd de prijsvraag uitgeschre
ven voor het grafmonument, dat in St. Pieter
de goede nagedachtenis aan paus Pius X bij
het R. katholieke nageslacht niet alleen maar
ook bij het kottersene zal levendig houden.
St. Pieter telt veel van zulke monumenten.
Niet alle pausen liggen er begraven, doch
de meeste. De oudste tomben zijn bij stuk
ken en brokken in de duistere krocht ver
bannen, met uitzondering van de beide
gedenkteekenen voor Sixtus IV en
Innocentius VIII, niet omdat de bouwleiders der
XVIe eeuw voor de Pollaiuoli zulk een
*' bijzondere vereering hadden, maar eenvoudig
omdat deze tombes kostbaar waren van
brons en zien bezwaarlijk lieten
vierendeelen. Zij hinderden ook niet: De eene ligt
plat op den grond, de andere werd naar een
smal muurvlak in het linkerzijschip verwe
zen, waar ze, bescheiden verlicht, niet zoo
erg in 't oog valt.
Sedert de weidsche tempel gereed kwam
kreeg in beuken en koor der geweldige
ruimte het eene barock-monument na het
andere een plaats. Daar tronen nu de op
volgers Petri: machtige figuren in brons of
TENTOONSTELLINGEN
MIDDELBURG ; ZEELAND (Heyse, Vaes);
UTRECHT (de Winter); DEN HAAG (Gilsoul)
Meer dan de hevige daden der mannen
in oproer en in doodslag, zijn de
innerlijkheden der vrouwen, der moeders, mij ge
wichtig in het werk van Kdthe Kollwitz, en
ook, het meêlij om de jonge kinders, dat,
telkens herhaald, telkens bij haar ge her
vindt. Er is daarin iets grooters. Er is daarin
iets van de diepere nature. Er is daarin iets
eeuwigs. Dit meêlij en deze innerlijkheên
zijn blijvend. Altijd zal de dood komen om
het kind, en altijd zal de moeder, het moe
derdier, dien dood niet willen erkennen.
Altijd zal de moeder niet los kunnen laten
wat zij baarde, en altijd zal zij het koude,
starre, ding tot haar levend kind willen
herscheppen met de warmte van het eigen
lijf. Dit weet Kathe Kollwitz, en zij kent
ook de eindelooze, matte, verbazing om den
dood, die moeders inne is. En met deze
gevoelens vol, en vervuld van dit bitter
weten, en met het meêlij der erkenning,
heeft ze een groot deel van haar (graphisch)
werk gemaakt. Ik heb het u meer beschre
ven. Maar het is werk, dat meer dan eens
beschreven kan worden. Er is bij haar, in
de weergave der primaire gevoelens geen
strekking. Elke strekking is een definitie,
en elke definitie is een ontkenning van een
deel der werkelijkheid. Kathe Kollwitz heeft
hier geen definities gegeven. Zij heeft ge
zien, en heeft ondervonden, mee ondervon
den. Zij heeft gegeven. Zulke dingen zijn
altijd roerend, en ontroerend, omdat zij, in
zeker opzicht, onbeperkt zijn, en door-dei
nen door alle lagen van het diepe gevoel.
En ge weet, wanneer ge het zelfportref
ziet van deze vrouw, dat ge dat hier
kunt verwachten, wat ge, immer getroffen,
hier hervindt. Er is in dezen eenvoudigen
kop droom n eerbied n lijden, bij vast
beradenheid. Met de gave mee, worden met
deze dingen de werken gemaakt, waarover
met hartstochtelijken schroom te schrijvtn
is, en die met eerlijken eerbied te ontvangen
zijn, want zij zijn nieuwe uitbeeldingen
telkens van die groote menschlijkheên, die
blijven zullen tot de sterren zich eens schik
ken zullen in nieuwe figuren. Tot dan zijn
zij gewisheid...
Jan Heijse's Legende van
Westenschouwen (in manuscript). Het onderwerp
voor de twaalf platen van dit prentenboek
is de ondergang van een stad door over
daad en overmoed; het is het tragische in de
lotgevallen van Reymerswael, en in die van
het Vrouwtje van Staveren, die ik altijd den
ring zie werpen met het kille en hoogmoe
dige gebaar, en waar-na ik altijd weet, dat
de leege aren zullen waaien op de zand
banken bij de eens diepe haven.
Hier kwam de ondergang der stad door
andere daad.Een terugkeerend schip wierp vlak
marmer, bevelend, regeerend" de hand uit
strekkend met zelfbewust, imponeerend ge
baar ; een enkele ook in zegenende houding,
of in gebed geknield. Meestal zijn de
praalsarcophagen geflankeerd door allegorische
gestalten, die op hun beurt door gesticu
latie de onvergelijkelijke grootheid van den
gestorven paus ons duidelijk moeten maken;
als er geen Faam zijn versteenden lof uit
bazuint.
Alle deze gedenkteekenen hebben voor
en na de beste plaatsen ingenomen, zoodat
voor Pius X niet anders beschikbaar bleef
dan het smalle muurvlak, nauwelijks 3 M.
breed, juist tegenover het donkere brons
monument der Pollaiuoli voor Innocentius
VIII (1498>. De kunstenaar, die het nieuwe
grafteeken hier te plaatsen kreeg, had wel
een uiterst moeilijke opgave, om bij zoo
weinig ruimte een werk te leveren, dat
tusschen al die drukte van vroeger eeuwen
kans had tot zijn recht te komen. Lorenzo
Bernini heeft in deze kerk het hoogste
woord. Hij slaagde er in, zelfs Michelangelo
te overschreeuwen. Wie na hem nog iets
zeggen wil dat gehoord, verstaan wordt,
moet zeer nadrukkelijk zijn, waardig, en
vooral zijn taal moet boelen.
* * *
Na de Pinksterdagen zijn. in de sakristij
van St. Pieter de vier ontwerpen tentoon
gesteld geweest, die door een commissie
van deskundigen uit de veertig
ingezondene waren aangewezen als in aanmerking
komende voor uitvoering, Het monument
zal, volgens heerschende gewoonte, be
kostigd worden door de kardinalen, die
door Pius X tot het purper zijn verheven,
en uit bijdragen van geloovigen voor zoo
ver en zooveel die bijdragen willen. De
opdracht wordt nochtans gegeven vanwege
den nu regeerenden paus, door wien drie
kardinalen werden aangewezen om uitspraak
te doen. (Merry del Val, Bisleti, Cagiano da
Egzevedo). Deze kardinalen, na zich door
de gezegde commissie van kunstenaars te
hebben laten voorlichten, hebben beslist
ten gunste van het ontwerp ingezonden
door den jongen beeldhouwer Pier Enrico
Astorri, diézich voor het bouwkundig ge
deelte had laten ter zijde staan door zijn
vriend, den architect Florentino da Fausto,
jonger nog dan hij. Dit ontwerp stond ook
reeds als No. l op de voordracht van vier.
De paus bekrachtigde de keuze.
Astorri is in 1884 te Parijs geboren, maar
beschouwt Placenza als zijn vaderstad. Sedert
twaalf jaren te Rome gevestigd, heeft hij
reeds meermalen door zijn krachtig werk
de aandacht getrokken. Ook kleine
bronsgroepen van zeer bijzondere verdienste zijn
op verschillende tentoonstellingen te zien
geweest. Wie ooit de Tweejaarlijksche te
Venetiëbezocht kent ze.
Zijn eerste groote succes was het beeld
van Piëmonte" vóór het Monumento
Vittorio Emanuele" te Rome. Het gold ook
toen een prijsvraag en Astorri zag z ch uit
300 mededingers, meest ouder dan hij, ver
koren. Hij was toen 22 jaar oud. Sedert
was o.a. de stad Milaan onder zijn bestel
lers. En thans de Curie. Opmerkelijk is het,
dat noch Astorri die nog wel medewerkte
aan het monument, dat te Rome de zege
praal van **t Huis Savoje zoo ostentatief
mogelijk verheerlijkt l noch da Fausto
eenige connectie had bij het Vaticaan. Van
de concurrenten hadden verscheidene zulke
verbindingen wel en er is niet weinig voor
hen gewerkt. Dit blijkt achteraf uit het
heftig twistgeschrijf, dat na de uitspraak is
ontstaan en dat nog niet geheel geluwd is.
Van invloedrijke clericale zijde zocht men
herroeping uit te lokken, 't Ontwerp van
Astorri, heette het, paste niet in deze kerk:
het had niet genoeg om 't lijf", er sprak
geen diepe gedachte uit. Bedoeld werd!:
bij de stad de netten nog eens uit. 't Ophalen
ervan was zwaar; de meermin blonk, door
schijnend, in de netten. Zij, ze wilde weer
terug naar haar dolfijnen, maar 't scheeps
volk zag winst in haar, en bracht haar aan
wal. Ze was te zien voor een duit, zooals
in het verhaal staat. Maar niet alleen te
zien. Zij, de zeemeermin was gewend aan
zuivere zachte woorden (misschien is zij
't symbool der nederige liefde) en ze werd
hier (rauw was 't volk en rauwer de burge
meester Comen Olifant, vet van
'twijndrinken) behandeld als een lichtekooi, een te
koopen Venusdierken. En het gebeurt niet
alleen in de Legenden, de zeemeermin stierf
van die woorden en door die smalende
daden. En toen zij dood was, smeekte de
meer-man haar terug te geven. Van de
kaden af werd hij hitsig bespot. Dreigend
en maledlceerend verdween hij. En de storm
der legenden stak op en lief den toren
alleen staan van de heele stad het an
dere verzonk in een dag in die zee, die de
stad rijkdom bracht, dan verderf.
Het is een onderwerp, dat op dieper wijze
kan bezien worden dan Jan Heyse deed.
Maar dit is geen deel van de bespreking
hier. Heyse schreef op een 12-tal bladen
dit verhaal neer: tekst en teekening De
teekeningen zijn zooveel mogelijk vlak ge
houden, de bladverdeeling, niet monotoon,
is toch zooveel mogelijk eender. Bovenaan
is het tooneel van 't verhaal, dat de tekst
verhaalt, en onderaan in een cirkel gevat
zijn de portretten van de hoofdspelers in
dit droef-eindend spel: de meermin, de
meer-man, de burgemeester Comen Olifant,
die de ergste was, terwijl een portret van
Carolus Quintus, ook in een cirkel het
tijdperk aanduidt van het verhaal. De laatste
twee bladen geven den dreigenden meerman,
en den toren tusschen twee gestyleerde
golven. Het geheel (uit 1917) is een prenten
boek, dat moedwillige styleering tot een
ietwat afzonderlijk werkje maakt bij ons,
en toch, tevens, tot iets dat de moeiten
van het uitgeven waard is. Diezelfde zucht
tot oplossen der vormen vindt ge op de
schutbladen, waar bovenop mathematische
golven de symmetrische scheepjes stijgen.
Walter Vaes. Indertijd, in een korte
beschouwing in Onze Kunst over het wetk
van Vaes in Holland, schreef ik: dat van
de drie groepen: Het portret, het stilleven,
en de etsen het stilleven het minste was,
en dikwijls troebel in de kleur.
Toch heb ik toen, evenmin als nu, getwij
feld, dat een lang verblijf in het Zeeuwsche
licht, dat zonder leugens is en doorschijnend,
hem goed moest doen. Ik kende zijn atelier
in Antwerpen.
Bij alle bekoringen, die het bezat voor een
hartstochtelijk liefhebber van de oude stad
daar, was 't licht er misschien te verdoofd
om niet gevaarlijk te kunnen worden voor
den schilder. Het had illusie, maar duisterte.
.Allegorie..' Faam... De kardinalen echter,
de verbolgen critici ten spijt, bleven pal,
zooals ook wel niet anders te verwachten
was. Zij zijn getroffen geweest door Astorri's
opvatting van het grafteeken en hebben
zich bij hun beslissing door geen andere
overwegingen laten leiden. Eere wlen eere
toekomt.
Op de nauwe plaats, die beschikbaar was,
heeft Astorri beoogd de
persoonlijkheid van den Stedehouder Christi aldus
te huldigen, dat de toeschouwer van zelf
onder den indruk komen moet van den
adeldom dier persoonlijkheid. Het zeer
moeilijke vraagstuk is zoo opgelost, dat
niet meer te bespeuren valt, dat er een
vraagstuk aanwezig was. Dit op zich zelf
is een groote lof. Men zie op de afbeelding
hoe ongezocht het monument ingelijst is
tusschen de twee kolommen van rood
marmer. Deze toch behooren niet tot het
ontwerp, maar maken deel uit van de aan
wezige architectuur, evenals de gebroken
architraaf, die er op rust.
Hoofdzaak is de figuur van den paus.
Deze was bij zijn leven een heilig man,
een herder in den waren zin van het woord,
die leed voor zij n kudde, maar die ook schier
leed onder het pausschap, dat hij als hooge
plicht had aanvaard, nooit begeerd. Hij heeft
misgrepen begaan in zijn staatkunde door
eenvoud des harten en misleid misschien
door kortzichtigen raad. Hij was geen
heerscher, geen eerzuchtige, geen diplomaat,
meer duider dan een naar succes strevend
mensch van de wereld. Ignis ardens": een
brandend vuur van naastenliefde. Het
ontworpen beeld geeft hem weer, hoe hij,
de grootst denkbare ramp over de aarde
gekomen ziende, opgerezen van zijn hoogen
troonzetel en een korte stap voorwaarts
gedaan hebbende, zich zelf biedt als
een offerande om aldus de goddelijke
gerechtigheid te verzoenen.
De gedachte is edel! Pius' leven was een
voortdurende offerande en waarlijk was hij
een Stedehouder van Christus, bereid achter
dezen, zijn Kruis dragend, Golgotha te be
klimmen. Kalm en vaderlijk was zijn optre
den, zacht zijn blik en sereen, maar be
droefd tot den dood toe.
Staande niet in, maar juist vóór de diepe
nis van albast, zal de wit-marmeren
figuur in de schaduw daarvan niet terug
treden maar er veeleer tegen uitkomen.
Beneden is een bronsdeur met vlakke re
liëfs, daarboven de cartouche met opschrift;
ter weerszijden komen twee marmer-reliefs
met levensgroote gestalten voorstellende
links: de Communie der kinderen ; rechts:
de Wetenschap hulde brengend aan het
Geloof. Het eerste relief doelt op de voor
schriften, die Pius gaf om de toetreding
der jonge kinderen tot de Moederkerk te
bevorderen. (De middelen welke hij aan
beval waren voor alle landen niet juist
gekozen, maar het streven pleit voor zijn
eenvoudig, zorgzaam hart). Sinite parvulos
venire ad me" (laat de kinderkens tot mij
komen) luidt het opschrift. Het tweede relief
geeft zinnebeeldig het groote beginsel aan,
dat den paus steeds voor oogen stond, nl.:
dat op het Geloof in Christus al het
menschelijk doen en denken heeft te berusten.
Als opschrift is hier het woord van Paulus
gekozen: Nos autem sensum Christi
habemus." (Maar wij hebben den zin van
Christus).
Sedert Luigi Amici, schepper van het
koude, aandoeninglooze praalgraf voor
Gregorius XVI (voltooid in 1854), heeft geen
modern kunstenaar voor St. Pieter gewerkt.
Het waardige monument voor Pius X zal
eerst over vijf of zes jaar gereed kunnen
zijn. Een opdracht als deze stelt hooge
eisphen wat de uitvoering betreft en is
daarbij niet weinig omvangrijk. Dit laatste
Het licht in Zeeland is open. De stroomen
en rivieren kaatsen het terug naar boven,
en maken de ruimte transparant. Dit was
voor Vaes een voordeel. Niet dadelijk, maar
het zou komen. Hij onderbrak echter zijn
verblijf. De twee bloemstukken (uit 1917),
die ik pas zag in n, en mij het beste,
is. er toch licht gekomen. Het is een bak,
waarin gele, roode, en witte rozen staan, op
een tafel, met wit bedekt. Het geheel staat
in een grijzig, maar open licht. Er is de
illusie in van die Hcht-atmospheer, terwijl
toch de stof der dingen zooveel mogelijk
behouden bleef in de schildering. Er is niet
te veel nadruk op de verf gelegd. Dit is
een verschil, dikwijls, tusschen de Hol
landsche en Belgische kunst: de onze is
niet altijd vast genoeg van werkwijze, maar
de Belgische is dikwijls te zwaar door het
materiaal. Dit heeft Vaes hier gemeden. De
bouw is vrij, en toch aangenaam aandoend;
de beschaving, die ik in den schilder ken,
is hier openbaar. Er is niet geploeterd. Ge
voelt een vrijheid. Dit zijn goede dingen;
alle Ie saam maken zij een goed werk.
Iets minder zijn de Witte Rozen. Ook dit
is een beschaafd schilderij, en de verdee
ling der bloemen tegen den donkeren ach
tergrond is gelukt. Hier en daar lijken de
groenen der blaadjes mij niet geheel zuiver,
en is de schildering der bloembladen, hoe
wel innig, niet overal even luchtig.
Beide werken zijn, als geheel overzien
goede bloemstukken.
A. de Winter, Utrecht. Het werk van De
Winter is van verschillend standpunt be
oordeeld, ik mocht het, in 't kort, hier doen
van het standpunt van den kritikus van
schilderijen. Dan worden de psychische
waarden natuurlijk niet uitgesloten, maar
beproefd wordt het werk te bezien, hoe het
zich houdt ten opzichte van de kunst, van
de schilderkunst en hare middelen tot uiting.
Het eerste middel tot uiting der
schiderkunst is de kleur. Ge moet dit begrip zoo
wijd mogelijk nemen als ge wilt en kunt
maar schilderkunst zonder kleur" bestaat
niet. De kleur" van De Winter is, als ge
haar vindt tusschen die van anderen, spontaan,
d. i. echt. Zij kon in die echtheid koel zijn,
schraal, hardnekkig in n gamma. Zij is
bloeiend, soms vlammend, en gevarieerd.
Zij wijst nooit op overweging, altijd op
drift. Dat is een waarde in haar, en een
gevaar voor den maker. De drift kan zoo
groot worden, dat zij de psychische krachten
van den maker vernietigt. Dit is wat ik hier,
onwillig, dikwijls vrees. Dit is het gevaar
voor De Winter.
Ten tweede zet de kleur, zetten de kleuren
zich te saam in eigenaardige vormen".
Achter deze vormen schuilt meer herinnering
van waargenomen wezen dan de meesten
inzagen. Dit is dus een onbewuste hulp
tegen de vlamvolle drift. Deze vormen
worden wel hardhandig gemanipuleerd, soms,
Prof. PIRENNE.
Bovenstaand portret van prof. Pirenne is genomen in het gevangenkamp te Holzminden.
Gelijk men ziet draagt hij om den linkerarm een band met het opschrift: Kriegsgefangener.
Wij zullen niet trachten onder woorden te brengen, welke gevoelens bij ons opkomen,
wanneer wij een der grootste geschiedschrijvers van onzen tijd in zulk een schamele
omgeving als gevangene zien afgebeeld. Wij zouden alleen willen vragen: wat denkt een
rechtschapen Duitscher van een dergelijk schandelijk onrecht? Prof. Pirenne heeft sedert
eenigen tijd het kamp van Holzminden verlaten; hij had toen verlof gekregen zich op te
houden in de universiteitsstad Jena. Naar de nieuwste berichten is hij reeds weer van
daar verwijderd; ook in zijn correspondentie is hij zeer belemmerd.
kan men uit de afmetingen reeds opmaken:
de hoogte van het geheel is 11 M., die van
het beeld alleen 4 M.
Pier Eurico Astorri is degeen, die de
kunst van het nu levende geslacht in
St. Pieter vertegenwoordigen zal, om aldus
mede zijn eigen naam in het gewijde mar
nier te vereeuwigen.
G. J. HOOQEWERFF
tiiiiuimiiiiiiiiiumniMiii
The Bo'nnie Song"
Geertruida van Vladeracken
De tijd is voorbij, dat onze muzikale
aspiraties uitsluitend oostwaarts gericht zijn.
Sinds de wijzen niet meer uitsluitend van
dien kant komen, plegen we meerdere ob
jectiviteit te betrachten bij de keuze van
hetgeen ons belangrijk voorkomt. Geertruida
van Vladeracken heeft hare aandacht, ver
moedelijk na een langdurig verblijf in.het
Vereenigd Koninkrijk, gevestigd op de folk
lore van Keltischen en Angelsaksischen
oorsprong. Wij konden nu kennis maken
met een elftal voortbrengselen dezer kunst.
Aangevuld werd het programma met twee
Hollandsche liederen (?Hoe leit dit kinde
ken" en Jezus dood") en een drietal
Fransche (Chantons les amours, uit de bekende
bundel Bergerettes du XVIHme siècle, Le
roi a fait battre tambour en Chanson Lorraine.
Dat nu het Engelsch-Schotsche volkslied
ondanks het numerieke overwicht een over
wegenden indruk teweegbrengt, hebben we
niet ondervonden. Ze komen veelal overeen
met onze oud-Hollandsche liederen en dan
sen, bekend geworden door de zeer te
waardeeren propaganda van onzen Röntgen,
die belangrijke vondsten deed, maar wiens
bundels voor een deel werk bevatten, dat,
alhoewel historisch misschien belangrijk,
door de groote eenvormigheid van stijl, niet
van eene zekere monotonie is vrij te pleiten.
Zoo schijnt het ons ook bij de folklore
van het groote eiland. We hebben wel
karakIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIM
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiirmii
maar ze zijn er. De phantaisie is een sterk
element in 't werk van De Winter. Van
schilders-standpunt is zij dat te dikwijls in
de titels, waarvan ik de eigenaardigheid
soms glimlachend moet ondergaan. Maar
deze titelgeverij is iets van geringe be
langrijkheid ten opzichte van het ge
schilderde. Zij kan verwarrend zijn, hoe
wel echt gemeend; zij tast het werk
zelf niet aan. Zij hoort bij deze lyrische
natuur, vol opwinding. Zij zou een gevaar
echter kunnen worden, wanneer zij de schil
derkunstige eigenschappen van 't .werk
beheerschte. Soms doet zij dat en dan ontstaan
de kleurige illustraties van een begrip als
Laster" die niet treffen door nieuwe vondst,
nieuwe dulding van het Begrip, en die zon
der nieuwe winst, de kleurbeduidingen
dooden. Voor mij zijn de zoo geheeten abstracte,
feitelijk titellooze werken, de zuiverste. Die
geven ongestremd wat de Winter vermag.
Een laatste vraag is: heeft dit werk
toekomst ?
Het schilderwerk heeft kleur, en dat is
een veiligheid voor de toekomst. Deze kleur
is spontaan en rijk, dat is een tweede toe
komst. Het schilderwerk komt uit een
eigenaardige geestelijke gesteldheid, vol zeer
persoonlijke lyriek. Daar is 't gevaar der
uitputting, het zich zelf opvreten" zonder
genoeg bijkomend voedsel: waarneming en
verwerking dier waarneming. De vraag is
of de winter robuustheid van geest en lijf
en leden zal bezitten om dit gevaar te bestaan,
Ik hoop het.
Den Haag. Gilsoul (Kunstkring). De etsen
van Gilsoul vertoonen de kenmerkende Bel
gische schilder-eigenschappen. Ze zijn
forscher van greep, maar missen daardoor het
Hollandsche teedere. Ze zijn een bewijs van
kunnen en van durf; niet altijd van schoon
heid. Drie er van waren de beste; les Arbres
de Nieuport; Ie Moulin; Vieille place h Ypres.
De laatste bezat de stemming der terugge
trokkenheid; de Boomen van Nieuwpoort
hadden in hun lijnengang een kloeke bewe
ging en de Molen-ets, een gezocht onderwerp,
gaf Gilsoul's kracht.
PLASSCHAERT
Colenbrander Aardewerk in het
Haagsche Gemeentemuseum
Door de goede zorgen van dr. H. E. van
Gelder heeft ons gemeentemuseum een
bejangrijke collectie Colenbranders Aardewerk
in eigendom verkregen, deels uit de collectie
Mesdag, anderdeels uit de liquidatie der
voormalige Rozenburgfabriek. B. en W. van
den Haag hebben een deel der gelden ver
strekt, het ontbrekende gaf een belangstel
lend particulier.
De verzameling is overzichtelijk geplaatst
in afgesloten vitrines; kaartjes er bij geven
nog eenige aanwijzing en het museum gaf
teristieke monumenten te boeken als het
ongewone refrein in the Boatman", het
frissche soldatenliedje «The Campbells are
coming", het gracieuse Barbara Allen (waar
intusschen veel voordracht wordt vereischt,
wil deze kleine ballade indruk maken), het
geestige The Laird o'Cockpenn. Maar geen
van al deze stukjes heeft in zuiver muzi
kaal opzicht noch de fijne rhytmische gratie
van een Chantons les Amours de Jean",
noch een uitbeeldingsvermogen, als wij vin
den in de illustratie van Le roi a fait battre
tambour" (bekend uit het repertoire Pisuisse),
dat prachtig - gevoelige stukje dramatiek,
waarbij het geheele ancien regime" ons
geestesoog voorbijtrekt.
Onze eigen folklore, op dit programma
wat mager vertegenwoordigd, biedt ook
meer belangrijks, dan dat we dit beslag op
werk van vreemden boden, volkomen be
grijpelijk vinden.
Ontkennen willen we intusschen niet, dat
er over dezen avond een cachet van voor
naam artistiek begripsvermogen lag. De
zwarte vleugelkast, gedrapeerd met eene
antieke shawl, waarop een eenvoudig arrange
ment van gele tulpen, de smaakvolle
costuums der vertolkster, die dikwijls door een
enkele bloem of shawl de plastiek en mimiek
in hare voordracht het juiste relief weet te
schenken, dit alles kwam de stemming van
huiskamer-intimiteit ten goede. Deze werd
gebroken door de rechte stoelenrijen van
het overigens zeer voor deze kunst geschikte
zaaltje van Duwaer en Naessens. Wanneer
de kunstenaresse haar programma wat meer
zou willen yarieeren, zou de belangstelling
in haar loffelijk streven er zeer door kunnen
winnen.
Als artiste bezit Geertruida van Vladeracken,
binnen de grenzen van haar van nature be
perkt terrein als zangeres, een zeer intuïtief
gevoel voor harmonische schoonheid van
toon, gebaar en kleur. Kunst van zeer goeden
huize!
VAN LEEUWEN
iiiliiiiiiiitiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiii
een catalogus uit (no. 1) waarin men be
halve een duidelijk gesteld voorwoord"
de inventarisatie van de nieuwe collectie
aantreft.
De verzameling bestaat uit Ie: de voor
werpen door fayence schilders gemaakt naar
ontwerpen van Colenbrander (1185?1889)
i en 2e, de ontwerpen zelf, geteekend en met
waterverf ingevuld op de biscuitmodellen,
Ook is er nog een kleine collectie uit de
Goudsche fabriek, ontstaan in 1912 en 1913,
waarbij 2 vazen (309 en 310) welke naar ik
verneem door Colenbrander zelf zijn bewerkt,
iets wat zoo goed als nooit voorkwam. Deze
vazen zijn trouwens ook in ander opzicht
curieus omdat ze absoluut afwijken van het
andere werk. De opschildering bestaat uit
gebouwen, boomen, landschap en blauwe
lucht met witte wolken.
Deze collectie, waarbij niet minder dan
250 oorspronkelijke, door Colenbrander
geteekende ontwerpen, is om meer dan een
reden een gelukkig bezit.
In de eerste plaats toch is het zoo'n be
langrijke schakel in de kunstgeschiedenis
der laatste jaren. Want dat zien wij, jongeren
nu zoo duidelijk: hoe een heel bijzondere
figuur hij was. Wat heeft hij weinig gepraat,
en geschreven, en wat was hij zijn tijd ver
vooruit.
Wat was voor hem cubisme, futurisme etc...
alles wat nu zoo heel modern is, het zit
feitelijk reeds in zijn werk; en zooveel
bezonkener, gevoeliger... en gewoner.
Wat een fqne kerel was die Colenbrander,
hoe spitsvondig en gevoelig, en wat een merk
waardig vreemde verschijning in dien tijd.
Wat zijn sommige dingen bijzonder ge
compliceerd, anderen oersimpel. Wat is b.v.
zoo'n klein schoteltje mooi, met even een
motiefje, een vlekje en eenige lijnen.
Wat een verschil, dit werk van een vrije
kunstenaar, die zich ongebonden achtte ook
daar waar materiaal en vorm hem bonden,
welk een verschil met het latere bewuste
moderne werk. Hij kende geen principes,
materiaaleisen of rationalisme. Hij was de
beminnelijke fantast, de kunstenaar die mag
doen zoo hij wil, omdat hij 't kon.
Van de tijdgenoten hebben weinigen hem
gewaardeerd. Men vraagt zich trouwens af
hoe 't mogelijk was dat in dien tijd zoo iets
kon ontstaan, en wat zou 't gek geweest
zijn als ieder dit werk toen had begrepen
en mooi gevonden. Hij was een vreemde
verschijning tusschen de meesters der Haag
sche school.
Met genoegen verneem ik dat een onzer
eminente sierkunstenaars, in aard aan Colen
brander verwant, een uitgebreid artikel met
foto's over de collectie in het Haagsche
museum gaat schrijven.
Ik kan dus volstaan met deze notitie.
Mogen velen het waardeeren dat deze ver
zameling een zoo veilige plaats heeft ver
kregen. CORN. VAN DER StUIJS