Historisch Archief 1877-1940
28 April '17. No. 2079
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Democratie en Absolutisme
Teekening voor de Amsterdammer" van Jordaan
Mephisto?Wilhelm: .... Het fatale teeken!"
IIIIIIIIUIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
iiMiMiiiiiiMiiinmiMimmiiiiMiimii
Tentoonstelling van Joodsche
Oorlogslitteratuur
gehouden te Amsterdam
Ten tweede male binnen een jaar Is in
Amsterdam een Joodsche tentoonstelling ge
organiseerd. Was het ten vorigen jare naar
aanleiding, rvan ; het Verdwijnend Qhetto,
waarmede een stuk Amsterdamsen-Joodsche
historie verdwijnen ging, thans was voor
deze tentoonstelling Joodsche oorlogslitte
ratuur uit alle landen bijeengebracht. Dat
in een zoo'n kort tijdsverloop twee derge
lijke tentoonstellingen mogelijk waren is wel
het bewijs, dat er iets leeft in het deel van
het Joodsche volk binnen Amstels veste, dat
behoefte heeft zich te uiten. Dat die behoefte
er is geeft waarlijk geen verwondering
wanWAT IS DE CRITIEK VOOR DEN
KUNSTENAAR
EN
WAT IS DE KUNSTENAAR VOOR
DE CRITIEK?
De Amsterdammer" heeft gemeend, ten
einde bij te dragen tot de zuiverheid der
Ntderlandsche kunstcritiek, een enquête
ov,er kunstcritiek te moeten instellen.
Aan een aantal vooraanstaande kunste
naren, critici en kunstenaren-critici heeft de
Amsterdammer" de vragen voorgelegd:
' l Moet kunstcritiek meer als een weten
schap of meer als een kunst worden
opgevat?
2 NLoet in de kunst?rit(ek meer de nadruk
gelegd worden op het werk
(vormontleding, enz.) of meer op de ziel van
den maker, (psychologisch synthethische
methode ?
3 -Moet het werk goed- of afgekeurd
worden om den geest die er wt spreekt
(dogmatiek) of moet de criticus er zich
toe bepalen na te gaan wat de maker
zi. bedoeld hef f t en in hoeverre hij,
voor z'in gevoel, geslaagd is, (explicatie
en impressionisme)?
4 Welke waarde heeft critiek van anderen
voor U als scheppend kunstenaar?
ANTWOORDEN OP DE ENQUÊTE
(Marcellus Emants, Willem Kloos, Jacob
Israël de Haan, Jan Fabricius en Cyriel
Buysse antwoordden op bovenstaande vra
gen in ons nummer van 21 April jl.)
II
1. Mijns inziens is de critiek een aange
boren begaafdheid, die nooit kan worden
aangeleerd, evenmin als welke andere
artistieke gave ook. Criticus nascitur, non
fit. En daarom zou ik voor mij de critiek
als een kunst" willen zien beschouwd, al
mag het den criticus aan een zekere mate
van wetenschappelijke onderlegdheid niet
ontbreken.
2. Vorm en inhoud zijn n. Daar dit efn
vast-staand axioma is, kan hij, die, hetzij
den vorm, hetzij alleen den inhoud beoor
deelt, nooit een goed criticus worden ge
noemd.
3. Een kunstwerk kan, geloof ik, het
resultaat heeten van een zintuigeltjke waar
neming, overgehaald" door de psyche van
den schrijver. Bedoeling en uitvoering kun
nen dus feitelijk niet van elkander worden
afgescheiden; is dit wél mogelijk, dan kan
er van een gaaf kunstwerk geen sprake zijn.
Overigens kan, dunkt mij, worden vast
gesteld, dat een kunstwerk goed is, als het,
zooals ik het zou willen uitdrukken, vol
doende radio-activiteit' bezit.
4. Eerlijk gevoelde, zonder eenig voorop
gezet oordeel uitgesproken critiek over mijn
productie heb ik altijd gewaardeerd, en deze
neer men weet dat deze tentoonstelling ge
organiseerd werd ten bate van het
inzamelingswerk voor de Joodsche oorlogsslacht
offers.
In de Catalogus van de tentoonstelling
vindt men een uitvoerige uiteenzetting van
de Jodennood in de oorlogslanden van de
hand de heeren Alfred Polak en van den
samensteller van de catalogus S. S. da Silva
Rosa. Beide artikels bezitten historische
waarde.
In de bijzonder voor deze tentoonstelling
geëigende zaal van de bibliotheek van hét
Genootschap Ets Haim, gesticht in 1637,
vindt men daar uitgestald wat nijvere ver
zamelaars tijdens den oorlog mochten bijeen
brengen.
Maar ook uit vorige oorlogen ligt hier een
en ander uitgestald.
Behalve een aantal afbeeldingen van gods
dienstoefeningen op de Hooge Feestdagen
in het open veld of in ruïnes, ja zelfs in
katholieke kerken, vindt men er van ver
woeste begraafplaatsen, vernielde.thora rollen
en dergelijken. Een siederavond gehouden in
de Theaterzaal van St. Quentin trekt onze
héft mij ook wel eens een helderder in
zicht in mijn eigen werk gegeven.
JEANNEKLOOS-REYNEKEVANSTUWE
* «
Zoomin als de ware" kunst bestaat de
ware" critiek. Maar ziehier mijn antwoord
op Uw vier vragen.
I. Zou ook in dit opzicht niet ieder het
best doen wat zijn aard meebrengt? Ik per
soonlijk houd meer van gevoels-menschen
dan van weet-menschen.
II. Vormontleding kan in kritieke tijden
zuiverend werken. Overigens komt mij de
ziel van den kunstenaar ook wel van belang
voor bij de beoordeeling van het door haar
gedicteerde werk.
III. Onze eigen meeningen doen er niet
toe. Wij hebben te luisteren.
IV. Ik denk geene.
C. J. A. VAN BRUGGEN
* * *
De drie dingen, die men van den criticus
eische, zijn: onderscheidings-vermpgen, liefde
voor de kunst in wier dienst hij zich stelt,
en dus: ernst.
Doch voor het overige: zoomin als di'e
kunstenaar de beste kunst maakt, die al te
nauwkeu'ig weet hoe 't wezen moet",
zoomin is die criticus de beste, die werkt
naar welk vooropgezet systeem ook.
Deze enquête, door haar al te theoretischen
opzet, kan dus, dunkt mij, met den te
voorzienen rijp-en-groenen warwinkel harer el
kander tegensprekende adviezen, weinig nut
stichten.
CAREL SCHART EN
*# *
1. Meer als kunst.
2. Op beide.
3. Dat ligt er aan.
4. Moeilijk in het openbaar en in het
kort te beantwoorden.
BERNARD ZWEER s.
Ik kan tot mijn spijt uw verzoek om uit
eenzetting van mijn meening over de
Nederlandsche kunstkritiek niet ernstig nemen:
Ie. omdat deze dagen reeds zoo propvol
van narigheden zijn, dat ik tegenover uw
boosaardig opzet mij nog voller te proppen
op geestesbehoud bedacht moest wezen; enz.
2e. omdat uw vragen zoo tendentieus ge
steld zijn, dat duidelijk een antwoord in
bepaalden zin verwacht wordt, terwijl ik
juist het omgekeerde zou willen antwoorden,
en dus van mijn kant u narigheid zou be
zorgen, temeer daar dat omgekeerde onge
veer mijn waarlijk inzicht zou weergeven
wanneer het niet zoo rg omgekeerd was; enz.
3e. omdat u bij de voorwerpen" der
kritiek wel aan het slechtste adres zfjt om
over de kritiek iets liefs te laten zeggen
(hetgeen gij wenscht) *) daar zij deze immers,
gelijk het schaap den leeuw, als hun natuur
lijken vijand beschouwen en dus alleen reeds
bij het lezen van uw vragen in hun hart
*) Volstrekt niet!
(RED.)
aandacht. Wij vinden er een doorschoten ?
joodsch gebedenboekje, dat den bezitter het
leven gered heeft. Talrijke couranten in het
Jiddisch en Hebreeuwsch maar steeds met :
Hebreeuwsche letters gedrukt ge^en ons i
een denkbeeld van de Joodsche Pers in
Oost-Euröpa. Een gebedenboekje in gebruik
bij de Fransche en Belgische soldaten bevat
het volgende Inschrift, dat door den bezitter
moet worden geteekend.
J'atteste en signant la présente declaration que, n
iaraèlitèj'ippartiens a la religion israèlite.
Je demande donc, en conformitéavec mes croyanees
et en vertu ds la libertéde conscience,
en cas de besoin, les secours de la religion israèlite
a IVxclusion de e»un d'une autre ri-ligion,
En cas de maladie gruv^, Ie ministère d'un rabbin
oue l'asgistunce de correUnionaires,
en cis de déces, l'inhumation en présence l'israclites
et d'après l«s rites israólites,
et qu'on tout'cas il ne soit place sur la tombe aucuru
emblème d'un autre culte."
En als een hoopvol licht doen. ons aan,
al die vredesliederen, dankgebeden en der
gelijke gevolgd op zoovele oorlogen, en die
ook nu eenmaal komen moeten.
Wij zien er een uit HOI bij het einde
van de Spaansche Successieoorlog. Ook zijn
er de gebeden thans doordeNedeilandsche
opperrabbijnen vervaardiad en uitgesproken
in de Synagogen. Want wanneer er een
volk is, dat door alle «eeuwen heen de
ontzaggelijke waarde van vrede gevoeld en
geweten heeft, dan is het wel het Joodsche.
Bij zijn welkomstgroet aan die het ont
moet klinkt het Salem Aleichem, Vrede,
waar gij gaat en in zijn gebeden, die het
dagelijksch opzendt, klinkt het voortdurend,
Hij die Vrede brengt in Zijn Hemelsche
Heerscharen, brenge ook vrede over ons",
of de Heere geeve zijn Volk kracht en
zegene het met Vrede. En zoo is door zijn
heele bestaan en litteratuur de
Vredesgedachte geweven. Ongetwijfeld zal dan ook
deze oorlogstentoonstelltng in alle opzichten
doel getroffen hebben en het hare er toe
bijgedragen hebben om de Joodsche oorlogs
ellende te helpen verzachten.
D. S. VAN ZUIDEN
Een Opmerking
Zaterdagmiddag is de Bosboom tentoon
stelling geopend. Een verslag van dit feit
heeft in de nieuwsbladen gestaan. Natuurlijk.
Het is een feit van werkelijk belang. Maar
het heeft me weer getroffen, hoe eigenaardig
zulke verslagen zien verhouden, tot dat wat
zij inderdaad moesten zijn. Want wat is
het belangrijke bij een eerbetoon aan een
schilder? Het bïlangrijke is, hoe groot de
eer is, die hij ontvangt van schilders en van
kritici, van de aesthetisch gevoeligen. Van
de schilders in de eerste plaats. In de eerste
plaats behoort dus genoteerd te worden, bij
zulke opening, welke schilders aanwezig
waren. Deze behooren met naam en toe
naam genoteerd te worden. Daarna kunnen
de officieele personen komen, die uit hoofde
van hun ambt, niet uit hoofde van hun liefde
bij die opening aanwezig zijn, of, om het nog
zuiverder te stellen, niet ten eerste uit kunst
liefde er zijn. Zoo was het recht, en zoo was
het rechtmatig. In de verslagen worden de
schilders echter alleen als gro.eo genoemd,
na een lijst van goedwillige officieelen, en
andere. Ook hier dus opnieuw : de waereld
op haar kop, niet op haar vaste voeten.
PLASSCHAERT
* ft ?
HET NIEUW GEVESTIGDE BUREAU
VOOR KUNSTEN
EN WETENSCHAPPEN
Zoo schijnt dan eindelijk tot stand geko
men te zijn, wat jaren lang in Nederland
MiiiimiiiMimiiiiiumniiiiuimiitiuiiMMiimiiiiiiimiiiitiiiiiitiiiiiiiiut
groen en geel zoo niet rood worden
van ergernis, al zullen velen u natuurlijk
met een superieur uitgestreken gezicht ant
woorden, hoe lief zij de kritiek vinden
welke het hun anders ook wel leelijk zal
inpeperen; enz.
4". omdat er bij mijn weten maar n
waarlijk, d. w. z. naar menschelijke mogelijk
heid objectief criticus in ons land bestaat,
n.l. Carel Scharten wat m. i. reeds bijna
n te veel is en de rest (het gaat voor
u toch om de beroepscritiek der groote
dagbladen en periodieken) immers meeren
deels bestaat uit mislukte, of .uitgeprate, of
voor hun broodje schrijvende letterkundigen,
die, van hun baantje al lang genoeg heb
bende, tot beroepscynici zijn geworden, en
dus uitteraard er maar van hun gele lever
op los schimpen, of wel virtuozen zijn ge
worden in het verkoopen van aardigheden
op het voorwerp" hetgeen mij (in com
binatie) ook wel de eenig juiste en zeker
de meest menschelijlce opvatting lijkt, daar
zulks hun eigen gemoed verlicht en de
lezers veiheugt. welke laatsten in Holland
immers niets zoo erg hindert dan dat een
(levend) medemensch (in Holland) boven
henzelf verheven wordt hetgeen dan ook
niet te pas komt; ik zou dus in het geval
der critici denkelijk bij mijn honderd en
zooveelste kritiek wel net eender doen, en
dan gezegde combinatie prefereeren ! enz.
5e. omdat in ons knus gezellige land alle
beroepsschrijvers en critici elkaar wel zoo
wat van dichtebij, opzij of veraf in de gaten
hebben, en dus wel weten wat de een en
wat de ander voor dasje draagt, zoodat hier
een waarlijk onpersoonlijke (van de dassen
onafhankelijke) kritiek met den besten wil van
de wereld ook een onmogelijkheid is al
maakt men dat zichzelf en anderen natuur
lijk ijverig wijs; enz.
6é. omdat ik bij de bestrijding mijner
ijdelheden reeds zoover gevorderd ben, dat
ik nog maar plm. ns in de pair jaar een
stapel kritieken van mijn uitgever ontvang
en dus niet geheel au fait" meer ben, daar
mij ook kritiek op de anderen" niet meer
zoo bekoren kan al geniet ik er bij wijlen
nog wel eens heel erg van, hoe anderen
anderen uitschelden wat wilt gij mijnheer:
ik ben zelf een Hollander ! enz.
7e. omdat ik niet bij voorbaat mijn
hemelsche vreugde wil opmaken, want ik wil
u tenslotte wel toevertrouwen, dat mijn
liefste gedachte omtrent het hiernamaals
vaak is, om, wanneer ik eenmaal tot mijn
vaderen op rlen Parnassus vergaderd zal
zijn, van daaruit nu en dan bogende straal
tjes te laten neerpiassen op de nagemaakte
leeuwenmanenkoppen van wie zich hier be
neden ... critici" noemen! enz.
Tot zoolang echter blijf ik helaas mijnheer
niet de meeste hoogachting
Uw w. dr.
C. S. A D A M A VAN S C H E L T E M A
een gMêVend gemis was n.l. een instelling,
welke b c-gaaf Je kunstenaars, voor wie slechts
geldgebrek een belemmering is tot het ge
ven van hunne kunst in breeden kring, de
gelegenheid aanbiedt die kunst openbaar
te maken.
Was niet altijd de loopbaan van
ongefortuneerde, doch talentvolle jonge kunstenaars
afhankelijk van 'den enkelen Maecenas, die
belang stelde In hun werk? En hoe vele
misstanden ontstonden en ontstaan er niet,
ter eene en ter andere zijde, telken male
dat het leven een kunstbeschermer en een
kunstenaar tezamen brengt! Hoe vaak berust
niet kunstbeschermingopsnobbisme en steunt
de zoogenaamd kuni-tlievende kapitalist een
onbeduidend artist of ondervindt een waar
achtige kunstenaar slechts een zeer twijfel
achtige bescherming. Nog, in de zoo zeldzame
gevallen, waar met ware kunstliefde en ver
stand geholpen wordt, is het aantal kunste
naars, dat door n beschermer kan worden
bijgestaan beperkt, en daar waar de onder
vinding heeft geleerd, dat het aantal be
hoef dge, maar begaafde kunstenaars zich
tot het aantal kunstbeschermers verhoudt,
als een meerderheid tot een minderheid,
daar blijft steeds te betreuren hoeveel ras
echt talent onopgemerkt voorbijgaat, of geen
vrucht kan dragen door financieele moei
lijkheden.
In deze dringende behoefte naar publiciteit
van echte kunst wil het thans gevestigde
Bureau voor Kunsten en Wetenschappen
voorzien, blijkens de belofte in het pro
spectus gedaan.
Dit doel, voor Holland een
CentraalBureau voor Kunsten en Weten
schappen, hopen wij in de eerste plaats
te bereiken, door jonge, niet kapitaalkrachtige
kunstenaars in de gelegenheid te stellen,
zonder eigen risico voor het publiek op te
treden, of hun werk door tentoonstellingen
of anderszins bekend te maken.
Htt bekendmaken van jonge kunstenaars
met ta'ent, zal voor ons hoofdzaak blijven.
Het uit dit streven voortspruitende risico,
zullen wij trachten te dekken, door het geven
van goede Opera- en Tooneelvoorstellingen
en Concerten met eerste binnen- of
buitenlandsche krachten. Op deze wijze zullen dus
de reeds naam gemaakt h bbende kunstenaars,
door bemiddeling van ons Bureau medewerken,
hunne niet kapitaalkrachtige, maar talentvolle
collega's te steunen.
Hoewel dus de werking van ons Bureau
niet direct phtlantrophisch te noemen is, hopen
wij toch met de oprichting van ons Bureau te
bereiken: Een steunen van kunste
naars door kunstenaars op de wijze
als bovengenoemd.
Voorts stellen wij ons ten doel:
Ten eerste: Na den "orlog Hollandsche
arrïsfen in de gelegenheid te stellen, onder
leiding van ons Bureau in het buitenland op
te treden en dus onafhankelijk te maken
van de exploitatiezucht van buitenlandsche
agenturen.
ren tweede: Plaatsing van artisten
in binnen- of buitenland.
Ten derde: Het inrichten en voeren
van theateradministratie en controle en het
geven van adviezen op theater en ander kunst
gebied.
Ten vierde:
Hetorganlseerenenadministreeren van Opera- en tooneelopvoerlngen,
Concerten. Tentoonstellingen op kunstgebied,
Wetenschappelijke lezingen. Demonstraties en
het organiseeren van Tournees voor solisten
in binnen- of buitenland.
Vóór alles en dit is een zaak, die bij
zondere aandacht verdient doet het
Bureau dus een beroep op de hul p/aardig
heid der kunstenaars van reputatie ten op
zichte hunner nog onbekende, doch begaafde
confraters. En dit bereiken zij door het
handhaven van het Bureau bij het organi
seeren hunner Concerten, Tooneel of Opera
voorstellingen, Tentoons ellingen enz.
Langs dezen voor Nederland geheel
nieuwen weg tracht het Bureau een
menschllevende en kunstzinnige idee practisch uit
te voeren en het is een steile en moeizame
weg voorwaar, die de heer Taal, Directeur
van het Bureau zal begaan; toch is het
klaarblijkelijk de eenige, die leidt tot het
verwezenlijken eener jarenlangen illusie. Dat
de werkmethode van het Bureau belang
stelling vond bij toonaangevende kunste
naars hier ten lande, spreekt uit het feit,
dat mannen als Willem Royaards, Evert
Cornelis, Eduard Gardes en Fred. van Eeden
beloofden den heer Taal met hun respec
tievelijk advies bij te staan voor Tooneel,
Muziek, Schilder en Beeldende Kunst en
Letteren en Wetenschappen. Ook financiers
als de heeren F. F. H. Van GHeel
Gildemeester, Mr. E. Hij mans Van Wadenoyen
en Dr. J. Meihuizen hebben zich bereid
verklaard een commissie van advies te
vormen voor het zakelijke gedeelte van het
Bureau.
Met artistieke adviseurs als bovengenoemd
kunnen slechts ernst! ge en waarlij k begaafde
kunstenaars aanspraak maken op den steun
van het Bureau en wordt slechts publiciteit
gegeven aan wat de openbaarheid waardig is.
Uit het sympathieke streven van den heer
Taal blijkt dus, dat alle utilitaire waarde
van kunst of kunstenaars is uitgesloten.
Moge het Bureau voor Kunsten en Weten
schappen en zijn superieur doel, hetwelk de
heer Taal op de hier vermeldde wij ie tracht
te bereiken, spoedig het algeheel vertrouwen
en de daadwe'ke'ijke belangstelling winnen,
die het van kunstenaars en kunstlievenden
ten volle verdient.
H. v. LENNEP
iiiiMliliiniiiiiiniirriiiiifiiiiiM((fiirinrr(fiiiiiiii(iiiic(fiiflirftiiiifffii"(iiffifrrfffiiiiriiiiiiiuiiiffifiirriifiirfffiifrfffiiiirfiffif
A COMMISSIE VAN DESKUNDIGEN:
>C Tooneel WILLEM ROOYA&RDS
-BUREAU- Muziek EVERT CdRNELIS
VOORKUN/TENEN Sehider- en Beeldende Kunst ED. GERDES
WETEN/CHAPPEN (.etteren en Wetenschappen Dr FRED. VAN EEDEN
COMMISSIE VAN ADVIES:
F. F H. VAN GHEEL GILDEMEESTER
Mr E. HUMANS VAN WADENOYEN
Dr. J. MEIHUIZtN
Directeur: H. TAAL
Amsterdnm. Heerengracht 427. Tel. Centrum 985
Telegramadres: Muze Amsterdam"
Ons Bureau organiseert Opera- en
Tooneelopvoeringen, Concerten, Tentoonstellingen op
kunstgebied, Wetenschappelijke Lezingen en
Tournees voor Solisten en Ensembles voor
binnen- en buitenland. Aan belangstellenden wordt PROSPECTUS
op aanvrage gaarne gratis toegezonden.
1. Als een Kunst. Critiek schrijven is een
Kunst als elke andere. Zij zal dus subjectief
dienen te zijn. Onjectief zijn notarissen en
deurwaarders. Maar zij critiseeren niet.
2. Alle nadruk op de ziel van den maker.
Als er ten minste ziel is. Een werk zonder
ziel is de moeite van het critiseeren niet
waard.
3. Nooit iets afkeuren om den geest, die
er uit spreekt. G^est is zoo zeldzaam op
deze wereld. Wat geef ik om de bedoelingen
van een schrijver als hij er in geslaagd is
mij te treffen, te ontroeren, wat misschien
niet eens zijn bedoeling was?
4. Dezelfde waarde, die mijn critiek voor
anderen heeft.
J. C. SCHRÖDER (Barbarossa)
* * *
1. Het is goed dat ze door den een meer
als wetenschap, door den ander meer als
kunst wordt opgevat, want we hebben beide
methoden noodig, De langs verschillenden
weg verkregen uitkomsten moeten elkaar
aanvullen.
2. In de eerste en voornaamste plaats op
het wei k zelf. De ziel van den Kunstenaar
spiegelt zich af in het Kunstwerk. Men zal
zich dus veelal van het Kunstwerk reeds
een goed beeld kunnen vormen zonder iets
te weten van den schepper of zijn p<yche.
De psycohlogische studie mag evenwel
niet verwaarloosd worden. Zij kan het beeld
verduidelijken, het scherper maken. Ook hier
zal de cntiek eerst compleet zijn, indien
beide richtingen beoefend worden.
3. Bij het beoordeelen van het echte kunst
werk is er slechts n vraag: Is het schoon
of is het niet schoon?" Goed en slecht zijn
vooral op kunstgebied relatieve begrippen.
In enkele gevallen, waar het geldt critiek
uit te brengen omtrent met of voor een be
paald doel geschreven werk, mag misschien
de vraag goede of slechte strekking" ook
eenig gewicht in de schaal leggen.
4. Ik ben dankbaar dat ik in mijn leven
tamelijk veel critieken gelezen heb. Niet
omdat dit direct van invloed geweest zou
zijn op het zelf scheppen, of dat het de
fantasie zou hebben bevrucht. Misschien In
tegendeel. Maar het lezen van critiek van
anderen prikkelt den geest, spoort aan tot
eigen critisch onderzoek en leidt ten slotte
tot strenger critiek ook ten opzichte van
eigen werk.
j. H. KERSBEROEN
Ad 1. Kunstcritiek heeft met wetenschap
gemeen: 1. intuïtieve ontvangenis harer waar
heden; 2. redelijk-argumenteerende uiting
daarvan; 3. objectiviteit" in den zin van
onbevangenheid der lagere persoonlijkheid
tegenover de door haar te beoordeelen
verschijnselen; 4. bezit van technische en
feiten-kennis. Het sub l, 3 en 4 genoemde
is echter eigen aan alle categorieën van het
hoogere geestesleven de kunst daarbij
inbegrepen het geeft ons dus niet het
recht de critiek eene wetenschap te noemen.
Het sub 2 genoemde kan evenmin als be
slissend kenmerk van haar wezen gelden,
immers: het blijkt haar niet onontbeerlijk
te zijn, zij vervangt het zeer vaak en zeer
gelukkig door de aesthetische objectiveering
harer waarheid: lyriek, plastische voorstel
lingswijze, enz. O ider datgene echter wat
haar volstrekt onontbeerlijk is, bevindt zich
tevens wat zij met kunst allén gemeen heeft:
het aanvaarden der psych sche aandoeningen
als onvervangbaar richtsnoer van haar oor
deel en kostbaarste bestanddeel van haar
werk. Op grond dus van het voorafgaande
meen ik de waarheid het dichtst te bena
deren door de kunstcritiek te noemen: eene
kunst, die meer dan eene harer zusters, van
gemeenlijk als wetenschappelijk gekenschet
ste hulpmiddelen gebruik maakt.
Ad. 2 Deze vraag lijkt mij, in
haargeneraliseerenden vorm, niet voor beantwoording
vatbaar. Kunst-critiek wil onbetwijfelbaar
zeggen: beoordeeling van het kunstwerk.
Indien het echter waar is, dat een kunst
werk een groot psychologisch portret van
zijn maker" is (van Deyssel) en wie zal
dat ontkennen dan sluit de beoordeeling
van het werk tevens eene felle belichting
van het portret" in. Welk van de twee het
meest op den voorgrond moet treden, de
werk-beoordeeling of het portret", dat moet
in elk bijzonder geval afhankelijk worden
gesteld van beider waarde, zooals het dan
ook zeer wel mogelijk is. dat het portret"
van den criticus het meest op den voor
grond treedt en behoort te treden. Elke
kunstcritiek is een medaille met twee
beeldenaars: het goud laat ons hoffelijk zijn!
der penning is de wèrk-beoordeeling, de
ne beeldenaar vertoont den kunstenaar,
de andere den criticus. Welke van de twee
zich nu meestal op de beruchte keerzij der
medaille" bevindt? Maar neen gelukkig!
dat vraagt ge niet
Ad 3. Ik neem de vrijheid hiervoor te
verwijzen naar mijn Over Literatuur, blz. 131
tot en met 134. De d. t. p. voorkomende,
en indertijd door een uwer medewerkers
als de door mij gegeven formuleering van
het beginsel der mqderne critiek geken
schetste, beschouwingen laten zich moeielijk
in een kort citaat samenvatten.
Ad 4. Als bijdrage tot mijn zelfkennis:
hooge waarde; als richtsnoer ter verbetering
van het werk: geene Door haar invloed op
het laatste toe te laten, zou dit m.t.
verkunstmatigd, dus verslecht worden. Verbetering
van eens kunstenaars" arbeid kan slechts
natuurlijk voortvloeien uit den groei zijner
psyche. En nu kan deze groei voorzeker
geleid, bespoedigd of vertraagd worden,
maar meestal is toch zelfs een geringe
voertschrijding ervan een zaak van jaren;
allicht lach niet te luide, Westerling!
van levens.
M. H. VAN CAMPEN