Historisch Archief 1877-1940
5 Mei '17. - No. 2080
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
W O N I N O E N-N O O D
Teekening voor de Amsterdammer" van George van Raemdonck
MIIIIIIIIIIIIIIIIIIMtllllllllllllllllltlllllltlllllllllllMlllllllllllllllltlHIIIIIMlIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIINIinilllini
Historisch-Geografische
Tentoonstelling
Om een overzicht te geven van de ontwik
keling der Nederlandsche geografie was door
de 4e Sectie van het 17 Ned. Nat. en Oen.
Congres te 's-öravenhage een verzameling
kaarten en boeken bijeengebracht, die
plaatsruimte en tijd noopten tot beperking
uiteraard niet volledigkon zijn. Toch was
ieder bezoeker bij aandachtige beschouwing
van het tentoongestelde in staat zich een
voldoend beeld te vormen van de prestaties
der Nederlanders op geografisch gebied.
In het algemeenkon men er een groe
peering vinden van kaarten en boeken in
twee rubrieken; en wel in wat vóór 1800
was geleverd en dat gene wat later het
licht zag.
De eerste werken van beteekenis waren
reeds in de 16e eeuw verschenen. Twee
Zuid-Nederlanders, Mercator en Ortelius,
de een Kesmograaf van den hertog van
Oulik", de ander zelfs den titel dragend
van Geograaf van Philippus II van Spanje"
deden reeds tal van kaarten het licht zien,
die op meer wiskundige grondslagen waren
samengesteld.
Tot dien tijd waren de landkaarten niet
zoo topografisch nauwkeurig en de zee
kaarten waren nog steeds de kompaskaarten
van de Mediterrane zeevaarders. Ook de
portulanen" van de Atlantische gebieden
uit dien tijd vertoonen nog slechts de voor
den zeeman onmisbare kompasrozen.
Mercator ontwierp nu zijn beroemde
kaartprojectie met wassende breedte, waarbij
de landen en zeeën slechts weinig vervormd
werden en toch de meridianen en parallellen
elkaar onder rechte hoeken sneden. Toch
bleven op deze kaarten waarop de
zeeman nu gemakkelijk volgens de
loxodromische lijn kon varen nog lang de
bekende kompasrozen ingeteekend voor hen,
die daaraan nog bizonder gehecht waren.
De nu ook in grooten getale gedrukte
zeekaarten konden de bekende beschrijvende
zeilaanwijzingen vervangen, zooals die in
1540 werden gedrukt voor den weg van
Amsterdam naar zee.
Op last van Filips II maakte Jacob van
Deventer zijn beroemde Steden-atlas" (die
thans opnieuw in facsimiléis uitgegeven).
Na Ortelius' Orbis Terrarum deed Metcator
in 1585 te Duisburg een Atlas het licht zien,
welk werk echter in 1606 reeds overging
aan den Amsterdamschen boekhandelaar
Hondius en later op zijn zwager Jansonius.
Hier breidde de atlas zich uit tot een werk
van zes folio-banden met 451 kaarten. Een
reproductie van de groote wereldkaart van
LITERAIRE BESCHOUWINGEN
J. VAN OUDSHOORN, Louteringen*)
Ik had hooren zeggen, en vond het
gedfUkt in een artikel van Borel, dat het tweede
boek van Van Oudshoorn nog verschrik
kelijker was dan het eerste. Demonisch,
maar geweldig.
Maar toen Ik het boek doorbladerde werd
ik terstond getroffen door een zachter timbre,
een milder toon. Er steeg een aroom uit op,
nog wel wee en afschuwelijk, maar gemengd
niet vleugjes liefelijke frischheid, die mij
deeden hoopen op een ommezwaai, een
zacht aangekondigde zwenking.
Toen begon ik het gereegeld door te
leezen, van begin af aan. Het werk van
deezen schrijver is de volle aandacht waard.
Ik werd teleurgesteld.
Met een artistieke teleurstelling, die bijna
een ethische verheuging was. Het begin is
slecht. Veel zwakker dan het voorige boek :
Willem Mertens leevensspiegel". Zoo
dacht ik.
Het is hetzelfde thema, behandeld in den
zelfden van Deyssel-stijl. Half epiek, met
den stem van een verhaler, half gemijmer
van het beschreeven objekt zelf. Beurtelings
wordt de hoofdpersoon geteekend met de
nauwkeurige beelding van de zoogenaamde
impressionisten, stijl Zola-Quérido, wel wat
minder gezocht en opzettelijk, maar toch
niet heel veel fijner en dieper, en dan
weer komen de eigen uitingen van den
iongen, met vloeken en vragen, verdomd !"
en O hol" en Hal hal" er door heen, als
vreemde, onnoodige dissonanten. Zoo
ont
*) Verschenen te Rotterdam bij W. L. en
f. Brusse.
Hondiu s sierde een der wanden op de ten
toonstelling. Beroemd werden de atlassen,
die in dezen tijd werden uitgegeven door
Wille m Jansz Blaeu en zijn zoons. Blaeu
had gewerkt onder Tycho Brahéen maakte
later druk gebruik van de gegevens, die hij
putten kon uit de journalen der Hollandsche
zeelieden, vooral nadat hij benoemd tot
kaartenmaker der O. I. Compagnie, daartoe
uitsluitend het recht had gekregen.
Reeds vroeger waren in Amsterdam ook
groote kaartwerken verschenen. Zoo had
de beroemde predikant Plancius reeds in
1592 een groote wereldkaart gegeven.
Willem Barentsz vervaardigde een kaart van
de Middellandsche zee. En steeds weer ver
schenen nieuwe zeekaarten, zeeatlassen en
kust beschrijvingen, zooals de Spiegel der
Zeeva,erdt" (1584) van Waghenaer, 't Licht
der Zeeyaardt" (1608) van W. J. Blaeu, De.
groote nieuwe zeeatlas of waterwereld"(1680)
van Joh. v. Keulen, en de kaartwerken van
Roggeveen, Cl.Jansz.Voogt.Qerard van Keulen
en zoovele anderen. In Indiëhad de Compagnie
een speciale opnemingsdienst; doch de ge
produceerde kaarten werden niet uitgegeven.
Tal van kaarten uit haar bloeitijd zijn terecht
gekomen in Spaansche archieven, waar door
Dr. F. C. Wieder in de laatste jaren reeds
vele kaarten weer zijn teruggevonden, die
door hem zijn beschreven in het Tijdschr.
v. h. Kon. Ned. Aardr. Gen.
In de 18e eeuw geven de Nederlandsche
kartografen niet veel oorspronkelijk werk
meer. Van Nederland zelf komen er nog wel
goede opnemingen» zooals die van den be
kwamen landmeter Bolstra, die o. a. gebruik
maakte van de door Cruquius het eerst op
rivierkaarten ingevoerde dieptelijnen. Het
spreekt van zelf, dat in een land van zee
vaarders als' de Republiek ook tal van
land- en reisbeschrijvingen het licht zagen.
Beroemd is de Itinerario van Jan Huygen
van Linschoten (het laatst opnieuw uitge
geven door de Linschotenvereeniging). We
tenschappelijk zijn de werken van Rumphius,
den Indischen Plinius" over het eiland
Ambon. Een meer geografische beschrijving
van heel Indiëis Valentijn's Oud en Nieuw
Oost-lndiën, dat in 1724?'26 in 5 deelen
verscheen en tal van platen en kaarten be
vatte. De aardrijkskundige werken van Ne
derland zijn pas in de 18e eeuw van meer
beteekenis geworden. Merkwaardig genoeg
was het eerste groote werk van de hand
van een vreemdeling, n.l. Quicciardini:
Descrizione di tutti i Paesi Bassi dette
Oermania Inferiore", dat in 1567 te Antwerpen
verscheen en, terwijl het tallooze herdrukken
beleefde ook in het Fransen , toch eerst
in 1612 door P. Montanus te Amsterdam in
het Nederlandsch werd uitgegeven.
In 1649 droeg de A'damsche uitgeversfirma
lllnlIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIMinlIIIIIIIIMIIIIIIIIlMIIIIIIIIIIMIIIIItlllM
staat er een vermoeyende, niet wel te volgen
rhapsodie, oovergaand van vizioen en fan
tasie in zoo plastisch moegelijke beschrijving,
met woorden en zinnen waarvan de jongen
zelf niets begrijpen zou, en waarvan de
leezer ook niet altijd den draad kan volgen.
Dit gaat mis, dacht ik. Het wordt genre
en manier, waarin hij vast raakt. Hij komt
er zoo nooit. Dit is geen voortschrijden op
een vast-gekoozen weg, geen hooger ont
wikkeling. Hij is al aan 't eind en gaat zich
herhalen. Het was ook niet anders moegelijk.
Hij kan nu een serie boeken schrijven,allen
van 't zelfde gehalte, een cyclus als de
Rougon-Maquart, hij krijgt zijn stel be
wonderaars en zijn epigonen, en daarmee
uit. Dan is de van Deyssel-Van Oudshoorn
periode afgeslooten. Merkwaardig, maar
dood-geloopen. Ten eenenmale
onbevreedigend, ook voor den schrijver. Een manier,
niet eens geheel oorspronkelijk, en zonder
uitzicht.
Maar er zijn tal van liefelijke
taal-melodiën in het eerste gedeelte, niet demonisch,
maar eudémonisch luister naar dit:
Want haar blauw-diepe oogenschijn was
ondoorgrondelijk als de stervende avond
hemel, haar donzige wangen
zacht-ontvankelijk als het geurigste onbetreden mos en
het parelen van haar mond als
dauwdroppelen flonkerend in der hooge halmen wie
ging aan de vijverzoom".
Het is mooi, maar ook heelemaal schul
deloos mooi, bijna zoet. Er zijn verscheiden
Hollandsche prozaïsten die zoo kunnen
schreven. Van Looy, van Schendel, van
Oordt. Maar is dit de demonische, ultra-per
verse, schrikwekkende van Oudshoorn ? En
het is geen uitzondering. De gansche bladzij,
en raeenig andere, waar die jongensliefde
Elsevier aan den in Leiden
en Amsterdam weten
schappelijk gevormden
Bernard Varenius (in 1622
in de buurt van Luneburg
geboren) een aardrijks
kundige beschrijving van
Japan te leveren, (deze
maakte deel uit van de
eerste serie
landbeschrijvingen, die ooit is gege
ven). Het volgende jaar
reeds gaf Varenius zijn
Geographia Generalis"
uit, de eerste Natuurkun
dige Aardrijkskunde, wel
ker opzet zoo wetenschap
pelijk was, dat hij hiermede
zijn tijd ver vooruit was.
Het boek werd in vele
talen vertaald en in En
geland door Newton be
werkt en uitgegeven. Van
deze Engelsche uitgave zag
pas in 1750 de eerste Ne
derlandsche vertaling het
licht. Tegelijkertijd gaf ook
de Leidsche hoogleeraar
Joh. Lulofs zijn Inleiding
tot de natuurkundige en
wiskundige beschouwing
des aardkloots", welk werk
ook in het Duitsch is
vertaald. Als oudere wer
ken op het gebied der
algemeene aardrijkskunde
noemen we dan nog dat
van Clu verius (?Introductio
in universam
Geographiam...", Leiden 1624) dat
van groote beteekenis was
voor de latere wetenschap
pelijke geografie; N.
Struyck:'?Inleiding tot de
Algemeene Geographie".
Wat in de 18e eeuw in
Nederland bloeide, dat was
delandbeschrijving.Talvan
zoogenaamde Arkadia's
beschreven de verschillende streken en
gewesten van ons land. In de jaren
1739?1802 verscheen zelfs een zeer groote
landkunde, n.l. de Hedendaagsche Histo
rie of Tegenwoordige Staat van alle
VolEERSTE DEEL
AERDKLOOTS
BESCHRYVING.
INHOVDENDE
D E
AFBEELDINGEN
E N
B E S C H R Y V'I N G E N
DER LAND. E N
OP HET
A E R D f t C K:
By
t A M S T i: R D ,A M,
J O A N B L A E V,
M D c i x i i i i/ ? ;.",
Titelblad uit de Atlas van Blaeu
(verkleind)
ken", waarvan 22 deelen over Nederland
handelden. In de 19e eeuw begint er lang
zamerhand een nieuw leven in de
kartografie te komen. Legde in 1617 W. Snellius,
de Erathosthenes Batavus", de triangulatie
aan de kartografie ten grondslag, nu was
het de generaal Krayenhoff, die ijverde
voor een nauwkeurige triangulatie van ons
land. Het werd echter pas 1839, voor de
provincie Npord-Brabant, behoorlijk
getrianguleerd, in kaart was gebracht. Men begon
nu ook met de uitgave van de eigenlijke
Topogr. en Militaire Kaart van het Kon.
der Nederlanden" op een schaal van l: 50000.
Zij was in 1862 voltooid en werd later
heriiiiiiiiiimiiiilimiiiiiiiiiiniiiiiiiiiuiiiiiiii
wordt gezegd, heeft hetzelfde, bijna
weekromantisch en eedel-gevoelige timbre. Dit
kan de bewonderaars van Van Oudshoorn
niet voldoen. Daar schuilt iets achter: Zwak
heid? Omkeer?
Ik dacht aan Dostojewsky. Die is zelden
zoo lyrisch, hij legt zich eevenmin toe op
woordkunst, op plastische beelding in taal,
hij is droog en zakelijk als een proces-verbaal
en toch, hij bereikt hetzelfde als van Ouds
hoorn, of meer. Alleen door de zakelijke
inhoud van hetgeen hij zegt, door de feiten
die hij laai gebeuren, door de situaties, en
door het spreeken zijner persoonen. Dat is
een veel ruimer, grootscher werkwijze, dit
kan zoo spoedig geen manier" worden,
eevenmin als Shakespeare of Balzac ma
nier" wordt, wordt, al is hun werk terstond
te herkennen.
Ik las verder in het boek. Daar kwam de
nieuwe phase van den zonderlingen held.
Zijn rijtoer, de monocle, de hooge hoed,
die hij in de gracht werpt. Zijn uitgebrande
sexueele hartstocht, zijn zachtjes aan beseffen
van het Ware in hem.
En daar voelde ik mij gewennen. Dat
wonderlijke weezen-, die idioot, zoo
minitieus geheeld, zoo rag fijn weergegeeven,
zoo roerend dwaas, zwervend tusschen aan
duidingen van allerhoogste, allerdiepste wat
menschen hebben ondergaan, dat greep
mij met een voor mijzelf onverklaarbare
macht.
Hier past aandacht en eerbied, want hier
staan we aan de grenslanden van het
menschelijk weeten, gevoelen en begeeren. Zulk
een oprechtheid is heerlijk en mag niet
miskend of geminacht worden.
Hier wordt ook de titel duidelijk, en het
wonderlijke, droog afgebrooken slot. Hoe
Varenius' Beschrijving van Japan"
(vergroot)
haaldelijk verbeterd en herdrukt, en ook als
Chromotopogr. kaart uitgegeven. Van de
l : 25000- kaart, in kleurendruk, die daarna
werd aangevangen ontbreken thans nog de
bladen van de N.O., Z.O. en Z.W.-hoeken
van ons land. Daarop zijn ook de
hoogtelijnen aangebracht. Van groote waarde zijn
ook de Waterstaatskaart en de Rivierkaarten,
die resp. zijn gedrukt op een schaal van
l : 50000 en l : 20000. De kaartwerken van
den Topografischen Dienst in Ned.-Indi
zijn bekend om hun uitstekende bewerking
en prachtige uitvoering. Prachtig ofschoon
verouderd zijn de Residentiekaarten" van
Java. Allang bestond van Java een topogr.
kaart op een schaal van l : 20000. Thans ver
schijnt van Java een nieuwe serie
chromotopogr. kaarten op schalen van l : 25000,
l : 50000 en l : 100000. Ook de
bevloeiingskaarten zijn daar van beteekenis evenals in
ons land de waterstaatskaart. Buiten Java
zijn goede topogr. kaarten vervaardigd van
de Westerafdeeling van Borneo en van
Westkust en Oostkust van Sumatra. Van
de andere streken zijn topogr. kaarten in
wording (Z.-Sumatra) of bestaan thans goede
overzichtskaarten. Van Suriname hebben wij
ook dank zij de vele wetenschappelijke ex
pedities een vrij goede overzichtskaart. Van
de W.-I. eilanden zijn zeer goede topogra
fische kaarten vervaardigd, welke de laatste
jaren verschenen.
Als 19e-eeuwsche atlassen liet de ten
toonstelling zien de historisch-geografische
atlassen van Mees en van Beekman, de
laatste uitgeven door een speciaal daarvoor
bestaande commissie. De Vries en Ramaer
geven nog gewichtige historische kaarten
van Noord- en Zuid-Holland. Van Ned.-Indi
bestaat een groote atlas van Stemfoort en
Ten Siethoff. Binnenkort zal door het Kon.
Ned. Aardr. Genootschap een nieuwe atlas
van Ned. O.- en W.-Indiëworden uitgegeven.
De Algemeene aardrijkskundige werken,
die in de 19e eeuw in Nederland verschenen,
zijn van verschillenden aard. Zoo gaf in
1769-1812 Ie Franck van Berkhey een Na
tuurlijke Historie van Holland" in 1 2 deelen.
Een halve eeuw later verscheen in de serie
Natuurlijke Historie van Nederland", het
boek van Staring De bodem van Nederland".
Een geheel nieuwe bewerking daarvan geeft
thans J. van Baren. De kennis van den bodem
van Nederland is sedert zeer verkijkt door
wat de Rijksopsporing van Delfstoffen"
heeft gedaan. Van groote beteekenis zijn de
werken van v. Waterschoot van der Gracht,
Huffnagel, Jongmans, Tesch, Klein en anderen.
Loriéheeft na Staring heel wat licht ont
stoken over de kennis over onzen bodem,
terwijl van Baren vooral de morfologie be
studeerde. Over het klimaat van Nederland
verschenen het bekende werk van Krecke en
de publicaties van Buys Balloten later die van
het Kon. Ned. Meterologisch Instituut. Hart
man beschreef hierin Het klimaat van Neder
land". Ook over de volkenkunde van Nederland
is veel verschenen. Bekend zijn de werken
leeg en bevreemdend, en toch juist daar
door de aandacht latend voor het belang
rijkste wat gezegd is.
Het begin van 't boek is slecht, vol rom
mel, gezocht en gewild, zonder noodzaak,
kracht. Alleen goed om die jongens-liefde,
die noodig was voor de rest.
Maar het tweede gedeelte, het volwassen
gedeelte is wonderbaar. En daar komt ook
het zuivere ritme, het geluid dat niet demo
nisch, maar eudémonisch klinkt.
Zijn jelui ook zoo benieuwd naar het
komende? Ondervinden ook jelui dat alleen
de gedachte aan den dood het leven nieu
wen glans vermag te verleenen ?"
Zooals hij soms niet kon laten hem
vreemde menschen in een voorbijgaande
tram bemoedigend na te wulven, zoo kon
hij zijne nieuwsgierigheid evenmin als zijn
redelooze vreugde meer bedwingen."
Het heette waanzin en brak als hoopvol
lichten door de troebele verwarring van zijn
donker wezen."
Van af hoofdstuk VII is het boek een
wonder. En op pagina 225 spreekt de schrij
ver zelf, met een waardigheid en een stem
geluid, uniek in het geheele werk, en het
opheffend in een heldere kalmte.
Laat ons niet afdwalen," zegt hij, want
het is al donker genoeg. Schier ongeloo/elijk
moge het schijnen dat de verzonkene nog de
sterke hand des vaders werd waardig geacht."
Is dit demonie?
En dan deeze prachtige woorden op pag. 255.
Ook nu leek hij zwaarteloos weg te drij
ven. Enkel zachte, zachte kleuren doemden
in hem op. Neen, hij was niet bevreesd.
Hij wist dat het langzaam met hem ten einde
ging. Hij vouwde de handen in het duister.
Zijn leven had onmogelijk anders kunnen
van Lubach, van Bolk, Sasse, de Man. Tegen
woordig bekleedt ook de economische geo
grafie in Nederland een belangrijke plaats,
vooral door het ijverig streven van dr. H.
Blink. Anthropogeografische beschrijvingen
van plaatsen en streken worden meer en meer
gegeven. Een werk van dr. C. te Lintum
over Rotterdam mag hier dan ook nog wel
worden genoemd. Als handboeken der aard
rijkskunde van Nederland noemen we vooral
de werken van dr. H. Blink: Nederland en
zijn Bewoners" en Tegenwoordige Staat"
en dat van R. Schuiling, Nederland". Het
laatste is in 1915 geheel nieuw bewerkt.
Van de Nederlandsche Koloniën zijn door
de talrijke expedities vele belangrijke ge
gevens . verzameld, zoodat in de 19e eeuw
daarover vele geografische beschrijvingen
konden worden gegeven. Beroemd zijn de
werken van Junghuhn over Java en Sumatra,
de geologische beschrijving van Java door
Verbeek en Fennema, de Beschrijving van
Java door P. J. Veth. Het laatste werk werd
in zijn tweeden druk voor de landkunde
bewerkt door J. F. Niermeyer, voorde volken
kunde door Snelleman. Over de andere
eilanden verschenen ook werken van buiten
landers, al of niet in Ned. dienst. Toch zijn
er ook Nederlandsche werken van beteekenis
verschenen zooals die van Snouck Hurgronj
over Aljeh en over de Gajo-landen, van
Molengraaf! over Borneo (en binnenkort over
Timor), van Nieuwenhuis over Borneo, van
Abendanon, Adriani, en van Kruyt over
Celebes.
Ook mannen als v. d. Stok, van Bemmelen,
Kern, Kohlbrugge, Wilken, van. De venter,
De eerste Natuurkundige Aardrijkskunde"
door Bern. Varenius
Wichmann en Martin verdienen een eervolle
plaats in de onderzoekingsgeschiedenis van
onze Oost.
We kunnen hierop niet nader ingaan, het
zou ons te ver voeren. Goede bibliografieën
helpen ieder die er naar zoekt aan de be
staande literatuur. Ook over West-Indiëis
zeer veel gepubliceerd en zelfs al sedert de
18e eeuw. Echter is Suriname pas in de
laatste 25 jaren in zijn binnenlanden beter
onderzocht en bekend geworden. Tal van
genootschappen in Nederland en Koloniën
beijveren zich in het doen van wetenschap
pelijk onderzoekingswerk. Groot is het aantal
periodieken door deze lichamen en door de
Regeeringsdepartefnenten uitgegeven. De be
langstelling in de land- en volkenkunde van
Nederland en Koloniën is weer zeer levendig
geworden en we kunnen zeggen dat met de
herleving van handel en verkeer ook een
nieuwe bloeitijd voor de Nederlandsche
wetenschappelijke geografie en kartografie
is aangebroken. We konden in dit artikel
niet anders doen, dan de latere werken aan
stippen of er slechts heel vaag naar verwijzen;
de tentoonstelling bewees echter voldoende
dat er in de laatste jaren heel wat werd
gepresteerd maar ook, dat er voor de jongere
Nederlandsche geografen nog een groot ar
beidsveld openligt, zoowel op
physisch-geografisch als op anthropogeografisch gebied.
W. E. BOERMAN
D e n H a a g.
zijn. Er was alles en alles in geweest en
alles had de juiste plaats gevonden. Schier
onhoorbaar begonnen was de klank zijns
levens machtig aangezwollen en gelijkmatig
afgestorven."
Waar zijn in onze taal, of in eenige taal
woorden gevonden van inniger en oprechter
vroomheid? Binden zij ons niet met banden
van liefde en bewondering aan den armen,
verloopen idioot?
Dat is jammer, want wij denken: als deeze
platte en colloquiale wendingen, deeze vage
en veel te diepe beschrijvingen voor ons al
nauwelijks genietbaar zijn, wat blijft er dan
van het boek oover in een vertaling? Of
na veertig of vijftig aren? En toch hoe
veel schoons zou daarmee verlooren gaan!
Het boek is akelig, voor de meenigte
onleesbaar. Het grijpt te diep en te hoog,
en laat de menschheid daardoor los. Maar
het is toch een vroom boek, en niet demo
nisch.
Voor innige oprechtheid verneevelen de
boosaardigste demonen. Zij kunnen geen
stand houden.
Maar zou de zoo wónder-begaafde schrijver
zich niet los kunnen maken uit alle manier,
een geheel nieuwen toon aanslaan, en iets
geeven wat lager en eenvoudiger, maar
daardoor ook liefde-voller, massiever en
duurzamer is ?
FREDERIK VAN BEDEN