Historisch Archief 1877-1940
2 Juni '17. No. 2084
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
H. G. THIEME,
OÜD-CHRISTUN SCIBNTIST,
Haag ? Denneweg 25a,
geneest zieie personen,
die 'andere Scicntists onbe
kwaam bleken te genezen
en speciaal
Blind-,
Doo&tomen Idiootgeboren
personen, die van af/1600,
betalen.
Zonder Genezing - Geld Terug l
J05TERBEEK
MEUKLEEraNOEN
MEUBILEERING-MAATSCHAPPIJ
HOLLAND"
N. Z. VOORBURGWAL 274
AMSTERDAM TEL. 5974 N.
~^~^innn»nu-~~~--'
Bll HET INRICHTEN UWER WONINQ HEBT
SU 3 PUNTEN IN HET 00Q TE HOUDEN:
DUURZAAMHEID
HARMONIE
61MATI6DEN PBIJS
DAT WIJ IN ONZE INRICHTINGEN DEZE
EIGENSCHAPPEN VEREENISEN, BEWIJZEN DE
TALLOOZE TEVREDENHEIDSBETUIQINBEN,
WELKE WIJ VOOR U TER 1NZABE HOUDEN.
Zoo jolst verschenen:
DE NIEUWE DKÜK VAJf
PLATTBND VAR AMSTERDAM IN191?
ruimn m m HAAG n BW
Prijs f O.75
Tai Holkema & ffareaJorf, imitcrdai.
Tot het bouwen van Villa's en Landhuizen zijn prachtige heuvel
achtige BOSCHTERREINEN te koop in HET OOSTERPARK
e.- ^||
te ^
*i
Lage prijzen, mooie vegen, gas,
DE BILT
electr. licht, water.
Llflt|nnl.V.»»atö.totEiploiUanBet»osterpark
i Man u u D1I, L j_ STOKMANS & OTTO SCHÜLZ
Tel. Int. 38 & 48
'OXYDOL'
(CHL03AS KALICUS TANDPASTA)
45 cent p. Tube.
Naam!. VBDD. STUK fc Co.
Chemische Fabriek ,,'s-Hage"
's-GRAVENHAGE.
TAMINIAU'S
? JAM
Financieel Nieuwsblad
Singel 342, A'dam
TELEFOON N. 8925 '
bevat steeds actueele arti
kelen, betrouwbare cor
respondentie, uitlotingen
van premieleenlngen,
producties, koeralJjst enz.
Abonnement slechts
per kwartaal.
Vraagt gratis Proefnummers
DE AMSTERDAMMER
Weekblad voor Nederland
kost slechts ? 1.65 per kwartaal
N. V. Maas- en Waterweg
Maatschappij tot bevordering van de vestiging van
Industrieën te SCHIEDAM EN OMSTREKEN
Lange Haven 3 Tel. «3 Schiedam
Verleent haar bemiddeling bij den Aan- en Verkoop van Panden en
Industrieterreinen en het verschaffen van Bedrijfskapitaal.
te Velsen
(Noordzeekanaal).
Thans is definitief besloten
het stoomschip Jan
Pieterszoon Coen" voor het publiek
als hotel te openen.
In tegenstelling met het
vroeger vermelde zal de
opening plaats hebben op
14 Juli e. k.
De Directie der
Stoomvaart Maatschappij
Nederland".
Scheepvaarthuis Amsterdam.
, IIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMIIUMIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
IIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIllllllllllHlllllllllinilllllMlllllllllltllIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIilllliMIIIIIIMIItlMlllllinillllllllllllllllllMIIIMItlllllllltlllllllinillMIIMIIIIIIIHHIIIMIIII
baseerd op Midden-Java en de noodzake
lijkheid betoogd den bestuurszeteljdaar heen
te verplaatsen. Deze en enkele andere be
ginselen werden uitgewerkt door den luit.
kol. der genie v. d. Wijk, die er echter zijn
eigen meeningen in verwerkte.
De plannen, die ten slotte ingediend
werden, weken dan ook belangrijk af van
de grondbeginselen van Van den Bosch.
Had de laatste vooral getracht naar concen
tratie der levende strijdmiddelen en zijn
kracht willen zoeken in het leger, v. d. Wijk
zocht naar den geest des tijds meer zijn
heil in doode weermiddelen, als vestingen,
die veel troepen eischten en deze dus aan
het veldleger onttrokken. Van den Bosch
die intusschen Min. van Kol. geworden was
ontving die plannen dus niet zeer goed
gunstig. Koning Wlllem I nam ten slotte
een besluit waarin de plannen van v. d. Wijk
hoofdzakelijk overgenomen werden. (K. B.
7 Dec. 1836). De uitvoering van die plannen
verstond millioenen; de klachten van uit
Indiëover te zwaren druk op de bevolking
paarden zich aan die uit Nederland over de
nooden van de schatkist. De Koning zond
toen een Nederlandsen generaal,,Von Gagern,
naar Indië, om desnoods een geheel nieuw
verdedigingsplan voor te stellen.
Von Gagern vond bij zijn aankomst in
Indiëin 1844 een deel der door v. d. Wijk
voorgestelde vesting-werken reeds klaar. Hij
wenschte in de eerste plaats een sterke
vloot, doch daar deze er niet was achtte hij
39000 man noodig, waarvan 16000 als
veldleger, 16000 man als bezettingstroepen en
7000 voor de buitenbezittingen. Hij kon er
niet toe besluiten de reeds uitgevoerde
werken los te laten, al achtte hij ze gedeel
telijk nutteloos, bovendien wenschte hij ver
sterking van Tjilatjap en Weltevreden, zoodat
het leger nog meer versnipperd zou worden.
Ten slotte verscheen er in 1857 een K. B.
dat de verdediging op nieuw regelde op de
grondslagen door Von Gagern vastgesteld.
In 1859 deed de Generaal van Swieten een
poging om tot een eenvoudiger en logischer
stelsel te komen, doch zijn voorstellen von
den weinig steun bij de regeering. In 1866
vroeg minister Meyer nieuwe voorstellen. De
generaal Ktoesen diende een nota in, waailn
hij er op wees, dat er in de verloopen 50
jaar wel veel geschreven, doch niets gedaan
was voor de defensie. Snel handelen achtte
hij noodzakelijk. Hij ontwikkelde een-nieuw
plan, waarin hij aangaf dat de bestuurszetel
van Batavia naar Midden-Java verplaatst
moest worden. Verder toonde hij aan, dat
spoorwegaanleg de verdedigbaarheid van
Java zeer zou bevorderen en gaf hij als zijne
meening te kennen, dat men zijn kracht
vooral moest zoeken in een mobiel leger
en niet in vestingwerken. Zijn plannen wer
den echter door den minister niet goed
ontiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
iiiiiiiliiiiiiiittiiiiliiiiiiiiiiiiiiii
.
HAAR JONGEN
DOOR
HENRI VEUSKENS
In de groote stille kamer zat de oude vrouw
in haren hoogen stoel, en bad. Langzaam
de een na de ander gleden de kralen van
den langen zwarten noster door hare magere
vingers. En fluister-lispelend zweefden de
vrome gebed-woorden van hare lippen, en
smeekend-godvruchtig klonk bij het einde
het luidere: amen. Van buiten klonk geruch
tend het geroep van spelende kinderen en
het tlnkend geklop van eenen hamer, ergens
van eene verre smidse. Langzaam zeeg de
avond en vulden zijne schaduwen de groote
kamer. In de hoeken en rondom de meube
len viel het donker al, en rondom de oude
vrouw in haren hoogen stoel daalde het
zachtkens. Alleen haar bleeke gezicht met de
wit-geleefde haren stond, zuiver-omlijnd nog,
tegen de zwarte stoele-leuning, het eerbiedig
gebogen hoofd met de diepe trekken van
smart en voren van lijden welke er in gegroefd
stonden. En de magere blanke handen, die den
zwaren rozenkrans snoerden op den schoot.
Stille klonk het geprevel der Weesgegroeten,
stiller -klonk het Amen, stiller al stiller en
werd eindelijk niet meer gehoord. De oude
vrouw was langzaam ingesluimerd ; nog be
wogen hare lippen in werktuigelijk bewegen,
doch hare oogen waren gesloten en het
grijze hoofd neeg al lager op hare borst.
Zij sliep, rustig-regeimatig ging hare lang
zame ademhaling. Ze droomde, ze droomde
van haren jongen, van Jules. Ze zag hem
weer staan in zijne schoone uniform van
officier der cavallerie, zijne hooge fiere ge
vangen en een eindeloos heen- en
weergeschrijf was het gevolg. Toen in 1873 de
Atjeh-oorlog uitbrak nam deze alle aandacht
tot zich en schoof het defensie-vraagstuk
op den achtergrond.
Vermelding verdient nog een poging van
den generaal Haga om iets voor de ver
dediging te doen, doch zijn nota heeft de
regeering in Nederland niet eens bereikt.
In 1882 werden bij K. B. de grondslagen
van het verdedigingsstelsel ingetrokken, doch
er kwam niets nieuws voor in de plaats.
In 1889 kwamen een drietal nota's in be
handeling, die beschouwingen bevatten over
de defensie, nl. over de taak van het leger
op Java, over de verdediging der
buitenbezittinge» en over de taak van de marine.
In 1890 werd door de Nederlandsche
regeering een commissie ingesteld, bestaande
uit den Schout bij nacht Kruis, den gen.
majoor Kromhout en den majoor Haver
Droese, die de opdracht ontving uit te maken
welke in hoof dtrekken de gedragslijn moest
zijn van leger en vloot in Ned. IndiëIngeval
van oorlog met een buitenlandschen vijand.
Deze commissie bracht haar antwoord uit
in April 1872 en wel In het z.g. Geheim
Gedrukt Rapport." Omtrent den inhoud mag
hier niets gezegd worden daar dit Rapport
in zekere mate de grondslagen bevat voor
"het tegenwoordige verdedigingsstelsel. Dit
laatste zal in een volgend artikel besproken
worden, voor zoover dit althans in 'slands
belang geacht kan worden.
In 1900 werd de generaal Rooseboom tot
gouverneur-generaal benoemd met het oog
op de uitwerking der militaire plannen.
Al dadelijk ontstond er meenlgsverschil
met het legerbestuur over de beteekenis
welke aan Batavia gehecht moest worden.
Zooals hierna zal blijken hinkt ons defen
siestelsel in Indiënog steeds op twee
gedachten.
Uit het voorgaande zal wel duidelijk zijn
gebleken, dat de geschiedenis der Indische
defensie met recht een lijdensgeschiedenis
genoemd mag worden. Zoowel in het be
lang van Indiëals voor Nederland zou het
gewenscht zijn, dat nu eindelijk aan het
gesukkel eens een einde kwam.
K.
iiiniiiiiiiiiiiiiiimiiri
Electriciteitsvoorziening
(Ingezonden)
Een enkel woord naar aanleiding van het
stukje getiteld: Electriciteitsvoorziening"
door J. G. Bellaar Spruijt e. i. De algemeene
lijnen daarin ontwikkeld, maken inderdaad
meer en meer opgang in ons land en dit
valt ook niet te verwonderen, daar wij in
onzen oostelijken nabuur op
electriciteltsgebied een voorganger hebben die ons,
stalte, zooals hij voor haar stond toen hij
afscheid nam. De eene hand op den sabel
en in de andere hare magere, tranen-natte,
koude hand. Zijn oogen stonden vol tranen
en zijne stem klonk droef toen hij zeide:
Moederke, wees niet bang. Ik kom terug,
spoedig kom ik terug. Ween niet zoo moeder,
want het vaderland roept. Het is mijn
plicht... l En dof snikkend, met een plotse
linge energieke beweging, wendde hij zich
om en stapte met groote haastige stappen
naar zijnen oppasser, die ginder stond met
het bruine, jonge paard, dat hem ten oor
log dragen zou.
Nog eenmaal zag hij om naar het rustige
huis met de dichte groene linden en wuifde
nog eens met de hand, lang, tot hij verre
verdween bij eenen bocht van den straatweg.
En zij stond onder de lindeboomen in de
lichte zon en wachtte, wachtte tot hij terug
zou komen om haar nogmaals, nog eens te
zeggen dat hij zeker, zeker spoedig zou
weeromkomen. Zij stond lang zoo in de felle
middagzon, vol van een dof nog niet ten
volle bewust leed, wachtend op hem. Doch
hij kwam niet meer. En toen de schemering
begon te vallen en de nacht langzaam nader
sloop over de landen en de zonnebrand in
het Westen goud-laaide midden wolkenzee,
toen eerst ging zij naar binnen en snikte in
haren hoogen stoel lang, lang, tot de zwarte
Friesche klok in den hoek haar opschrikte
uit hare overdenkingen van dood en lijden.
Hiervan droomde nu de oude vrouw. En
misschien ook van den laatsten brief, welke
haar gister gebracht werd door den ouden
grijzen postbode. .Een brief van het front,
van meneer Jules", had hij gezegd, en voor
zichtig de enveloppe uit zijne zwarte tasch
genomen en haar toegereikt met eenen ge
lukkigen glimlach. Dat het goed nieuws
moge zijn, madam!" En het wasgoed nieuws.
Moeder l schreef hij lieve moeder l
Wees trotsch op uw zoon. Ik ben
bevorderd, ik ben kapitein. Eene stelling
van den vijand stormenderhand genomen.
Ik voerde hen aan. Voorwaarts,
voorelectriciens, althans eenigermate, heeft aan
gewezen, hoe men het niet en in enkele
gevallen hoe men het wél moet doen.
Volgens mij moeten de electro-centraal
stations en hunne verbindende leidingen in
handen van den Staat of althans van een
derivaat van den Staat zijn, terwijl de heer
Spruijt als vaststaand aanneemt, dat voor
de electrificatie van Nederland van de be
staande stations gebruik wordt gemaakt die
daarvoor, hetzij in groote vereenigingen,
hetzij op den duur misschien alle met elkaar
verbonden, de stroom op verschillende plaat
sen voor verschillende net-gedeelten zullen
moeten leveren.
Men zal, dus zegt de heer Spruijt, dan
veelal den toestand krijgen dien men thans
trouwens reeds op verschillende plaatsen
heeft, dat distributie en opwekking niet in
n hand zijn. Voortgaande betoogt de heer
Spruijt dan, dat de contracten alsdan moeten
bestaan tusschen stroomopwekker en
stroomkpoper, op het oogenblik althans, nog geens
zins voldoen aan de eischen die beide par
tijen daar redelijkerwijze aan zouden kunnen
en mogen stellen.
De Staat, zegt de heer Spruijt verder,
komt voor dezelfde moeilijkheden te staan
als nu reeds bestaan en dus is studie als
het ware, betreffende betere contracten,
noodig en wenschelijk.
Wat nu het technische economische ge
deelte van het betoog van den heer Spruijt
betreft, gaat ondergeteekende daar geheel
mede accoord. Wij moeten niet de gekheid
gaan uithalen in ons land om nu de Staats
of Gewestelijke Centrale's te gaan bouwen
in de onmiddellijke nabijheid van de be
staande Gemeentelijke Centrale's; doch wan
neer men dus nu uitgaat van het denkbeeld,
dat de bestaande Centrale's het moeten doen
(zoo noodig natuurlijk uitgebreid en tech
nisch meer bedrijfszeker gemaakt) dan zou
dit impliceeren dat de
electriciteits-voorziening van ons land in laatste instantie
toch zou berusten bij de Gemeenten, want
de Centrale's beschouw ik als de bronnen,
dus als den kop van het bedrijf, de gewesten
als vrachtrijders van electriciteit naar de
kleinere Gemeenten en die als een onderver
deelde staart. De keten zou duslzijn: grootere
Gemeenten-stroomopwekkers, Gewesten
vrachtrijders van de electriciteit naar de
kleinere Gemeenten en de kleinere Gemeenten
de consumenten. Hoe men nu ook studeert
men zal hierbij toch niet afkomen van het
feit, dat de Nederlaandsche Gemeenten, als
volkomen autonoom zichzelf besturend en
regeerend, het tarief van stroomafgifte zullen
moeten sanctioneeren en dat deze tarieven
dus, in laatste instantie, aan hen onder
worpen zijn en daardoor onderling zullen
verschillen, zooals trouwens nu reeds het
geval is.
iiiiiimiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiii
waarts! De geweren knetterden, de
sabels schitterden en deden hun werk.
Hoera! Vive la Belgique! Vive Ie Rot!
En de Koning, moeder, onze Albert,
heeft mij de hand gedrukt! Leve België!
Uw JULES
Nog altijd sliep de oude vrouw en droomde.
Droomde zij van den roem van haar jongen?
Misschien, want af en toe kwam een
vreugdige schijn van een lach vluchtig over haar
lijdend gelaat. Zij zag hem wellicht in haren
droom aan het hoofd van zijne ruiters, fier
en jong, schooner nog en krachtiger dan
toen hij vertrok. Plotseling klonk luid door
het stille huis de bel der voordeur. Verschrikt
uit haren slaap, eensklaps verplaatst uit
haren lichten droom van roem in de nu bij
kans geheel donkere kamer, richtte de oude
vrouw zich moeizaam op van haren stoel
en luisterde. Zij hoorde het dienstmeisje
komen, voorzichtig op hare teenen, bang
haar te wekken in de groote knmer. Dan
hoorde zij de zware stem van den grijzen
besteller, en plotseling opgeschrikt door een
angstig voorgevoel, een vermoeden van
naderend lijden, snelde zij weg uit de kamer,
haastig gejaagd, naar de schemer-verlichte
lange gang. Het meisje, verschrikt door
haar verschijnen, stond bedremmeld, niet
wetende waarom madam zoo vreemd was
in haar ,doen. Doch de rustige stem van den
ouden man zeide: Een* telegram, madam !
Moge het goed nieuws zijn!" Met ruwen
ruk had zij het dunne papier verscheurd en
hare oude oogen boorden door het schemer
donker en lazen, lazen de vlug-neergeschreven
potlood-woorden op het blauwe briefje: Jules
bij Haelen gevallen. Houd moed! Pousset.
Langzaam trad zij terug in de groote,
donkere kamer. In den geligen schijn der
ganglamp leek haar gelaat plotseling
verstrakt, als het gezicht van een oud mar
meren beeld. Langzaam zonder n enkel
woord slechts te spreken schreed zij door
de lange schemerlichte gang naar de stille,
donkere kamer. En langzaam zonk zij neer
Ik meen dat juist de groote,beteekenis
van de gewijzigde keten: kop van het be
drijf in handen van den Staat, dus de Cen
trale's en hunne onderlinge H. S. geleidingen
in handen van den Staat, het geheele vracht
rijden van electriciteit in handen van het
gewest en de distributie en verkoop in
handen van de Gemeenten, het groote voor
deel heeft, dat het mogelijk wordt dat de
gewesten de energie betrekken tegen vol
komen gelijke geldelijke voorwaarden, het
geen ook de industrie ten goede zal komen.
Voorts zie ik een niet te overkomen berg
van moeilijkheden in het accoord dat zou
moeten gemaakt worden tusschen X gemeen
ten die X differente Centrale's bezitten en
die verbonden zijn door een ultra H. S. net.
Onze Nederlandsche Gemeenten toch zullen
moeilijk geraken tot een contract of trust,
om te regelen voor welk deel ieder der
participeerende Gemeenten zal deelnemen
in het kapitaal benoodigd voor de ultra
H. S. geleidingen en tevens onder welke
geldelijke voorwaarden zij zullen moeten
stroom leveren in die geleidingen en onder
welke voorwaarden zij er energie aan zullen
moeten onttrekken, zal uiterst moeilijk zijn
in n te zetten en zulks zal ook nog des
te moeilijker zijn omdat de economische
voordeelen niet anders te bereiken zijn dan
door n opper commando over de geza
menlijke Centrale's. M. i. moeten wij dus
zeker gebruik maken van de bestaande
Centrale's.
Conclusie: De keten: Stroomleverende
groote Gemeenten Gewest kleinere
Gemeenten, moet op den duur vervangen
worden door de keten: Staat Gewest
Gemeenten, mede ook in verband met het
Staatsmijn-bedrijf.
Ondertusschen is het duidelijk dat zoo
lang die verbindende ultra H.S. leidingen
nog niet geheel of slechts maar gedeeltelijk
bestaan, het als tusschen-phase te verdedigen
ware dat althans de Centrale's van n
Gewest onder gewestelijke leiding werd
gebracht. Het Gewest zou op deze wijze
als het ware de voorlooper vormen om
den Staat te juister tijd de gelegen
heid te openen het geheel te omvatten.
De onderhandelingen en besprekingen die
dan de Staat zal hebben te voeren met hare
Gewesten, zullen ook gemakkelijker en vlot
ter van stapel loopen, dan event. onderhan
delingen van den Staat met X Gemeenten
en eenige Gewesten. Vierkant gezegd meen
ik dus, dat de Gemeentelijke autonomie op
dit punt van de opwekking van eleclrische
energie, in het belang van het-algemeen,
aan banden diende gelegd te worden.
F. A. SMIT KLEINE,
Ingenieur Electricien
in haren grooten stoel en verborg het ge
laat een wijle in hare bleeke, kille handen.
Zij weende niet, zij kon niet weenen. Zoo
bleef zij zitten, langen tijd, in het donker.
Tot het dienstmeisje klopte en voorzichtig
de kamer binnentrad, en vroeg of ze licht
maken zou. Buiten gloeiden voor de ven
sters der huizen de lampen en een vaag
rossig licht scheen door de ramen naar
binnen in de donkere kamer. Gertrude"
zeide zij met harde, toonlooze stem
Gertrude, ga naar mijne zuster naar
mevrouw Pousset, en zeg zeg dat Jules
jongeheer Jules... dood is voor 't
vaderland l" Langzaam, rukkerig, zeide zij
de woorden met koude, bedwongen stem.
Het meisje begon te schreien en ging snik
kend weg om het droevige nieuws te gaan
melden, terwijl ze fluisterde: arme, arme
madam!" Nog een wijle staarde de oude
vrouw in het donker; toen stond zij moei
zaam op van haren stoel en stak de lamp aan.
Stram-bewegend, als onbewust van wat
ze deed ging zij naar het bruinglanzende
hoekkastje bij het venster en trok eene van
de laden langzaam open. Zorgzaam voor
zichtig nam zij daaruit een zwaar
zilvergemonteerd album. Ze bleef staan vóór de
geopende lade en bladerde in het oude
bruine boek. Jules", zeide ze stil, Jules,
mijn Jules!" En ze zag peinzend naar de
beelden in het boek, waarvan vele al ver
bleekt waren en onduidelijk. Daar stond
Jules als kind, een kleine jongen met lang
krullend haar en lachend gezichtje, Jules als
scholier met de leeren boekentasch in de
hand, Jules als gymnasiast, een onbezorgd,
vroolijk jongeling, Jules als kadet in zijne
eerste uniform, nog jong, slank, vol levens
lust en levensnoop. En eindelijk Jules als
luitenant, kranig, knap, in zijn schitterende
uniform van officier der cavallerie, de blin
kende sabel in de rechterhand. Mijn jongen",
lispelde de oude moeder, mijn lieve, lieve
jongen!" En in hare grijze oogen kwam een
zachte, goedige uitdrukking, van innige,
innige liefde. Zoo bladerde ze lang in het
nieuwe
Te a Room
van het
Oranje-Hotel
te Zandvoort
is geheel ingericht
d(
Kon. Fabriek
van
Rieten Meubelen
De Amstel"
SOPH APUEIN
iiilliiinniii-iiiit
Gaarne maak ik gebruik van de gelegen
heid, dia de redactie mij biedt, om aan
hetgeen de heer Smit Kleine schrijft een
paar woorden toe te voegen en daardoor
een misverstand uit den weg te ruimen.
Het misverstand is wel daaruit voortge
vloeid, dat mijn artikel niet de bedoeling
had een overzicht te geven van de wijze,
waarop de centraal-stations en de netten,
die ons land op den duur van stroom zullen
voorzien, beheerd behooren te worden, en
ik daarover dus ook niet heb uitgeweid.
Het artikel werd geschreven naar aanleiding
van een studie over het voordeel, dat de
centralisatie van het opwekken van electri
citeit meebrengt en waarover ik eenigen
tijd geleden aan de Vereenigingvan Direc
teuren van Electriciteitsbedrijven in Neder
land" een uitvoerige mededeeling heb gedaan.
Het heeft in hoofdzaak de strekking om te
betoogen, dat voor de electrificatie van ons
land van de bestaande inrichtingen gebruik
gemaakt behooJt te worden. Om met beide
voeten in de praktijk te staan ben ik daarbij
van den bestaanden toestand uitgegaan en,
wellicht misleid door den titel
Electriciteitsvoorziening", die tegenwoordig eer een
rubriek dan een speciaal onderwerp aan
duidt, heeft de heer Smit Kleine mijn be
doeling wel niet geheel begrepen.
Het is mij een groot genoegen te kunnen
constateeren, dat een zoo uitnemend vakman
als de heer Smit Kleine het in hoofdzaak
geheel met mij eens is. Met hem ben ik er
van overtuigd dat het verregaande verspil
ling zou zijn om niet van de bestaande
centralen gebruik te maken; met hem ben
ik van meening dat, wanneer meerdere
centralen op n net werken, die centralen
en de verbindende leidingen van zeer hooge
spanning onder n opper-commando moeten
staan en zeker niet onder een dat van een
combinatie van eenige gemeenten. Dat de
Staat invloed op dat commando zal moeten
hebben, is eveneens duidelijk, doch de vra
gen, die zich in de eerste plaats voordoen,
zijn andere, en wel deze: Wat dient gemaakt
te worden, hoe moet het gemaakt worden,
en hoe dient het te maken samenstel be
dreven te worden.
Er wordt tegenwoordig door velen hard
gewerkt om klaarheid te brengen in datgene,
wat bekend moet zijn om die vragen te
kunnen beantwoorden en de studie, waarvan
ik hierboven sprak, was daartoe een be
scheiden bijdrage.
Wie zich voor het onderwerp, dat door
den heer Smit Kleine wordt aangeroerd,
interesseert, zij de lectuur aanbevolen van
een artikel van dr. W. Lulofs in de Gids
van Mei j.l.: De Electrificatie van Neder
land". J. G. BKLLAAR SPRUYT
bruine, zilver-gemonteerde boek: Jules te
paard, Jules in civiel, Jules te midden van
zijne kameraden. Traagzaam gleed haar oog
over de rijen portretten en langzaam, heel
langzaam keerde hare hand de groote bladen
om. Eene glinsterende traan viel tikkend op
een der beelden en biggelde stil omlaag
langs het glanzende papier, want het waren
bladen uit haar levensboek, welke zij hier
met trage hand keerde het eene blad na het
ander. En veel leed en zorg, maar ook veel
zonnige vreugde en waarachtig geluk las
zij op het zware, stijve karton. Zoo stond
de oude vrouw voor het bruine mahonie
houten kastje en doorleefde weer de geheele
jeugd van haren Jules. Weer wist ze zijne
kleine jongenssmarten, welke zjj alleen kon
lenigen. Weer dacht zij aan zijne eerste
liefde, waarin zij alleen deelgenoot was,
want aan haar vertrouwde hij al zijne ge
heimen.
Ja 't was haar Jules, want zij alleen had
hem verzorgd en vertroeteld na den dood
van haren man. 't Was haar jongen. Met
'n zeker genot verdiepte zij zich in al de
geneugten, welke zij samen genoten hadden,
herdacht tot in de kleinste bijzonderheden
het opgroeien van haar kind. Buiten klon
ken plotseling vlugge stappen. Langzaam
sloot de oude vrouw het boek en legde het
in de lade. Haar gezicht kreeg eensklaps
weer eene koude en strenge uitdrukking,
zoo verandert ook het winterlandschap, wan
neer de zon schuil gaat achter wolken.
Jules", fluisterde ze. alleen mijn jongen!"
En zacht schoof ze de groote lade dicht.
Daar klonken harde stappen in de gang en
hare zuster met rood-behuilde oogen
viel haar om den hals. Mijn God, Marie,"
snikte ze, dood, dood. dood!" Hij viel
voor zijn land," zeide de oude vrouw en
maakte zich zachtjes los uit de omhelzing.
Hij deed zijn plicht. Ik ben trotsch op
hem l" Hare stem was koud en zij sprak
de woorden afgemeten op harden toon.