Historisch Archief 1877-1940
30 Juni '17. - No. 2088
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Wandschilderingen van Lambertus Jansen
Wandschilderingen
Het werk van Lambert Jansen in de
Haarlemsche Infanterie-kazerne
II faut juger les cevres d'aptès leur temps.
Dit woord is een sanctie aan den kunste
naar; men treedt hem een stap tegemoet,
door hem te beschouwen als kind van zijn
tijd. Het is een stap in de richting van zijn
individualiteit, in de meest algemeene
beteekenis.
Daardoor hebben vele jongere kunstwerken
een cultuur-historische beteekenis, die voor
alsnog slechts in psychologischen zin voor
ons begrijpelijk is.
En doordat deze tijd er een is van alge
meene vergeestelijking in de kunst, en wij
er maar al te zeer van doordrongen zijn
dat een standaard-psyche noodzakelijk een
psychose moet worden, gaan wij spreken
van onzen stijlloozen tijd.
* * *
Indien het ooit interessant geweest is, een
kunstwerk in de eerste plaats als Tijds
product te beschouwen, dan is dit wel het
geval met het werk, dat een leerling van
de Rijks Academie van Beeldende Kunsten
thans ondernomen heeft.
De jonge, gemobiliseerde schilder Lambert
Jansen is, reeds gedurende enkele jaren,
bezig de wanden der ontspanningslokalen
in de Haarlemsche kazerne te versieren met
quasi-wandschilderingen.
Het is een cyclus van ongeveer twintig
vlakke schilderingen, op lappen linoleum
die boven de twee meter hooge
lambriseering in vakken worden aangebracht.
En de cyclus verbeeldt de ontwikkeling
onzer weermacht door alle tijdem"
Wanneer ge nu bedenkt, dat dit werk
wordt uitgevoerd door een kunstenaar, die
momenteel den simpelen rang van soldaat
bekleedt in een, door lang wachten voorals
nog niet-heroïek-voelend leger, zult ge de
moeilijkheden begrijpen die hij te over
winnen had.
Een wandschildering, waaraan geen alle
gorische verheerlijking relief verleent, waarin
een volstrekt aanvaardende overtuiging door
historische studieën onmogelijk gemaakt
wordt, waarvan het culminatie-punt in eene
onzekere toekomst ligt;
een wandschildering die niet uitsluitend
decoratief mag zijn, waarvan het object
hoogstens historische piëteit, maar weinig
leering voor heden en toekomst kan wekken,
en die, in de gegeven omstandigheden
om krachtbewuste, beschouweigke matiging
vraagt:
Ziedaar de opgave, die ik uit de uitvoe
ring meen te mogen afleiden.
Dit werk is eenvoudig en beschouwelijk;
het is vlak gehouden tegen een soberen,
goudgelen fond; alle middelen van licht en
schaduw zijn geëlimineerd, en het geloof
aan een derde dimensie wordt slechts
krachtig uitgesproken door den strengen,
ernstigen lijn.
Puvis de Chavannes arbeidde in een
zelfde strengheid van contouren, maar
zijne Bijbelsche en litteraire voorstellingen
drongen meer uit zichzelf tot relief, dan de
Nederlandsche weermacht in vele perioden,
vermocht.
De 19e eeuwsche fresco-schilders uit de
Münchensche en Düsseldorfer school hadden
slechts hun romantiek in het vlak te brengen;
de doelbewust aangebrachte lyrische en
dramatische effecten zorgden wel voor gees
telijk relief.
Schwind, die de Wartburg versierde, zoo
goed als Armitage, die in het House of
Parliaments en het South-Kensington mu
seum zijn wandschilderingen aanbracht, had
den eene imposante ruimte tot hunne beschik
king, en dit is ook het geval met het werk in de
Amsterdamsche kamer van koophandel en de
diamantbeurs. Hoezeer de omgeving dienst
baar is als drager van een daartoe bestemd
werk, blijkt wel uit de daar geheel mis
plaatst doende processie van Derkinderen,
in het Rijksmuseum, die immers aanvanke
lijk voor een hoog kerkgebouw bestemd was.
En dan... ze konden hunne gedachte vrij
uit en machtig doen leven in hun lijn.
Een soldaat is niet geheel vrij in woord
en daad; en de soldaat-schilder Jansen had
eene onmogelijk-duistere en kille ruimte te
versieren. De duistere vakken tusschen de
betrekkelijk kleine raamopeningen smeekten
om kleur; de aard der aanwezigen gebood
leerrijke eenvoud, het geheele milieu: de
coratie.
Nu is decoratie geen belangrijke tak van
onderwijs aan onze Academie. Het vele
goede, dat de soldaat-schilder daar geleerd
had, moest hij dienstbaar aan dit, voor hem
geheel nieuwe werk.
Maar doet niet iedereen, die onder dienst
komt, datzelfde met zijne in het militaire
leven onbruikbare burgerlijke capaci
teiten ?....
Hij bracht zijne pictorale qualiteiten onder
decoratieven tucht; en de lijn spreekt in dit
werk van bedwongen romantiek, zooals de
oogen der stram-uniforme soldaten spreken
van niet prijsgegeven individualiteit.
Er is licht in dit werk, maar de figuren
laten geen schaduw.
Zoo is er ook historische beschouwing in
dit werk, maar geen critiek.
De groepeering is streng: niet hartstoch
telijk van leven, als die der romeinsche
sarcophagen of van den Trojaanschen zuil,
niet heroïsch als die der Fgrieksche
iPoIygot-motieven, niet stil-wijs als de
oudPerzische reliëfs, en ook niet
zulver-decoratief als de Aegaische miniatuur-fresco's of
symbolisch als de Egyptische grafschilde
ringen. Dit alles zijn onmogelijkheden voor
een soldaat-schilder, wiens verre voorouders
huursoldaten lieten vechten, en wiens
generatiegenooten mede-bereid zijn te strijden
in een vooralsnog wachtend leger.
Een werkelijk talent forceert zich niet tot
een onrijp betoog of een pathetischen terug
blik. Maar er is beweging in de figuren, die
op ieder doek in den vorm van een drie
hoek, of flauw trapezium, om ruiterfiguren
gegroepeerd zijn.
Er is een alleraardigste beteekenis in alle
groepen: die der dartelende batavieren
kinderen, die aan Lucca della Robbia her
inneren, in de zwierige Bourgondische troe
pen, de zorgelooze geuzen, de on-homogeene
huurbenden, de weldoorvoede schutterijen,
de statige pruiken en de militair-uniforme
slobkousbeenen der gardes-du-corps.
Ruiterfiguren luiden de nieuwere en de
nieuwe tijd in, en symbolische voorstellingen
breken het leelijk vlak der gewitte schouwen.
De decoratieve waarde van dit werk is
tevens een belangrijk factor; pictorale en
decoratie-mogelijkheden worden zoo vaak
onnoodig gescheiden gehouden.
Maar onder diensf'ontmoeten alle elemen
ten elkander, en daardoor is het zelfs moge
lijk, dat in eenzelfde individu de bedoe
lingen der Rijks Academie en die eener meer
decoratief werkende instelling in zuivere
harmonie te samen leven.
Onder dit zuiver-menschelijk licht be
schouwd, blijkt de cyclus een zeer milita
ristisch betoog, maar dan niet in den
sociaaleconomischen zin van dat woord, maar meer
in de ideeële. _?
De bedoeling is: In eiken tijd is een
weermacht noodzakelijk geweest. En elke
tijd heeft die weermacht, door veranderende
eischen en behoeften, gewijzigd.
Het werk is sober en beschouwelijk;
Pieneman en David zouden het koud ge
noemd hebben, voor hun romantiek is het
te sober.
Maar tot eenvoud is de drang van dezen
tijd, en het individu blijft ruimte tot denken.
Trachten wij niet allen naar hetzelfde:
ontzeggen wij ons niet de middelen, om de
benadering van het doel te vinden in een
strengen lijn ?
* . *
Lambert Jansen's werk is bijna gereed.
Maar militair-administratief-principieele
moeilijkheden, bedreigen den voortgang van
zijn arbeid.
Het doel van deze regelen is, de hoop uit
te spreken, dat men dezen soldaat in staat
zal stellen zijn werk voott te zetten.
Hijzelf wil niets liever dan dat, en doet
er alle moeite voor. Toen het vaderland zijn
lichaam vroeg, bood hij bovendien zijn
geest aan.
Deze is een der weinige soldaten die
strijden om te mogen geven.
Dat hij moge overwinnen.
H. SALOMONSON
Oud- Hollands c h
SCH1LDERÜN
73,.Kalverstraat,
iiiiiiiiiiiiiiiiuiiiitiiiiiiiiiimumiimiiiimiiiiiiiuuiiiiiii imumiiiimii
DE ENQUÊTE OVER KUNST
CRITIEK
In het nummer van 2 Juni jl. publiceerde
de Redactie van Da Amsterdammer" de
laatst ingekomen antwoorden op de enqu
tevragen over kunstcritiek. Het zij mij nu
vergund, in de eerste plaats, ook uit naam
van de Redactie, de ongeveer 30 schrijvers
dank te zeggen, die door hun weloverwogen,
diepzinnige of geestige antwoorden de lezers
en ons aan zich hebben verplicht en ver
volgens de resultaten van deze enquête met
eenige woorden samen te vatten.
Is critiek een kunst of een wetenschap?
vroegen wij in de eerste plaats. In het alge
meen bleek men wel van meening, dat de
goede critiek een kunst is, of zijn kan; door
sommigen, prof. Kalff o.a., werd er bijge
voegd, dat het een kunst is, die haar voor
deel doet met de uitkomsten en, voor zoover
mogelijk, de methode der wetenschap." Dit
is b.v. ook de meening van den
kunstenaarcriticus M. H. van Campen; interessant is
daarbij, dat volgens hem de critiek met kunst
gemeen heeft het aanvaarden der psychische
MET HET OOG OP DE
GROOTE BELANÜST ELLING
WORDT DE
TENTOONSTELLING
CO BREMAN
IN ONZE
OOSTERSCHE TAPIJTZAAL
VERLENGD TOT EN MET
WOENSDAG 4 JULI
DE BIJENKORF
Wandschilderingen van Lambertus Jansen in de Infanterie Kazerne te Haarlem
kiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiKip
aandoeningen als onvervangbaar richtsnoer
van haar oordeel en kostbaarste bestanddeel
van haar werk." De criticus voelt dus het
behandelde werk en den behandelden schrij
ver met eigen p3yche aan, juist zooals de
gewone kunstenaar het leven aanvoelt Als
nu de aldus geïnspireerde criticus tot een
schoone uitdrukking van zijn psychische
aandoeningen" in staat blijkt, zal, dunkt mij,
zijn werk den in dezen ontvankelijken lezer
een emotie kunnen geven, niet ongelijk aan
die, welke door poëzie of een novelle wordt
gewekt. Dan zal zijn werk
geestelijkemotioneele beteekenis" hebben, om de tref
fende formule van den heer Just Havelaar
te gebruiken. Geen beter illustratie van deze
uitspraak trouwens, dan de schoone essays
van den heer Havelaar zelf!
Wetenschappelijke" kunstcritiek daaren
tegen heeft zulk een geestelijk-emotioneele
beteekenis nooit. Zij ontleedt te zeer; zij
ziet te veel het uiterlijke van werk en ma
ker 1). Zij weet" te veel en voelt" te
weinig. Alleen de kunst weet eigenlijk in
hoogeren zin, d. i. kent de feiten en ziet
intuïtief daarachter het diepere, onuitspreke
lijke. De heer Querido drukt dat uit door
te zeggen dat kunst hoogste wetenschap" is.
Prof. Dake heeft van al dit weten" en
gevoelen" geen... weet. Zonder kunst is
kunstcritiek onbestaanbaar" openbaart hij.
Door de kunst ontstaat de critiek". (En de
hemel beware mij het tegen te spreken!)
Deze (de critiek) mag men als een reflectie
van kunst, doch niet als een kunst op zich
zelf beschouwen".
Dan vroegen wij wat van meer belang
i«: het werk, of het gemoed van den maker.
In een kunstwerk", antwoordt de heer
Borel, is voor mij enkel van belang de
ziel, juister: de geest van den maker, dien
ik er achter voel Vormonlleding" is
schoolmeesterswerk". Inderdaad. Wat is
weldadiger dan een groot en goed mensch
te leeren kennen ? En waardoor worden wij
er vollediger toe in staat gesteld dan door
een schoon kunstwerk? Laat ons toch den
vorm als een middel blijven beschouwen.
En laat de criticus toch vooral trachten
op zijn wijze, maar anders kan hij ook niet!
het innerlijk van dien eerstenrangsmensch
die een eoed kunstenaar is, weer te geven!
In de gewone dagbladcritiek isdatcreëeren
1) Zie hierover en over de 2e vraag Herman
Wolf, Studies over Hedendaagschc Duitsche
letterkunde, Inleiding, Groot-Nederland van
Februari 1917.
van volledige psychologische portretten niet
mogelijk, zegt de heer Marcellus Emants.
Misschien ... maar bij het opstellen van onze
vragen hebben wij ook in de eerste plaats aan
uitvoerige en hoogstaande critiek gedacht,
op de wijze van Paul Bourget, Suarès, Van
Deyssel. Schaden, Coenen, Dirk Coster.
Prof. Dake vreest, dat wie deze grooten
of uitnemenden navolgt allicht in een hoog
geacht dazen vervalt." Dat critici zich een
volledige, welomlijnde voorstelling trachten
te maken van het innerlijk der door hen
bestudeerde kunstenaars, acht hij, naar het
schijnt, maar malligheid. Nu, aan verf heeft
men dan ook meer houvast."
Op onze 3e vraag, of ean criticus het
recht heeft een werk af te keuren om den
geest die er uit spreekt, werd door velen
geantwoord dat de criticus den geest van
het werk heeft te aanvaarden en slechts de
uitvoering moet beoordeelen. De heeren
E. d'Oliveira Jr. en J. 1. de Haan maakten
de opmerking dat de criticus zich soms
genoopt kan voelen, een werk schoon, maar
tegelijk maatschappelijk-schadelijkte noemen.
De heer P. Valkhoff waardeert beide wijzen
van critiseeren: de aanvaardende en de
strijdbare. Just Havelaar acht aanvaarden
van den geest die uit een werk spreekt
slechts gedeeltelijk mogelijk: De schep
pende criticus zal", volgens hem, den geest
van het kunstwerk aanvaardend en door
voelend, van-zelf, d.i. noodzakelijk zich zelf
openbaren en zijn idealen belijden." Dit
schijnt mij inderdaad het kenmerk van de
critische begaafdheid.
Op onze laatste vraag, wat critiek van
anderen voor den kunstenaar heteekent, ant
woordden velen: heel weinig. Wij weten zelf
het beste wat ons ontbreekt, zeggen zij.
Mevr. Jeanne Kloos evenwel dankt de critiek
helderder inzicht in haar werk, de heer
J. 1. de Haan levensverinniging; Dr. J. L.
Walen heeft nog het meest gehad aan
critiek van gewone menschen". De heer
Johan de Meester is gelukkig in den criticus
zijn eersten toehoorder" te begroeten. Al
te bescheiden lijkt mij, als hij mij
veroorhet hem te zeggen, de fijne novellist die
niet geheel meer schuil gaat achter het pseudo
C. P. Brandt van Doorne. De moeite niet
waard om er van te spreken," schrijft hij.
Voor den heer Adama van Scheltema is
d« critiek in het geheel niets -- tenzij dan
de bron van een ergernis waaraan hij
geestig lucht geeft en welke hij hierna
maals wil manifesteeren door den critici
een soort van vochtige vergelding te doen
geworden die, naar het mij wil voorkomen,
aan de verdiensten van vele hunner toch te
kort zou doen. Ik noemde boven al namen.
De heer Adama van Scheltema is ver
bitterd. Hij mist in de tegenwoordige Neder
landsche critiek alles wat haar tot iets
waardevols maakt. Zonder met zijn gene
raliseeren in te stemmen, wil ik toch niet
nalaten duidelijk te onderstrepen wat de
heeren Havelaar en Dr. Johan Wagenaar in
hun antwoorden zeer juist hebben gezegd:
dat tot de allereerste voorwaarden voor
goede critiek aandacht, eerbied, gewetens
volheid en karakter behooren. Eerbied ook!
Eerbied voor het wonder van de kunste
naarsziel dwingt den criticus steeds naar
eigen volmaking te streven: wie eerbied
heeft, zal de andere vereischte eigenschappen
met te meer inspanning in zich trachten
aan te kweeken. JOHANNES TIELROOY
Reizend Menschdom
. .'t Zijn woelige wezens
met zoekende zielen,
Bedrijvig als mieren
in druk gekrioel,
Zij kruipen van wanhoop
maar tusschen de wielen,
Die voeren hen tot, wat
ze meenen, hun doel.
Van kleinere gaan ze
naar grootere steden.
Van grootere weer naar
het stadje zoo klein.
Ze hebben geen plan en
ze weten geen reden,
Ze willen slechts komen
daar waar ze niet zijn.
Ze zoeken zoo vér, wat
ze 'thuis niet waardeeren.
Verdragen ontbering,
ontkennen gemis.
Ze willen het vinden"
Ze moeten nog leeren,
Dat het... niet t'huis
maar... ook nergens is.
Hun onbewust doel is
zich zelf te vergeten,
't Zijn dolende zielen,
't Zijn zielen in nood.
Die zucht tot verstrooiing,
Ze durven 't niet weten;
.,, Is... vrees voor het leven...
... Is... angst voor den Dood.
L. C. STEENHUIZEN
De Nedei'Iamlsche Opera
(IHr. <». H. Hoopman).
STADION - AMSTERDAM
Groot Fantastisch Openluchtspel
Zaterdag: 7 en Zondag s Juli l f* ir de*
avonds ie s1 2 uur en Zondag- M Juli HU?
de* namiddag** t<> £ uur
HERODIAS"
Hot geheele Stadion zal schitterend ge
monteerd worden, op het g-rooi e Paleis van
Jlerodes zullen feestvnren ontstoken worden.
Groote Optochten: Aankomst van Karavanen, Intochten
van Keizer Tiberius en Koning Herodes. Wedstrijd met
Romeinsche Zegewagens. Worstelwedstrijd en Groote
Balletten van meer dan 100 dames op het feest van
Koning Herodes.
Medewerking van meer dan duizend personen.
(Groot versterkt Opera-orkest en Koor 400 personen).
\ oorts paarden, zegewagens, oll'ervee enz
De zangrollen worden vervuld door de
eerste Solisten.
HerodiaS K- v. llelvnirt Pel
lohannes l,mus van Tulder
Vitellius ijaul Pul
Phanuel II. Knbbinga
(ISooge-priesler)
Herodiade Lie<beth Meissner
SaloméAnnie Ligt hart
Page van Herodias. . . l'.va \ ieyra
Keizer Tiberius 'os. Kattink
Eerste lood .... l wan Mouaseb
De koren worden gezonden door leden van
bekende /.angvereeni gingen.
Kapelmeester: AVillom Jlarmans. - Kejjie
Honry Knielen. - Decoratie: \V. 11. Deering.
Balletmeester : .lames Mever. - ('ostumes :
Andre Helsloot. - Kapwerk: D. 11. Miehels.
l(e(|uisieten : Diesburg.
Prijzen der plaatsen bij vóórverkoop vanaf heden
Stedelijke Kiosk bij de Munt.
Ovcrdfkto Tribune- f2.5<>.
StaanplnatN<'ii voor cl*' Tritium- f'l.?.
Oprit Tribune f !.?;>.
Aiii|>llillic:i« r I o 5O.
Verh. met de gebruikelijke Belastingen.
(.)]> de, dagev\ ilcc voorstellingen worden
de plaatsen niet 2i) % verhoogd.