Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
30 Juni '17. No. 2088
AMSTERDAM ARNHEM
's-GBAVENHAGE - ROTTERDAM
UTRECHT
Studenten M. G. Sweelinck"
Peer Oynt"
Wij allen kennen den meest bekenden
onder de Noorsche toondlchters door eene
schat van kleine lyrische stukjes, voor het
klavier geschreven, waarin hij op even
smaakvolle als onderhoudende wijze ons
zingt de liefelijke, zachtkens zwaarmoedige
liederen en dans wij zen van het land der
fjorden en middernachtszon, gevoelvolle
stukjes, vormschoon naar klassiek model,
niet het minst in zijn Holbergsuite.
We weten, dat er onder zijne liederen,
zich kostbare parels bevinden en denken
aan Ausfahrt", ein Schwann, im Kahne"
en vele anderen, die we, in tegenstelling
met de klavierstukken, te zelden hooren. In
al deze kleinere zaken toont het beminnelijk
en vriendelijk gevoelig talent van den
meester op Troldhangen zich van den
genialen kant.
Maar wij hooren in deze kunst tevens de
uiting van een zieleleven, dat niet gedrongen
werd zich op de woeste golven der onstui
mige levenszee, een weg te banen, dan eens
omhoog geheven, dan weer neergesmakt door
IHIIET
ZO HEIDES IE Z IsT ID IE
Teekening voor de Amsterdammer" van George 'van Raemdonck
Barbarossa
Itllll'ttllllHltllllllllllllmiMlllllllllllllllllMll
IIUIUIIIIIIllllllllllllllMIIIMIIIIIIIIIIIIIItlllllllllllllllllllllllllMIIMIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIMIIIMIIIIIIMIIMIlllllllllllllllllllllllllllnlIIIIIIIIIIIMIIItlMlllllllll
de wisselvalligheden van het lot, maar van
een, dat rustig en zeker zich koesterend in
de bekoringen zijner dagelijksche omgeving
van majestueuse natuur en een eenvoudig,
ongekunsteld volk, in zich indronk de klanken
der oude volkswij zen en dansen, waaraan
dit land zoo rijk was.
Zoo werd Grieg, mede daartoe in staat ge
steld door een jaargeld der Noorsche re
geering, een bij uitstek nationaal componist.
De zoon van het land, die Hen n k Ibsen
heette, gaf het menschdom meer. Hij ver
rijkte de wereldlitteratuur met eene kunst,
waarin wel is waar sterke nationale kiemen
te vinden zijn, maar waarin toch de hoofd
zaak ligt in de destijds geheel nieuwe sterk
pessimistisch atavistische levensbeschou
wing. In tegenstelling met Grieg is hij de
krachtmensch" bij uitnemendheid.
De sterkste mensen is hij, die alleen staat,
laat hij dr. Stockman in Een vijand van
't volk" zeggen.
HET 57e LUSTRUM TE AMSTERDAM
Teekening voor De Amsterdammer" van Is. van Mens
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIMlIiniimillllllllllllllllllllllHIIIMIHHIt
Het nieuwe Tooneelstuk van Walch
Het Wonder, Lyrisch Toekomstpel in
Drie Bedrijven, door J. L. WALCH.
Met 3 teekeningen van P. CORNELIS
DE MOOR. (Rotterdam, W. L. en J.
Brusse's Uitgevers Maatschappij)
Als men de veelbeteekenende namen leest
der personen in dit Toekomstspel" (Medio
thea, Speranza, Survivio, Vecchio, Themena,
De Philosoof, de Geleerde en Voce), en dan de
vermelding er onder, dat het stuk speelt in
Het Wondere Woud" bereidt men zich
reeds voor op symboliek.
Het Wondere Woud ligt op steile, scherpe
rotsen (let reeds op de symboliek!), en rechts,
als de eerste acte begint, ligt het dorre
vlakte-verschiet, met hel-witte wegen.
Het is 21 Maart, Lüna is in harmonie met
Venus, Jupiter en Saturnus zijn in conjunctie,
in de Visschen (vraagt maar een astroloog,
wat dit zeggen wil!) De dorheid van het
land beneden is vreeselijk, al het werk der
menschen, op de voorzieningen des levens
gericht, heeft nooit de regenloosheid voor
zien, die deze dorheid bracht, Klaar Ver
stand, dat leerde, hoe men het best zich
voedde en kleedde, is machteloos, en de
.groote stelselen van drenking doorwebde
aarde" vermogen niets meer.
Voce, de dichter, is gedreven naar het
Woud, het Wonderbare, maar nutteloos ge
achte, zooals de ouderen hebben geleerd, die
den strijd aanhouden tegen de Kerk, met
Klaar Verstand als ideaal.
Themena, Mediothea's moeder (let op :
Medio-Thea I) is naar het Woud getogen,
zwervende, zoekende naar een lavend heil
voor haar dochter, die in de dorre vlakte,
doodziek versmacht (let op de symboliek!),
en zij ontmoet eerst Voce, en dan Survivio
(let op: Survivio). Deze was een oud semi
narist, aspirant priester, gespaard in den
strijd tegen de Kerk, omdat Klaar Verstand
geweld verbiedt, al zag het alleen heil in
arbeid, niet in gebed. Ais nige toegefe
lijkheid liet het ook de dichters bestaan.
Survivio hoort wondere zangen van een
windharp bij de kapel in het Woud, en
voelde reeds, dat zoekenden zouden komen
van het land der Dorheid (denk om de
symboliek). Er leeft nog een oude man in
het Wondere Woud, Speranza (let wel:
Speranza I), die er zocht, wat de wijde
laagten hem nooit deden vinden. Speranza
is een man van de wetenschap, die de
macht tot genezen bezat, maar hij zag in,
dat die wetenschap een looze noot" was,
en hij toog heen naar de eenzaamheid van het
Wondere Woud om wijzer spijziging te zoe
ken", Mediothea verlatend, die hij toch ns
liefhad (men voelt de symboliek niet waar?)
Hij wasdiepgeleerd chemicus entnatuurkenner,
maar moest toch zfjn kunde verwerpen, voelde
zijn macht al zwakker en zwakker worden,
tot hij weer nieuwe kracht vond in het Woud,
waar de harp der Oneindigheid zingt. Them
ena smeekte hem, Mediothea te gaan bijstaan
in de vlakte, maar, eerst toegevend, ziet hij
in, dat zijn nieuwe kracht zou vervlieden
als hij weer tot de dorre vlakte zou neer
dalen, die hij alleen kan zegenen, en welker
redding hij alleen kan beramen vanuit het
Wondere Woud. Hij kan niet naar de zieke
Mediothea gaan, zij moet tot hém komen
(men lette op de symboliek!)...
Knapen en maagden komen op, die haar
willen halen. Dan komen ook de Geleerde
en de Fhilosoof, die op hun gewone
intellectueele manier domme, maar verstandelijk
juiste dingen zeggen over ontroering, over
't chemisch samenstel dat mensch heet, en
over klaar verstand, als Voce spreekt over
de groote stemmen der oneindigheid." Zij
laken Speranza, die klaar verstand en ook
Mediothea, met wie hij trouwen zou, verliet,
om in 't Wondere Woud naar nieuwe kracht
te zoeken, en daar zelfs Survivio, den ouden
seminarist op te zoeken. Maar de knapen en
maagden gaan toch Mediothea halen, al
noemen Philosoof en Geleerde het dwaas
heid. De jeugd volgt Speranza's raad...
In de 2de acte zijn we grootendeels in
een oude kapel in het Woud, waarheen
lanen leiden, met rechte rotsen rechts, hoo
ger dan die kapel. Een kruisbeeld hangt er.
Speranza vreest, dat de knapen en maagden
te laat zullen komen, maar Survivio, wiens
voorgevoelens niet bedriegen, voelt de nade
ring, en troost Speranza, die twijfelt aan
eigen zoeken rnet de woorden: Gij zocht
het meerdere dat daar was. Gij zocht naar
wil van God. Gij zocht het Goede." Me
diothea's vader Vecchio komt binnen. Hij
is, zegt hij, door het Woud gegaan maar
zag het niet (alweer: let op de symboliek!)
Hij is de man van de stof, van 't uiterlijk
verschijnen, die niet aan het Wonder gelooft,
en met afschuw ziet naar de mystieke werken
van Hermes Trismegistus en anderen, die
in de kapel liggen. Hij wil dat zijn kinderen
in 't vredig huis op de vlakte wonen, niet
in het goochelspel van een Wonder Woud.
Survivio antwoordt dat zij er ook weer zullen
wonen, nadat zij eerst hier geweest zijn, en
het Woud leerden kennen. Onder dit gesprek
hoort Survivio de windharp tinkeien, het is
de Stem, die zegt dat iets grootsch gaat ge
beuren
Mediothea komt, door de Jeugd gedragen,
in wit gewaad, op een baar. Een duif vliegt
door de schemerige boomen, de ark drijft
aan naar nieuwe aarde....
Speranza vindt zijn Geliefde weer. Hij
voelt nu dat zij de heerlijkste, de schit
terende en weenende vervulling van zijn
leven" is. Maar zij is stervende. Speranza
roept om water. Hij bezweert Survivio haar
te redden met een machtwoord van de Kerk,
hij smeekt hem om den Steen der Wijzen,
maar Survivio is machteloos, en zegt dat
geen menschenmacht de ziel weerhouden
Reeds in Peer Gynt" gevoelen wij dien
krachtigen eenzame", in den
ongebreidelden stroom der ongestoorde jeugdidealen.
Peer zoekt de liefde, maar het menschdom
stoot hem uit door zijn liefdeloosheid, goed
verborgen door het huichelachtig omhulsel
van schijnheilige braafheid en
conventioneele leugen.
Hoe kon nu de optimist Grieg den pessi
mist Ibsen als muzikale aanvulling datgene
schenken, wat zijn innerlijke geaardheid
niet te geven had?
Waar het gaat droeve, teere of vroolijke
stemmingen te schilderen weet deze lyrische
toondichter bekoorlijke klanken te tooveren,
maar, waar de zoo dramatische figuur van
de hoofdpersoon in haren zwaren strijd
muzikaal gekarakteriseerd moet worden, doet
de muziek denken aan de stem van den
boeman", die de kinderen naar bed moet
jagen, maar het au fond" niet kwaad meent.
Zoo is er, naar onze bescheiden meening,
in de meer dramatische gedeelten van het
werk eene sterke onevenwichtigheid.
Gevaarlijk is het intusschen een beslist
oordeel uit te spreken bij een fragmentarische
opvoering als deze.
Zeer zeker valt het loffelijk streven van
Sweelinck" en haren volijverigen directeur
Willem Gerke te prijzen, al was het alleen
maar door het feit de aandacht van
tooneeldirecteuren als Royaards of Verkade geves
tigd te hebben op eene mogelijk volledige
opvoering.
Wellicht valt In dat geval ook op het
muzikale gedeelte een ander licht, wanneer
het in de oorspronkelijke bedoeling als
begeleidende muziek meer in de schaduw
van het dramatisch gedicht op het tooneel
gezegd, zou komen te staan. Thans hoorden
we de besliste bijzaak te zeer als hoofdzaak en
uit deze gedeclameerde fragmenten vermoed
den we slechts de geweldige macht van het
drama, dat ons onthouden werd.
Op een feestavond als deze past geen
critiek in détails. Dus willen we volstaan te
vermelden, dat Koor en Orkest, leden en
gasten van het gezelschap, benevens de
blazers van het Concertgebouw, zeer ver
dienstelijk werk hebben gegeven. Ook de
solisten t.w. de heer Wiilem Hunsche (decla
matie) en de dames Ligthart, Koperberg en
H. BERSSENBRUGGE,
f»ORTKETFOTO«BAAF
ZEESTRAAT 65, Baast Pama Mestoi
DEN HAAG. - Tel. 1088.
kan, die door God is geroepen. Hij kan alleen
zijn Geloof over haar breiden.
Mediothea echter wil leven, leven om zijn
geluk. De dichter Voce voelt het: Het is
als stroomt van de sterren het Levenswater
in haar. O! dit is een oogenblik van vreemde
machten "
Er is een oude beker in Speranza's familie,
een beker van hout, uit een stuk van het
Kruis, met randen van huwelijksringen, van
Geliefden uit het geslacht. Mediothea vat
den beker en gaat de kapel uit, bestijgt den
rots. Op dat oogenblik gloort de dageraad
(voelt men de symboliek?) Mediothea klimt
en klimt en eindelijk, hoog staande als de
hoogste stijging van al de menschen daar"
(als voren!) slaat zij met den beker op de
harde rots, en het levende, genezende water
stroomt er uit. De liefde van alle geslachten,
versmolten in den ring om den beker, is de
kracht geweest, die water uit de rots deed
wellen. Het Wonder is geschied. Voce, de
dichter, zal het gebeuren in zang opheffen
en 't toonen aan allen". Aan de kim komen
mannen en vrouwen uit de vlakte (symbolisch
gebeuren). Een Maagd zegt, als een andere
Maagd uitroept: Heel het volk der vlaide
is gestegen naar het Woud van het Won
derbare": Zij komen te laat. Zij zijn te
lang gebleven ter woonstee die hun jeugd
bereidde", maar een Knaap zegt: Maar wij
zullen het hun verhalen! En... zij zullen
het water zien!" De Dichter Voce voorspelt;
Ik zie uit U, een geslacht rijzen dat léft
van 't besef van dit Wonder!"
In de derde acte zitten eerst Speranza en
Mediothea bij de rotsbeek. Zijn hart noemt
haar: eeuwigheid, haar hart noemt hem;
liefde. De windharp tinkelt zacht. Speranza
luistert, en ziet het water naar de dorre
vlakte stroomen, waar het volk, dat niet aan
het Wonderbare geloofde, het wonder ge
niet. Survivio zegt:?Uit Mediothea's gelooven
is het heil der aarde een aanschouwing
geworden; maar Speranza meent; uit
Mediothea's liefde. Survivio zegt, dat de
bodem van den wonderbeker heiligheid is,
Speranza noemt het liefde. Zij zitten nu bij
de rotsbeek, maar Speranza wil nogmaals
met haar stijgen, de hooge rots op, waar
zij het Wonder volbracht. Survivio waar
schuwt, dat de weg steil is, en dat het
moeilijker zijn zal dan eerst, omdat nu de
weg den voet doet neerglijden langs het
water des levens (lees door de regels heen
vooral de symboliek!) Mediothea is nu nog
te moe, en vraagt hem, haar wat alleen te
doen rusten, om haar kracht te doen vinden
voor den tocht. Zij gaat rusten in de kapel.
Maagden en knapen komen op, in 't wit,
met bloemen. ledere knaap heeft, toen het
Wonder ontlook ,,de maagd die hem be
haagde aangezien" en met zijn oogen in de
hare liefde" gezegd (als voren).
Alleen Voce, de dichter niet, die had de
Liefde lief, en daarom heeft wat gebeurde
Bredius-Heskes droegen in ruime mate bij
tot het welslagen dezer uitvoeriner,
Voor den directeur Willem Gerke, die
het geheel met vaste hand leidde, een
avond, waarop .hij met voldoening kan
terug zien,
VAN-LEEUWEN
HET 57e LUSTRUM TE AMSTERDAM
Teekening voor De Amsterdammer" van fs. van Mens
(USTHljr'i A-G-C_
,. OftSTf.R5C.He TENT
hem een verrukking gebracht, welke die van al
de anderen te boven ging. Dan vinden de
Maagden en Knapen den beker, dien Mediothea
in 't gras heeft laten liggen, en, eerst ver
ontwaardigd omdat zij hem zoo onacht
zaam verloor, besluiten zij hem mee te
nemen als een talisman, den bewaarder
van hun heil, als zij in de vlakte terug zijn.
Als Survivio en Speranza dan opkomen
en dit bemerken, klaagt Survivio over hun
zelfzucht, maarSperanzo versmaadt het ding
dat stoflijk-beeld slechts is" en zegt dat
Mediothea's liefde de bodem is van een
nieuwe kelk (de oude bodem was een stuk
van 't kruishout, en men vatte de syrhboliek).
De windharp klaagt opeens, en Survivio
waarschuwt: Behoudt den beker, eert hem
als reliek!"
Er volgt weer een gesprek met den Ge
leerde en den Philosoof, die het Wonder op
natuurwetenschappelijke en logische wijze
willen uitleggen, en Speranza aanleiding
geven te verklaren: Deez waarheid: dat
wat bouwt heel 't fundament van mensch
en dier en plant heel 't rijk van mine
raal, en erts en aether... dat is de Liefde."
Van de wetenschap des geleerden, zegt hij,
zeer juist: Niet kennen is't, maar noemen."
In 't morgenlichten komen Speranza en
Mediothea weer bijeen. De zon begint te
stralen. Mediothea voelt zich sterker bij
sterrenglans, die haar een vreemde kracht
geeft, maar Speranza voelt juist bij zon meer
moed en lust tot daden (wat zeer goed ge
zien is). Speranza wil nu weer stijgen, het
hooge rotspunt van 't wonder nogmaals be
reiken ; zij is bevreesd, maar volgt hem toch,
omdat zij zijn vrouw wil zijn. Vanuit hun
hoogte zien zij beneden in de vlakte menschen
in blank bonte reien, vervoering is in hun
gang, n van hen draagt in veneratie een
hooggeheven, blinkend voorwerp. Het is de
beker. Mediothea ziet het als een idool, een
stoffelijk idool... Zij glijdt uit, en stort in een
beek, die haar medevoert. Een wolk van duis
ternis drijft aan ... Beneden heeft Survivio
Mediothea, doodelijk gewond, opgenomen,
en op een wit bloemenbed gelegd. Speranza
snelt toe. Zij zegt hem stervend, dat zij hem
liefheeft, hem alleen, maar dat hij de
Volksvriend" is, en thans ontdekt Speranza
(en ontdekt ook de lezer, die er in 't ge
heel niet bedacht op was, want ook onvoor
bereid) dat de droefheid, die haar voet deed
glippen het feit was, dat hij niet alleen haar,
maar velen liefhad. Het levenswater, dat
'k zelf ontbronde aan't eindeloos wolkenwee
van liefde was 't... zoo sterft een vrouw"
zegt zij.
Speranza heeft het begrepen. Hij zal zijn
bestemming volgen, terugkeeren in 't
vlakke land, en den genezer der menschheid
zijn, nu hij de eeuwige kracht heeft gevonden
in het Wondere Woud ...
* * *
Het ietwat onduidelijk aan het vorige aan
sluitende einde niet al te zwaar gewogen,
is dit Toekomsfspel" van Walch voorzeker
een eerbiedwaardig knap stuk werk, van
edeler gehalte dan het overgroote deel der
in den laatsten tijd verschenen
tooneelJiteratuur. Het is het tooneel op een hooger
plan dan het gewone, en als zoodanig als
j poging nobel en een zeer verblijdend teeken.
Wat ik er tegen heb is alleen, dat het zoo
door en door intellectueel is, zonderling ge
noeg, want juist mystieke dingen rakend.
Het wordt niet met ontroering, maar met
denken gelezen, en ieder oogenblik moet
men danig op zijn hoede zijn om zich
mét eene schoone ontroering, maar een
verborgen symbolische gedachte te doen
ontglippen. Het is daarom een zeer knap
intellectueel stuk werk, op een respectabel
niveau, maar het is de groote vraag of het
ook Tooneel is. Wél worden er zeer be
langrijke vraagstukken in behandeld, van
gewicht voor deze tijden.
Daarbij komt, dat de auteur in zekeren
zin wei een knap tooneeU-schrijver, maar
nergens in dit stuk een dichter blijkt te zijn.
De dichter Vox zegt er (blz. 12) in dicht
vorm eenige regels in op, die geen hoogen
dunk geven aan zije poëschen ader, en
telkens staat hier en daar eene aanwijzing
dit rythmisch zeggend' of de volgende
ciauzen rythmisch zeggend'', bij bij versags,
die alles behalve in den poëtischen zin
rythmisch zijn, maar rhetorisch. Er zijn wel,
nu en dan, dichterlijke gedachten in dit
werk, maar zij vinden geen uitdrukking in
dichterlijke taal. En de tooneelspeler, die
zooveel ciauzen, rythmisch zeggen moet,
zal groote moeite hebben met zinnen als
(blz. 41): O goed, maar zwak en
steunslen zoekend vriend" of 'k Versmaad het
ding dat stoflijk beeld slecht is."
HENRI BOREL