Historisch Archief 1877-1940
ff0. 9090
Zaterdag 14 Juli
A' 1917
DE A M STER DAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON
{ Prijs oer No. f 0.15. Per 3 mnd. f 1.90. Abonn. loopen per jaar | | UITGEVERS; VAN HOLKEMA & WARENDORF, AMSTERDAM ~| | Advertentiën omslag f 0.35 p. regel, binnenpag. f 0.40 p. regel
IHHOUD: Bladz. l: Amerika en Wij,
door v. H. Buitenlandsch Overzicht,
door G. W. Kernkamp. 2: Na het
Aardappel-Oproer, teekening van
Jordaan, De Verdediging van
Nederlandsch-Indië, VI, Conclusies, door Kr.
Krekelzang: Marsch der Proleten, door
J. H. Speenhoff. Medische Kroniek:
Lintwormen, door dr. Tulp. Literaire
Beschouwingen: De Geest van Japan, door
dr. Frederik van Eeden. 3: F. Lief
tin ck f. Offervaardige Voorgangers,
Open Brief aan Maurice Low, door Upton
Sinclair. 5: Voor Vrouwen, door Elis.
M. Rogge. Uit de Natuur: Om Am
sterdam, door Jac. P. Thijsse. 7:
Muziek in de*Hoofdstad: Herodias Op
voering in het Stadion, door mr. H. M.
van Leeuwen, met teekeningen van Is.
van Mens. De Tiende Muze: Cor Ruys'
twaalf en een half-jarig Jubileum, door
Simon B. Stokvis. 8: Tentoonstellin
gen, door Plasschaert. Boekbespreking,
door Friso en M. Koor- en Volkszang,
, door J. Hagens Jr. 9: Zuid
Afrikaansche Brieven: Die Bijbel in Afrikaans,
door ds. B. R. Hattingh. 10:
Scheveningen, door Janus. Uit het Kladschrft
van Jantje. De Chineesche Cultuur,
door Henri Borel. 11: De lotswisse
lingen van den Keizer va n China, teeke
ning van Joh. Braakensiek. Feuilleton,
door Fritz Muller. Schaakrubriek, red.
dr. A. G. Olland. 12: Damrubriek,
red. K. C. de Jonge.
Bijvoegsel: De crisis in Duitschland,
teekening van Joh. Braakensiek.
liiillliliiiilillliiiiiliiiiiiiliimiiiimiiimilliiiiiiliiiiiiiaiiiiimiiiiiiiiiiiiii
AMERIKA EN WIJ
Amerika beheerscht de situatie.
En dit raakt ook ons.
Er waren in Europa te velen, die de
macht dezer natie en haren drang om
die uit te oefenen, voorbijzagen. Doch
wie het land en het volk nauwkeuriger
hadden leeren kennen, wisten beter.
Het oogenblik waarop Amerika nevens
de Entente den oorlog is ingegaan, is 't
beslissende oogenblik in den wereldstrijd
geweest. Voor Duitschland bleef daarop
nog slechts n exceptie: een overwel
digend resultaat met den duikbootoorlog.
Nu dit is mislukt, zal de overmacht van
't naderende Amerika den doorslag geven.
Dit is het, waarvan Duitschland zich
thans bewust wprdt.
Weet ge, waardoor daar nu de ge
moederen, ook in de hoogere regionen,
in beweging komen? Waarom met ze
nuwachtige onzekerheid naar andere op
lossingen wordt gezocht ? Waarom Erz
berger, die zoo, langen tijd den
Rijkskanselier een rechterhand is geweest en
als officieel leider van het bureau Zur
Beeinflüssung der Neutralen" merkwaar
dige diensten heeft bewezen, aan een
nieuwen koers wenscht te doen gelooven?
Het is, omdat men zich ook ginds
bewust geworden is, dat Amerika de
situatie beheerschen gaat.
Nu blijkt de duikbootoorlog een mis
rekening. Nu moeten zij, die hem hebben
aanbevolen, weg. Nu worden nieuwe
bezems gezocht. Nu gaat men zich eerst
indenken in de geweldige nieuwe macht,
die daar van de overzijde van den
Atlantischen Oceaan nog pas aan het komen
is, maar die met onverbiddelijke zeker
heid nadert. Bernstorff en zij, die om hem
heen staan, zullen evenmin nagelaten
hebben, de zaak van dien kant, ook voor
de meeste Duitschers een pnverwachten
kant, te toonen. En de feiten beginnen
voor zich zelve te spreken.
Wanneer sommigen er nu weer zoo
den nadruk op leggen, dat Duitschland
den verdedigingsoorlog voert, hebben zij
althans in zooverre geen ongelijk, dat
het van stonde af aan in de echte
positie van den verdedigingsstrijd komt.
Van den ouden invasie-oorlog blijft
niets over. Er is een keerpunt ingetreden
in Duitschlands positie. Dit keerpunt
wordt afgeteekend door de aankomst der
eerste Amerikaansche troepengedeelten
en strijdmiddelen.
De strijd wordt nu in waarheid een
strijd tegen den ondergang.
Daarom moet men zich nog niet
verbeelden, dat hij uit is. Hij raakt uit.
Maar hoe lang kan dit nieuwe
strijdvak duren!
? Het zal wellicht het geweldigste, het
hardnekkigste, het indrukwekkendste
tijdvak zijn van den geheelen oorlog.
Een tijdvak gelijk de campagne van 1814
door Napoleon l ten slotte op Frankrijk's
eigen bodem gevoerd, waarin zijne
strategie op 't hoogste steeg. Een kamp
als de weergalooze krachtsontwikkeling
van het leger der nationale verdediging"
in den oorlog van '70, na den val van
Parijs.
Iets dergelijks, in veel grooter verhou
ding nog, zien wij nu voor den boeg.
Het is zeer weinig waarschijnlijk dat
de Geallieerden door een vroegtijdigen
vrede te aanvaarden, 't niet zoover zullen
laten komen.
Wanneer men let op het wezen meer
dan op den vorm der zaak, wat beteekent
dan voor hen eene ministerieverandering.
een grondwetsherziening, een kunst
matige ingevoerde parlementarisme, een
luid verkondigde democratische
nieuworiënteering?" Meent men, dat voor
Engeland, dat voor Frankrijk, dat voor
Amerika, daarmede het Bismarckiaansche
Duitsche Rijk met zijn ontzaglijke energie
en zijn overmacht, beteugeld zal zijn ?
Dit hangt toch van iets meer af dan van
enkele goede voornemens en
hervorvormingen in tijd van nood.
't Brengt even weinig de oplossing
als het empire libéral" heeft gedaan,
waardoor Bonaparte na Elba voor zijn
Frankrijk den vrede zocht te verwerven.
Wie nagaat, dat ook het Duitsche
volk van hoog tot laag, in zijn geheel,
met imperialistische en militaristische
belangen is vervuld, die rekent niet op
eene spoedige staking van den strijd.
Allicht is het de felste worsteling, die
aan weerszijden nog wacht.
Ook al, omdat nu Amerika mee de
situatie beheerscht.
Indien er immers n geest is van tot
het bittere einde doorgaan en des noods
de geheele wereld naar den wil te zetten,
dan is het wel de geest der Amerikanen.
Want geen eigengerechtigdheid is zoo
groot, als die van de democratie. Geen
dwang zoo niets-ontziend, als de dwang
van den idealist.
Nergens is men mér gewoon, zonder
sentimentaliteit op zijn doel af te gaan,
als ginds. Nergens heeft de zin voor
resultaat, voor achievement" zulk een
meesleepende kracht.
* *
*
Amerika gaat de situatie beheetschen.
Dit geldt ook voor ons.
Voor den uiteindelijken loop der zaak
schenkt het gerustheid.
De Vereenigde Staten is een machtig
land, vol van nieuwe en groote idealen.
Vol ook, juist in dit tijdsgewricht, van
de behoefte om het goede door te voeren.
Om de vrijheid te verzekeren en het
recht te doen heerschen.
De invloed van Amerika op de regeling
van den vrede zal aan eene eerlijke,
vooruitstrevende kleine mogendheid als
Nederland, slechts ten goede kunnen
komen. Temeer, omdat hierbij te rekenen
valt op natuurlijke sympathie tusschen
beide.
Doch laat het zich zoo aanzien voor
den nog dreigenden tijd van den oorlog?
In dit opzicht zijn wij allerminst zonder
zorg.
Men krijgt 't gevoel, dat evenmin als
Amerika ten onzent tijdig is begrepen,
de Amerikanen nu nog de positie van
Nederland niet voldoende verstaan.
Zij dragen ons weliswaar geen wan
trouwen toe. Maar wel schijnt het, alsof
de machtige kolos, nu hij zich eenmaal
in den strijd geworpen heeft, aan den
kleinen neutrale bitter weinig beteekenis
meer toekent, en onze belangen onvol
ledig doorziet.
Amerika spreekt er nu met toenemende
scherpte van, de neutralen op rantsoen
te zetten. Zweden schijnt te ervaren, hoe
daarmee een begin wordt gemaakt.
Ook ons wordt de mondjesmaat in het
uitzicht gesteld. Alle productie voor den
uitvoer wordt ons kwalijk genomen. Alle
invoer als een gunst toegerekend.
En waar Amerika niet alleen onzen
graantoevoer, maar ook den aanvoer van
veevoer en van verscheidene gewichtige
grond- en hulpstoffen kan beheerschen,
moet aan een algeheele bekrimping
worden gedacht.
De gevolgen daarvan zouden echter
niet te overzien zijn !
Zij zouden voor Nederland niet alleen
eene totale verarming en uitputting, maar
ook eene totale demoraliseering te weeg
brengen.
* *
*
Dit toch is misschien voor een groot
land niet gemakkelijk te begrijpen, dat
een klein en dicht bevolkt land gelijk het
onze, nog om andere redenen vee! meer
moet blijven produceeren dan 't zelf
verbruikt, als voornamelijk uit zucht om
rijkdom te vergaren.
De diepere reden is, dat indien enkel
voor het binnenlandsch gebruik gewerkt
kon worden, het grootste deel onzer be
volking en onzer bedrijven tot ledigheid
zou zijn gedoemd, 't Gebied der directe
binnenlandsche behoefte is veel te gering.
Wie van ons vergt, dat wij ons enkel
daarmee occupeeren, vergt dat wij aan
den kapstok hangen gaan en ineen
schrompelen.
't Zou dus niet een kwestie zijn van
winstbeneming, maar van algeheele
depravatie en verschrompeling, onzen
veestapel tot afslachting zonder eind,
onze nijverheid en handel, ons landbouw
bedrijf vrijwel tot stilstand te dwingen.
Ons volksleven zelf vordert de voort
zetting van zekere aanvoeren, reeds
in ruimere mate dan op het oogenblik.
De afzet waarheen, kan desnoods
onverschillig zijn. Wanneer wij maar op
redelijke wijze aan het werk kunnen
blijven, en in de volksbehoeften voorzien.
Het moet ons mogelijk zijn, hierop
van ginds uit te blijven rekenen, en de
regelingen te maken, waarbij deze groote
belangen worden erkend.
De' regeering der Vereenigde Staten
gevoelt zich op 't Oogenblik machtig,
om dit alles te beïnvloeden, en den
verderen uitvoer naar Duitschland te
beletten.
Zij is in staat, zulks op voor ons
fnuikende wijze te doen.
En de vrees is niet denkbeeldig.
Maar daarom kunnen de bedenkelijke
gevaren nog wel afgewend.
* *
Beoordeelen wij Amerika en de Ameri
kanen goed, dan zullen zij ook ten onzen
aanzien naar volle billijkheid en tegemoet
komendheid willen streven. Mits wij ons
standpunt bij hen slechts'trachtten te doen
doordringen en bij de publieke opinie
begrip weten te vinden.
Om van de Amerikaansche staatkunde
iets te bereiken, is het noodig, tot het
Amerikaansche volk te spreken. .Nergens
wordt de staatkunde zoozeer door 't volle
gemaakt, als ginds. De gewone diplo
matie is voor de verhoudingen van het
oogenblik niet altijd toereikend.
Verschillende landen hebben reeds ge
toond dit te begrijpen. Belgiëzond een
extra-ordinaire missie. Eveneens Italië'.
Maar ook Engeland vaardigde op dien
P rond geen minder dan BalJour af; en
rankrijk den rijk begaafden journalist
Fardieu, als opper-commissaris.
Het voor ons sprekendst voorbeeld
levert evenwel Zwitserland.
Ook daar vielen van de zijde van
Amerika uit misverstand of onvolledig
inzicht nijpende economische bezwaren te
vreezen. Daarom is dezer dagen eene
bijzondere missie van B"rn naar de Staten
gereisd, teneinde de gewichtige belangen
van het Zwitsersche volk aan het Ame
rikaansche voor te houden.
Zij is saamgesteld uit: een groot
industrieel, een vertegenwoordiger van
de academische wereld, en een militair,
allen in 't bijzonder gekozen om in
Amerika weerklank te kunnen wekken.
De tijd is er ernstig genoeg voor, om
zulk een plan ook voor Nederland op
te vatten.
Wij moeten- er mede rekenen, dat
Amerika ons groote, treurige moeilijk
heden kan gaan maken.
De beste weg ware openlijk met het
Amerikaansche volk te praten; en ter
plaatse bevredigende economische rege
lingen te overleggen, ruimere toevoeren
te verkrijgen, die onze veehouderij, onzen
landbouw, onze nijverheid, onze volks
voeding en onze geheele positie van het
dreigende zwaard bevrijden.
Dit ligt niet uitsluitend op den wég
van de gewone diplomatieke vertegen
woordiging, hoe bekwaam zij moge zijn.
Wij denken aan bijzondere stappen.
Met name aan eene met zorg samen
gestelde bijzondere zending.
Te vroeg is 't daarvoor stellig niet.
Geen dag.
v. H.
De crisis in Duitschland
Toen in December 1916 de centrale mo
gendheden het voorstel deden om onder
handelingen over den vrede te beginnen,
hebben zij althans deze genoegdoening
hiervan beleefd, dat in sommige onzijdige
landen de geallieerde aansprakelijk werden
gesteld voor het voortzetten vanden oorlog.
Dit is met name in Nederland gebeurd.
Het verlangen naar vrede is hier zóó sterk,
dat velen zich minder bekommeren over de
wijze, waarop de oorlog zal eindigen, als
hij maar eindigt. Zelfs tegen een vrede, die
aan Duitschland eenige van de bekende
waarborgen" tegen een nieuwen overval"
verschafte, zouden vele Nederlanders, die
toch niet als pro-Duitsch te boek willen
staan, geen bezwaar hebben. Hoeveel te
minder dan tegen een vrede, die den sta
tus quo zou herstellen! Want in December
1916 kon men hier herhaaldelijk hooren ver
zekeren, dat de centrale mogendheden tot
zulk een vrede wel bereid zouden zijn.
Voor die verzekering kon men wel geen
overtuigende argumenten aanvoeren; ook
scheen het vreemd, dat Duitschland en
Oostenrijk, een maand vóór hun aanbod om
een vredesconferentie Ie beginnen, waarvan
men dan het herstel van den toestand van
vóór den oorlog verwachtte, het Koninkrijk
Polen hadden opgericht maar dit ver
zwakte bij velen toch niet het geloof, dat
de centrale mogendheden, zoodra slechts de
geallieerden hunne instemming hadden be
tuigd met het openen der onderhandelingen,
voorwaarden zouden aanbieden, die door
allen kónden worden aanvaard.
Wie in December 1916 geloofden, dat
Duitschland desnoods wel vrede zou willen
sluiten op den grondslag: geenannexaties,
geen schadeloosstellingen", kunnen door
de gebeurtenissen van de laatste dagen
ervan overtuigd zijn, dat zij zich destijds
hebben vergist. Hemel en aarde moeten in
Duitschland nog worden bewogen, voordat
de regeering de genoemde formule aan
vaardt. De Rijksdag zet zich schrap en
geeft geen toestemming tot het nieuwe
oorlogscrediet, zoolang de regeering zich
niet voegt naar zijn wil. De Kanselier
onderhandelt met de partijleiders en houdt
lange besprekingen met den Keizer; de
eene Kroonraad volgt op den anderen; de
Kroonprins wordt opontboden naar Berlijn.
Er zijn daar gewichtige beslissingen op
til. Zoowel over de binnenlandsche als over
de buitenlandsche politiek. In de binnen
landsche politiek wordt de vervulling ge
vraagd van de beloften, in de
Paaschboodschap van den Keizer gedaan; niet na den
oorlog, zooals in die boodschap in uitzicht
was gesteld, maar reeds nu, tijdens den
oorlog; niet alleen voor Pruisen, dat uit
drukkelijk genoemd, maar ook voor het
Duitsche Rijk, dat alleen aangeduid was.
Voor het Rijk wordt de invoering van
den parlementairen regeeringsvorm
gewenscht; voor Pruisen een
kiesrechthervorming, waarbij niet alleen rechtstreeksch en
geheim, maar ook gelijk kiesrecht wordt
Ingevoerd; de Paaschboodschap had wel
het drieklassen-kiesrecht veroordeeld, maar
liet nog de mogelijkheid van een meervou
dig kiesrecht open. En naast die
binnenlandsche hervormingen wordt dan van de
regeering verwacht, dat zrj instemming zal
betuigen met een vredesformule, die wel is
waar anders geredigeerd is dan de
sociaaldemocratische «geen annexaties, geen scha
deloosstellingen", maar die toch in hoofd
zaak hetzelfde inhoudt.
Het centrum heeft het initiatief genomen
tot het stellen van deze eisenen; Vrijdag 1.1.
hield het centrumlid Erzberger in de hoofd
commissie van den Rijksdag een rede, die
insloeg als een bom", zooals het
sociaaldemocratische Rijksdaglid Meerfeld in een
brief uit Bedijk aan de Rheinische Zeitung
schrijft. Meerfeld is opgetogen over die
rede, die een schitterende rechtvaardiging
was van de sociaaldemocratische politiek
t^dens dezen oorlog'1. Een nieuw oorlogs
jaar zou ons, afgezien van de
menschenoffers en het naamlooze leed, 50 milliard
kosten; voor heel wat minder geld zou men
een sanatorium kunnen bouwen voor de
20 a 25000 Al-Duitschers": zoo resumeert
Meerfeld een deel van Erzberger's betoog.
Men behoeft zich er niet over te verwon
deren, dat het centrum voor een democra
tische politiek opkomt; de Katholieke partij
in Duitschland heeft dit in de laatste 25
jaren hoe langer hoe meer gedaan. Maar
tot dusverre was het niet gebleken dat zij
een vrede zonder anexaties voorstond; in
tegendeel, invloedrijke leden van deze partij
hebben zich in tegengestelden zin uitgelaten;
zelfs Al-Duitschers vindt men bij het cen
trum. De gebeurtenissen van den laatsten
tijd zullen echter ook sommige
centrumsleden tot ander inzicht bekeerd hebben;
de overgroote meerderheid dezer partij schijnt
nu de meening van Erzberger over de oor
logspolitiek te onderschrijven.
Van de Sociaaldemocraten en de vrijzin
nigen was het te verwachten, dat zij
Erzberger zouden steunen. Niet van de
nationaal-liberalen. Voor de binnenlandsche
hervormingen was alleen van hen te ver
wachten, dat zij niet zouden weten wat zij
wilden: de kennis daarvan heeft hun altijd
ontbroken. Ook nu aarzelen zij bij het uit
brengen van hunne stem; den eenen dag
leest men, dat de nationaal-liberalen zus,
den anderen dat zij zoo zullen stemmen;
het allerlaatste bericht luidt thans, dat zij
een bedenktijd hebben aangevraagd; naar
de innerlijke kenteekenen van waarheid te
oordeelen, zou men dit bericht onvoorwaar
delijk gelooven. In de oorlogspolitiek echter
hebben de nationaal-liberalen altijd tot de
Draufganger" behoort; indien ook zij zich
buigen onder het juk van de vredesformule,
die annexaties verwerpt, moet de nood wel
hoog gestegen zijn.
Niet het Russische offensief hoe on
verwacht ook, vooral in zijne resultaten
zal veroorzaakt hebben, dat de Duitsche
Rijksdag de verzenen tegen de prikkels gaat
slaan. Althans niet de uitwerking van dat
offensief. Maar wel het feit, dat het werd
ondernomen ; dat wil dus zeggen : het feit,
dat de pogingen om Rusland tot een af
zonderlijken vrede over te halen, als definitief
mislukt moeten worden beschouwd en dat
Rusland voortaan weer meetelt als oorlog
voerende mogendheid.'
En ook niet dit feit alleen, maar de stij
gende ontevredenheid over de door de
Duitsche regeering gevoerde oorlogspolitiek.
Want al wordt de aanval gericht zoowel
tegen de binnenlandschelals tegen de buiten
landsche politiek, hij geldt toch hoofdzakelijk
de laatste. Zeker, de democratische hervor
mingen, die men eischt, hadden al lang door
de regeering, uit eigen beweging, verleend
moeten zijn ; maar dat er juist nu zulk een
steike druk op haar wordt uitgeoefend om
haar te noodzaken tot de democratiseering
ook van het bestuur van het Duitsche Rijk;
dat juist nu de Rijksdag eischt, dat kanselier
en ministers in overeenstemming met den
wil van zijne meerderheid zich van hunne
taak zullen kwijten, kan toch niet anders
worden veiklaard dan uit ontevredenheid
over de wijze, waarop de opperste belangen
van het Rijk in dezen tijd zijn behartigd en
uit het verlangen om zelf de richting van
de oorlogspolitiek te bepalen en zelf het
oorlogsdoel vast te stellen.
Wat er uitlekte van de beraadslagingen
Inzendingen voor deze rubriek gelieve men
te adresseeren aan het Redactiebureau, met op
den omslag bet motto: .Confetti".
Wat Vondel schrijven zou:
Al brandt het oproer fel,
Toch weet de dappere
Tellegen den
brand,Met zijn hand
Uit te blusschen."
*
De Telegraaf publiceert een balans van
de Vereenigde Conservenfabrieken te
Princenhage per l Januari 1017.
Dit brengt ons weder eens de groot^
reputatie in herinnering die genoemd bedri
reeds tijdens de kruistochten genoot, ais
voortzetting der zaken van Godfried van
Bouillon.
IIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIItllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilliillllliii
in de hoofdcommissie geeft recht tot het
vermoeden, dat met name kritiek is uitge
oefend op den verscherpten duikbootoorlog.
De Duitsche regeering heeft zich gehaast,
in een officieus bericht te doen bekend ma
ken, dat van geen enkele zijde in de hoofd
commissie was aangedrongen op het staken
van den verscherpten duikbootoorlog. Dit
zal inderdaad wel niet gebeurd zijn; door
een besluit om dien oorlog te staken zou
men ook niet meer ongedaan kunnen maken
de nadeelige gevolgen, die het besluit om
dien oorlog te beginnen reeds voor Duitsch
land heeft opgeleverd, nl. de vijandschap
van de Vereenigde Staten en van een aantal
andere Amerikaansche Staten.
Ook zal men in de hoofdcommissie er
vermoedelijk niet over geklaagd hebben,
dat het aantal in den grond geboorde schepen
verre beneden de verwachting is gebleven.
Maar zelfs al is die verwachting nog over
troffen, dan toch kan men in de hoofdcom
missie aan de regeering verweten hebben,
dat de voorspellingen, door haar vóór het
begin van den verscherpten duikbootoorlog
gedaan, niet vervuld zijn; dat Engeland er
nog niet murw door is gemaakt; dat zij
zich ook vergist heeft in de berekening van
het aandeel, dat de Vereenigde Staten aan
den oorlog zouden nemen; dat zij vooral
ook onderschat heeft de economische
nadeelen, die voor Duitschland zelf het gevolg
van den verscherpten duikbootoorlog zou
den zijn.
In den brief van de sociaaldemocratischen
afgevaardigde naar den Rijksdag, Meerfeld,
waaruit hier boven reeds iets werd mede
gedeeld, staat ook dit, dat vooral wat
Erzberger zeide over Dultschland's
bondgenooten, grooten indruk op de hoofdcom
missie maakte, Zou Erzberger, die kort ge
leden nog in Oostenrijk is geweest, ongun
stige berichten hebben meegebracht over
de daar heerschende stemming? Zou hij
hebben medegedeeld, dat Oostenrijk den
oorlog ni«t lang meer kon of wilde
voortzetten? Juist de omstandigheid, dat
men het noodig heeft geoordeel het bericht
tegen te spreken, dat Erzberger een onder
houd met den Oostenrijkschen Keizer zou
hebben gehad, bevestigt de juistheid van
wat Meerfeld in zijn brief verklapte; alleen
indien Erzberger in de hoofdcommissie van
den Rijksdag verontrustende mededeelingen
heeft gedaan over wat er in Oostenrijk
gaande is, loonde het de moeite om den indruk
uit te wisschen, dat Erzberger in de ge
heimen van de Oostenrijksche politiek was
ingewijd.
Misschien is reeds bij het in druk ver
schijnen van deze regels de beslissing in
Duitschland gevallen. Indien die beslissing
een einde maakt aan het drijven der
annexionisten, zal b^ meenigeen de hoop op een
spoedigen vrede herleven. Men zal zich
dan herinneren, wat Lloyd Qeorge den 29sten
Juni in zijne rede te Glasgow zeide, dat de
geallieerden anders zouden staan tegenover
een democratisch, dan tegenover een auto
cratisch geregeerd Duitschland; dat zij aan
een democratisch Duitschland andere
vredesvoorwaarden zouden vergunnen en dat zij,
naar hij vertrouwde, tikt zouden vervallen
in de fout, door Pruisen in 1871 begaan,
toen het geen rekening hield met de groote
verandering, die tijdens den oorlog in Frank
rijk had plaats gegrepen en aan de Fransche
republiek vredesvoorwaarden oplegde, die
alleen tegenover het van militaire idealen
vervulde Fransche keizerrijk te rechtvaar
digen waren geweest.
Men zal zich vooral die woorden van
Lloyd George herinneren en vergeten,
dat hij in dezelfde reden zei: Mesopotamiëzal
nooit meer onder Turksche tirannie komen;
bij de regeling van het lot der Duitsche
koloniën zal aan de inboorlingen gevraagd
worden, of zij naar hun vroegere meesters
terug verlangen, dan wel of zij zich liever
toevertrouwen aan een rechtvaardiger en
zachter bestuur. Geen Engelschman zal dit
anders hebben begrepen, doch dat Mesopo
tamiëaan Engeland komt en dat de Duit
sche koloniën voor Engeland en zijne
bondgenooten bestemd zijn. Maar ook de meer
derheid van den Rijksdag, die dezer dagen
misschien haar vredesformule aan de Duit
sche regeering oplegt, zal op die voorwaar
den geen vredj willen sluiten.
Althans voorloopig nog niet.
11 Juli 1917
G. W. KERNKAMP