Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
28 Juli '17. No. .2092
GEVAARLIJKE ROES
Teekening voor De Amsterdammer" van Jordaan
Iwan! I wan! waak op!"
Onze bedreigde Bosschen
De bosschen van ons land, waarop wij
terecht zoo trotsch zijn, worden met den
ondergang bedreigd; overal wordt gehakt
en gekapt, honderden arbeiders zijn, met
zaag en bijl gewapend, bezig ons land van
zijn natuurschoon te berooven, en dat op
een wijze en in een mate, die het ergste
doet vreezen voor de naaste toekomst.
Het gebrek aan brandstof heeft deze hout
woede veroorzaakt, de regeering heeft met
haar vroegtijdige waarschuwing, dat de
komende winter er een zou zijn, waarin kou
geleden zou worden, niet anders bereikt dan
dat een verwoede speculatie ontstaan is in
alles, wat brandbaar is en niet onder de
rantsoeneering valt; heel Nederland heeft
zich geworpen op den handel in hout, heele
bosschen worden verhandeld en gekapt, elke
zagerij heeft druk werk om prachtige zware
boomstammen tot brandhout-blokjes te
reduceeren... en de eigenaars van het hout
maken oorlogswinst l
Niet ieder is in de gelegenheid, zich per
soonlijk te overtuigen van de gevolgen dezer
rage, niet ieder ziet de kale velden met
duizenden boomstompen, de ontboschte land
goederen, de van hun schilderachtige berken
en slanke peppels ontdane lanen, de in
woestenijen herschapen oprijlaan met zwaar,
statig geboomte", waarvan «oo menige
wandelgids thans ten onrechte nog spreekt.
Zij, die deze verwoesting niet met eigen
oogen aanschouwd hebben, kunnen zich
toch een denkbeeld vormen van wat er met
onze bosschen gebeurt, als zij de advertenties
in onze groote bladen maar eens nauwkeurig
lezen. Zij moeten maar eens optellen, wat
er eiken dag per advertentie aangeboden
wordt; talloos zijn de kleine annoncen,
waarin brandhout wordt geadverteerd per
100,000 K.G., per waggon of per schip;
BESCHOUWINGEN
Oover doen en laten
Het eerste Contact.
Aangezien men een zeekere bepaaldheid
verlangt in mijn weezen en uitingen, en
die niet altijd oovereen gebracht kan wor
den met mijn eigen bedoeling, zoo zal ik
mijn beschouwingen wat anders indeelen,
en niet langer spreeken van literair" of
politiek" of wijsgeerig" maar ze onder
scheiden in beschouwingen oover beelden
en zingen" '~^- (kunst) oover denken en
zeggen" (filosofie) en oover doen en
laten" (politiek, economie enz.).
Op die wijze blijft het duidelijker dat al
die dingen kunnen gebracht worden in n
gezichtsveld, en beschouwd worden van
uit n gezichtspunt. Ze kunnen niet van
elkander geheel gescheiden worden, als in
waterdigte compartimenten, en het zijn
dingen van algemeen belang, die ieder com
pleet mensch min of meer moeten ter harte
gaan.
Ik heb altijd geprotesteerd teegen die
neiging om mij in een of ander hokje te
duuwen, als literator" of letterkundige"
of filosoof". Al het menschelijke interes
seert me en kan mij aanleiding geeven tot
uiting. Ik beweer dat zulk een uiting recht
van bestaan kan hebben, ook zonder dat ik
in een deezer dingen een bizondere be
voegdheid of een algemeene erkenning heb
bereikt. Het schijnt soms wel of het bestaan
als gaaf en compleet mensch geen waarde
meer heeft, maar ieder tot specialiteit moet
mismaakt worden. Hierteegen kom ik op,
en ik zal mijn recht handhaven om mijn
meening oover al de boovengenoemde dingen
uit te spreeken ook al word ik, bij elk
daarvan, in detailkennis door deskundigen
oovertroffen. Ik zal .er oover spreeken als
gewoon mensch, niet als expert, in zoover
als elk gewoon mensch bij deze dingen
gemeenschappelijk stoffelijke en geestelijke
belangen heeft. Wat toch zou
natuurweetenschap, poëzie, schilderkunst, wijsbegeerte,
economie, politiek, hetzij filosofisch histo
risch, hetzij praktisch en actueel, voor waarde
en beteekenis hebben wanneer die zaken
\iuui: 111,.
HOL.LAND'8 £»
BESTE W
NT
CENTS
SU* AAR
soms ook luiden ze kort en bondig tot
iedere hoeveelheid", aldus vermoedens wek
kend, dat in deze enkele woorden de onder
gang van vele hectaren bosch besloten ligt.
En een andere aanbieding luidt weer zoo
kort mogelijk: te koop 400 H.A. dennen
en eiken". Zoo worden heele landstreken
ontboschtl
Naast deze kleine annoncen treft men vele
grootere aan, de openbare verkooping aan
kondigend van groote uitgestrektheden bosch;
een optelling dezer advertenties in een onzer
groote dagbladen bracht me tot een totaal
van 1700 H.A. bosch alleen in de maand
Juni! Dit cijfer moge misschien laag schijnen
als men het vergelijkt met de hoeveelheid
van vele honderde vierkante K.M. bosch.
die ons land blijkens de statistieken bezit;
maar men moet niet vergeten, dat het mis
schien maar een heel laag percentage is
van wat er gekapt wordt, dat sommigen
zonder meer dennenboschen" te koop aan
bieden, dat er veel verhandeld wordt, dat
niet behoeft geadverteerd te worden, omdat
de koopers erop azen als vliegen op de
honing, en dat de dennen, berken, wilgen,
eiken, beuken en peppels niet alleen per
H.A. worden geadverteerd, maar anderen
weer deze boomen als brandhout aanbieden
per tien- en honderdduizend; zelfs
eenmillioen boomen werd kort geleden in den
Achterhoek geveild!
En onder deze millioenen boomen, dui
zenden H.A. bosch en honderden scheeps
ladingen zijn dan niet alleen de bosschen
van Brabant of de Veluwe, waar betrekkelijk
weinig aan verloren gaat, omdat er toch
nog zooveel is, er zijn ook andere stukjes
natuurschoon onder, die werkelijk verloren
zijn voor ons land. Men kapt de peppels
langs de wegen, de wilgen langs onze
slootjes; men biedt heerlijkheden" en
ridderhofsteden" van vele honderden H.A.
niet tot gemeengoed kunnen worden zoo
niet in hun diepste bizonderheeden, dan
toch in hun strekking en algemeene uit
komsten ? Zoo behoort de medische
weetenschap zeeker in handen van specialiteiten
te blijven, maar ieder gezond en normaal
mensch behoort ook de hoofdzaken dier
weetenschap, met name de hygiëne, eeven
goed te kennen als hij de uitkomsten kent
van astronomie, van mathematica en physica.
En zeeker behoort de politiek die toch
heel wat minder aanspraak kan maken op
den naam speciale weetenschap" tot de
dingen waarvan ieder volwassen mensch
ik zal er zelfs niet aan toevoegen: ieder
beschaafd mensch behoorlijke notie moet
hebben. Het bestaan van experts en specia
liteiten is noodzakelijk in natuur weeten
schap en techniek, van-zelf-sprekend in kunst
en wijsbegeerte, maar eer schadelijk dan
gewenscht in alles wat men politiek noemt,
niet te verwarren met organiseerend staats
bestuur.
Van uit dat cne gezichtspunt gezien, in
dat gemeenschappelijk gezichtsveld, wordt
ook het verband dier dingen duidelijker.
Dan büjkt hoe datgene wat poëzie heet, of
wijsbegeerte, onmiddelijk samenhangt met
practische, actueele politiek. Niets is in
deezen oorlog merkwaardiger dan de wijze
waarop de menschen van doen en laten",
de practische" menschen van de actueele"
daad, zichzelven moeten binden aan formulen
en theorieën, die reikep tot in het aller
diepste van het menschelijk weezen. Ze
moeten schermen met woorden als vrij
heid", cultuur", menschenrecht", natio
nalisme", bestaansrecht van kleine volken",
en zoo voort, zonder dat ze ook
maareenigzins de volle diepte deezer begrippen kunnen
peilen. En het gebruik dier woorden staat
hen niet vrij, naar eigen inzicht en wille
keur, ze moeten ze aanwenden op bepaalde
wijze, met bepaalde kracht, daartoe gedwon
gen door het gemeenschappelijk inzicht der
massa, die anders niet in beweeging te
krijgen is, en wier beweeging toch onont
beerlijk is voor hun eigen plannen en be
doeling.
Gelukkig de staatsman die voelt dat de
massale inzichten vrij wel strooken met de
zijne, rampzalig de heerscher die zich steeds
in rhetorische bochten moet wringen om
zijn eigen daadkracht met het golven en
dringen der massa te doen samengaan.
In deeze beschouwingen" wordt dus geen
aan met de bijvoeging, dat zij zeer veel
zwaar kapbaar bosch" bevatten, aldus ten
duidelijkste, toonend, dat hier nog wat
anders dan een gewoon dennenbosch" ver
loren gaat. Telkens weer hoort men van
hen, die zich ervoor interesseeren, over
nieuwe landgoederen die met ontbossching
bedreigd worden; en !de hout woede gaat
zoover, dat men overgaat tot het kappen
van de luttele boomen rond de boerderijen,
dat het kreupelhout op de z g. houtwallen,
de boschjes tusschen de akkers en weilanden
en de berken langs de heidewegen het ont
gelden moeten en heele landstreken zoo kaal
worden als een veenlandschap.
Dezer dagen werd in een advertentie van
een hulpbrandstoffenhandel" (nieuwe oor
logsindustrie!) de benaming slachten van
bosschen" gebruikt; inderdaad, slachten is
het wanneer men leest dat n
Rotterdamsche firma 300 man personeel in dienst
heeft en met 13 zaagtnachines werkt, om
79 verschillende bosschen in exploitatie te
brengen"! Dagelijks wordt door deze onder
neming 130 ton geslacht".
De vraag rijst dan ook, of de regeering
hier niet dient in te grijpen. Dezer dagen
heeft minister Posthuma uiteengezet, waar
om hij niet tot rantsoeneering van brand
hout wenscht over te gaan; z.i. zal aan
vulling der brandstoffenvoorraden met
brandhout in den komenden winter zeer
zeker nopdig blijken en is het dus zeer
begrijpelijk, dat de meergegoeden zich van
brandhout voorzien. Natuurlijk zal zich geen
stem tegen die aanmaak van brandhout ten
koste onzer bosschen verheffen, wanneer
wij zonder dat brandhout in de koude zou
den moeten zttten; maar de vraag is, of
dan toch geen regeeringsmaatregelen ge
wenscht zijn om het kappen van hout
eenigszins te regelen en te beperken. Een regeling
zal noodig zijn om te voorkomen, dat heele
streken ontboscht worden; een controle op
het kappen, een bepaling dat de boomen
in de bosschen alleen om den anderen"
gekapt mogen worden, een verplicht stellen
van het aanvragen van vergunning tot het
kappen van boomen, maximum-prijzen of
iets dergelijks zou zijn uitwerking niet missen.
En wat de beperking betreft: dat onze fraaie
bosschen alleen gekapt mogen worden,
wanneer ze voor een nuttig doel gebruikt
worden, dat bijv. geen huizen met een
dozijn kamers, waarin niemand woont, ver
warmd mogen worden ten koste van
Gelderland's mooiste sieraad, zal zeker ieders
meening zijn. Natuurlijk zou een dergelijke
controle een groote beperking van het
beschikkingsrecht over particulier eigendom
beteekenen, maar ons volk is in dezen
crisistijd aan dergelijke beperkende bepa
lingen (van de huurcommissie- en de
schepenuitvoerwet o.a.) reeds lang gewend.
Het is niet alleen ter wille van de natuur
lief hebbers, dat een ingrijpen van
regeeringswege gevraagd wordt; er zijn grootere
belangen mee gemoeid.
Sanatoria en streken, bekend als herstel
lingsoorden, worden bedreigd met ontbos
sching, wat wegneming der
gezondheidbrengende factoren beteekent; dorpen, be
kend en bezocht om hun natuurschoon,
zullen door de zomergasten geschuwd
worden wanneer de bosschen in den omtrek
geslacht" zijn. Dezer dagen nog vermeldden
de bladen, dat een bekend Veluwsch dorp
dit lot bedreigde; het grootste deel der
veel bezochte wandelplaatsen in de buurt
was onder den bijl van den houthakker
gevallen, en het overschietende werd met
eenzelfde roemloos einde bedreigd. Dit is
een geval, waaraan ruchtbaarheid gegeven
werd; men mag aannemen, dat er tien
tallen zijn, waarvan het publiek niets te
weten komt, vóór op vandalenmanier het
vernielingswerk volbracht is.
Het is een algemeen Nederlandsen belang,
dat hieraan paal en perk gesteld wordt;
het vreemdelingenverkeer neemt een te
belangrijke plaats in ons land in om de
bedreiging der meest bezochte
vacantieoorden van ons land op deze onverant
woordelijke wijze te laten voortduren.
Ongetwijfeld is wel een weg te vinden
die deze, steeds te betreuren, ontbossching
deel der menschelijke werkzaamheid buiten
het gezichtsveld gelaten, ook niet de zoo
genaamd practische actueele politiek, die
niet anders is dan een moment-opname van
het groote gebeuren. Maar wel wordt er
onderscheid gemaakt tusschen politiek in
den zin van organiseerend staatsbestuur
hetgeen natuurlijk aan begaafde deskundigen
moet worden oovergelaten en politiek
in den zin van beoordeelend meedoen aan
het staatsburgerlijke leeven, dat toch voor
ons allen het bestaan van ons zelven en
ons gezin onmiddelijk raakt.
Dat is het doen en laten" waaroover ik
mijzelven het recht toeken te oordeelen en
mee te spreeken.
Er is onlangs in ons land een gebeurtenis
voorgevallen, waaraan betrekkelijk zeerweinig
aandacht is geschonken en die toch een
groote beteekenis heeft. De couranten hebben
er even melding van gemaakt en er geen
commentaren bij gegeeven. Alleen door prof.
van Hamel is er in dit weekblad een kort
stukje aan gewijd dat die moogelijke betee
kenis deed uitkoomen : Ik bedoel de samen
komst van Engelsche en Duitsche gedele
geerden In den Haag, onder de auspicieën
van onzen Minister van Buitenlandsche
Zaken en onder voorzitterschap van een
N'ederlandsch diplomaat, Jhr. Vredenburgh.
Feitelijk is dit geweest, na drie jaren
oorlog en drie jaren ook van stijgende ver
bittering en haat, Het eerste contact tusschen
de heide voornaamste teegenstanders. Het
was de eerste maal dat officieele persoenen
van beide naties, met mandaat en verant
woordelijkheid, direct met elkander ooverleg
hebben gepleegd.
ieder die in de oorlog voerende landen
in deezen oorlogstijd beeft vertoefd en in
aanraking is geweest met machth&bbende
persoonen, moet zijn getroffen door de on
waarschijnlijkheid, bijna de ondenkbaarheid
van een vreede-lievend overleg tusschen ge
machtigden van beide zijden. Men is zoo
mijlenver van elkander verwijderd geraakt
en men heeft zichzelven zoo vastgewerkt
in eenzijdige voorstellingen en min of meer
leugenachtige formulen die elkaar glad
teegenspreeken en dus aan n zijde leugen
achtig moeten zijn dat eerlijke menschen,
met eenig eergevoel, en beladen met zulk
een gewigt van hatelijke en krenkende mee
ningen, onmoogelijk met elkaar om kunnen
tot het hoog noodige beperkt; het is te
hopen, dat de noodzakelijkheid van zulk
een maatregel van hoogerhand, ingezien
wordt... voor het te laat is!
H. J. v. BALEF
Een ontwerp Boschwet" is zoo juist in behandeling
genomen.
NiiNiiiitiiiiiniiimimtiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiniiiiiiiii Minimin
Drie jaren mobilisatie.'
/ Augustus 1914-1 Augustus 1917
Niet ons recht op een o»afhaakelijk volks
bestaan is onze beschutting, maar die beschut
ting is hierin gelegsn, dat wij bereid zijn om
dat recht ook met daden te verdedigen.
CoBT VAN DEI! LlNDEN
Op den .Sisten Juli a.s. zal het 3 jaar
jaar geleden zijn, dat in alle gemeenten des
lands de groene en witte aankondigingen
verschenen, waarbij de mannen behoorende
tot Landweer en Militie tot den werkelijken
dienst werden opgeroepen. En sinds dien
Isten Augustus 1914 staat gedurende 3 jaren
onafgebroken het Nederlandsche leger gereed
ter vervulling van zijn taak. Het is voor
het minst wel gepast na 3 jaren die plichts
vervulling van onze troepen met dankbaar
heid te gedenken.
Het is bekend genoeg de Leger- en
en Vlootfilm heeft het tot in de massa van
het volk doen doordringen dat gedurende
die 3 jaren onze weermacht belangrijk in
kracht en aanzien is toegenomen. Binnen
kort zal verreweg het grootste deel van de
mannen, die op den Isten Augustus 1914
onder de wapenen kwamen, zijn afgelost
door aanvankelijk vrijgestelde
landstormplichtigen en jongere mllltieplichtigen.
Aangezien het geregeld naar huis zenden
verschillende malen is onderbroken,
terwijl het oproepen van nieuwe troepen
ter aflossing geregeld voortgang heeft
gevonden, kan men veilig aannemen,. dat
binnenkort het leger van den l en Augustus
1914 in getalsterkte meer dan verdubbeld
zal zijn. Welk een praestatie de uitrusting
en africhting van een leger van deze sterkte
vertegenwoordigt, blijke uit dit voorbeeld,
dat in de laatste 3 jaren de productie van
geweren welhaast even groot geweest moet
zijn, als het aantal, dat in de 20 jaren, die
daaraan voorafgingen werd Ingevoerd en aan
gemaakt. Zoo is, door het voortzetten van de
aflossing der onder de wapenen zijnde
manschappen, zelfs door mannen van oude
ren leeftijd, in deze betrekkelijk korte spanne
tijds voor de mannen beneden 30 jaar
feitelijk algemeene dienstplicht ingevoerd
en op die wijze is ons leger, zonder dat
daarover algemeene beschouwingen gevoerd
zijn, metterdaad tot een volksleger gewor
den: een leger, waarin het geheele volk,
voorzoover geschikt, een plaats vindt.
De voorzichtige en verstandige Nederlan
der is geneigd onmiddellijk te vragen, op
wat voor prijs al dit fraais hem te staan is
gekomen. Het antwoord luidt: op de ronde
som van een half millioen guldens daags.
Dat beteekent, dat deze 3 jaren voortgezette
mobilisatie per saldo per hoofd der bevolking
90 gulden gekost heeft. Neemt men ter
vergelijking het bedrag, dat de directe
oorlogskosten aangeeft der centrale mogend
heden, 80 milliard, althans volgens de
berekening van de economen dier mogend
heden de kosten zijn volgens de schrij
vers der andere partij heel wat hooger
omgeslagen per hoofd hunner bevolking,
dan komt men tot een bedrag van ?700.
Hierbij dient in het oog gehouden te wor
den, dat onze troepen na 3 jaren ten slotte
nog ongedeerd gereed staan en dat de in
directe gevolgen van den oorlog hier te
lande ontzaglijk veel geringer zijn, dan in
de oorlogvoerende landen, al moet men het
minister Treub toegeven: ook voor ons land
beteekent deze oorlog economisch een ge
weldig verlies.
Terwijl vóór den oorlog onze minister van
oorlog per jaar de beschikking had over
een bedrag van even in de 30 millioen, ver
deeld over nauwkeurig aangegeven posten,
daar hebben de omstandigheden der laatste
jaren dezen benijdenswaardigen bewindsman
bovendien per jaar de beschikking gegeven
over een blanco crediet, dat wel 6 maal
zoo groot is. Zelfs al ware onze militaire
gaan op de hoffelijke wijze, die noodig is
voor gemeenschappelijk ooverleg. In vroegere
oorloogen konden de teegenstanders elkan
ders elkander een zeekere achting toedragen
en hoffelijkheid en ridderlijkheid in acht
neemen. In deezen oorlog is alle
welleevendheid en ridderlijkheid ooverboord ge
worpen, men spreekt oover elkaar als oover
buiten de wet staande misdadigers of als
oover beesten. Hoe kunnen dan officieele
verteegenwoordigers vanaldusgezinde naties
met elkander verkeeren, elkander
toespreeken, ja, in n vertrek vertoeven laat
staan tot eenheid van inzicht koomen ?
En toch is zulk een contact noodzakelijk
om tot vreede te geraken. Het confereeren
der socialisten in Stockholm is uitstekend,
om de massale gezindheid te peilen en te
beïnvloeden. Maar zonder dat de verant
woordelijke regeeringen hun verteegen
woordigers uitzenden, en zelf hun
voelhoorens uitsteeken, komt het niet'tot een
beslissende daad, en zelfs niet tot gedachte
wisseling. Op dit moment zijn de Entente
en de Centrale regeeringen nagenoeg totaal
van elkaar geïsoleerd. Dikwijls moeten ze
uit neutrale bladen verneemen wat hun
teegenpartij wil of vóór heeft. Informaties
omtrent hetgeen in regeeringskringen om
gaat krijgen ze eeven moeielijk, of
moeijelijker dan particulieren. Vermoedens op
pacifistische gezindheid beletten reeds elke
toenadering van de tegenpartij. Hooghartige
trots staat het doen van den eersten stap,
die waarlijk oprecht gemeend is en volle
vreede wil, hoopeloos in den weg.
Daarom is het feit van zooveel belang,
dat Engelschen en Duitschers hebben ge
confereerd, voor de eerste maal, onder aus
picieën van een neutrale regeering. Dat
onze minister Loudon daartoe werd
uitgenoodigd zal niemand verwonderen, die weet
hoe hij de algemeene waardeering en achting
in buiten- en binnenland heeft weeten te
verwerven. Geen beeter man kon deeze
uiterst delicate taak vervullen. Het moet
hem en Jhr. Vredenburgh tot groote vol
doening strekken dat de zaak zoo
uitsteekend is geslaagd.
Natuurlijk moest de grootste stiptheid
worden in acht genoomen in vorm en
etiquette. Waar een zoo geweldig gespannen
toestand heerscht en de gemoederen zoo
verhit zijn door haat en tweedracht,
daar past vormelijkheid tot in 't uiterste
en kinderachtige. De gedelegeerden stonden
Jan Dome in verzet
Juli 1917
Hij deelt mede:
Niet zoo somber en geweldig
Stoere Heeren aan den Rijn.
Laat ons net als vroeger jaren
Goedgezinde buren zijn!
Al die dikke dreigementen
Trekken we ons toch niet aan;
Als er viel te protesteeren
Hebben we dat zelf gedaan.
Houdt maar op met redeneeren
Over noodlot en zoo voort;
Aan die hinderlijke praatjes
Hebben we ons nooit gestoord!
Js dat nu 'n houding nemen
Voor zoo'n groote, sterke broer?
Is dat dankbaar, is dat aardig
Voor uw trouwe groenteboer?
Zijn we daarvoor altijd doende
Voor uw peen en postelein ?
Eet ge daarvoor onze peultjes,
Booze Heeren aan den Rijn?
Met de allergrootste moeite
Houden wij ons hier neutraal
Komt ons dus niet koejeneeren
Met verwaande krantentaai i
Zet die barre inktpot-helden
Met 'n standje in den hoek!
Geef ze om ons te plezieren
Net als bengels op hun broek l
Laat ze niet de boel bederven,
Wacht met straffen niet te lang
Voor hun kinderlijk geleuter
Is in Holland niemand bang!
Niet zoo somber en*geweldig
Stoere Heeren aan den Rijn,
Laat ons net als vroeger jaren
Goedgezinde buren zijn.
Heusch, we zijn niet zoo verkikkerd
En zoo dol op U alleen,
Want we hebben als we kijken
Heel wat vrinden om ons heen.
Als ons uurtje heeft geslagen
Wat nog best gebeuren kan
Houden we niet meer van Michel
Dan van Jan de Engelschman.
]. H. SPEENHOFF
IlllllinilllllllllllllllllllllllimilllEIIIBIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIII
H. VAN GOOREN & Cie.
DEN HAAG AMSTERDAM UTRECHT
Dames Hoeden en Bontwerken
administratie vlugger en overzichtelijker,
dan zij nu eenmaal is, het ware in deze
omstandigheden toch noodig geweest het
bedrag ter beschikking te stellen, vóórdat
men eenigszins nauwkeurig de bestemming
aan kon geven.
Of het nu inderdaad onze gemobiliseerde
troepen geweest zijn, die ons buiten den
oorlog gehouden hebben of wel het eigen
belang der aan ons grenzende, oorlogvoe
rende mogendheden van dit gelukkig
resultaat de diepere oorzaak is, dit zijn
vragen, waarover zeer verschillend gedacht
zal worden. Hoe het zij, er zal wel geen
staatsman gevonden kunnen worden, ge
schikt en bereid de verantwoordelijkheid
voor 's lands zaken te dragen, die het zou
hebben gewaagd in de omstandigheden van
de laatste 3 jaren onze troepen te
demobiliseeren. Na 3 jaren zien wij op de mobili
satie van ons leger aj zijn onze gevoelens
ook gemengd met weemoed met voldoe
ning terug. FLAVIUS
elk achter een deur ter weerszij van de
conferentie-zaal, en de beide deuren gingen
precies op 't zelfde moment oopen. De
voorstelling had plaats, door minister Lou
don, natuurlijk zonder hand-reiking of toe
nadering. De voorzitter fungeerde als
tusschenpersoon bij alle bespreekingen. De
duitsche gedelegeerden zaten ter rechterzijde
van den voorzitter omdat in de meeste
alfabets de D vóór de E komt".
Maar de conferentie verliep zonder eenige
stoornis. Als doel werd steeds geweezen oo
het zuiver menschlievende oogmerk: ver
lichting van het lot der ongelukkige krijgs
gevangenen. En dat doel werd volkoomen
bereikt. Deeze gelukkige afloop maakte
het voor onzen minister tot een dankbare
taak het slotwoord te spreeken. Vooreerst
om het mooije aanbod onzer regeering tot
huisvesting van een twintigduizend krijgs
gevangenen, en dan om de verzeekering die
de minister kon geeven dat van Nederland
sche zijde steeds alle meedewerking kon
gewacht worden, wanneer het een dergelijke
conferentie betrof.
En toen de heeren ten slotte opstonden
en afscheid wilden neemen, toen was er een
oogenblik van vreemde beklemming. Hier
stonden teegenover elkander officieren van
den hoogsten rang in beide leegers, mannen
van opvoeding en goede manieren. Wel
l nooit hadden deeze mannen met hun
meedemenschen eenige dagen geconfereerd zonder
bij 't afscheid elkander ten minste de hand
te reiken. Ditmaal was dat onmoogelijk. Van
daar de eigenaardige spanning en beklem
ming. Dit ging teegen alle begrippen van
welgemanierdheid waarin deeze mannen
waren groot-gebracht.
Toen sprak minister Loudon het verlos
sende woord door te zeggen, dat de om
standigheden de conferentie-leeden helaas
verbooden elkander de hand te reiken, maar
dat hij meende te kunnen zeggen dat die
handreiking, zoo niet lichamelijk dan toch
geestelijk (moralement) was geschied.
Deeze tactvolle woorden brachten
verligting en oplossing van de pijnlijke situatie.
Het eerste contact heeft plaats gegreepen,
de moogelijkheid van een vruchtbare ge
dachtewisseling tusschen de teegenstanders
is gebleeken. Moge het minister Loudon
gegeeven zijn nogmaals de bemiddelaar te
zijn bij een samenkomst van wijder strekking,
die tot een lichamelijke handreiking kan
voeren. FREDERIK VAN EEDEN.