Historisch Archief 1877-1940
15 Sept. '17. No. 2099
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Laatste portret van Miss Jeannette Rankin
Hoe een Amerikaansche er over denkt
Jeannette Rankin, M.C. schrijft in het Au
gustus Nr. van de Ladies' Home Journal een
artikel over de plichten der vrouw in dezen
oorlogstijd. What we women should do"
is de titel. Vooruitzien zegt de schrijfster,
niet achterwaarts blikken.
In de oorlogvoerende landen heeft het
hulsgezin, het .home" een ontzettende ver
andering ondergaan. Er is gebrek gekomen
zelfs aan het noodigste. De vrouw moet in
haar huls zelf de hand aan de ploeg slaan,
zij moet sparen wat te sparen is, aan graan
waaruit zij brood bakt, aan brood, aan ander
voedsel. Doch dan moet zij ook de zekerheid
hebben dat al wat door haar wordt bezui
nigd niet wordt omgezet in bier en spiritualiën.
Er moet centrale volksvoeding komen
onder gemeentelijk toezicht overal in alle
landen, zooals zij in Frankrijk en
Duitschland reeds langen tijd bestaat. Vrouwen
moeten zich dus bekwamen voor al wat in
verband staat met de oprichting van pu
blieke voedingskeukens, vrije schoollunches
en andere gemeenschappelijke voeding.
Doch de vrouwen moeten meer doen, zij
moeten de oogen geopend houden voor de
sociale rampen die overal dreigen, zij moeten
medehelpen om te stichten adviesbureaux,
waar raad kan worden verschaft, voor haar
die deze dringend behoeven. Er is vél,
vél te doen in deze droeve tijden. Er is
moederlijke hulp en bescherming noodig, in
Amerika en in alle landen om de strijd voor
het bestaan te helpen strijden en hét leven
mogelijk te maken.
Bovenal moeten er voorzorgen genomen wor
den door ons vrouwen om het in de toekomst
onmogelijk te maken, dat leven gegeven
wordt, alleen om het weder te verwoesten.
Aldus schrijft Miss Rankin.
E, M. R.
Oorlogsellende en Inmaak
Indertijd, toen ik uit de vele schoonen
mijn 9ga zocht, was naast de ideëele eischen,
die ik stelde een der belangrijkste: kennis
van de huishouding. Dat klinkt misschien
erg antiek en meegroeiende met mijn tijd,
moet ik bekennen, dat het een zeer
ouderwetsche eisch was, maar, achteraf bezien
ik ben er best bij gevaren en als ik ooit
moge mijn vrouw nog lang gespaard blijven
(vooral in deze zorgvolle winter) nog
eens zou moeten kiezen, dan zou mijn eerste
vraag zijn: hoe staat het met je kennis van
de huishouding?
Volgens het bekende gezegde, dat de weg
naar het hart van den man via de maag
gaat, is dus van dat huishouden het belang
rijkste: het koken.
Nu wil ik niet in vele details afdalen om
'de lof mijner vrouw te verkondigen, doch
DE VOGELTREK
Ieder jaar in de eerste week van Septem
ber komt er een fitisje in den sparreboom
voor mijn studeerkamer. Het kleine,
groengele vogeltje hipt en fladdert den heelen
dag van tak op tak en snapt er de muggen
op, juist zooals drie weken geleden de
laatste vliegenvangers deden. Soms breekt
hij de jachtpartij af, om even zijn gevoelig
liedje te zingen en telkens, den heelen dag
door tot laat in den avond, roept hij helder
zijn vragend oewiet", aldus voeling houdend
met zijn soortgenoten, die in de buurt ook
ieder zijn eigen standplaats hebben betrok
ken. Thans zijn ze weer vertrokken en nu
kan het wel een dag of zes duren, eer er
weer fitisjes verschijnen. Intusschen heb ik
ook alweer de heggemuschjes aangetroffen,
die om denzelfden tijd in onze duinen ver
schijnen. Ook zien wij nu iederen dag in
de lage weilanden tusschen Haarlem en
Amsterdam langs de spoorlijn niet alleen
zwermen van kieviten, maar vluchten van
allerlei kleine vogels. Op sommige morgens
kunt ge overal, waar een reiger, een kraai
of een kievit neerstrijkt meteeneen
opdwarreliHg waarnemen van kleine vogeltjes. In
mijn verbeelding zie ik dan onze stranden
langs de Waddenzee en langs de Zeeuwsche
stroomen of de uiterwaarden van onze rivie
ren, want daar overal kan het nu krioelen
van vogels. De groote trek is begonnen.
Het trekken der vogels beeft sinds over
oude tijden de menschheid verwonderd en
geboeid. In den bijbel en de klassieke litte
ratuur vindt men overvloedige toespelingen
op dit inderdaad wonderbaarlijk verschijnsel.
De eerste wetenschappelijke behandeling
in deze moeilijke tijden, waarin ik al mijn
vrienden aan de bittertafel zachtjes hoor
mopperen over dure groenten, slechte aard
appelen, moeilijk koken enz. kan ik toch
niet nalaten de loftrompet over mijn geliefde
te steken, daarbij tevens wijzende op'n ramp
tengevolge van 1ègroote ijver, 'die vele man
nen te wachten staat.
Mijn vrouw, ze kende dat van haar moeder,
die dat op haar beurt weer van baar moeder
leerde enz. enz., moest bij haar huwelijk,
ik zou haast zeggen in de allereerste plaats,
hebben een paar Keulsche inmaakpotten. Ze
hoorden bij het uitzet en maken nog steeds
deel uit van de schatten van mijn huis.
Omstreeks dezen tijd wordt er dan inge
maakt, snijbcwnen, spersieboontjes en andij
vie. Ov«r de herrie, die dat in huis geeft
zal ik maar zwijgen. Afhalen, malen, afhalen,
snijden ieder die 'n degelijke Hollandsche
huisvrouw tot de zijne mag rekenen, kent
die huiselijke genoegens.
De inmaak wordt in 'n zak met zout ge
stopt in de pot en 'n formidabele kei wordt
er bovenop geplant, 't Was en is altijd mijn
taak om de eerste steen" te mogen zetten
op de nieuwe inmaak. Een vriendelijke
attentie van mijn ega, gepaard gaande met
een extra glaasje voor de meiden, 's Winters,
wanneer groenten niet te krijgen is, komt de
eigen inmaak op tafel, en iedere keer ver
kondigt men dan om de aangename stem
ming te verhoogen, dat de andijvie prachtig
is, dat er niets boven eigen" inmaak gaat
etc. Komen er 'n enkele keer gasten, dan
verschijnt naast de eigen" ook 'n schaal
uit de bus" b.v. doperwten of worteltjes
of nog fijnere waar.
Ofschoon ik en mijn vrouw voorstanders
zijn van de vooruitgang met ap- en
dependenties, is mijn vrouw gelukkig conservatief
wat betreft de inmaak, al moet ik bekennen,
dat er wel degelijk strijd is gevoerd of men
bij het oude zou blijven of het nieuwe zou
volgen, want de vriendinnen begonnen te
wecken." Op de Jours" was 'n tijd lang
hét onderwerp de nieuwe weckmethode.
Daar kon men alles zelf mee doen, asperges,
compóte en wat niet al makkelijker veel
smakelijker, veel veel meer dit, veel meer dat.
Na rijp beraad hield mijn vrouw echter
vol. Zij bleef bij de oude steen en kocht
van tijd tot tijd een bus of 'n flesch met
wat fijns. Dat was dan in de fabriek gedaan,
waar alles er toch beter op ingericht moet
zijn dan thuis.
Toen brak de oorlog uit en bracht 'n woede
van conserveeren, opkoopen en voorraad
maken over de huismoeders. In den be
ginne was het het hevigst, toen zakte het
wat, totdat het den laatsten tijd weer begon
toe te nemen. De gas en kolenbesparlng
doet den mensch het angstzweet uitbreken
en met ware hartstocht wordt er van alles
voorraad gemaakt.
Wij 't is misschien erg dom doen
daar niet aan mee, omdat wij het een onbil
lijkheid vinden daar, waar reeds schaarschte
heerscht, nog meer voorraad noodeloos aan
de gemeenschap te onttrekken. We zagen
er evenwel geen kwaad in om wat de in
maak betreft onze gewoonte getrouw te
blijven; er werden dus snijboonen,
spersieboonen en andijvie ingeslagen en ik heb de
eerste steen" weer gelegd.
Wat is nu evenwel het merkwaardige, dat
mij er toe dwong, zoo breedvoerig over
huiselijke aangelegenheden uit te wijden?
De inmaak-woede mijner kennissen. Ik
hoor niets anders dan van misère. Vele
vriendinnen mijner vrouw, die nooit inmaak
ten je koopt het net zoo lekker" heette
het altijd begonnen plotseling angstig
te worden. Beelden van den hongerdood
sterven kwamen hen voor den geest en ze
begonnen in te maken. Maar niet op de
oude manier, zich te vrede stellend met een
eenvoudig maal van andijvie of snijboonen
met worst, neen, terstond moest het fijnste
het lekkerste op de nieuwste wijze worden
ingemaakt. En thans komen dan de klachten
aan de bittertafel. Manlief heeft sommen
uit moeten geven aan weckflesschen en ap
paraten, sommen aan inslag van fijne groenten
en vruchten. Dat hebben we dan lekker
van de winter niet meer te koopen," was
de troost, die manlief kreeg en thans ver
tellen ze met tranen in de oogen, hoe het
een na het ander bedorven de vuilnisbak
ingaat,
Onlangs had de ega van n der
rampzaligen een heele dag alle bruine boonen n
voor n staan wasschen en afdrogen. Er
was schimmel opgekomen, de stop was niet
ervan gaf Aristoteles en dat is eigenlijk
jammer genoeg, want in zijn waarnemings
gebied, het oude Griekenland, is voor ver
schillende vogelsoorten de grens tusschen
overwinteraars en trekkers moeilijk te be
palen. Wat hij vertelt van de kraanvogels
en de ooievaars is natuurlijk puik in orde,
maar hij komt tot de zonderlinge veronder
stelling, dat roodstaartjes en roodborstjes
seizoenvormen van een en dezelfde vogel
soort zijn. Ook oppert hij de veronderstelling
dat zwaluwen overwinteren in den modder,
een meening die, wel voornamelijk op zijn
gezag, is blijven voortbestaan tot in onzen tijd.
Een vasteren grond kreeg de studie van
het verschijnsel door de pogingen van den
Zweedschen geleerde Palmen en den Rus
Middendotf. De eerste bracht de trekwegen
der vogels in kaart, de twjeede ontwierp
lijnen van gelijke aankomst, de beroemde
Isepiptesen. Ongelukkig hadden deze geniale
geleerden niet te beschikken over een vol
doende uitgebreid volkomen betrouwbaar
waarnemingsmateriaal, zoodat hun werk in
de verste verte niet dtfinitief kon wezen.
Maar toch kan gezegd worden, dat zij den
grondslag hebben gelegd voor de weten
schappelijke bestudeering van de vogeltrek.
De eerste, die vrij wel geheel op zichzelf
een reusachtige hoeveelheid gegevens wist
te verzamelen was Heinrich Gatke, Duitsch
zeeschilder, die meer dan vijftig jaar op
Helgoland woonde, toen het nog Engelsen
was. Hem boeiden de vogels zoo, dat hij zijn
penseelen verwisselde met de buks en werd
wat men op onze Waddeneilanden thans
nog wel noemt: wetenschappelijk jager. De
resultaten van zijn onderzoek legde hij neer
in een onsterfelijk werk: De Vogelwarte
Helgoland", dat in 1890 verscheen.
Hoedweepten wij destijds met dat boek en nu nog is het
mij een oude, trouwe vriend, al heeft de
tijd ook eenige feilen aan het licht gebracht.
Jammer is het, dat a'ke, ik zou haast
zeggen in den roes van zijn waarnemingen
positie nam tegenover Palmen, zoodat hij
diens verdienstelijk werk stuitte en tegelijk
zichzelf blootgaf aan critiek, die hem vooral
hermetisch gesloten en van de winter wordt
de stumperd onthaald op de boontjes, die
al geschimmeld hebben. Asperges bedorven,
inmaak kersen, ik weet niet hoeveel flesschen
beschimmeld enz. enz. lederen dag hoor ik
voorbeelden en ledere dag verzuren de ge
zichten aan de bittertafel met de inmaak.
Tot mijn schande moet ik bekennen, dat
ik triomfantelijk met de verhalen thuis kom,
want wij, die niets buitengewoons deden,
hebben geen last van bederf. Ik kwam echter
met oud nieuws, want de groenboer, een
der vertrouwden mijner vrouw had haar reeds
verteld:
Mevrouw als ik u vertelde wat er inge
maakt wordt en bederft, dan zou u 't niet
gelooven. Laatst 25 flesschen rhabarber bij
mevr. P., 20 flesschen asperges bij mevr.
v. R." en de man noemt iederen dag nieuwe
voorbeelden.
Daar wilde ik op wijzen, hoe schandelijk
thans uit egoïsme en angst ondeskundig
wordt ingemaakt en veel aan bederf prijs
gegeven.
Hulde aan mijn ouderwetsche ega, voor
het eenvoudig maal door de week en 's Zon
dags een busje met wat fijns van een eerste
klassen conserven-fabriek, al zal dat mis
schien dubbelduur zijn geworden, maar bij
mijn weckende" kennissen ga ik niet eten
Ik heb mijn leven te lief.
MARITUS
fnlIllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltlllMIMIIIIIMIIIIIIIMIIIIIIIIIUIIMIIII
Vrouwen en Bouwkunde
Men zal zich wellicht herinneren dat eenige
weken geleden door ons een noot werd ge
plaatst bij het artikel Een vrouwelijk bouw
kundige", waarin wij betwijfelden dat Grada
Wolffensperger zou zün de eerste vrouwe
lijke bouwkundige in Eu'Opa.
In het Septembernummer van De Vrouw
en haar Huis" geeft Marie Heinen, adj.-dir.
van het Nat. Bureau voor Vrouwenarbeid
een opsomming van vrouwelijke bouwkun
digen in andere landen.
Op het gebied van bouwmeesteressen,"
zoo schrijft mej. Heinen, heeft ons vader
land nu eens niet de primeur, want mej.
Wolffensperger werd pas dezen zomer be
vorderd tot bouwkundig ingenieur, en reeds
in 1906 lazen wij in een vrouwenblad over
vrouwelijke architecten te Praag, die ont
werpen hadden ingeleverd voor den bouw
van een hospitaal. In 1907 werd mej. Platen,
een Noorsche, verbonden aan een architecten
firma te Hamburg: in 1908 vernamen wij,
dat miss Ida Ryan, uit Waltham (Mass.) aan
de bouwkundige afdeeling der Technische
Hoogeschool van Massachusetts gegradueerd
werd als master of science", en der Bund"
berichtte in 1912, dat een Duitsche
architecte, mej. Anna Winkelmann, de leiding
had bij het bouwen van het groote
Leistikowhaus" te Berlijn. Tegenwoordig heeft
het Duitsche legerbestuur 4 bouwmeesteres
sen in dienst. Jonkvrouwe von
Knobelsdorff, die in Juli 1911 het diploma van
bouwkundig ingenieur verwierf, kreeg eerst
opdracht tot het ontwerpen van een in steen
opgetrokken gebouw als verblijf voor offi
cieren. Later herbouwde zij een afgebrande
kerk op het excercitieterrein te Döberitz.
De jonge prinses Victoria van Bentheim
werkt met haar op dezelfde
Militarbauverwaltung. Ir. Agnes Mickensen is verbonden
aan het Militarbauamt Spandau I, en Ir.
Margarete Wettke was reeds vóórdat zij haar
diploma ontving te Spandau werkzaam, waar
men haar den bouw eener kazerne opdroeg.
Dat men aan deze 4 jonge vrouwen dezelfde
salarissen toekent als aan haar mannelijke
collega's is waarschijnlijk een bewijs dat
men zeer tevreden is over haren arbeid,
want de Duitsche overheid is niet gewend
vrouwenwerk even hoog te beloonen als
mannenwerk.
Over Boeken en Tijdschriften.
Op onzen boekentafel liggen twee prakti
sche boekjes,die beide voor 't gebruik in dezen
spaarzamen tijd kunnen worden aanbevolen.
Het eene: Hooikist, Rookzak is
saamgesteld door Mej. N, van Berkum Dir'ce der
Dordtsche Industrie- en Huishoudschool
(Uitg. C. Morks, Dordrecht. Prijs 30 cent).
Het bevat aanwijzingen metteekeningen hoe
hooikist en kookzak zelf te vervaardigen zin
welk gebruik er van kan worden gemaakt
en waar men bij het gebruik op te leitin
heeft. Een drieentwintigtal recepten worden
in het boekje gegeven, alle van gewone
gewerd van de zijde van zijn eigen
landgenooten. In Engeland is Gatke van het
begin af altijd zeer gewaardeerd en daar
heeft men ook het eerst zijn methode van
werken overgenomen: systematisch en onop
houdelijk langdurig waarnemen
Nu moet erkend worden, dat Gatke ervan
hield, om al het wonderlijke van den
vogeltrek en wat hij ervan waarnam, in een schel
licht te plaatsen, daarvoor was hij dan ook
artiest. Zijn boek begint met een waarlijk
epische schets van het verloop van den
vogellrek op Helgoland gedurende een
geheel jaar. Daarna volgen hoofdstukken
over richting, hoogte en snelheid van den
trek, over de weersgesteldheid, over het
feit, dat meestal de jongen het eerst trekken,
over bijzondere trekverschijnselen. Eindelijk
besteedt hij twee hoofdstukken aan de vraag,
hoe de vogels hun weg vinden en de oor
zaak van den vogeltrek. Al deze hoofdstukken
worden nader toegelicht in het tweede deel
van het werk: een beredeneerde lijst van al
de 398 vogelsoorten door Gatke op Helgo
land waargenomen. Min ot meer los van
het werk staat een opstel over de veran
dering van kleur in het vogelkleed buiten
den rui om.
Het meest is Gatke aangevallen over zijn
beweringen omtrent de hoogte en de snel
heid van de trekbeweging. Hij beweert, dat
de vogeltrek voor het grootste deel geschiedt
hooger, dan voor het menschelijk oog waar
neembaar is. De lucht is een diepe zee, wij
leven op den bodem en kunnen alleen maar
waarnemen, wat daar om en nabij voorvalt.
Wij krijgen dus alleen onder bijzondere
omstandigheden slechts enkele voorvallen
te aanschouwen, maar het groote geheel
ontgaat ons. Volgens Gatke trekken veel
vogels op een hoogte van tienduizend meter
en meer. Onmogelijk, zegt Von Lucanus, op
die hoogte is de temperatuur zoo laag en
de lucht zoo ijl, dat geen vogel er leven
kan. En om zijn beweren kracht bij te zetten
stopt hij verschillende vogels onder de klok
van de luchtpomp en ziet ze na korten tijd
bezwijmen, nog eer de verklikker den druk
dagelijkschespijzen,met opgave vanbereldlng.
Dat de hooikist vervangen kan worden
door kranten en het koken in kranten met
zooveel succes in praktijk is te brengen acht
Mej. van Berkum zeker van algemeene be
kendheid. Een enkel woord ook hierover
ware echter in dit boekje niet misplaatst
geweest.
Het andere boekje is getiteld: Koken in
Hooikist en Kranten in verband met
gasbesparing door J. Houwing, leerares in
koken en Voedingsleer (Uitg. C. N. Teulings
's-Hertogenbosch). Dit boekje zér beknopt
van opzet geeft wenken hoe een zuinig
gasof brandstof verbruik bij 't koken der spijzen
te bevorderen, en waarop dient te worden
gelet bij 't koken in hooikist en kranten.
Daarbij sluiten zich aan wattabellen met
opgave van hoeveelheid, vóórkooktijd, en tijd
van verblijf in hooikist of kranten van de meest
voorkomende gerechten. De lijsten zijn uiterst
gemakkelijk overzichtelijk ingericht voor
keukengebruik.
Dit boekje dat slechts 10 ets. kost, kan
o.i. niet genoeg worden verspreid.
Ter Wee's Theehandel te Zaandam getft
op de wijze der bekende Verkade-albums
een boek getiteld: De Watersnood van
1916 1ste deel. Daarin worden ter
illustreering van de tekst zeer verdienstelijk uitge
voerde plaatjes geplakt, verzameld uit de
theepakketten dier firma.
Het boek is niet bedoeld een werk te zijn
van geschiedkundige of literaire waarde zoo
zegt de heer G. J. Honig in de inleiding. De
gebeurtenissen van den grooten ramp van
1916 zijn populair medegedeeld aan het
groote publiek, op de wijze van een dagboek
zooals dit in vroeger jaren door menigeen
werd bijgehouden.
Het geheel is door de Grafische inrichting
van S. Bakker Jz. te Koog-Zaandijk zoowel
in druk als illustraties keurig verzorgd. De
kleurplaatjes tusschen de tekst geplaatst,
werken echter bij de lectuur onrustig. Zou het
geen aanbeveling verdienen bij verdere uit
gaven plaatjes en tekst gescheiden te houden ?
In Morks Beroepsbibliotheek is als No. 30
van de hand van S. Hoeufft-Roukens ver
schenen: De Tuberculose h uisbez o ek
ster. (Uitg. C. Morks Dordrecht Prijs 50 cent).
Deze bibliotheek, geschreven door ter zake
kundigen, staat voor de beroepen die in 't
bijzonder voor vrouwen zijn aangewezen
onder redactie van Anna Polak.
Het thans verschenen boekje geeft een
duidelijk overzicht over het werk der
tuberculose-huisbezoekster. Het spreekt over de
organisatie der tuberculose bestrijding in
Nederland, over de opleiding tot huisbe
zoekster met het daaraan verbonden exa
men, over de taak die de huisbezoekster op
zich neemt en de eischen die elke gediplo
meerde huisbezoekster heeft na te komen
om het zoo zegenrijke werk te verrichten:
mede te helpen tot bestrijding der zoo
moorddadige volksziekte.
Wie is Montessori? door
A.VoermanVerkade (Uitg. J. Ploegsma Zeist Prijs 10 et.).
Dit boekje is vrijwel een uittreksel te noe
men uit de groote werken die handelen
over Maria Montessori en haar ideën over
Kinderopvoeding. Op populaire wijze is een
schets gegeven van het streven der
Italiaansche Onderwijshervormster. De prijs maakt
het mogelijk het boekje alom te verspreiden
en zoodoende de methode en haar grond
slagen in ruimer kring bekend te maken.
Het verslag van de achttiende algemeene
vergadering van den Nationalen Vrou
wenraad van Nederland is thans uit
gekomen. Het bevat evenals de vorige jaren
de verslagen van het werk in het af geloopen
jiar verricht in vereeniging en bonden bij
den Raad aangesloten. De meeste dezer
verslagen zijn het lezen zeer waard en geven
een juisten blik op den arbeid die door
vrouwen van verschillende richting in 't
ZOO DOE IK
Raadgevingen van vrouwen
aan vrouwen
llr zet thee met kokend water, sla dan om
de ketel een paar kranten, zet er een thee
muts overheen en gebruik later het overge
bleven water om om te wasschen, bijgevuld
met wat koud.
Ik heb op al de gas hanglichten baby- en
lilliputbranders laten zetten, ook in de keu
ken; het gasverbruik is nu aanmerkelijk
verminderd.
Ik ga een groote nette kookzak maken
met ronden stevig-kartonnen bodem. Deze
zak, flink opgevuld met hooi en papier, is
voor gebruik binnen. Hij komt in een hoek
van de huiskamer te staan en alles wat
warm moet worden gehouden gaat er In.
Dat is nu mijn ideaal!
Ik heb in alle kamers een mandje of kistje
gezet, daarin moet worden gegooid alle afval,
die maar eenigszins brandbaar is, voor het
aanmaken der kachels dezen winter.
Ik verzamel alle afgebrande lucifers n
leege lucifersdoosjes, dat is brandstof voor
't vuur aanmaken.
Deze rubriek staat open voor vrouwen
uit alle standen der maatschappij. Alle
medewerking wordt zeer op prijs gesteld.
Verzoeke de inzendingen als boven te
stellen.
E. M. R.
belang van de gemeenschap wordt onder
nomen. Presidente van den Nationalen
Vrouwenraad van Nederland is thans Mej.
Johanna W. A. Naber Amsterdam. Secreta
resse is Mevr. C. Ramondt?Hirschmann
Balistraat 47 's-Gravenhage.
KRACHT
Juweelen gloed
in gouden zon,
over de geurende
bloeiende velden
staan ze te glanzen
de goud-rijpe aren,
golvend en golvend
eènen gang,
zingend en zingend
eènen zang,
de lachende volle
de gansch-rijpe aren
Juweelen gloed
in gouden zon,
over de kleurende
bloeiende velden
staan wij te denken
aan vruchtbare aarde,
dragend en dragend
immer voort,
nemend en gevend
ongestoord,
de werkende vruchtbre
de krachtige aarde!
Juweelen gloed
in gouden zon,
over de lichtende
levensuren
staan wij te turen
in eindlooze verten,
zeggend en zeggend
heerlijkheid
leggend en leggend
eeuwigheid,
de sterkende eindlooze
eindlooze verten!
NANDA SANDBERGEN
Mevrouw
Zoo U tevreden is over
TER WEE'S THEE,
zeg het anderen, zoo niet, zeg het ons.
aanwijst die in die hooge streken heerscht.
Die proeven" zijn dikwijls geciteerd, on
langs nog in een van onze grooie dagbladen.
Onbegrijpelijk mag het echter heeten, dat
Von Lucanus en die 't met hem eens zijn,
over het hoofd zien, dat de rustende vogel
op heel andere wijs adem haalt dan de
vliegende vogel. Wanneer een vogel vliegt,
dan brengt hij een stel van blaasbalgen in
werking, dat zich door zijn heele lichaam
uitstrekt; in rust behelpt hij zich met weinig
meer dan met de geringe luchtverplaatsing
die zijn vrij kleine longen zelf bewerken.
Ook hing Von Lucanus opgezette vogels aan
luchtballons op, om duidelijk te maken, dat
ze reeds bij geringe hoogte uit het oog ver
loren worden. Hij vergeet echter, dat men
een bewegend lichaam veel gemakkelijker
ziet, dan een dat in rust verkeert. Giitke's
waarnemingen in de vrije natuur hebben
altijd nog meer waarde dan dergelijke proe
ven". Dat een vogei nog in hoogere sferen
bestaan kan, toont Gatke aan uit een waar
neming van Alexander von Humboldt, die op
de top van den Cotopaxi een condor om
hoog zag zweven, die zoo hoog ging, tot
hij maar een zwart stipje leek. Dit is een
echt pittoreske waarneming en als ik in
Zwitserland op een bergtop stond, heb ik
altijd begeerig uitgekeken naar vogels, om
ook eens zoo iets te zien en dat is mij ook,
hoewel in bescheidener mate dan Humboldt,
gelukt, nabij den top van den Munt degla
Baseglia waar ik een zwevende buizerd in
de hoogte zag verdwijnen. Sedert dien tijd
geef ik natuurlijk heelemaal niet meer om
de proeven van Von Lucanus.
Ook hebben vliegeniers en astronomen
waarnemingen gedaan, die heel aardig met
Gatke kloppen, al komen zij ook niet tot
zulke bijzonder hooge getallen. Wilhelm
Spill uit Velbert in Rheinland geeft in de
Naturwissenschaftliche Wochenschrift van
12 Mei 1907 een overzicht van waarnemin
gen, door hem gedaan met een telescoop
die zestig tot negentig maal vergrootte. Op
het voorbeeld van Amerikaansche waarne
mers lette hij er op, of er ook vogelsil
houetten langs de maan trokken. Het kwam
er dan op aan, de vogelsoort te herkennen
en dan kon uit de schijnbare grootte van
de vogelfiguur en den stand van het hemel
lichaam de hoogte van de vlucht bepaald
worden. Een werkje, dat geduld en ervaring
vereischt, maar dat zeer groote voldoening
verschaft. Spill zag nu meeuwen en toren
zwaluwen langs de maan glijden op een
hoogte van meer dan vier duizend meter,
de gemakkelijk te herkennen wulpen brach
ten het tot 3287 meter, kieviten tot bijna
2530. Dikke kwarteltjes passeerden op
2114 meter en kwikstaartjes brachten het
tot ruim 1800 meter. Dergelijke waarden wer
den ook onlangs gevonden door talrijke vlie
geniers aan het front en daarmee is nu wel
voor goed aangetoond, dat de trekvogels
werkelijk soms op aanzienlijke hoogte hun
reis volbrengen, waarmee eventueel door
ontwerpers van een trek-theorie rekening
zal moeten worden gehouden.
Daar staat tegenover, dat de vogels ook
wel laag vliegen, vooral bij nevelig weer,
bij bewolkten hemel en als ze over water
gaan. Dat kan men nu in deze dagen
dikwijls genoeg waarnemen. Iedereen kent
de Groote Braak bij Halfweg, dat meertje,
waar de trein langs rijdt. Welnu, dikwijls
genoeg heb ik vluchten spreeuwen gezien, die
vlogen op een hoogte van vijftien of twintig
meter en bij dat meertje dadelijk daalden
tot vlak bij het water, om als zij den over
kant bereikten, weer omhoog te gaan. Ook
bij het overvaren van Stavoren naar
Enkhuizen of van Harlingen naar Terschelling
of tijdens een zeiltochtje kan men telkens
troepjes trekvogels vlak langs de golven
zien voortsnellen. Maar diezelfde vogels
kunnen straks duizend meter hoog gaan of
nog hooger.
(Wordt vervolgd)
JAC. P.
9 S