Historisch Archief 1877-1940
29 Sept. '17. No. 2101
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Het borstbeeld van jhr.mr.J.A.Feüh
Den l September van dit jaar werd in
het Groningsche Museum het borstbeeld
onthuld van onzen diepbetreurden Feith.
Een daad van sympathieke en symbolische
beteekenls. Feith was niet alleen de stichter,
maar ook de opbouwer van het museum,
dat sedert jaren in- en uitwendig een sie
raad van Groningen is. Wie als ik haast
van het begin af Feith aan het werk heeft
gezien, kan in zijn gedachten zijn persoon
niet van het museum scheiden. Feith behoort
in het museum, waar zijn fijne, scheppende
geest overal kan worden gespeurd. De
eereleden van het museum hebben de vervulling
van deze zinrijke gedachte mogelijk gemaakt;
zij vonden den beeldhouwer Jeltsema bereid
Feith's beeld in wit Carrarisch marmer weer
te geven; bij de overdracht aan het
museumbestuur schetste prof. Blok de beteekenis
van deze daad. \
Jeltsema heeft Feith niét gegeven zooals zij n
vrienden hem het meest en het liefst zagen,
met den gullen, joyialen lach om de lippen,
waarmede hij een ieder voor zich won. Hij
heeft hem gezien, zooals hij was bij den
rustigen arbeid, in uren van kalm weten
schappelijk denken. Het is de geleerde meer
dan de vriend, dien wij zien, ook en dat
heeft hier stellig zijn beteekenis den
stoeren werker, den bekwamen organisator, den
volhardenden grondvester van het museum.
Zoo, in de strenge rust van zijn
wetenschappélijken ernst, ook in de fiere waardigheid
van zijn aristocratische natuur, zal men Feith
in de hal van het Groningsche museum
kunnen zien.
Feiths buste wekt gevoelens van groote
dankbaarheid voor het vele, dat hij ons heeft
geschonken met de gulle ruimte van den
rijke van geest. Maar ook gevoelens van
diepen weemoed voor het vele, dat wij in
hem verloren. Het wordt dezen winter vijf
jaren, dat hij ons ontviel. Nog steeds mist
Groningen hem; nog steeds blijft er een
P. J. BLOK. Geschiedenis eener Hollandsche
stad. Eene Hollandsche stad onder de
Republiek.Met twee kaarten.'s
Gravenhage, Martines Nijhoff, 1916.
De bespreking van dit leerzame boek heeft
zich wat langer laten wachten dan door mij
gewenscht en bedoeld was. Maar de taak
van den recensent is waarlijk van niet ge
ringen omvang: het derde deel van Blok's
Hollandsche stad is een lijvig boek van 440
compres gedrukte bladzijden geworden.
Voordat dat alles is doorgewerkt, is intusschen
de zomertijd voorbij. Het is evenwel nog
niet te iaat de aandacht op dit veelszins
uitnemende boek te vestigen.
Men kent de geschiedenis van Blok's
Hollandsche stad, van het boek wel te ver
staan. Jaren geleden Blok was toen nog
leeraar aan het gymnasium te Leiden
verscheen van zijn hand achtereenvolgens
de beschrijving van een Hollandsche stad
in de Middeleeuwen en in den
BourgondischOostenrijkschen tijd. Het plan om deze serie
voort te zetten bleef evenwel steken; andere
werkzaamheden vroegen de aandacht en de
werkkracht van den geschiedvorscher: toen
kwam de groote Geschiedenis van het Neder
landsche volk tot stand. Maar toen deze was
voltooid kwam prof. Blok weer na meer dan
een kwarteeuw tot zijn oude liefde terug. Hij
was toen weer van Groningen naar Leiden
teruggekeerd; stellig heeft het oude milieu
ook hier suggestief gewerkt. Zoo kwam hij
ertoe zijn twee jeugdwerken in een tweede,
geheel ongewerkte druk opnieuw nit te geven
onder den gemeenschappelijken titel Geschie
denis eener Hollandsche stad. Maar daarmede
was zijn arbeid niet afgeloopen. De gemeen
schappelijke titel bewees, dat prof. Blok
wilde verwezenlijken wat hem voor jaren
als ideaal voor oogen had gestaan. Dat
beteekende, dat zijn vroeger werk niet alleen
zou worden herzien, maar ook zou worden
voortgezet. Die voortzetting ligt thans in
eerste d^el voor ons; wij hebben nu ook
de geschiedenis van een Hollandsehe stad
in den tijd der Republiek.
De Hollandsche stad van Blok evenajs
die van Fruin, het is algemeen bekend, is
Leiden. De keuze van Leiden als type van
leegte; nog immer is de plaats, die hij in
der stede leven innam, onvervuld. Wel was
hij een man van beteekenis, die zoo lang
en zoo diep wordt betreurd. Wie als hij het
heden wist te bezien in historisch verband,
het verleden zag en kende als een deel van
ons zelf, kon tot de menschen naderen met
die sterke genegenheid, die hij omgekeerd
bij anderen weer opwekte. Zoo ging hij van
ons heen veel te vroeg, maar de on vergeten
herinnering latend aan zijn nobele, loutere
persoonlijkheid.
H. BRUGMANS
IIIIII9IIIIIIIIIII
Kunsten en Wetenschappen" op de
Staatsbegrooting
Het kan niet anders of wie de Staats
begrooting 1918 voor Kunsten en Weten
schappen leest, moet zich verheugen over
het vele belangrijke, dat wordt voorgesteld.
Er zijn gelijk bekend tal van wenschen
op dat gebied. Dat de Regeering niet vroe
ger is begonnen, daaraan te gemoet te komen,
is wel is waar deels aan den oorlog te wijten,
doch ook aan andere beletselen, die sedert
het optreden van den referendaris mr. Duparc
als afdeelingschef, allengs uit den weg wor
den geruimd. Dat deze en met hem de
Secretaris-Generaal mr. Kan gelijk o. m.
op de vergadering van den Oudheidkundigen
Bond te Groningen met dankbaarheid is ge
zegd?den Minister konden overtuigen van
de noodzakelpheid van meer initiatief en
doorzettingsvermogen inzake kwesties, die
onze kunstbelangen raken, strekt hun even
zeer tot eer, als wij den Minister dankbaar
mogen zijn, dat hij, ondanks zijn vele andere
beslommeringen, belangstelling heeft willen
toonen voor onze kunstbelangen.
Het totaal der begrooting der Afdeeling
Kunsten en Wetenschappen is door een en
ander niet onbelangrijk verhoogd, maar het
totaal dier verhooging is toch niet van dien
aard, dat het de Rijksuitgaven noemens
waardig verzwaart. Dat b.v. de bedragen
voor aankoopen ten behoeve van onze Musea
wederom op de begrooting zijn geplaatst,
heeft slechts een verhooging van f46500
ten gevolge. Het is een triomf, dat er weer
gekocht mag worden, al zijn de bedragen
nog niet hoog en nog geenszins in over
eenstemming met de hooge prijzen der
kunstwerken! Wij staan nu niet langer achter
bij de oorlogvoerende landen, die deze
posten niet van hun budgetten schrapten,
aangezien de kunstbelangen te veel beteekenen
en omdat de bedragen zoo goed als niets
beteekenen in verhouding tot het totaal der
staatsuitgaven.
Behalve dit terugkeeren tot den toestand
van 1914 valt nog een tweede, zeer belang
rijke maatregel, op de begrooting voorge
steld, toe te juchen. Wij bedoelen de Com
missie voor Monumentenzorg, die de Minister
wenscht in te stellen. Deze Commissie zal
bestaan uit twee deelen: n voor restauratie
en n voor inventarisatie. De
inventarisatiecommissie bestaat reeds. Nu komt daarnaast
een restauratie-commissie, geheel overeen
komstig de wenschen van den Nederl. Oud
heidkundigen Bond, die er reeds zoo lang
op heeft aangedrongen, dat de Regcering
zich inzake restauraties late adviseeren door
een deskundig college, teneinde eenheid te
brengen in de wijze van restaureeren. En
zoowaar blijkt uit de Memorie van Toe
lichting, dat de Minister zich bovendien nog
door deze Commissie zal laten voorlichten
bij zijn voornemen ora over te gaan tot de
eveneens reeds zoolang van deskundige
zijde gewenschte wettelijke regeling van de
bescherming der monumeriten.
Welk een prachtig vooruitzicht opent zich
hier door deze practische en waarlijk voor
beeldige voorstellen!
Worden doortastende mannen van smaak
met de uitvoering belast en ook in dit
opzicht zijn de auspiciën gunstig dan
gaan wij ten opzichte van onze oude
moeen Hollandsche stad werd voor een groot
deel sfellig bepaald door het feit, dat het
de woonplaats was van de beide genoemde
geleerden. Niet minder zeker ook door de
aanwezigheid van een goed geordend en
rijk voorzien middeleeuwsch archief. Maar
afgezien van deze uiterlijke omstandigheden
was de keuze van Leiden als Hollandsche
stad niet ongeschikt.
Leiden was van ouds een der grafelijke
steden van Holland; zijn ontwikkeling als
zoodanig was wel karakteristiek, al werkte
daarin het storende en afwijkende element
van den burggraaf. Maar vooral was de
Leidsche gemeenschap wel zeer karakterist iek,
omdat hier de ontwikkeling der
middeleeuwsche stedelijke maatschappij het verst
ging; hier groeiden maatschappelijke ver
houdingen, die in haar wezen nog echt
middeleeuwsch waren, maar die aan den
anderen kant hoe langer hoe meer modern
gingen worden. Zoo kon men hier niet alleen
waarnemen, hoe een middeleeuwsche stad
was, maar ook, hoe zij langzamerhand kon
uitgroeien lot een centrum van meer modernen
snit. Geen der Hollandsche en zelfs der
Nederlandsche steden vertoont zoo zeer het
belangwekkende aspect van een echt middel
eeuwsch nijverheidscentrum als Leiden. De
Leidsche industrie ging die van alle Holland
sche steden te boven n in economische
beteekenis en in sociale geleding.
Zoo was het voor prof. Blok een dankbaar
en aantrekkelijk werk de geschiedenis van
het oude Leiden naar de in ruimte aanwezige
bronnen te beschrijven. Aan de voortzetting
van dien arbeid gekomen, heeft hij zich
rekenschap moeten geven van de vraag, of
Leiden in den tijd der Republiek een even
belangrijk en karakteristiek centrum is ge
bleven als het was in vroegere dagen. Die
vraag kon gelukkig bevestigend worden be
antwoord. Toevallig of wil men, noodwendig
was Leiden ook na den opstand tegen Spanje
en het glorieus doorgestane beleg een stad
van beteekenis gebleven. Ja zelfs had het
in eigenaardige beteekenis als Hollandsche
stad nog gewonnen. Een industriestad van
groote beteekenis was Leiden gebleven, of
liever weer op nieuw geworden na den haast
totalen teruggang in de zestiende eeuw. Op
nieuw werd Leiden de groo'e stad der laken
nijverheid in Holland. Maar bovendien werd
Leiden nu ook in veel meerdere mate dan
in de Middeleeuwen ooit het geval was
geweest, een middelpuut van geestelijke be
schaving: in 1575 werd hier onder de bekende
omstandigheden de universiteit van Holland
gevestigd. Zoo werd Leiden, wat het nooit
was geweest, een befaamde stad in de gees
telijke wereld van Holland.
SCHILDERIJEN
in de zalen van
PULCHRI STUDIO"
's-GRAVENHAGE
OCTOBER 1917
IIIIIIIIIIUIflIlllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
numenten, die toch immers behooren tot
de glorie van ons vaderland, een schoone
toekomst te gemoet.
Dit alles werdt bereikt door het uittrekken
van het luttele bedrag van nog geen tien
duizend gulden.
Het is, (al is het neg zoo droog om in
die soort van stukken te studeeren en optel
sommetjes van bedragen te maken) werke
lijk een genoegen om te zien wat er nog
meer wordt voorgesteld. De
monumenherstelling zelve, dus de practijk van het
restaureeren, is al weer krachtig ter hand genomen.
Ruim 8V» mille is meer uitgetrokken, en de
voorgestelde restauraties zijn alle, zonder
uitzondering van belang. De keuze komt
ons voor, met zorg en ernst te zijn geschied.
Men kent de verlangens naar een
Nederlandsch architectuur-museum. Ook hieraan
is bij deze begrooting gedacht. Ter voor
bereiding daarvan zal een commissie wor
den ingesteld, waarvoor een bedrag van
f 1000 is uitgetrokken.
Hetgeen verder zeer opmerkelijk is, is de
wijze, waarop de door het aftreden van jhr.
Six als hoogleeraar aan de Rijks-Academie
van Beeldende Kunsten ontstane vacature
zal worden vervuld. De Minister wil n.l.
daarvoor vier buitengewone hoogleeraren
aanstellen, teneinde het onderwijs in kunst
geschiedenis zoo veelzijdig mogelijk te doen
zijn. Vermoedelijk zullen dus de historie
van schilder- en beeldhouwkunst, architec
tuur, letterkunde en muziek afzonderlijk
worden onderwezen aan de aanstaande
kunstenaars. Een plan dat zeer valt toe te
juichen. Wij hopen, dat de Regeering deze
posten zal bezetten met modern voelenden.
De rubriek subsidiën brengt ook allerlei
nieuws en heugelijks. Zij is met ruim zeven
en veertig duizend gulden verhoogd. Een
heele som! Daarbij is b.v. f 20.000 voor de
orkesten, en verder b.v. een zeer gewenschte
subsidieering van de Openbare Leeszalen,
het Museum Prinsenhof te Leeuwarden, het
Openlucht Museum, het Ned. Economisch
Archief, de Vereeniging het Nederlandsche
Lied, de Vereeniging voor Terpen-onderzoek,
het Nederlandsch Tooneelverbond enz.
Een begrooting dus van beteekenis. Zij
opent mooie vooruitzichten ook voor de
toekomst. De tegenwoordige omstandigheden
in aanmerking nemend en bovendien verge
lijkend deze begrootng bij de vroegere, zijn
wij tevreden, voldaan en vol waardeering.
Maar bedenken wij, hoeveel mér verlangens
er nog z[in en hpevele daarvan dringende
behoeften zijn, dan eerst beseffen wij, hoe
enorm veel er nog door Kunstenen Weten
schappen" zal moeten worden gearbeid om
onze Regeeringszorg uit te strekken zoover
als noodig is. Wij doen het tot heden met
n departements-afdeeling, waar men elders
vaak een afzonderlijk Ministerie van Schoone
iiiiiiiiiiiiiii ifiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Minimin
Er is bovendien nog meer aan de geschie
denis van het republikeinsche Leiden vast.
Daar is het beroemde beleg, in de
gescheidenis der stad natuurlijk slechts een voor
bijgaande episode, maar een episode van
zulte een historische zwaarte en dramatische
grootschheid, dat zij haar stempel drukt
op de Leidsche geschiedenis. Daar zijn de
Remonstrantsche conflicten, in Leiden aan
de academie z^lf uitgebroken, verband hou
dend ook met plaatselijke stroomingen en
toestanden. Leiden is het langst en het
krachtigst Arminiaansch geweest; het langst
ook en het felst heeft hier na 1619 de
vervolging gewoed. Te wijzen is ook op
de betrekkelijk sterke positie der Katholieken
hier. Van gewicht was te Leiden de
patriottenbeweging; het Leidsche ontwerp, het
program van Pieter Vreede en zijn vrienden
tot grondige staatshervorming hoe weinig
grondig eigenlijk nog herinnert aan de
beteekenis der stad in deze dagen. Ein
delijk de Leidsche schilderschool is wel
zeer onderscheiden van wat elders werd
gewrocht; was ook ten slotte Rembrandt
niet een geboren Leidenaar?
Zoo is er in het Leiden uit den tijd der
Republiek de dankbare stof te vinden voor
een belangwekkende historische monographie.
Prof. Blok heeft zulk een werk van beteekenis
dan ook tot stand gebracht. Hij heeft in hoofd
zaak naar de boven ontwikkelde gezichts
punten het onderwerp van verschillende
kanten bekeken en daarnaar ook de stof
in verschillende hoofdstukken gerangschikt.
Voorop gaat natuurlijk de topographische
beschrijving van Leide-n (n de zeventiende
en achttiende eeuw. Dan volgt een hoofd
stuk over de rol, die de stad heeft ge
speeld in den opstand tegen den Koning,
waarbij zich van zelf aansluit de beschrijving
van het beleg en ontzet. Eveneens van zelf
sprekend volgt dan een hoofdstuk over den
toestand van Leiden na het beleg en over
de verhouding der stad tot het landsbestuur
op het einde der zestiende eeuw. Natuurlijk
komen daarmede Arminianen en Gomaristen
ten tooneele. Dan wordt de chronologische
volgorde verbroken door een beschrijving
van het stadsbestuur onder de Republiek,
een breede schets van handel en nijverheid,
een geschiedenis der academie, een hoofd
stuk over kunst en letteren. Dan volgt een
schets van het stadsleven in de zeventiende
en achttiende eeuw, natuurlijk voorzoover
het niet reeds in de vorige hoofdstukken is
beschreven. Het slothoofdstuk eindelijk is
gewijd aan den strijd der Patriotten en
Prinsgezinden, waarmede ook voor Leiden
deze periode eindigt.
Deze indeeling is zeker praktisch en
overDE HANDEN TE VOL
Teekening voor De Amsterdammer" van Jordaan
Nun, Willy, gib mal Tante Friede schön die Hand!"
Kann ich nicht....!"
Kunsten heeft. Reeds dit verschil in naam
typeert, hoe ver eigenlijk de zorg der Re
geering in dit opzicht zou moeten gaan. Wij
zijn daar nog een eind vandaan. Moge de
nieuwe koers" aan het Dept. van Binnenl.
Zaken ons op dien weg spoedig nog veel
verder brengen! Deze begrooting wijst er
meer dan andere op, dat wij een goed eind
weegs aan het vorderen zijn. Daarvoor moge
een ieder in den lande dankbaar zijn, den
genen, wier ernst en toewijding hiertoe
medewerkte.
Den Haag W. MARTIN
Zuid-Afrikaansche Poëzie
Die sknj\ver van onderstaande geiliggie, Advokaat
Henry Fagan, is 'n begaafde jonge Afrikaander, die nu
'n skitterende TJniversiteits loopbaan in Snid AtVika in
Londen afgestudeer het. Nie alleen als komponisi nu'
maar ook als samesteller van seer boeiende
korteverbale, het bij reeds sijn naam gemauk in sijn vader
land. Tans is hij werksaam a:ui die Kaapse dagblad
De Burger", waarvan hij een van die bekwaamste
Redacteurs is.
A. D. K.
OP KNIJSNA STRAND
Daar is 'n kuil,
'n Holte in 'n rotsbemuurde strand,
Waarin die branders eeuwig spoel en dreun;
En in die mond van diéspelonk, daar skuim
En kook die water wild en woes, alsof
Die ganse oceaan wil binnedring.
Met stormgeweld en blinde woede stuif
Die golwe op hul kerkermure toe;
En te'en die rotsgewelve druis en kraak
Die felle branding waar dit breek, en dan,
Gestuit, verpletterd, tot die afgrond keer,
En daar verlore gaan.
Ik ken 'n siel,
Nog ruimer dan die oseaan, waarin
Oneindige gedagtes bruis en woel,
En met die felheid van 'n stormgetij
'n Uitkomst soek in enge digtertaal;
Maar ach, te groot vir mensewoorde, sink
Dit in die stille diepte weer terug,
Waar dit gebore is.
(Ons Moedertaal)
H. A. FAGAN
zichtelijk. Voor een deel loopen deze hoofd
stukken zeker wat over elkander heen, maar
even stellig is dat in een boek over deze
stof zeer bezwaarlijk te vermijden.Wat meer
klemt het bezwaar, dat er tusschen de ver
schillende hoofdstukken een zekere even
redigheid bestaat, die niet geheel zijn grond
vindt in de histoiische stof. Wat het zwaarste
is, moet ook in de historie het zwaarst
wegen; een volkomen evenwicht geeft hier
een verkeerden indruk. In de geschiedenis
van het Leiden der zeventiende en achttiende
eeuw zijn zeker de nijverheid en
dehoogeschool de twee gewichtige factoren van
ontwikkeling; dat constateerde reeds Pieter
de la Court in zijn Welvaren der stadt
Leyden". Aan deze door niemand betwijfelde
beteekenis doen de twee, aan industrie en
academie gewijde hoofdstukken wel vol
doende recht, maar zij steken volstrekt niet
boven de andere uit. Dat treft te meer,
wanneer men daarmede vergelijkt een voor
hef- overige uitnemend hoofdstuk als het
zevende, dat over het stadsbestuur handelt.
Het stadsbestuur van Leiden had in den tijd
der Republiek weinig bijzonders; het was
in groote trekken gelijk aan dat der Middel
eeuwen en aan dat der meeste Hollandsche
steden. Een eenigszins uitvoerige beschrijving
is hier minder op haar plaats. Niettemin
heeft prof. Blok meer ruimte gegeven aan
dit onderdeel van zijn werk dan aan de
nijverheid en aan de academie. De ver
klaring ligt voor de hand: de bronnen vloeien
in onze stedelijke archieven natuurlijk het
meest overvloedig over het stedelijk bestuur
zelf; vandaar, dat men zoo spoedig in de
verleiding komt aan dit onderdeel van het
stedeleven een breedere plaats in te ruimen
dan het in de meeste steden verdient.
De evenredigheid, die er tusschen de
verschillende hoofdstukken bestaat, vindt
men terug binnen die hoofdstukken zelf.
Uit den aard der zaak heeft prof. Blok veel
meer uit de Leidsche archieven getrokken
dan hij in zijn boek heeft verwerkt; wie
geen monographie schrijft, moet natuurlijk
steeds een keuze doen uit de gegevens, die
hij tot zijn beschikking had. Wat hij deze
schifting als belangrijk moet overblijven, is
vooruit natuurlijk niet te bepalen; dat hangt
af zoowel van het doel van het onderzoek
als van de persoonlijkheid van den histori
cus, wiens intuitiehem den wegmoet wijzen
in het doolhof van documenten. Te groote
onpartijdigheid kan hier bezwaar geven.
Het wil ons voorkomen, dat prof. Blok niet
geheel is ontkomen aan het gevaar van een
al te ruime onpartijdigheid tegenover zijn
bronnen. Er worden bijzonderheden vermeld,
die gerust achterwege hadden kunnen
blijUit voorraad leverbaar:
All Ier,
Oakland,
Whüc-Aiito'*
Garage NEFKENS
Jacob Obrechistraat 26
- - AMSTERDAM
ven, omdat zij noch op zich zelf noch
typisch eenig belang hebben.
Bij een besnoeiing van tal van bijzonder
heden zou dan ook meer ruimte zijn ge
wonnen voor het trekken van groote lijnen,
zoodat een.scherp belijnd beeld kon worden
verkregen van het leven in een belangrijk
cultuuicentrum. Dat beeld ziet de lezer
natuurlijk ook wel, maar hij moet het zich
soms zelf scheppen; het is wel in het boek
te vinden, maar het maakt zich niet steeds
los uit de veelheid van bijzonderheden.
Het schijnt altijd ondankbaar nog meer
te vragen dan wordt geboden in rijken over
vloed. Dat laatste is hier inderdaad het
geval; het moge hier met erkentelijkheid
worden geconstateerd. Prof. Blok geeft in
zijn geschiedenis van een Hollandsche stad
zulk een rijken overvloed van historisch
leven, zulk een goed gedocumenteerd ver
haal van wat eens het leven was van een
groote Hollandsche stad, dat zijn boek steeds
waarde zal houden voor wie onze altijd
merkwaardige stedegeschiedenis wil
bestudeeren. Dat hij zijn zeer bijzonderen arbeid
zal voltooien, daarvoor staat ons zijne zeld
zame toewijding borg.
H. BRUGMANS
NED. OPERA
? Dir. G. H. KOOPMAN
Paleis voor Volksvlijt, Amsterdam
MAANDAG l OCTOBER A H A
8 UUR M l U M
Stadsschouwburg, Amsterdam
DINSDAG 2 OCTOBER 8 UUR
DE KLEERMAKERS VAN MARKEN
Paleis voor Volksvlijt, Amsterdam
WOENSDAG 3 OCTOBER A H A
8 UUR M l U M
Paleis voor Volksvlijt, Amsterdam
DONDERD8ASu4ROCTOBER BUTTERFLY
Gemeente Schouwburg, Utrecht
VRIJDAG 5 OCTOBER 8 UUR
DE KLEERMAKERS VAN MARKEN
Groote Schouwburg, Rotterdam
ZATERDAG 6 OCTOBER 8 UUR
DE KLEERMAKERS VAN MARKEN
Hollandsche Schouwburg, Amsterdam
ZONDAG 7 OCTOBER D II T T F B F l V
MATINEE 2 UUR D U l l C. H T L I
Groote Schouwburg. Rotterdam
ZONDAG 7 OCTOBER A P» A
8 UUR M l U M