Historisch Archief 1877-1940
l
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
29 Sept. '17. No. 2101
DE WINTER KOMT
Teekenlng voor de Amsterdammer"
van George vun Raemdonck
Miiiiiiiiiiiiimiiiiuiiiimiiiiiiiiimi
HET NORMAAL PROGRAMMA VOOR
DE R1|KS HOOGERE BURGER
SCHOLEN
Het wekt wel eens bevreemding, hoe
weinig vele ouders zich inlaten met wat hun
jongens en meisjes eigenlijk leerenen wat er
op de school zoo al omgaat. Ik denk nu
niet aan onverkwikkelijke kibbelarijtjes
tusschen onderwijzers of leeraren eener- en de
leerlingen anderzijds, want daaraan wordt
vaak al te veel aandacht besteed, maar aan
het eigenlijk onderwijs, het leerprogramma,
de methodes, het aantal lesuren en zoo meer.
En aan vele ouders van
hoogere-burgers en-burgeressen is het waarschijnlijk
dan ook ontgaan, dat in het afgeloopen jaar
aan de Rijks Hoogere Burgerscholen een
geheel nieuw programma gevolgd is, dat
op heel wat punten van het vroegere aan
verschillende scholen gebruikelijke afwijkt en
dat hun, die de lessen moeten geven, ten
eenenmale uit den booze schijnt. Zonder
linge toestand inderdaad: uit de kringen
van hen, die dit programma moeten
hanteeren, is geen enkel blijk van warme In
stemming gekomen, integendeel een
algemeene ontstemming is door de invoering
veroorzaakt.
Deze invoering geschiedde bij den aan
vang van het leerjaar 1916/17 en werd den
directeuren en leeraren slechts zeer kort te
voren aangekondigd. Ieder verstandig mensch
zou zeker over zulk een gewichtig besluit
het personeel der R. H. B. S. hebben ge
raadpleegd: niet alzoo zij, die op het
oogenblik aan het departement van Binnenlandsche
Zaken het onderwijs schijnen te regelen; de
lokalen der departementale bureaux lijken
hun beter geschikt, om zulk een programma
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMIIIIIIIIIIIIIIItllllllMIMIIIIIIIMIIIIHIIIIIIIimillllllltllll
RUVIELFABRIEK..DE AMSTEL"
KOOPT EEN AMSTEL-RUWIEL.
IEDEREEN OOET HET.
?ffiiliiimiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiluiHttiiiiiiiiHiiiiiiiimiiiiimiiiiimiiim
N. V. HET TOONEEL: De Vroolijke
Vrouwtjes van Windsor.
Het Shakespeare-blijspel is en blijft voor
een leder juist zooveel en juist zoo-weinig
als hij er zelf in beleeft. Er zijn menschen,
die er met geen mogelijkheid in kunnen
komen, die, gebonden aan hun eigen wereld,
voor dezen luchtsprong de lust, de lenigheid
van geest en de gave zich blindelings over
te geven zooals aan de natuur of aan
muziek missen. Anderen zijn er zoo ver
zot op als kinderen op de tooverlantaarn;
ze vragen niet, ze aanvaarden maar, en
verliezen er zichzelf in met hun geheele
ziel en zaligheid.
De bijval, die dit tooneelwerk, waarnaar
men vroeger in ons land niet taalde, toen
Royaards het een jaar of acht geleden met
de Vroolijke Vrouwtjes" beproefde was de
belangstelling, niettegenstaande deze
Hollandsche opvoering o. a. den lof inoogste
van de Londensche Shakespeare-Society",
zeer gering thans in steeds ruimer
kring ondervindt, lijkt mij voor een deel
toe te schrijven aan de, in de laatste tien
jaren achter en vóór het voetlicht doorge
maakte leerschool, welke het tooneel ont
hief aan den druk der realiteits-nabootsing
en bij velen de 'sluimerende fantaisie heeft
gewekt, voor een deel ook aan den tijd, die,
vragens- en denkensmoede, verademing en
vergetelheid het allermeest behoeft. Wan
neer Simpel en Rugby elkaar op den ach
tergrond van dit spel in de haren vliegen
om niets, dan is dit voor ons diepste be
wustzijn niet begrijpelijker, niet minder en
niet meer doeltreffend dan de groote vecht
partij op den achtergrond van ons bestaan,
en voelen wij de waarde van elke waarom?
en elk waartoe ? tot het peil van onnoozele,
en daarin weder lachwekkende, verwondering
gedaald. In het Shakespeare-blijspel
overheerscht de troost dezer verwondering, de
zon der verdwazing gaat erin op. Soms
heet het: droom, soms waan, soms roes,
maar altijd zal het beter zijn dan wat-ook van
deze wereld, en de flauwste grappen houden in
Shakespeare's sfeer voor alle tijden, maar
vast te stellen dan de schoollokalen, waarin
het levende woord de doode letter moet
bezielen.
Waar gaan wij op deze wijze heen? Ter
wijl in 1864 bij koninklijk besluit aan de
vergadering der leeraren werd opgedragen,
ieder jaar het programma der lessen voor
het volgende jaar vast te stellen; terwijl in
hetzelfde besluit bepaald werd, dat de re
geling van het onderwijs door den directeur
in overleg met de leeraren moet geschieden,
werd daarin vijftig jaar later, zonder dat
dit koninklijk besluit werd ingetrokken, het
van Rij kswege bepaalde eenvoudig genegeerd.
Wieden strijdominvloedvan den klasseonder
wijzer op den gang der zaken in de lagere
school kent en dan ook weet, dat de bil
lijkheid daarvan meer en meer wordt Ingezien,
zal verwonderd staan te kijken, dat men aan
Binnenlandsche Zaken van dit alles niets
schijnt bemerkt te hebben en bij een tak
van onderwijs, waar de wijze van vaststelling
van het leerplan goed geregeld was, deze
verandert, ja een geheel tegengestelden weg
inslaat.
De soms geuite klachten over het te groote
verschil in programma's zoowel van de
lagere als van de middelbare school zijn mij
natuurlijk niet onbekend: door overplaatsing
van de eene school naar de andere wordt
ten gevolge van dit verschil wel eens eenige
vertraging in het onderwijs veroorzaakt.
Maar mag deze betrekkelijk geringe grief nu
tot het andere uiterste leiden n.l. tot een
normaal-programma, dat als een keurslijf het
onderwijs in alle klassen van alle Rijks
Hoogere Burgerscholen, straks wellicht ook
van de gemeentelijke, moet omsluiten en
insnoeren.
Wie levend en levendig onderwijs voor
zijn kinderen op prijs stelt, moet den onder
wijzers en leeraren een groote mate van
vrijheid en zelfstandigheid laten. Hij, die de
lessen geeft, moet weten, hoe hij dit doen
wil en doen kan. Hem worde vooral niet
van bovenaf tot in de kleinste bijzonderheden
voorgeschreven, wat hij behandelen moet en
volgens welke methode. Men schrijve dit
nu niet eens toe aan de overdreven ver
keerde zucht naar vrijheid, die ons Neder
landers steeds wordt aangewreven, maar
begrijpe, dat hier het karakter van ons
onderwijs mee staat of valt.
In Frankrijk moge de Minister van On
derwijs wanneer zullen wij hier een
afzonderlijk departement van onderwijs
hebben? zich gelukkig achten, dat hij op
elk uur vau een dag kan zeggen, wat precies
in alle scholen van eenzelfde soort in het
geheele land geschiedt, wij wenschen zulk
een eenvormigheid niet, omdat wij den
leerlingen een lever d onderwijs willen doen
geven door zelfdenkende, zelfregelende
leeraren, die, wetende op welk einddoel zij
moeten aansturen, aan elke school in onder
ling overleg den weg, waarlangs zij dit doel
willen bereiken, zelf mogen vaststellen.
Sleur en verstarring van het onderwijs,
gebrek aan belangstelling bij de leeraren,
oie hun Initiatief voor iets nieuws gedoop
zien, kunnen slechts het gevolg van zulke
normaal-keurslijven zijn. Waarom moet oe
leerling in een plattelandsstreek met veel
tuinbouw b.v. geheel hetzelfde onderwijs
hebben als de leerling in Twente met zijn
textiel-industrie ? Waarom mag b.v. voor de
vaststelling van het aantal uren onderwijs in
een bepaalde vreemde taal niet rekening
gehouden worden met de vraag, welke taal
het meest in die streek te pas komt? Aan
deze vragen zijn nog vele toe te voegen.
En het antwoord, dat de Minister bij de
behandeling der Staatsbegrooting daarop
gaf, luidde in hoofdzaak: omdat leerlingen,
die van de eene H. B. S. naar de andere
gaan, niet altijd dadelijk mee kunnen. Nu
weet in de eerste plaats ieder, die zulk een
geval van verhuizing wel eens mee gemaakt
heeft, dat bij een gewonen goeden leerling
binnen een paar maanden de vreemdheid
van de nieuwe school en van de methodes der
nieuwe leeraren overwonnen is, maar bo
vendien al geeft het nu eens een jaar op
onthoud, dat gewoonlijk den leerlingen niet
lliMHiiMiiiillimiiiiiiiiiiilmiMiiiiiiimiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiMimii.uiii
in het bijzonder voor den onze, de eenige
en eeuwige wijsheid in: dat het al leven is
om niets, en al-niets om Leven. Om den
hartslag van het leven te hooren, leggen wij
ons oor aan deze werken van kunst, om de
beweging van het geweldig raderwerk te
voelen tot in onze vingertoppen, om dat, in
alle simpelheid niet te omvatten, grootsch
besef: dat wij bestaan.
Hoera, wij leven nog l het staat op alle
Amsterdamsche straathoeken, en wat kan
men vergeve mij de weinig ctassieke ver
gelijking , den geplaagden Falstaff, die
toch, brrrl zoo'n afschuw had van den
leelijken dood, inniger uit den dikken buik
zijn gezucht dan dit, toen hij tegen de
modderwanden van de Theems het lieve
leven weder binnen klauterde!
Voor ons, die den zin van menige grap
in dit werk van omstreeks 1600 niet meer
verstaan, is het Shakespeare-blijspel vóór
alles: verlossend gebaar, beweging, stuwing
over lief en leed, over de klippen van dag
en nacht, vdart; een lange buiteling, kopje
onder in den snellen vliet, en toch weer
boven water... verwonderlijk, aangrijpend
van verwonderlijkheid!
Was het in den Midzomernachtsdroom",
en in Driekoningenavond", de Liefde, die
het bestaansrecht adelde, met de Vroolijke
Vrouwtjes" steeg Shakespeare's geest tot
deze parelmoeren wolken niet, hier vieren
enkel de gezonde zinnen hoogtij, het is de
burgerdeugd, die uit passagieren gaat, de
oprechte trouw tusschen man en vrouw."
Het rein en rustig geweten, uit
droomeloozen slaap, vroolijk ontwaakt, zoekt bij
het licht van den dag, in overmaat van
voldoening en puur uit lust zichzelf te
eeren, het onschuldig avontuur. Tot driemaal
toe. En de ouderdom, die zich belachelijk
maakt wijl zij haar eigen waarde en waar
digheid miskent (Falstaff), is het stootblok
voor deze natuurlijke vreugde. Het tegen
natuurlijke vindt in hem zijn gerechte straf,
de hemelsche geesten wreken aan den ouden
snoeper de jonge liefde, die des dichters is,
de poëzie.
Fye on sinful fantasy
Fye on lust and luxury!
Niet vóór de liefde aan de loutere lust ont
stegen is, zal zij genade vinden in den hemel
en bij den dichter. Blijft zij aan de aarde
gekleefd, wentelt zij zich gelijk een dier in
het stof, (?O, machtige liefde, die in som
mige opzichten van een dier een mensch
DE TOEKOMST"-ZAAK VOOR HET AMSTERDAMSCHE GERECHTSHOF
Teekenlng voor De Amsterdammer" van Is. van Mens
.\
Mr. L. S. G. de Hartog (verdediger)
Baron v. Vredenburch en prof. SleeswJjk in de geluigenbank
L. H. Reichrnann (getuige)
O. A. Moorer (beklaagde)
F-. Wirtz (getuige)
Voor het Amsterdamsen Gerechtshof, waarheen de zaak door den Hoogen Raad was verwezen, diende j. 1. Woensdag de den lezers
bekende zaak van G. A. Moorer, beschuldigd van aan den dag brengen der bescheiden van het weekblad de Toekomst".
imiimiiMiiiiit IIIIMIIIIIMIIMIIII
IIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIllMlllllllllllllHIIIIINIllmilllmlIIIHUIIIIIIIIMIIIIIIIIIIlJIMIIIIIIIIIIIIIIIIIHII
tot groote schade, integendeel vaak tot
voordeel strekt, wat beduidt dit dan nog
tegenover de nadeelen verbonden aan het
nieuwe eenvormige programma?
En het meest verwondert men zich,
indien men hoort, hoe gering de kwaal der
verhuizingen bij de leerlingen van Hoogere
Burgerscholen voorkomt. Uiteen onderzoek,
ingesteld door de Vereeniging van Direc
teuren aan Hoogere Burgerscholen blijkt,
dat gedurende de laatste vijf jaren van
school verwisselden niet meer dan 3 pCt.
der leerlingen van de Rijks Hoogere Bur
gerscholen, 4 pCt. van die der
gemeentemaakt, in sommige andere een mensch tot
beest!") dan:
Pinch him, fairies, mutually
Pinch him for his villany
Pinch him, and burn him, and turn
him about!
Falstaff is voor mij in dit stuk geheel een
nevenfiguur, het middel om de Vroolijke
Vrouwtjes" te laten lachen, la béte humaine
aan het braadsplt, het offer der moraal; zoo
min als Burgersdijk zie ik meer verband
tusschen dezen goeden hals en de groote Fal
staff figuur der koningsdrama's, dan den
naam en de uiterlijke verschijning. Dat
Royaards er zijn talent aan gaf, lijkt mij dan
ook vooral voor deze uiterlijke verschijning
van waarde, hij heet Sir John Falstaff en
blijft dat ook in zijn diepste vernedering, de
lichte weemoed van een, die zijn laatste il
lusies uit de bierkan put, zien wij hem aan,
doch het lijdensmerk van den onleschbaren
dorst brandt niet op zijn rozige kaken, en
in het drinken zelf vindt hij een, tegen alle
levensrampen opwegend welbehagen, bij
kans een geluk, een levensfactor. Groot is
deze figuur niet, noch diep; in het ensemble
neemt hij alleen door zijn omvang een on
evenredige plaats in.
Een feitelijke hoofdrol vinden we in De
Vroolijke Vrouwtjes" «iet, en waar er een
figuur somtijds sterk naar voren trad (De
dokter Cajus" van La Roche en Juffrouw
Ford" van Magda Janssens) voelden wij het
evenwicht, en daarmee de schoonheid van
het geheel bedreigd, niettegenstaande juist
het voortreffelijk, zwierig en kleurrijk spel
dezer beide Vlamingen op zich-zelf be
schouwd een bijzondere verheugïng was.
Op levendigheid, op beweging komt het
aan, doch altijd op
beweging-in-evenredigheid, en dan vallen wij vanzelf weer op
het woord: rhythme.?Simpel" geeft den toon
aan, juffrouw Haastig" het tempo, juffrouw
Page en juffrouw Ford lachen er de melodie
bij, het levenslied.
Wij kunnen het Shakespeare-blijspel, ook
dat van lager orde, nooit beter vergelijken
dan met muziek, en alleen als zoodanig
willen wij, ongeïnteresseerd voor de feiten,
en zonder de ware lust voor al die kleine
kronkelzinnetjes de noodige commentaren
op te slaan, het genieten.
Muziek van intonnaties en gebaren, een
klemtoon, een lach, een zucht, een oogopslag,
een rust; een kleurtje hier, een schaduw daar,
honderderlei niet na te speuren vondstjes, uit
den tekst opgediept of eraan ontsproten,
scholen en 2Y^ pCt. van die der bijzondere
scholen met vijfjarigen cursus. Wordt iemand
ook maar eenigszins bezwaard door het
gewicht van deze cijfers? Immers neen.
En moet nu ter wille van deze weinigen
een programma ingevoerd worden, dat nie
mand der belanghebbenden goed schijnt,
slechts tot gerechtvaardigde ontevreden
heid bij de leeraren aanleiding geeft en daar
door tot een wijze van onderwijs geven, die
den leerlingen zeker niet ten goede zal komen?
Er zou nog veel over deze kwestie te
schrijven zijn, doch dit hoort beter in een
vaktijdschrift thuis. Het doel van dit artikel
iiiiiiiiiliiiiiiiliiiiiiiinMiliiHiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiliiiiiiiiiiiii i
nietsjes, die het nét-doen, of net niet-doen,
geheime teekens, die dit werk vullen en
levend maken, het geluid eruit halen.
Shakespeare heeft het, al spelend, vastgelegd,
Royaards bezit de gave het voor zich zelf
uit elkaar te nemen en het dan op zijn
wijze weer tot een harmonisch, en vooral
ook sterk levend, spel in elkaar te
passen. Hoe hij dit doet, blijft den leek vol
komen duister. De opbouw van een
Ibsenstuk kunnen wij volgen, een goede Fransche
comedie lijkt mij voor driekwart gereed vóór
een regisseur het in handen neemt. Maar om
de Shakespeare-wereld, waarin alles en
niets is, te laten draaien..., daarvoor heeft
men aan verstandelijke overweging niemen
dal en de knapste berekening op dit gebied,
faalt. Wie de eerste tafereelen van de
Vroolijke Vrouwtjes" voor zichzelf leest, het
volkomen onbelangrijk gebabbel van?Zielig".
,.SIapper-man" en den krom-pratenden Sir
Hugo Evans", gelijk notenschrift heeft
door-worsteld, wrijft zich de oogen uit
als hij ziet wat daar op het tooneel
van geworden is, en begrijpt achterna weer
niet wat hem in tal van dergelijke tafereelen
een ganschen avond zoozeer heeft geboeid.
Alleen de anecdote met de waschmand in
het huis van mrs. Ford, het aardig verhaal
van den watersnood door Falstaff in 111, en
de feeërie van het slot, openen ook den
lezer eenig vergezicht..., al het overige is
hem verrassing. En het is juist daar waar
eigen verbeeldingskracht ten eenenmale tekort
schiet, dat wij de macht erkennen van dat,
wat den tooneelkunstenaar tot den dichter
opheft: de intuïtie voor het ongeschreven
woord, het vermogen door de nevelen te
breken en in de sterren te lezen,
gevoelsfantaisle. Royaards speelt een
Shakespeareblijspel zooals een muzikaal mensch piano
speelt, het leeft onmiddellijk onder zijn
vingers.
Lensvelt en NellBronger hebben de Vroo
lijke Vrouwtjes", naar den geest van de klucht,
en derhalve minder verfijnd dan Driekonin
genavond", maar warm van kleur en geestig
van verhouding, gemonteerd. Hoe prachtig
deden die brocaat-poppen.juff rou w
Ford,goudrood, juffrouw Page, groen als smaragd,in het
deurtje harer woningen, hoe zonnig en licht
huppelde Anna Page er tusschen door. Voor
mijn gevoelen had de geheele aankleeding
nog meer in de richting van de karikatuur
kunnen uitvallen, uitbundiger kunnen zijn,
maar het is mogelijk dat dit, gegeven de
beweeglijkheid der figuren, te groote onrust
is, de aandacht der ouders te vestigen op
wat er met hun kinderen ten opzichte van
het middelbaar onderwijs gaat geschieden,
ja reeds ten deele geschied is; en ieder, die
invloed kan oefenen om tot afschaffing van
het normaal-programma te komen, op te
wekken die invloed daartoe aan te wenden.
Th. M. KETELAAR
utttminntttii ?fifJiifiiiiifiiiiiiiDiiitiiifiMfifiiJiiiiifjiiiiijiiiiiiii'imuifit
H. BERSSENBRUGGE,
PORTRETFOTOGRAAF
ZEESTRAAT 65, naast Panorama Mesdag,
DEN HAAG. Tel. 1538.
zou hebben te weeg gebracht. In elk geval
voor de eerste voorstellingen, wanneer alle
onderdeden nog niet, als bij Driekoningen
avond", binnen de juiste grenzen terug
gedrongen zijn, het beeld nog, zooals men
dat zegt van een schilderij, moet inschieten.
Bij dit soort werk heeft ook de kleinste
rol beteekenis en ieder speler de goede
kans van zichzelf iets te maken. Sommigen
hadden het nog niet verder gebracht dan
even voldoende. Zielig, de vrederechter, was
niet nijdig genoeg; de waard uit de
herbeig De Kousenband" te schraal.
Van Saalborn zagen wij een . Sir
Hugo Evans" die zijn Malvolio m. i. over
trof, een knappe vertolking. Tourniaire heeft
het geheim voor de Shakespeare figuren
meer in zijn wezen dan in zijn brein, veel
schakeering brengt hij er niet in, maar
gezeten tegen een muurtje, plukkend aan
zijn vlasbaardje, schijnt hij ons toch ook
weer voor dezen Slapperman geschapen. In
de schaduw aan juffrouw Page (Magda
Janssens), weerde juffrouw Ford (mevrouw de
Gruyter) zich dapper, zij neigde ietwat naar
de karikatuur en schoon lang niet zoo
levensvol en krachtig als haar vriendin",
was haar doen van bijzonder bekorende
oolijkheid. Een paar vroolijke vrouwtjes",
deze Vlaamschen, zooais men er voor een
spannetje niet licht twee vindt l
Van mevrouw Sablalrolles, als juffrouw
Haastig, hadden we van de vorige op
voering een zoo aardige herinnering dat
ze ons in al die jaren niet uit de ge
dachten was gegaan. Thans leek haar drafje"
door den sleep van haar strak kleed belem
merd, en het geheele figuurtje minder ge
lukkig geslaagd. In het gele licht van spot
en haat, dansten de elfen, mevrouw Ro
yaards (Anna Page) in het midden, een tin
teling van goud en vonkjes, alles lief en
licht gehouden, bevalliger wellicht dan Sha
kespeare zelf de grap gezien heeft, maar
des te meer naar de innerlijke behoefte des
dichters, die immers met deze apotheose de
eindstreep trekt, de jonge Anna aan een
jonkman van haar jaren toewijst, en alle
minnarijen bant naar het rijk der poëzie.
Terwijl in den ronde-dans van alle spelers
aan het slot geen min of meer plecht
statig ringelreien, maareen roffel van gretige
voeten weer het levenslied doorklonk,
de frissche vreugd te-zijn, en het publiek.
aan zichzelf onttrokken, meeklapte dat het
een lieve lust was.
'i' o P N A E F r.