Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
20 Oct. '17. No. 2104
Dit is:~de gezette zorg voor 't getrouwe
schoolbezoek. Veel achterheen zitten, spreken
met ouders, bijstand of vermaning, is hier
voor vaak noodig.
Zoolang daarvoor geen afzonderlijke ge
meentedienst is ingericht, een zér
gewenschten zaak, blijven juist de school
hoofden daartoe geroepen. Verscheidene
hunner kunnen er zelfs nog mér aan doen
dan tot nu toe.
Maar wanneer men vraagt, hoe dan hier
toe den tijd te krijgen, zou ons antwoord
zijn, dat ook die in de eerste plaats in de
huishoudelijke praktijk moet worden gevon
den. Maar bovendien behoeft de arbeid
onzer schoolmannen toch ook niet geheel
met de schooluren afgeloopen te zijn.
Naar ons inzicht zal dus de afschaffing
van het hoof denambulantisme de goede ont
wikkeling van onderwijs en school in de
hand werken. Het is zelfs te betreuren, dat
men alleen voor de enkele scholen den weg
schijnt te kunnen vinden. Voor de dubbele
moet het pp de een of andere manier dien
kant evenzeer uit kunnen.
Het schoolhoofd zal er meer schoolhoofd,
en dus de school meer school door worden.
minimum ui
V. H.
iiiimmmiiimmim
Elzas-Lotharingen
Moet de wereld nu in vuur en vlam blijven
staan, alleen omdat Frankrijk Elzas-Lotha
ringen terug wil hebben?
Die vraag hoort men dikwijls stellen,
sinds von Kühlmann in de Rijksdagszitting
van 9 October 11. uitdrukkelijk te kennen
gaf, dat Duitschland niet bereid is een
enkele concessie ten opzichte van
ElzasLotharingen te doen, en de Fransche regee
ring bij monde van Ribot daarop heeft
verklaard, dat zij haren eisch tot des
annexatie" niet zal laten vallen.
Wie de zooeven genoemde vraag stellen,
bedoelen meestal daarmede aan Frankrijk
te verwijten, dat het ter wille van zijn
eigen oorlogsdoel alle andere landen van
den vrede berooft. Dit schijnt aan vele
menschen ook daarom onredelijk, omdat
Frankrijk toch immers den oorlog niet is
begonnen ter wille van de herovering van
Elzas-Lotharingen.
Dit laatste is volkomen juist. Niet Frankrijk
heeft den tegenwoordigen oorlog doen uit
breken. Het draagt zijn deel aan de verant
woordelijkheid daarvoor, in zooverre alle
groote mogendheden, geene uitgezonderd,
in gebreke zijn gebleven om een toestand
te scheppen, waardij een internationale strijd
van belangen werd beslist door het recht in
plaats van door de wapenen. Maar gehitst
tot den oorlog heeft het niet. Evenmin heeft
het den oorlog, toen die buiten zijn toedoen
was uitgebroken, met vreugde begroet als
een gelegenheid tot revanche voor 1870.
Zijn eenige oorlogsdoel was aanvankelijk
dit: het terugdringen van de Duitsche invasie.
Eerst toen de zwaarste tijd voorbij was,
begon langzamerhand de hoop te gloren,
dat het door de teruggave van
ElzasLotharingen vergoeding zou krijgen voor al
de ellende, die het heeft moeten ondergaan.
Overigens behoeft men zich althans in
Duitschland er niet over te verwonderen,
dat eerst in den loop van een oorlog een
oorlogsdoel wordt geformuleerd, dat bij het
begin ervan nog niet was gesteld. Is Duitsch
land den oorlog van 1870 begonnen om
Elzas-Lotharingen te veroveren? Zoo dit
doel al aan hen, die dien ourlog uitlokten,
mede voor oogen mag hebben gestaan, zij
hebben het eerst genoemd, toen de neder
laag van Frankrijk zeker was geworden.
Ook in 1870 heette de oorlog een
verdedigings-oorlog en gaf de Koning van Pruisen
voor, dat hij de wapenen had opgenomen
niet tégen het Fransche volk, maar tegen
de keizerlijke regeering en tegen het kei
zerlijke leger. Toen de keizerlijke regeering
reeds vervangen was door de republiek en
het keizerlijke leger niet meer bestond, toen
'van de nieuwe regeering in Frankrijk niet
meer te duchten was, dat zij de politiek
van Napoleon III zou voortzetten, sloot Prui
sen geen vrede, maar zette den oorlog voort
om veroveringen te maken, om Elzas-Lotha
ringen aan Frankrijk te ontnemen. Dit was
destijds voor Liebknecht en Bebel de reden,
waarom zij tegen een nieuwe aanvrage van
een oorlogscrediet stemden. Voor de Duit
sche sociaaldemocraten van 1870 was de
annexatie van Elzas-Lotharingen geen terug
neming van Duitsche landen, die meer dan
twee eeuwen geleden onrechtmatig verloren
waren gegaan en thans weder vereenigd
werden met het moederland, maar een aan
het Fransche volk gepleegde gewelddaad.
Maar het feit, dat Frankrijk zich thans
een oorlogsdoel stelt, om der wille waarvan
het toch niet den oorlog was begonnen, is
ook slechts eea bijkomstige reden tot erger
nis .voor hen, die in Frankrijk den
sta-inden-weg voor den vrede zijn. Hun grootste
grief tegen dit land bestaat eigenlijk hierin,
dat de quaestle 'van Elzas-Lotharingen de
eenige is, waarover geen vergelijk zal kun
nen worden getroffen. Von Kiihlmann heeft
immers zelf gezegd: voor zoover ik in
staat ben den internationalen toestand te
beoordeelen, bestaat er, behalve den
Franschen eisch tot verovering van Elzas-Lotha
ringen, geen onoverkomelijk beletsel voor
het tot stand komen van den vrede. Er is
geen vraagstuk, dat niet door onderhande
ling en schikking zoodanig kan worden op
gelost, dat het opofferen van nog meer bloed
en nog meer geld gerechtvaardigd zou zijn".
Het op dit oogenblik nog onoverkomelijke
beletsel voor den vrede is echter niet de
quastie van Elzas-Lotharingen, maar het
feit, dat geen der beide strijdende partijen
zich nog overwonnen wil bekennen, en dat
de uitputting van beide nog niet zoo groot
is, dat zij zich met elkaar moeten verstaan.
Indien Duitchland den vrede kan opleggen,
zal het Elzas-Lotharingen niet laten varen;
indien de Entente wint, krijgt Frankrijk terug
wat het in 1870 verloor; indien echter ten
slotte geen o verwinnaar tegenover een o
verwonhene staat, maar de eene uitgeputte
partij tegenover de andere, dan zal
ElzasLotharingen geen beletsel meer zijn voor
den vrede; de nood zal hen dan dwingen
tot een vergelijk te komen of de op
lossing van de quastie over te laten aan
de toekomst, waarin de moreele macht van
het recht zal heerschen!
Niemand zal ontkennen, dat de questie
van Elzas-Lotharingen een der moeilijkste
is voor hen, die thans zoeken naar een
voor beide partijen aannemelijk stel
vredesvoorwaarden; maar zij is de eenige niet, die
in dit stadium van den oorlog den vrede
tegenhoudt.
Neem eens aan, dat Frankrijk, hetzij uit
eigen beweging, als een offer, dat het ter
wille van de menscheid bracht, hetzij onder
den druk van Engeland, berustte en dan
ook voor goed berustte in het verlies
van Elzas Lotharingen; veronderstel ook,
dat Engeland bereid was de Duitsche
koloniën terug te geven op de door den
Paus genoemde voorwaarden: ontruiming
van Noord-Frankrij k en volledig herstel van
België; voeg aan deze concessies van Frank
rijk, Engeland en Duitschland en nog n
van Italiëtoe; laat dit land afzien van
ZuidTirol en Triest en welk ander OostenrQksch
gebied het nog meer begeeren meent
gij, dat zelfs dan morgen ten dage het loven
en bieden om den vrede met een top!" zou
kunnen wordert besloten ?
Maakt het u nog gemakkelijker bij uw
denkbeeldig uit den weg ruimen van alle
hindernissen voor den vrede; geef
WestArabiëen Mesopotamiëen Armeniëaan
Turkije terug en breek u het hoofd niet met
de vraag, of de bewoners van die landen
er u dankbaar voor zullen zijn, dat gij hen
weer de zegeningen van de Turksche heer
schappij laat genieten; herstel Serviëen
Montenegro; breng met n pennestreek de
nationale eenheid der Boelgaren tot stand
door aan Boelgarije een stuk van Serviëen
van Griekenland toe te wijzen; erken
ondertusschen, dat gij nu al heel wat meer
quaesties hebt opgelost dan die van Elzas Lotha
ringen en dat gij daarbij nog al scheutig
zijt geweest voor de bondgenooten van
Duitschland; maar geef dan ook toe, dat
gij er nog niet zijt en dat gij nog de kroon
moet zetten op uw werk van vredestichter
door ook de quaestie van Polen en die van
Lijfland en Koerland uit den weg te ruimen.
Want al heeft von Kühlmann verklaard:
behalve Elzas-Lotharingen is er geen vraag
stuk, dat niet door onderhandelingen schik
king kan worden opgelost vindt gij in
die verzekering voldoende waarborg, dat de
schikking, welke Duitschland zal voorstellen
ten opzichte van Polen en Lijfland en
Koerland, door de Entente zal worden aanvaard?
Over de regelingen, die er aan de Oost
grens van Duitschland zullen moeten worden
getroffen, werd in den laatsten tijd weinig
gesproken. Men heeft nu de vage belofte
van Duitschland, dat het Noord-Frankrijk
en Belgiëzal ontruimen; maar zal het zich
als belooning daarvoor alleen tevreden stel
len met de teruggave zijner koloniën? of
hoopt het door uitbreiding van, zijn gebied
of zijn invloed in het Oosten van Europa
vergoeding te krijgen voor wat het in het
Westen uit zijn greep prijsgeeft?
Bovendien er is reeds tijdens den
oorlog over het lot van Polen beschikt. Er
is een koninkrijk Polen opgericht, dat op
militair en economisch gebied aansluiting
zal moeten zoeken bij de centrale mogend
heden. Zou het voor de Entente niet een
onoverkomelijk beletsel" voor 'den vrede
wezen, wanneer zij als een der voorwaarden
daarvan zou moeten aanvaarden, dat Polen,
zij het dan ook in naam onafhankelijk, in
werkelijkheid een vazalstaat van
Duitschiand en Oostenrijk zou worden?
En Lijfland en Koerland welke plannen
heeft Duitschland daarmede? Die vraag mag
men thans te eerder stellen nu het in de
vorige maand zich meester heeft gemaakt
Het Nederlandsch Olympisch Comit
4e Jaarverslag
Het Nederlandsc'h Olympisch Comitébe
staat nu vijf jaar en heeft in dat lustrum
ongetwijfeld twee dingen bereikt. Vooreerst,
dat iedere sportbond of -vereeniging, die
zich respecteert zich bij dit centrale lichaam
aansluit en daarin vertegenwoordigd wenscht
te zijn, waardoor in de plaats van
parlicularisme en afgunst samenwerking en waar
deering is gekomen tusschen degenen, die
in allerlei vorm naar hetzelfde streven, in
de tweede plaats dat de autoriteiten tot het
inzicht zijn gekomen, dat de kracht van den
mensch niet uitsluitend ligt in zijn kennen
maar nog meer in zijn kunnen en een har
monische ontwikkeling van geest en van
lichaam noodig zijn.
Met instemming maakt dan ook het vierde
verslag van den heer Hirschman, wiens stille
werkzaamheid in het comitéwel een openlijk
woord van waardeering verdient, melding
van een ruim opgevat leerplan voor de
Hchaamsoefeningen aan de Rijks H. B. S.,
dat in het afgeloopen jaar is vastgesteld,
van de herziening der programma's van, de
examens voor gymnastiek, acten lager en
middelbaar onderwijs en van de instelling
eener Staatscommissie van advies voor de
lichamelijke opvoeding, waarvan de voor
zitter van het N. O. C. president is geworden.
De regeeringsmaatregel van Augustus 1916,
beoogend gymnastiekonderwijs te
garandeeren aan jongens en meisjes, die de school
hebben verlaten en de vorming van leiders
der lichamelijke opvoeding, heeft aanvankelijk
veel succes gehad. In het eerste oefenjaar
zijn in de tweede inspectie, Noord-Holland,
Zuid-Holland en Utrecht, 250 groepen ge
vormd van 24 leerlingen van 12 tot 20 jaar,
die geregeld gymnasticeeren en het zonder
de nieuwe regeling ongetwijfeld niet gedaan
zouden hebben, terwijl 500 onderwijzers en
onderwijzeressen van het 1. o. deelnamen
aan het examen voor het getuigschrift als
leider van lichaamsoefeningen bij ditzelfde
K. B. ingesteld.
Het kan niet genoeg gezegd worden, en
het verslag wijst er ook op, dat de jongens
voor den aanvang van hun diensttijd fiinke
kerels moeten worden. De mobilisatie heeft
de spoit in het leger gebracht, de demobi
lisatie, die toch ook eens zal komen, moet
ze bij onze jonge mannen vinden, voordat
ze soldaat werden. Er is in het leger nu
heel wat bereikt, ofschoon niet voldoende,
door de toevallige omstandigheid,dat jongens
abnormaal lang onder de wapens blijven,
van Riga en in de allerlaatste dagen ook
het eiland Oesel heeft veroverd.
Het is mogelijk, dat de bezetting van Oesel
e* een paar kleine eilanden in de golf van
Riga hoofdzakelijk ten doel heeft, aan de
verovering van Riga eerst haar volle waarde
te geven door het beheerschen van de ge
meenschap ter zee met de stad; maar het
is evenzeer mogelijk, dat de landing op
Oesel het begin is van een poging om ge
heel Lijfland en straks ook Esthland onder
Duitsche heerschappij te brengen. En zelfs
al ware het eigenlijk doel van zulk een
expeditie alleen dit: Rusland te dwingen
tot het sluiten van een afzonderlijke vrede,
zal Duitschland niet, indien het eenmaal
meester is geworden van een groot deel
der Russische Oostzee provinciën, ik zeg
niet: deze willen inlijven, maar ze althans
los willen maken van Rusland, opdat zij
meer en meer onder den staatkundigen en
economische invloed van Duitschland zullen
geraken ?
Inderdaad Elzas-Lotharingen is niet de
eenige quaestie, die het sluiten van den
vrede zal bemoeilijken. Ook in het Oosten
van Europa mogen nog belanrijke vraag
stukken worden opgelost en de oplossing
daarvan kon wel eens minder gemakkelijk
blijken, dan von Kiihlmann gelooft, of voor
geeft te gelooven.
Maar onoverkomelijke beletselen" zijn zij
ten slotte geen van alle, zoominalsdequaestie
van Elzas-Lotharingen. Thans deinzen de
regeerders nog terug voor den sprong; zij
zullen de hindernis nemen, zoodra de volken
hun de sporen in de flanken slaan.
17 Oct. 1917 G W. KERNKAMP
J. H. DE BUSSY f (1848-1917)
door J. C. TADEMA
Voorzitter van de vereeniging ter behartiging
van de belangen des boekhandels
Er zijn menschen, wier superioriteit men
bij een eerste ontmoeting aanstonds gevoelt.
Zoo een was de Bussy niet; niemand zou
op het eerste aanzien dezen uiterst beleef
den haast servielen en bescheiden man voor
een onzer groote figuren hebben gehouden.
En tocti was hij een dier zeldzamen, die in
n menschenleven door eigen kunde en
kracht een bedrijf van den grond af weten
op te bouwen tot een hoogte, welk verre
boven het gewoonlijk geziene uitsteekt. En
met welk een veelzijdigheid!
Naar drie kanten opent zich een wijd ver
schiet: Uitgeverij, dat is de bevordering van
onze koloniale cultuur en handel; export,
dat is verbreiding van het nederlandsche
boek in Indiëen Zuid-Afrika; grafisch be
drijf, dat is boekdrukkerij in de meest mo
derne volmaking.
En dat alles aangepakt met durf en geest
kracht en geheven op een hoog en breed
plan. Want met rusteloozen ijver en
vooruitzienden blik werd aan elk terrein telkens
nieuw gebied getrokken en in exploitatie
gebracht.
De begrenzing van elk terrein kan niet
nauwkeurig worden aangegeven. Naast de
uitgave van een Indische Mercuur, door hem
van de stichting in 1878 af steeds persoonlijk
verzorgd, ja bijkans geredigeerd, van een
Indische Gids, een Mercuurcode, van zoo
veel adres- en jaarboeken op cultuurgebied,
zien we ook uitgaven op nijverheids en
finantieel terrein, een tijdschrift voor Zieken
verpleging, een Zondagsbode door hem in
het licht gegeven. Bij zijn export van boeken
voegen zich tal van andere artikelen. Naast
de exploitaties van zijn huizen te
Johannesburg. Pretoria en Kaapstad bewerkt hij van
Amsterdam uit geheel Indië.
Zijn grafisch bedrijf, hetwelk in het
bizonder zijn persoonlijke zorg had, omvat gaan
deweg schier alle vakken: boekdruk,
steendruk, chemigrafie, en trekt ook de gansene
boekbinderij aan zich. Dat omvangrijk be
drijf wordt voor alles in dienst van den
handel gesteld en de Bussy heett zijn vaste
plaats op de Amsterdamsche Beurs.
zoodat de tijd kan verdeeld worden tusschen
lichamelijke oefening en militaire technische
opleiding, maar als later de diensttijd zich
weer tot enkele maanden inschrompelt, is
er voor het eerste zooveel gelegenheid niet
en moet dus een slagvaardig leger, in dit
opzicht, buiten het legerverband gevormd
| worden. Dat is het geheim van Engelands
kracht: het kreeg in zijn nieuw gevormd
leger jongens, die thuis waren in allerlei
vaardigheden, voor wie voetbal, athletiek,
zwemmen, roeien de meest ge.vone uitspan
ningen waren, die daardoor gehard en handig
waren geworden en in korten tijd van burger
tot soldaat groeiden. Laten wij dat over
nemen, het uitschreeuwen van de daken,
er onze onderwijzers van doordringen, dat
een Hollandsche jongen met een polstok
een sloot moet kunnen nemen, niet moet
aarzelen een muur over te klimmen,
als hij in 't water valt, zich moet kunnen
redden. De lichamelijke vaardigheid zal hem
te stade komen als soldaat en als burger,
want ik blijft er bij: wie fysiek handig en
flink is, heeft ook een geest, zooals ik die
ieder zou toewenschen. Hij zeurt niet, zanikt
niet, weet zich te schikken in moeilijk
heden en snel zijn besluit te nemen. Hij is
een mensch van top tot teen. Het verslag
van het N. O. C. maakt melding van de
pogingen van den Opperbelhebber om in j
leger en vloot zijn meening over de betee- j
kenis van de sport te doen doordringen, i
Krachtig klinkt de aanhaling uit zijn circu- j
Zoo heeft hij na een vierjarige werkzaam
heid te Veenendaal, sedert 1872 te Amster
dam gearbeid tot het einde van zijn te vroeg
geëindigd leven.
Aan zijn groeve waren honderden
saamgekomen; toch niet veien zijner confraters
in het boekbedrijf. Aan het vereenigingsleven
nam hij al sedert jaren niet meer deel en
zoo kenden slechts weinigen hem persoon
lijk. Doch allen wisten het tijdens zijn leven,
dat daar een vakgenoot in Amsterdam werkte,
die binnen de enge grenzen van ons land
en ons taalgebied aan zijn vak een glorie
wist te geven, welke het tot ver buiten die
grenzen deed uitblinken.
En zij die hem alleen naar zijn vakarbeid
hebben gewaardeerd, mochten aan zijn graf
vernemen, dat in hem ook een eenvoudig
oprecht en menschlievend man was heen
gegaan, die naast zijn onvermoeid werken,
de kranke menschheid, in het bizonder den
kankerlijder met raad en daad ter hulpe
stond.
Een groot man is van ons weggenomen,
doch zijn aanstichtend voorbeeld blijve in
onze herinnering voortleven.
De heer C. J. K. van Aalst
OPEN BRIEF AAN PRES. WILSON
Over den huldigen econ. toestand v. Nederl.
van C. J. K. VAN AALST
(Vertaling van den brief op pag. 1)
President,
Ongetwijfeld be
ginnen de verhou
dingen tusschen
de Vereenigde Sta
ten en Nederland
eenigszins minder
aangenaam te wor
den.
Van onzen kant
bezien, is dit zeer
zacht uitgedrukt.
Verontschuldig
mij als ik zeg, dat
wij het gevoel
hebben alsof uwe
Regeering ons den
voet op den nek
zet zonder het
toonen van eenige consideratie, een voet,
in een laars gestoken, welke even zwaar en
even pijnlijk weet te trappen als die andere
rijlaars, die te Uwent niet lang geleden op
zulk een strenge wijze werd bekritiseerd.
Ik zou het niet wagen zoo vrij-uit te
spreken, als ik niet steeds een vriend ge
weest was, wat ik nog ben, van uwe
natie en van uw ras. Daarom voel ik mij
gerechtigd om U onomwonden mijn mee
ning kenbaar te maken, en ik kan niet ge
looven, dat het Amerikaansche oor doof zou
blijken voor mijne opmerkingen.
Amerika tracht ons tot rede te brengen,
niet met behulp van argumenten of met
vriendelrjken aandrang, doch ... door het af
snijden van onzen toevoer. Het houdt onze
schepen vast door de bunkerkolen te weige
ren, die het overigens best missen kon. Gij
belet ons in aanraking te blijven met onze
koloniën, die toch tot de voornaamste bronnen
behooren van ons nationale leven.
Vindt u dit werkelijk billijk ? Komt dit
niet dicht bij hetzelfde systeem van macht
boven recht, dat door de tradities van uw
land, uw volk en uw geschiedenis zoo vurig
werd gewraakt?
Eenige duizenden ton levensmiddelen en
veevoeder door onze Regeering gekocht en be
taald, maar opgehouden in uwe havens, waren
bestemd voor ons volk en voor ons volk
alleen. Zij waren geconsigneerd aan onze
Regeering op condities van de Overzee Trust
Maatschappij. En zij vormt slechts een deel
van de hoeveelheid, welke schriftelijk overeen
gekomen was met het Britsche Gouvernement.
Deze overeenkomst werd aangegaan lan
gen tijd vóórdat Uw land partij koos voor
de Geallieerden.
Onze dlsttibuüe-bureaux en onze huis
vaders hebben zich op dit contract verlaten
ten behoeve van hen, die aan hun zorg zijn
toevertrouwd.
Door het optreden van de Regeering der
Vereenigde Staten heeft deze overeenkomst
in het oog van vele Nederlanders feitelijk de
waarde verkregen van... een vod je papier".
Niemand in Nederland had van Uwen
kant zulk een politiek van vreesaanjaging"
ten opzichte van een klein volk verwacht.
Immers, hoe anders 't te noemen, waar
U door het vasthouden van onze schepen
en het afsnijden der verbinding met onze
koloniale bezittingen in de rechten treedt
van een vreedzame en onschuldige natie,
welke aan hare aanspraken geen klem kan
bijzetten door kracht van wapenen, doch
die niettemin de eerbiediging dier rechten
met klem durft eischen.
Wij denken er niet aan om onze
stoombooten en onze goederen aan te wenden
tegen de zaak, die Gij voorstaat.
Maar daar wij een zeevarend en koloniaal
volk zijn, voelen wij het als een
ondraaglalre: Waar ik al zoo herhaaldelijk heb
doen t lijken, dat de lichaarnsoefeningen
door mij worden beschouwd voor den sol
daat tot de meest belangrijke te behooren,
is het voorzeker onnoodig, daarop de aan
dacht te vestigen", maar ellendig is het,
dat hij in diezelfde circulaire moet veron
derstellen, dat door vele commandanten
nog immer niet wordt ingezien, dat de ge
vechtswaarde van de troep ten nauwste
samenhangt met de lichaamsvaardigheid
van den soldaat."
Dat stemt droevig en wij moeten het
waardeeren, dat de hoogste legerleiding zich
beijverd korte cursussen te organiseeren in
lichaarnsoefeningen, waaraan door officieren
en onderofficieren kan worden deelgenomen.
Natuurlijk komen alleen de enthousiasten
op, maar dat doet er niet toe. Als den
geestdriftigen gelegenheid wordt gegeven,
en zij worden aangemoedigd, gaat er van
hen wel een bezieling op de minderen over.
Het jaarverslag van het N. O. C. geeft
als 't ware een resuméin groote lijnen van
wat er aan lichamelijke oefening in de laatste
12 maanden is gedaan: het is licht en donker.
Duister is de geschiedenis van den vijfkamp
voor officieren, licht zijn de pogingen van
den Opperbevelhebber om het leger meer
sportief op te voeden, licht ook die van de
regeering om wat meer systeem te brengen
in de lichamelijke opvoeding van de jeugd,
duister het gebrek aan speelplaatsen,
zwemgelegenheden, sportterreinen in en om onze
Een teleurgestelde owejer
Negen honderd duizend gulden
Had hij, in een maand of acht,
Met zijn uien speculaties
Handig bij elkaar gebracht.
Alles wat zijn hart begeerde
Had hij nu in overvloed:
Gouden tanden, zes pyjama's
Ringen en een hooge hoed.
Drie verbazend dure auto s,
Had hij tegelijk gekocht,
Drie chauffeurs met mooie snorren
Had hij daarbij uitgezocht.
Eén, om naar kantoor te rijden,
Eén, om 's avonds uit te gaan,
Eén, om als hij thuis wou blijven,
Keurig voor de deur te staan.
Als hij wat muziek wou maken,
Had hij zijn Orkestrion,
Wachner, Mozart, Billie Ritsie
Speelde hij in het salon.
Voor zijn vrouw was er een orgel
En een speeldoos voor zijn zoon.
Voor de meid een pianola
Voor den knecht een grammofoon.
Kivietseieren met oesters,
Chocola met kaviaar;
Kreeften met vanille-pudding,
Alles at hij door elkaar.
Toen hij flauw viel van 't schrokken
En er een professor kwam:
Mocht hij voortaan niets meer eten
Dan een oorlogsboterham.
Toen hij op zijn landgoed woonde,
Toen hij reisde eerste klas,
Toen hij niemand meer herkende
En bijna van adel was...
Werd hij op de sociëteiten,
Overal beleefd geweerd,
En met algemeene stemmen
Keurig gedeballoteerd.
J. H. SPEEN H o F.F
iiiminitinmii
H. VAN DOOREN & Cie.
DEN HAAG - AMSTERDAM - UTRECHT
DAMES HOEDEN en BONTWERKEN
lijken en onverdienden hoon, dat onze toch
al zoo geringe vrijheid belemmerd wordt
door een land als het Uwe, met geen andere
bedoeling dan ons door overmacht te dwin
gen om te doen. . wat?
Om er mee op te houden Duitschland van
levensmiddelen te voorzien!
Waarde President, laat mij deze dwaling
even rechtzetten. Het is een belachelijke
veronderstelling, dat wij Duitschland zouden
voeden!
Gesteld zelfs dat wij wenschten dit te doen,
dan zouden wij het niet kunnen. Onze
gansche uitvoer is nog niet in staat ook
maar langer dan enkele dagen in de behoeften
van Duitschland te voorzien.
De nuchtere waarheid is, dat Nederland
om te kunnen bestaan, langzamerhand ge
worden en gebleven is een land van invoer.
Bijna al onze noodzakelijkste levensbehoef
ten moeten van buiten betrokken worden.
Het zou de totale ineenstorting van ons
nationale bestaan beduiden, als wij het
daarzonder stellen moesten.
En begrijpt Gij nu niet, dat wij een onont
beerlijk deel van dezen invoer slechts kunnen
gaande houden door een zekere mate van
uitvoer daartegenover te plaatsen, die, luttel
en onbeteekenend in vergelijk met wat
groote naties noodig hebben, voor een land
als het onze een allerbelangrijkst ruilmiddel
verschaft? Wij streven er steeds naar, deze
ruilingnaar beide zijden tedoen plaatshebben.
Ik openbaar hiermede meteen welke onze
kwetsbare plekken zijn. Het ware nut
teloos ze te verbergen. Ze zijn trouwens
van algemeene bekendheid. Van alle kanten
heeft men er ook gebruik van gemaakt.
Gij zelf zijt bezig dit te doen.
Gij, die, vergun mij het te zeggen, in de
laatste plaats daaraan gedacht moest hebben.
Zie hier een kleine natie in groote ver
legenheid.
Past het nu het Amerikaansche volk haar
aan haar lot over te laten, misbruik van
haar te maken, haar onnoodig te drijven
tot een staat van verslagenheid?
Laat mij U mogen herinneren aan een
ander volk, dat destijds klein was en groote
behoefte had aan steun; dat rilde onder
stedeji. Wij kunnen ook hier van onze over
buren wat leeren. De minister van onderwijs
sprak daar bij de opening vaneen sportter
rein te Plymouth.
Voor den oorlog wisten verschillende
menschen te vertellen, dat wij in ons land
athleten hadden. In zekeren zin was dat juist,
maar in anderen toch weer geheel onjuist.
Er waren veel te veel menschen, die naar
spelen keken, over spelen lazen,overspelen
schreven, maar er waren veel te weinig
kinderen, die spelen beoefenden. De Board
of Education doet dan ook al het mogelijke
om het aanleggen van speelterreinen bij
scholen aan te moedigen en wijdt bizonderen
aandacht aan den aanleg van speelterreinen
bij dichtbevolkte steden, waar de jeugd des
avonds sport en spel kan beoefenen". Er
wordt ongetwijfeld in ons land op dit gebied
wel het een en ander gedaan, maar lang niet
genoeg. Er zijn nog tallooze en tallooze
kinderen, die wel spelen, maar voor wie de
straat de eenige gelegenheid is, waar ze dan
wegens bal gooien of dergelijke bekeurd
worden, jongens, die wel willen zwemmen,
maar te ver van de officieele zwemschool
afwonen en dan maar in den Amstel springen,
waar ze ook alweer met de dienaren van
Hermandad in botsing komen.
Moge dat anders worden en het N. O. C.
voortgaan dit geheele uitgestrekte gebied
te bestrijken en de aandacht te vestigen op
successen en tekortkomingen.
F RISO
??MkËM&ai^^l